CITOGROEP
Peilingsonderzoek in groep 5: rekenvaardigheid duidelijk hoger
Arnhem, 21 januari 2005
Peilingsonderzoek in groep 5: rekenvaardigheid duidelijk hoger
De Citogroep overhandigt tijdens de driedaagse Panamaconferentie de
resultaten van een peiling van het niveau van het
rekenen-wiskundeonderwijs. Het project PPON van de Citogroep voerde
dit onderzoek uit in 2003. De Citogroep doet jaarlijks in opdracht van
het Ministerie OCW onderzoeken naar de leeropbrengsten in het
basisonderwijs. De resultaten wijzen uit dat de rekenvaardigheid van
leerlingen in groep 5 over het algemeen hoger is dan in eerdere
peilingen. De prestaties Rekenen-Wiskunde van meisjes blijven nog
steeds duidelijk achter bij die van de jongens. Vergeleken met eerdere
peilingen zijn de rekenprestaties van allochtone leerlingen duidelijk
vooruitgegaan.
Het rapport Balans van het rekenen-wiskundeonderwijs halverwege de
basisschool 4 beschrijft de resultaten van het vierde
peilingsonderzoek. Eerder onderzoek naar het peil van het
rekenen-wiskundeonderwijs vonden plaats in 1987, 1992 en 1997. In het
onderzoek maken leerlingen opgaven en leerkrachten van deelnemende
scholen vullen voor het onderzoek een vragenlijst in over het
onderwijsaanbod.
Meer onderwijstijd
Sinds de eerste peiling in 1987 is de lestijd voor Rekenen-wiskunde in
de jaargroepen 3, 4 en 5 gemiddeld met een half uur per week
toegenomen. Op scholen met achterstandsleerlingen wordt er zelfs nog
een half uur meer lestijd uitgetrokken voor rekenonderwijs.
Verschil jongens en meisjes
Op alle onderwerpen van het rekenonderwijs in de onderbouw blijven de
prestaties van meisjes nog steeds duidelijk achter bij die van
jongens. Vergeleken met de resultaten uit de peiling in 1997 is daar
geen verandering in gekomen.
Vooruitgang allochtone leerlingen
In de rapportage van PPON worden aan de hand van de
formatiegewichtenregeling van OC&W drie groepen leerlingen
onderscheiden. 1.90-leerlingen zijn kinderen van laag opgeleide
allochtone ouders, 1.25- leerlingen zijn kinderen van laag opgeleide
Nederlandse ouders en de 1.00-kinderen zijn ruwweg alle kinderen minus
de 1.90- en de 1,25-leerlingen.
Vergeleken met eerdere peilingen zijn de rekenprestaties van
1.90-leerlingen duidelijk hoger en is de afstand ten opzichte van
1.00-leerlingen kleiner geworden. Mogelijk is dit een gevolg van de
extra onderwijstijd die in de onderbouw van het basisonderwijs aan
Rekenen-Wiskunde wordt besteed. De definitie van de 1.25-leerlingen is
ten opzichte van vorige peilingen gewijzigd, zodat een vergelijkingen
niet goed te maken is.
Rekenvaardigheid gaat vooruit
Wat deze peiling verder laat zien is dat de rekenvaardigheid van
leerlingen er over het algemeen duidelijk op vooruitgegaan is. Er zijn
aanwijzingen dat deze verbetering van de rekenvaardigheid onder andere
kan worden toegeschreven aan de inzet van meer recent ontwikkelde
methoden voor het reken-wiskundeonderwijs. Deze trend die in 1997 al
is gesignaleerd, zet zich in de peiling uit 2003 voort.
PPON
Sinds 1987 doet het project Periodieke Peiling van het Onderwijsniveau
onderzoek naar de leeropbrengsten in het basisonderwijs. In de loop
der jaren heeft PPON over vrijwel alle leerstofdomeinen in het
basisonderwijs gerapporteerd. Sinds 1997 concentreert het onderzoek
zich op de leerstofdomeinen Nederlandse taal, rekenen/wiskunde en
wereldoriƫntatie. PPON is een project van de Citogroep en wordt
uitgevoerd in opdracht van het ministerie OC&W. Meer informatie:
http://ppon.citogroep.nl.
Noot voor redactie,