Inleiding van minister-president mr. dr. J.P. Balkenende,
Bilderbergconferentie van Stichting NCW, `Op eigen kracht;
van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappij',
Oosterbeek, 22 januari 2005
Dames en heren,
Het is een groot genoegen om deel te nemen aan deze 43ste
Bilderbergconferentie, wederom voortreffelijk georganiseerd
door Jan-Willem van den Braak. Ik beschouw dit als een goede
gelegenheid om - even los van de hectiek van alledag met u
van gedachten te wisselen over het sociaal-economische
perspectief van Nederland. Ik kies dat woord perspectief
expres. Het gaat me zowel om het toekomstbeeld, als om de
diepere achtergrond van ontwikkelingen die we zien.
Daarbij is het niet de bedoeling dat elke gedachte die we
vandaag uitwisselen, zich moet vertalen in wijziging van beleid
nog in deze kabinetsperiode. Maar dat hoef ik tegenover
doorgewinterde Bilderberg-deelnemers als u eigenlijk niet te
zeggen.
De uitnodiging voor deze conferentie dateert van september
vorig jaar. In de tussenliggende tijd is er veel gebeurd. Er is veel
water door de sloten van de polder gestroomd. Enigszins
troebel water aanvankelijk. Misschien moeten we de afgelopen
maanden zien als een `bridge over troubled water'.
---
Wie terugkijkt naar de krantenkoppen en commentaren van
vorig jaar kan een kleine glimlach niet onderdrukken.
· We gingen van "Bom onder poldermodel" en "Storm in de
polder",
· Via: "Poldermodel bij grof vuil" en "Bloed aan de polder",
· Naar: "Moord op poldermodel".
Om vervolgens uit te komen bij: "Poldermodel weer
springlevend". En "Polderjongens vallen elkaar snikkend in de
armen".
Het kan verkeren.
Het beeld in de media van het sociaal-economisch overleg is in
betrekkelijk korte tijd sterk veranderd.
De rust lijkt weergekeerd. Maar ondanks de afspraken tussen
het kabinet en de Stichting van de Arbeid in november, mag nu
niet plotsklaps worden gedacht dat er een rimpelloos CAO-
overleg voor de deur staat.
---
Het is geen gemakkelijke opgave om samenhang te bereiken
tussen een gematigde loonontwikkeling in 2005, het perspectief
bieden op werk op basis van de nieuwe
arbeidsgeschiktheidswetgeving en het benutten van de nieuwe
flexibele mogelijkheden binnen de levensloop- en
pensioenregeling.
De actualiteit is hectisch en veranderlijk. Reden te meer voor
verantwoordelijke bestuurders om `de lange lijnen' voortdurend
in het oog te houden. Dat geldt niet alleen voor politieke
bestuurders, maar evenzeer voor bestuurders van
ondernemingen en maatschappelijke organisaties.
Het is onze opdracht als bestuurders in verschillende
hoedanigheden om het sociaal-economisch denken verder te
ontwikkelen en om langetermijnbeleid te voeren. Deze
conferentie biedt ons een welkom moment voor bezinning en
uitwisseling van ideeën.
Wat sinds vier maanden niet is veranderd, is het onbestemde,
wat pessimistische gevoel over de economie. Het wil nog maar
niet echt aantrekken. Onze economie lijkt een beetje op een
klapwiekende zwaan die moeite heeft met opstijgen. De wil en
de kracht zijn er wel, maar de massa verhindert vooralsnog een
snelle vlucht naar boven.
---
De versterking van het `vliegvermogen' is afhankelijk van drie
factoren. U kent ze: arbeidskosten, arbeidsproductiviteit en
arbeidsparticipatie.
Het cruciale belang van een verhoogde arbeidsparticipatie voor
verzorgingsstaten zoals de onze, is op tal van plaatsen door tal
van deskundigen beklemtoond. De vooraanstaande Deense
socioloog Esping-Andersen zegt ronduit dat verhoging van de
arbeidsparticipatie een voorwaarde is om de financiële stabiliteit
van de welvaartsstaat te garanderen. De traditionele
verzorgingsstaat zoals we die in Duitsland, Frankrijk en
Nederland kennen, is volgens hem niet langer levensvatbaar.
Hervormingen zijn dan ook noodzakelijk.
In die stelling staat hij niet alleen. U kent de analyses. Ik verwijs
alleen naar het rapport Facing the challenge dat de speciale
werkgroep onder voorzitterschap van Wim Kok in november
vorig jaar uitbracht, als inbreng voor de tussentijdse evaluatie
van de Lissabon-strategie.
Enkele cijfers daaruit.
In 2050 telt Europa 18% minder mensen in de leeftijdscategorie
van 15 tot 65 jaar. En 60% meer mensen van boven de 65.
---
De verhouding van gepensioneerden ten opzichte van mensen
in de werkzame leeftijd stijgt van 24% naar 50%.
Het effect hiervan is dat de potentiële economische groei met
een vol procentpunt afneemt. Terwijl de kosten voor
pensioenen en gezondheidszorg juist sterk zullen stijgen.
Tenminste... als we verder niets doen en de zaken op hun
beloop laten.
Nu klinkt 2050 nog een eind weg. Maar schijn bedriegt. Goede
bestuurders denken niet in cijfers, maar in mensen. In 2050 is
mijn dochter 51 jaar. En de dochter van de heer Bos is 46.
Beiden staan dan nog midden in hun loopbaan, en hopen na
afloop van die loopbaan op een goed verzorgde oude dag.
Laten we er naar toe werken dat die wens ook in vervulling kan
gaan.
Hervormen is geen synoniem van bezuinigen. Hervormen is
vernieuwen om de toekomst met vertrouwen tegemoet te
kunnen treden en het goede te behouden.
---
Sprekend over de participatiemaatschappij-in-ontwikkeling
moeten we niet vergeten dat we in Nederland al eens een
participatiemaatschappij hebben gehad. In de naoorlogse
periode was er voor vrijwel iedereen werk. Het aantal werklozen
bleef tot aan 1970 beperkt tot minder dan 10.000.
Daarbij kwam de in onze moderne ogen lange werkweek.
Ook op zaterdagochtend werd gewerkt. Pas in 1960 werd de
vijfdaagse werkweek ingevoerd, die overigens 45 uur besloeg.
Vrijwel iedereen was aan de slag, betaald of onbetaald. Dat
bracht ons een enorme welvaartsgroei. Tussen 1950 en 1980
vertienvoudigde het netto-inkomen van een arbeidersgezin. Het
percentage van het inkomen dat dat gezin aan voeding kwijt
was, slonk in diezelfde tijd van 40% naar 20%. Er bleef dus
steeds meer geld over voor andere, nieuwe dingen.
De groei van de welvaart werd in de latere jaren zestig en de
jaren zeventig gekapitaliseerd. In voorzieningen en in vrije tijd.
De verzorgingsstaat werd fors uitgebouwd. Vanuit de morele
waarden van solidariteit en gelijkheid werd een stevig sociaal
vangnet geweven, dat opvang bood aan iedereen die
ondersteuning behoefde.
---
Ook de hoeveelheid vrije tijd nam toe. Werkten Nederlandse
werknemers in 1960 nog het langst van alle werknemers in de
geïndustrialiseerde landen, sindsdien is het aantal gewerkte
uren fors afgenomen. Tegenwoordig staat Nederland juist
nummer één op de lijst van landen met het minste aantal
werkuren.
Meer en betere voorzieningen. Meer vrije tijd. En ook:
emancipatie van vrouwen. Dat is belangrijke winst. Maar we zijn
in die periode ook iets kwijtgeraakt.
De naoorlogse periode was een andere tijd met andere
kenmerken. Ik wil zeker niet zeggen dat we terug moeten
verlangen naar die tijd. Maar ik houd wel staande dat we, na de
grote welvaartssprong, ook iets hebben verloren. Dat is het
besef dat welvaart niet vanzelf spreekt. Er is geen koek die
`automatisch' voor ons wordt gebakken steeds een beetje
groter en die we alleen maar eerlijk hoeven te verdelen.
Welvaart vraagt ook inspanning. En de bereidheid van iedereen
om naar vermogen mee te doen.
Herman de Liagre Böhl heeft de uitbouw van de
verzorgingsstaat beschreven als een gecompliceerd proces
waarin staat en maatschappij steeds meer verstrengeld
raakten.
---
Het staatsapparaat breidde zijn invloedsfeer steeds meer uit
over maatschappelijke sectoren. Met als onvermijdelijk gevolg
dat mensen zich steeds sterker op de overheid gingen
oriënteren en zich steeds afhankelijker gingen voelen.
Die ordening voldoet niet meer in deze tijd van geëmancipeerde
burgers en een toenemend mondiaal bewustzijn.
Herman Wijffels heeft betoogd dat we ons nu in een
overgangsfase bevinden. Van een industriële samenleving met
een ordening waarin alles bovenlangs werd geregeld, gaan we
naar een netwerksamenleving waarin het erom gaat `mensen in
hun kracht te brengen en te houden'.
Dat vereist een nieuwe ordening, waarin professionele werkers
en burgers zelf hun verantwoordelijkheid kunnen nemen. We
moeten de coördinaten vinden van een nieuwe
participatiemaatschappij, liefst een die opener en flexibeler is
dan de participatiemaatschappij van na de oorlog.
Ik noem u vijf coördinaten voor een nieuwe ordening.
Ten eerste. We moeten niet vrezen voor een schaarste aan
vraag naar arbeid, maar voor een schaarste aan aanbod van
kennis.
---
Over enkele decennia is iedereen die kan werken ook hard
nodig. Maar wie niet over de kennis en vaardigheden beschikt
om in een netwerksamenleving uit de voeten te kunnen, staat
desondanks toch buiten spel. We moeten voorkomen dat een
kansloze groep ontstaat die voor spek en bonen meedoet,
zonder enig perspectief op de arbeidsmarkt. De contouren van
zo'n groep tekenen zich al af. Kijk bijvoorbeeld naar de grote
groep jongeren die zonder diploma het VMBO verlaat. We
kunnen het ons eenvoudig niet permitteren dat mensen die
straks hard nodig zijn, zuiver door een gebrek aan kennis aan
de zijlijn blijven staan.
Ten tweede. De mobiliteit op de arbeidsmarkt zal toenemen.
De baan voor het leven is al een uitstervend fenomeen. De
vaste functie-inhoud zal ook verdwijnen. Een loopbaan is voor
steeds meer mensen geen kaarsrechte snelweg, maar een
verkeersplein met tal van mogelijkheden om in te voegen en af
te slaan. Ook werkgevers hebben steeds meer behoefte aan
flexibiliteit van hun mensen. Ondernemingen, organisaties,
activiteiten en functies veranderen. Dan heb je mensen nodig
die die veranderingen gestalte kunnen geven.
Ten derde. Meer werken is onontkoombaar, maar dat werk
moet wel beter verdeeld worden.
---
Een grote groep mensen werkt niet of nauwelijks. En degenen
die wel werken, hebben het gevoel tijd tekort te komen. Wie
kijkt naar de cijfers, ziet dat de gemiddelde Nederlandse
werknemer per jaar zeven volle weken minder werkt dan de
gemiddelde werknemer in de EU. Een beetje ruimte voor wat
meer uren is er bij veel mensen dus wel. Mits dat werk maar
goed gecombineerd kan worden met andere belangrijke
bezigheden: zorg voor het gezin, studie, enzovoorts. Een
betere verdeling van werk zowel over groepen in de
samenleving als over de individuele levensloop - is dus een
belangrijk oriëntatiepunt bij het ontwerp van een nieuw sociaal-
economisch stelsel.
Ten vierde. Strikte hiërarchische verhoudingen en een
centralistische benadering raken uit de tijd. Bestuurders zullen
eraan moeten wennen dat ze de wereld niet aan een touwtje
hebben. Sterker nog: dat gedetailleerde orders van bovenaf
schade doen aan creativiteit, dynamiek en eigen inbreng die
juist zo nodig zijn in een onderneming en in een samenleving.
Wie mensen oproept hun verantwoordelijkheid te nemen, moet
ze ook de mogelijkheden bieden om die verantwoordelijkheid
waar te maken. Het dragen van verantwoordelijkheid geldt niet
alleen voor individuele werknemers. Ook op bedrijven doe ik
een appèl. U kent het belang dat ik hecht aan verantwoord
ondernemerschap.
10
Ten vijfde. Verantwoordelijkheden komen steeds meer bij
mensen en organisaties zelf te liggen. Maar tegelijkertijd neemt
de behoefte toe aan samenwerking op grotere, internationale
schaal. Vraagstukken als veiligheid en duurzame economische
groei - maar ook bijvoorbeeld de wederopbouw van de zwaar
getroffen gebieden in Azië kunnen we alleen met succes
aanpakken als we internationaal de handen ineen slaan.
Het subsidiariteitsconcept van de Europese Unie is zo bezien
precies wat nodig is in de toekomst: zelf doen wat je zelf het
beste kunt; samen doen wat je alleen samen kunt bereiken.
Vijf oriëntatiepunten voor een toekomstgericht beleid.
Het kabinet volgt een koers waarin die oriëntatiepunten duidelijk
zijn te herkennen. Ons doel is niet om een nieuwe blauwdruk te
ontwerpen. Blauwdrukken zijn per definitie star en staan
vernieuwing alleen maar in de weg. Wat nodig is, is juist een
voortdurend proces van vernieuwing. `Managing change'.
De huidige arrangementen in de sociale zekerheid, maar ook in
pensioenen en de fiscaliteit, zijn te verzorgend, te zeer gericht
op het stimuleren van passiviteit. De omslag moeten we zoeken
in het activerend maken van onze stelsels.
---
Vergelijk eens de begrippen `werkloos' en `in between jobs'.
Twee begrippen voor hetzelfde fenomeen. Maar er gaat een
wereld van verschil in beleving achter schuil.
Ik hoef in dit gezelschap niet uit de doeken te doen wat het
kabinet concreet in gang heeft gezet. De verschuiving van
prepensioen naar levensloop, de hervorming van de WAO, de
Wet Werk en Bijstand, het Innovatieplatform, de omarming van
het Lissabonproces. Allemaal concrete stappen in de goede
richting.
Verder hecht het kabinet sterk aan ondernemerschap. Sociaal-
economisch beleid is veel meer dan sociale-zekerheidsbeleid
en inkomenspolitiek. Daarnaast is ruimte nodig voor bedrijven
en investeringen. Die ruimte máken we, met vermindering van
administratieve lasten, verlaging van de
Vennootschapsbelasting, een nieuwe opzet van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening en concrete overheidsinvesteringen in
bijvoorbeeld de Tweede Maasvlakte.
Bij alle vernieuwingen geldt: Nederland is geen VS. Solidariteit
wordt hier met een hoofdletter geschreven. Daar sta ik voor.
12
Ik sta ook voor het Nederlandse gebruik om door middel van
overleg en onderhandeling die begrippen liggen dicht bij
elkaar te komen tot overeenstemming. Dat leidt bovendien
zo kan iedere econoom u uitleggen tot kostenbesparingen.
Het beperkt de transactiekosten ten opzichte van de situatie dat
elke individuele ondernemer en elk individueel bedrijf `het zelf
maar moet uitzoeken'.
Ik waardeer het enorm dat het NCW in de congresstukken de
historie en inhoud van het solidariteitsbegrip heeft behandeld.
Dat vormt noodzakelijke stof tot nadenken, maar ook tot
handelen. In de politiek is er bijna niemand die het belang van
solidariteit ontkent. Waarom tobt Den Haag dan toch zo met dit
begrip?
Een reden daarvoor is dat in de politiek solidariteit te vaak wordt
gezien als een begrip dat uitsluitend normeert wat de overheid
moet doen. Ik zie dat zal u niet verbazen gezien mijn christen-
democratische overtuiging solidariteit vooral ook als opdracht
aan burgers en maatschappelijke organisaties. Solidariteit moet
wel degelijk georganiseerd worden, maar sociale partners
hebben daarbij, vooral in onderling overleg, een essentiële,
eigenstandige taak.
13
Daarbij geldt dat de manier waarop solidariteit nu
georganiseerd is, niet meer past bij de huidige en toekomstige
tijd.
De verzorgingsstaat sloot goed aan bij een industriële
samenleving die nog sterk hiërarchisch van karakter was en
waarin arbeidsrelaties heel constant waren. De
netwerksamenleving van nu met geëmancipeerde burgers en
dynamische arbeidsrelaties vraagt om meer vrijheid en
verantwoordelijkheid voor bedrijven en werknemers.
Solidariteit krijgt gestalte in kleinere collectieve verbanden.
Nieuwe instrumenten zoals het verzekeren met behulp van
marktpartijen naast het klassieke heffen van belastingen en
premies zullen beproefd moeten worden.
Vooruitkijkend naar de decennia die voor ons liggen, zullen we
bereid moeten zijn verder te blijven denken, om de nieuwe
participatiemaatschappij zo goed mogelijk te faciliteren.
Enkele schoten voor de boeg van mijn kant, aansluitend bij de
oriëntatiepunten voor een nieuwe ordening die ik u eerder gaf.
14
1. Moeten we op de lange termijn het arbeidskostenforfait deels
omvormen tot een `kenniskostenforfait'? Het probleem zit hem
straks immers niet meer in de vraag naar werk, maar in de
kwaliteit van het aanbod van werk. `Levenslang leren' wordt
daardoor nog belangrijker, voor werkenden en voor mensen
`tussen twee banen'. Een kenniskostenforfait zou ook de
dienstverlenende kennisindustrie op een geweldige manier
stimuleren en de kansen van instellingen voor hoger onderwijs
op de markt vergroten.
2. Moeten we ook het klassieke onderscheid tussen het domein
van de belastingen en dat van de werkgevers- en
werknemerspremies niet weer in ere herstellen? Zodat de
lasten en de lusten van wellicht meer individueel
vormgegeven werknemersregelingen bij bedrijven en
werknemers direct voelbaar zijn? Boter bij de vis bij het nemen
van eigen verantwoordelijkheid. Dat maakt decentraal
arbeidsvoorwaardenoverleg - in bedrijfssectoren en bij grote
bedrijven pas echt interessant.
3. Wanneer arbeidsrelaties steeds flexibeler worden, moeten
we dan niet zorgen dat mensen hun opgebouwde rechten
gemakkelijker kunnen meenemen? Voor consumenten
(bijvoorbeeld in de telecomsector) is portabiliteit inmiddels een
ingeburgerd begrip.
15
Dat zou het ook voor werknemers moeten worden. Voor
werkgevers kan het voordeel zijn dat ze niet meer door de
overheid worden verplicht jarenlang administraties bij te houden
over voormalige werknemers, die vaak maar korte tijd bij hen in
dienst zijn geweest. Dat laatste is een concreet signaal dat ik
van de Raad voor de Nederlandse Detailhandel heb ontvangen.
4. Moeten we niet toe naar een inkomenspolitiek die meer
rekening houdt met de bestedingspatronen van mensen over
de gehele levensloop, in plaats van met de vrij willekeurige
koopkrachtontwikkeling van mensen in een bepaald,
afzonderlijk jaar? Draagkracht van huishoudens en
maximalisatie van lasten voor wonen, onderwijs en zorg zijn
betere aanknopingspunten dan jaarlijks goochelen met
tiendenpunten van premie- en belastingtarieven.
Het doordenken en uitwerken van dit type veranderingen vergt
veel van sociale partners en overheid. Maar het biedt ook
perspectief.
Een duidelijker afbakening van het domein van de overheid en
van de sociale partners, biedt de overheid een kans prioriteiten
te stellen en de uitvoering van haar taken te verbeteren.
16
Dat geldt ook voor organisaties van werkgevers en
werknemers. Hun belang zie ik alleen maar toenemen. Niet
alleen als koepels, maar vooral als adviseur van en
dienstverlener voor individuele bedrijven en werknemers.
Samen werken aan perspectief voor Nederland. We mogen
vertrouwen hebben in de kracht van ons land. De ontwikkeling
van onze loonkosten loopt als we de gematigde ontwikkeling
tenminste dit jaar nog weten vol te houden langzamerhand
weer in de pas met het buitenland. De werkgelegenheid
ontwikkelt zich positief. De export loopt goed.
En wat belangrijker is: noodzakelijke hervormingen
vernieuwingen - krijgen gestalte en we durven serieus met
elkaar na te denken over nieuwe arrangementen voor de
toekomst.
Samen moeten we ervoor zorgen dat Nederland een goed
perspectief heeft op welvaart, solidariteit en sociale samenhang
voor de komende generaties. Daar werken we als kabinet aan,
samen met u, ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid.
Dank u wel.
17
Ministerie van Algemene Zaken