De Pont stichting
Berlinde De Bruyckere
Eén, 2004
22 januari tm 29 mei 2005
Ruim vier jaar geleden toonde De Pont voor het eerst een aantal werken
van Berlinde De Bruyckere (Gent 1964). De beelden en tekeningen uit de
series Aanéén-genaaid oogstten veel waardering en zijn sedertdien met
regelmaat te zien geweest. Ook internationaal is de belangstelling
voor het werk van deze kunstenaar in de afgelopen jaren in een flinke
stroomversnelling geraakt, onder meer met presentaties bij het Muhka
in Antwerpen, de Biënnale van Venetië en de Saatchi Gallery in Londen.
De Pont wijdt nu een grote tentoonstelling aan haar werk. Een
gelijknamige publicatie met teksten van Barbara Baert en Harald
Szeeman verschijnt gelijktijdig.
Het werk van Berlinde De Bruyckere kenmerkt zich door een grote
lichamelijkheid. Haar tekeningen en sculpturen zijn letterlijk
uitbeeldingen van lichamen en lichaamsvormen waarvan de anatomie
dikwijls verwrongen en geschonden is. Wat zich vooral toont is de huid
die als een fragiel oppervlak het lichaam omspant en protectie geeft.
Ook de haren, en bij de dierfiguren de vacht, lijken bedoeld om het
lichaam te beschermen en te bedekken. Hiermee zijn deze werken verwant
aan de eerdere beelden van De Bruyckere, waarin zij allerhande oude
dekens gebruikte als een metafoor voor kwetsbaarheid en beschutting.
Maar dekens kunnen ook afdekken en verstikken. Deze positieve en
negatieve aspecten corresponderen met het mensbeeld van De Bruyckere.
Over de beelden Aanéén-genaaid heeft ze gezegd: Ze zijn met zwart
garen aaneengenaaid uit allemaal losse stukken. Op een bepaald moment
schiet er van het mens-beeld niets meer over, vind ik. Als ik denk aan
hoe wij als mens reageren op sommige situaties, hoe wij met elkaar
omgaan, dan vind ik dat wij soms zeer lelijk zijn, en dan valt dat
mooie-mensenbeeld uit elkaar. Met die beelden Aanéén-genaaid heb ik
geprobeerd vanuit flarden mens terug één beeld te grijpen, alles aan
elkaar te naaien en te proberen om dat mensbeeld weer samen te
stellen. En de deken heb ik daarbij echt wel gebruikt als een huid die
de stukken mens weer bijeenmaakt en die een nieuw beeld creëert.
Voor haar dierfiguren maakt De Bruyckere modellen van paardenlijven,
die ze vervolgens met de echte vacht overspant. Barbara Baert
omschrijft een dergelijk wezen als het ontvormde lichaam van een paard
dat kronkelt, in elkaar plooit en soms weer opzwelt als de mutaties
van een natuur die van vóór onze tijd stamt. De dramatische werking
van deze beelden is mogelijk nog groter dan die van haar mensfiguren.
Waarschijnlijk komt dit door de houdingen waarin de paarden zijn
weergegeven, liggend en uitgestrekt of juist hoog opgehangen. De
lichamen zijn letterlijk verheven boven het alledaagse maar hebben
hierbij al hun natuurlijke kracht en perfectie verloren. Wat rest is
hulpeloosheid en tragiek. Vacht en huid zijn nog slechts een omhulsel
van een identiteit die zich niet zomaar laat kennen. Daarvoor zijn
deze wezens te zeer in zich zelf gekeerd en afgewend van hun omgeving.
De schoonheid van hun uiterlijke verschijning contrasteert met de
fysieke kwetsbaarheid.en vergankelijkheid. Het is een dualiteit die
eerder ook in haar dekenfiguren tot uitdrukking kwam als een
tegenstelling tussen liefde en lijden en tussen binnen- en
buitenwereld. Volgens Florent Bex gaat het werk van De Bruyckere over
de verontrustende schoonheid van onderdrukte verlangens en verdrongen
angsten, over de sublimering van de dood.
Toch gaat het werk met even veel recht en kracht over het leven.
Beelden en tekeningen drukken intimiteit en sensualiteit uit. Niet in
een plat exhibitionisme, maar verhuld en ingetogen. Dikwijls
combineert De Bruyckere haar figuren met voorwerpen uit onze
dagelijkse omgeving die zij als sokkel gebruikt: teilen, tafels,
kasten of krukjes, sleetse gebruiksvoorwerpen waarop de tijd zijn
sporen als littekens heeft achtergelaten. Ook deze voorwerpen roepen
een indruk van intimiteit op. Achter het werk herkennen we de beelden
uit de media van mensen die huis en haard verloren hebben en die met
resten huisraad en schamele bezittingen een veilig heenkomen zoeken.
Hier tekent zich het leven in de meest treurige expressie van
kwetsbaarheid. Dit is niet de sublimering van de dood, maar een
wanhopige strijd om te kunnen leven.
Centraal in de tentoonstelling staat een grote aanhangwagen die is
opgetast met allerlei dozen, balen, dekens, stukken plastic en takken
(De zone, 1996). Dit is het werk waarmee de kunstenaar indertijd van
zich deed spreken in de tentoonstelling de Rode Poort in het SMAK in
Gent. De tijdelijke installatie maakte grote indruk vanwege de
messcherpe associaties met de stromen vluchtelingen die destijds
actueel waren in voormalig Joegoslavië en in Rwanda. Helaas blijkt de
wereld nog niet veel verbeterd. Er zijn nieuwe rampen en nieuwe
slachtoffers, maar de beelden blijven gelijk. Tegenover al deze
ellende functioneert het werk van De Bruyckere als herinnering en in
zekere zin als troost. Niet als verzachting van het werkelijke leed,
maar als getuigenis van iets dat we gewoonlijk niet onder ogen willen
krijgen. Verhuld in schoonheid, maar confronterend en trefzeker.
Ook de overige werken die in de tentoonstelling Eén, 2004 worden
getoond, kenmerken zich door een samengaan van emotionele confrontatie
en troostrijke schoonheid. In veel van haar beelden en tekeningen
maakt de kunstenaar combinaties van vormen en betekenissen tot nieuwe
beelden. Machtige paardenlichamen die vergroeid en hulpeloos op
schragen rusten (Aanéén, 2003). Versmolten torsos rustend op een deken
(Aanéén, 2003-2004). Een kleine kwetsbare figuur die zich onder dekens
lijkt te verbergen (Wezen, 2003-2004). En bovenal het monumentale Eén,
2003-2004, bestaande uit twee oude vitrinekasten met daarin geschonden
en verstrengelde figuren. Een macaber mensbeeld met zorg uitgestald en
opgeborgen.
Publicatie: Eén, 2004 met teksten van Barbara Baert en Harald Szeeman.
Prijs: 50,-
Beeldmateriaal voor pers en publiciteit is te downloaden vanaf de
website. Registratie via het secretariaat van De Pont.
terug