Provincie Friesland


---

PERSBERICHT

Nummer: 009 AdV
Datum: 20 januari 2005

Provinciale Staten komen met eigen voorstel over aanpak onderwijsachterstanden

Een werkgroep met vertegenwoordigers van alle statenfracties presenteert tijdens de vergadering van Provinciale Staten op 2 februari aanstaande de resultaten van een eigen onderzoek naar de manier waarop de provincie een bijdrage kan leveren aan de achterstanden in het Friese basisonderwijs. Concreet stelt de werkgroep Provinciale Staten voor om Gedeputeerde Staten op te dragen de analyse van de werkgroep te betrekken bij het opstellen van de startnotitie onderwijs. Daarnaast vraagt de werkgroep aan Provinciale Staten om de aanbevelingen en voorstellen van de werkgroep over te nemen en aan Gedeputeerde Staten op te dragen deze verder uit te werken.

Ondanks het feit dat de provincie weinig bevoegdheden heeft op het gebied van het onderwijs, komt de werkgroep naar aanleiding van werkbezoeken, expertmeetings en een symposium met een vijftal mogelijkheden om de achterstanden aan te pakken. In de eerste plaats is er behoefte aan onderzoek waarbij de resultaten van leerlingen gedurende een langere periode gevolgd worden. Een tweede aanpak kan het bijstellen van het ambitieniveau zijn, door middel van een onderwijsconvenant tussen gemeenten, schoolbesturen, directies en provincie. De betrokken partijen zouden een prestatieovereenkomst moeten sluiten, waarin duidelijk meetbare doelen worden gesteld. Als derde noemt de werkgroep de projectmatige aanpak. Vanuit de schoolbesturen is het voorstel geopperd om de provincie een opdracht te laten verlenen aan een nog te formeren projectgroep om een Masterplan te ontwikkelen als bouwsteen voor de ontwikkeling van Fries onderwijsbeleid. Verder zou de provincie projecten en onderzoeksvoorstellen die door schoolbesturen, gemeenten of onderzoeksinstituten worden aangedragen moeten co-financieren. Dat zou bijvoorbeeld kunnen leiden tot een provinciaal onderwijsfonds. Tot slot stelt de werkgroep een aanpak voor via doelgerichte stimulering van een bepaald aantal op leesbevordering en voorschoolse activiteiten gerichte projecten gerelateerd aan de Taalnota.

Het volledige voorstel zal besproken worden tijdens de vergadering van Provinciale Staten op twee februari aanstaande. N 35


---- --
EINDRAPPORTAGE
STATENWERKGROEP ONDERWIJS

Provinciale Staten Fryslân
januari 2005

INHOUD

|    |                                                             |pag.|
|1.  |Inleiding                                                    |2   |
|1.1 |Instelling werkgroep                                         |2   |
|1.2 |Opdracht werkgroep                                           |2   |
|1.3 |Werkwijze werkgroep                                          |2   |
|1.4 |Werkbezoeken                                                 |3   |
|1.5 |Aanvullende informatie uit expertmeetings                    |3   |
|1.6 |Opiniewijzer via internet                                    |3   |
|1.7 |Deskresearch                                                 |3   |
|1.8 |Samenstelling werkgroep onderwijs                            |3   |
|    |                                                             |    |
|2.  |De bestuurlijke organisatie van het basisonderwijs in Fryslân|5   |
|    |                                                             |    |
|3.  |Het onderwijsachterstandenbeleid en de plaats van de Friese  |    |
|    |scholen daarin                                               |6   |
|3.1 |Gemeentelijk Onderwijsachterstanden Beleid (GOA)             |6   |
|3.2 |Het onderwijskansenplan                                      |6   |
|3.3 |Leesbevorderingsprojecten van de Stichting Lezen             |7   |
|3.4 |Project Frysk yn 'e Foarskoalske Perioade                    |7   |
|3.5 |Weer Samen Naar School (WSNS) en Leerling Gebonden           |7   |
|    |Financiering (LGF)                                           |    |
|3.5.|WSNS                                                         |7   |
|1   |                                                             |    |
|3.5.|LGF                                                          |7   |
|2   |                                                             |    |
|    |                                                             |    |
|4.  |Conclusies n.a.v. werkbezoeken, expertmeetings en            |9   |
|    |consultaties                                                 |    |
|4.1 |T.a.v. oorzaken achterstand taal en rekenen en geconstateerde|    |
|    |voorsprong sociaal emotionele ontwikkeling                   |9   |
|4.2 |Verband tussen schoolkeuze vervolgonderwijs en omstandigheden|    |
|    |school in relatie tot omgeving, streek, beginniveau kinderen |9   |
|    |etc.                                                         |    |
|4.3 |Voorbereiding op vervolgonderwijs                            |10  |
|4.4 |Aanwezigheid leerlingenvolgsysteem en gegevensoverdracht     |10  |
|    |vervolgonderwijs                                             |    |
|4.5 |Overige conclusies                                           |10  |
|4.6 |Verbeterpunten/aandachtspunten genoemd in expertmeetings en  |10  |
|    |gesprekken                                                   |    |
|    |                                                             |    |
|    |Bijlage I Activiteitenverslag van de werkgroep               |11  |
|a.  |Werkbezoek Gemeente Dantumadeel                              |11  |
|b.  |Werkbezoek Dokkum                                            |11  |
|c.  |Werkbezoek Gaastmeer                                         |11  |
|d.  |Werkbezoek Drachten                                          |12  |
|e.  |Werkbezoek Koudum                                            |14  |
|f.  |Expertmeeting Burgum                                         |16  |
|g.  |Expertmeeting Joure                                          |18  |
|h.  |Consultatie GCO Fryslân                                      |21  |
|i.  |Consultatie Friese PABO's                                    |23  |
|    |                                                             |    |
|    |Bijlage II Verslag Onderwijssymposium 22 september 2004      |25  |
|a.  |Inleiding F. Kuipers                                         |25  |
|b.  |Inleiding J. de Graaf                                        |25  |
|c.  |Inleiding J. de Haan                                         |25  |
|d.  |Inleiding G.W. Meijen                                        |26  |
|e.  |Forumdiscussie                                               |26  |
|    |                                                             |    |

1. Inleiding.
Naar aanleiding van vragen door Provinciale Staten over het onderwijsniveau van de Friese leerlingen heeft de provincie een aantal jaren geleden opdracht gegeven aan de Fryske Akademy en de Rijksuniversiteit Groningen om het onderwijsniveau van de Friese leerlingen in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs verkennend te analyseren. De resultaten hiervan -neergelegd in het rapport "Naar School. Participatie en prestaties in de Provincie Fryslân" (2000) - hebben geleid tot de opdracht van de uitvoering van een tweede, verklarende fase van het onderzoek. In het rapport "Voorsprong of Achterstand" (2003) wordt hiervan een verslag gedaan.

De meest in het oog springende conclusies uit het rapport zijn: o In het Friese basisonderwijs is sprake van een reken- en taalachterstand. o Rekenachterstand wordt verklaard door de combinatie van effecten wat betreft schoolgrootte, opbrengst van de school, leerlingenzorg, didactisch handelen, teamstabiliteit, onderwijservaring en lesaanbod rekenen. o Taalproblemen moeten vooral bij de kinderen zelf worden gezocht (nader onderzoek naar geslacht, leeftijd, samenstelling van het gezin, sociaal-economische achtergrond en taal, stimuleren in schoolse, sociale en culturele ontwikkeling en vrije tijdsbesteding volgt). o In Fryslân volgen aanzienlijk minder leerlingen het VWO onderwijs dan in de rest van Nederland. o Oorzaak ligt voor een deel in het Friese basisonderwijs (prestatieniveau) en het lage instroomniveau van de Friese leerlingen met het hoogste advies.


1.1 Instelling werkgroep.
De publicatie van het rapport Voorsprong of Achterstand heeft tot veel en uiteenlopende reacties geleid en was voor Provinciale Staten aanleiding om zich te beraden op de vraag of de provincie een bijdrage kan leveren aan het verminderen van de gesignaleerde verschillen en zo ja, op welke wijze. Dit heeft weer geleid tot het besluit van het presidium van Provinciale Staten om een werkgroep onderwijs in te stellen waarin vrijwel alle politieke partijen zijn vertegenwoordigd.


1.2 Opdracht werkgroep.
Aan de werkgroep is opgedragen te onderzoeken op welke wijze de provincie, rekening houdend met de beperkte bevoegdheden van de provincie op het terrein van het basis - en voortgezet onderwijs, een bijdrage kan leveren aan het verminderen van de gesignaleerde verschillen. Dit zal kunnen leiden tot een initiatief statenvoorstel dat ter besluitvorming aan Provinciale Staten kan worden voorgelegd.


1.3 Werkwijze werkgroep.
Nadat de werkgroep was ingesteld is eerst een globaal werkplan opgesteld en heeft de werkgroep aan Provinciale Staten gevraagd de middelen voor de uitvoering van dit werkplan beschikbaar te stellen. In het werkplan is er van uitgegaan dat de werkgroep haar onderzoek in september 2004 zou kunnen hebben afgerond en dat de resultaten hiervan op een in die maand te houden symposium kunnen worden gepresenteerd. Om praktische redenen (beschikbare tijd, vakantieperiode etc.) heeft de werkgroep haar plannen moeten bijstellen en is voor een pragmatische werkwijze gekozen waarbij toch in korte tijd toch veel informatie " kon worden verkregen.


1.4 Eerste oriëntatie en werkbezoeken.
Allereerst heeft de werkgroep zich in een aantal oriënterende gesprekken laten informeren over de ontwikkelingen in het werkveld. De commissie heeft zich o.a. laten voorlichten door de beleidsambtenaar onderwijs, de heer Th. Willemsen, die de commissie desgevraagd ook verder heeft bijgestaan met vakkundig advies en door de heren A.Helder en J. Oudenboon, vertegenwoordigers van het bovenschools management in het openbaar onderwijs die een toelichting hebben gegeven op de bestuurlijke ontwikkelingen binnen het openbaar onderwijs. Ook is gesproken over de gedachten die door een aantal bovenschoolse managers zijn ontwikkeld met betrekking tot een mogelijke aanpak van de gesignaleerde onderwijsachterstanden. Tijdens een werkbezoek aan de Fryske Akademy is de werkgroep uitvoerig geïnformeerd over het bestaande onderwijsbeleid in Fryslân, de onderzoeken die door de Fryske Akademy in opdracht van gemeenten zijn en worden uitgevoerd, en de resultaten van het promotieonderzoek van mevrouw van Ruyven. Ook mogelijke thema's voor verder onderzoek zijn toen uitvoerig aan de orde geweest. Vanzelfsprekend heeft de werkgroep ook gesproken met de onderwijsgedeputeerde de heer A.Mulder, waarbij vooral de bevoegdheden van de provincie op het gebied van het onderwijs en de mogelijkheden van een eigen provinciaal beleid op dit terrein aan de orde zijn geweest.

Daarna heeft de werkgroep een aantal werkbezoeken aan onderwijsinstellingen afgelegd. Het gaat daarbij om verschillende typen basisscholen in Dokkum, Gaastmeer Drachten en Leeuwarden, een scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs (Bogerman college Koudum). Ook heeft de werkgroep nog de directie van het GCO Fryslân en de directies van de Pabo's van de NHL en CHN te Leeuwarden geconsulteerd.

Bij elk werkbezoek is aan de hand van vooraf toegezonden vragen met de schoolleiding en een aantal docenten gesproken over de ervaringen op de scholen en de eigen beleving met betrekking tot de gesignaleerde achterstandsproblematiek.


1.5 Aanvullende informatie uit expertmeetings. De werkgroep heeft daarnaast twee zgn. "expertmeetings" georganiseerd in Burgum en Joure. Voor deze meetings waren gericht een aantal scholen, uitgenodigd. De uitnodigingen waren zowel gericht aan de schoolleiding (inclusief bovenschoolse directeuren), als aan docenten en ouders, als aan leden van medezeggenschapscommissies.


1.6 Opiniewijzer via internet.
Om zoveel mogelijk respons te verkrijgen van zowel schoolleiding, docenten als ouders is in opdracht van de werkgroep door het Instituut voor Publiek en Politiek (IPP) een internet-opiniewijzer onderwijs ontwikkeld. Aan deze opiniewijzer is via een brief aan de scholen en via de pers ruchtbaarheid gegeven. De opiniewijzer was op te starten en in te vullen via het adres www.fryslan.nl/onderwijs. Het wachtwoord kon bij de scholen worden opgevraagd. Aan de scholen is gevraagd om via hun schoolblad bekendheid te geven aan het bestaan van de opiniewijzer. De opiniewijzer kon vanaf maandag 21 juni 2004 tot 15 september 2004 worden ingevuld.


1.7 Deskresearch.
Om een goed beeld te krijgen van het probleemveld, en de actoren daarin, is ambtelijk aanvullende deskresearch verricht naar de onderlinge relaties, het bestaande achterstanden beleid, de bestuurlijke organisatie van het onderwijs in de Provincie Fryslân etc. Hieraan is een afzonderlijk hoofdstuk in deze rapportage gewijd,


1.8 Samenstelling werkgroep onderwijs
De statenwerkgroep bestaat uit de leden:
. Jeanet Dijkema-Reinders (CDA)
. Thijs Vreekamp (PvdA)
. Annigje Toering (FNP)
. Herma Dijkgraaf (VVD) (tot 1-9-2004)
. Wietske Lijcklama à Nijeholt (VVD) (vanaf 1-9-2004) . Rein Ferwerda (ChristenUnie/SGP)
. Irona Groeneveld (GrienLinks)
. Johan Sieswerda (D 66)
. Jan Kloosterman (GBF)
. Frans Kuipers, vice-voorzitter van Provinciale Staten treedt op als technisch voorzitter en woordvoerder van de werkgroep.

Het secretariaat van de werkgroep wordt verzorgd door de secretaris van de statencommissie Boarger en Mienskip (de heer C.G.Venema).


2. De bestuurljke organisatie van het basisonderwijs in Fyslân. Wie spelen er welke rol in het Friese onderwijsveld?

Fryslân telde volgens "Gemeente in beeld 2002" in het seizoen 2001/2002 489 basisscholen: 222 openbare scholen, 224 scholen voor protestants christelijk onderwijs,
30 voor rooms katholiek onderwijs en 13 overig bijzonder onderwijs. De basisscholen in Fryslan zijn met gemiddeld 128 leerlingen per vestiging het kleinst vergeleken met andere provincies. De gemiddelde vestigingsgrootte in Nederland bedroeg in 2002: 221 leerlingen. In steden boven de 100.000 inwoners lag de gemiddelde grootte zelfs op 275. Fryslân telt bijna 70 scholen met meer dan 200 leerlingen, ca 240 scholen tellen minder dan 100 leerlingen.

In de afgelopen jaren is de bestuurlijke aansturing van veel basisscholen sterk gewijzigd. Steeds meer scholen maken onderdeel uit van een groter geheel met een bovenschoolse directie.

Het protestants christelijk onderwijs kent nog slechts 25 op zichzelf staande scholen met een eigen schoolbestuur. De overige scholen voor Protestants Christelijk Onderwijs zijn ondergebracht in 27 verenigingen die in grootte variëren van 2 tot 17 scholen en qua leerlingental van ca 125 tot ruim 2000. De Stichting Katholiek Primair Onderwijs voert in Fryslân het bestuur over 28 basisscholen met, naar schatting, ca 4.800 leerlingen (ca 3900 in groep 3 t/m 8).

Het bevoegd gezag van de openbare basisscholen ligt steeds vaker bij een bestuurscommissie en staat daarmee dus op afstand van de gemeenten. Slechts een derde van de Friese gemeenten fungeert zelf nog als bevoegd gezag over het openbaar onderwijs.


3. Het onderwijsachterstandenbeleid en de plaats van de Friese scholen daarin.

Definitie onderwijsachterstandenbeleid:

Het beleid gericht op het voorkomen en bestrijden van negatieve effecten op de leer- en ontwikkelingsmogelijkheden van leerlingen, die het gevolg zijn van sociale, economische en culturele omstandigheden

Fryslân telt bijna 12.000 zogenaamde 1.25 leerlingen, autochtone achterstandsleerlingen dus dit is ca 19% van alle basisschoolleerlingen in Fryslân.


3.1 Gemeentelijk Onderwijsachterstanden Beleid (GOA) Per 1 augustus 2002 is een nieuwe periode in het gemeentelijk onderwijsachterstanden-beleid begonnen. Deze periode loopt tot 1 augustus 2006. Het Landelijk Beleidskader Gemeentelijk Onderwijsachtertsandenbeleid geldt voor alle gemeenten die volgens de criteria van de Rijksoverheid een "GOA" gemeente zijn. In dit landelijke beleidskader zijn het in 2000 gestarte Onderwijskansenplan en de regelingen voor voor- en vroegschoolse educatie opgenomen. De GOA-gemeenten en de schoolbesturen zijn samen verantwoordelijk voor het ontwikkelen en uitvoeren van het lokale onderwijsachterstanden-beleid. In het Landelijk Beleidskader is vastgelegd hoe de rolverdeling en de verantwoordelijkheden liggen tussen de gemeente, schoolbestuur en school.

De doelstellingen van het Landelijk Beleidskader zijn o.a. gericht op:

. Vergroting van de deelname van de doelgroep (allochtone en autochtone gewichtenleerlingen aan voor en vroegschoolse educatie ( in 2006 neemt 50% deel). . De Nederlandse taal: de achterstand vermindert met 25% De taalachterstand van allochtone gewichtenleerlingen bedraagt 2 jaar, van autochtone gewichtenleerlingen 1 jaar. Deze achterstand is in 2006 met een kwart ingelopen. Bovendien nemen meer ouders deel aan taalverbeteringsactiviteiten.


3.2 Het onderwijskansenplan.
In 2000 startte het onderwijskansenplan in de vier grote gemeenten. Op dit moment wordt het landelijk bezien in 357 gemeenten uitgevoerd. In mei 2001 heeft de gemeente Leeuwarden een convenant afgesloten. In Fryslân waren in 2001 35 scholen met > 50% doelgroepleerlingen. Van deze scholen hebben zich toen 29 scholen aangemeld om in aanmerking te komen voor een aanpak in het kader van onderwijskansen. Uiteindelijk zijn 20 scholen met > 50% doelgroepleerlingen geselecteerd voor de schoolspecifieke aanpak. Daarbij is vooral gekeken naar de opbrengsten van de inspectierapporten en de beoordeling van het onderwijsleerproces. Verder zijn 9 scholen aangemerkt als zogenaamde volgscholen. Dit zijn scholen die bij de schooloverstijgende activiteiten een rol kunnen spelen. Een zevental kleine scholen is in een pilot opgenomen waarbij aan deze scholen een (ondersteunings-) aanbod wordt gegeven ter verbetering van de onderwijskwaliteit.

De provincie Fryslân trad aanvankelijk op als op als contactpunt voor het ministerie van OC&W. De provincie Fryslân ontving tevens de middelen ten behoeve van het onderwijskansenbeleid voor de plattelandsscholen in de provincie en stelde deze, conform de beschikking en overeengekomen verdeling, beschikbaar aan de gemeenten. Beide taken zijn inmiddels overgenomen en worden uitgevoerd door de gemeente Smallingerland die nu als trekker fungeert.

Door de provincie Fryslân is gepleit voor verbreding van het onderwijskansenbeleid in verband met de specifieke situatie in Fryslân: de tweetaligheid en het grote aantal kleine scholen die deels in stand worden gehouden in verband met de leefbaarheid op het platteland.


3.3 Leesbevorderingsprojecten van de Stichting Lezen. De Stichting Lezen is een landelijke organisatie voor leesbevordering. Hoofdtaak van de Stichting Lezen is het initiëren, stimuleren en coördineren van (ver)nieuwe(nde) initiatieven op het terrein van leesbevordering, op basis van het door de rijksoverheid beschikbare budget. Met betrekking tot leesbevordering in de Friese Taal wordt samengewerkt met het PLTF (Platform Lêsbefoardering Taalryk Fryslân).


3.4 Projekt Frysk yn ´e Foarskoalske Perioade. De Stichting Pjutteboartersplak heeft van de provincie Fryslân de opdracht gekregen om in samenwerking met de Stichting Partoer om het aantal Friestalige en tweetalige Kinderopvangen tot en met 2006 jaarlijks met tien te laten toenemen. Deze opdracht is gegeven in het kader van het Plan fan Oanpak Frysk yn it Underwiis. Dit project en een al lopende project van Stichting Partoer zijn samen ondergebracht in één Sintrum Frysktalige Berneopvang. Het project Frysk yn 'e Foarskoalske Perioade is in 2003 van start gegaan. Er wordt gestreefd naar de realisatie van 40 Friestalige of tweetalige kinderopvangen in het jaar 2006.


3.5 Weer Samen Naar School (WSNS ) en Leerling Gebonden Financiering (LGF)


3.5.1 WSNS
Onder het motto Weer Samen naar School zouden kinderen met lichter problemen in het reguliere basisonderwijs opgevangen moeten worden door beter onderwijs op maat te geven.

WSNS kent drie belangrijke doelstellingen:
. Het bevorderen van de integratie in het basisonderwijs van leerlingen die speciale zorg nodig hebben; . het bevorderen van een ononderbroken ontwikkelingslijn; . het beheersen van de kosten van de groei van het speciaal onderwijs.

Een van de middelen van WSNS is de realisatie van samenwerkingsverbanden waarin basisscholen en scholen voor speciaal onderwijs gezamenlijk werken aan de opvang van hun zorgleerlingen. In Fryslân is momenteel wel weer sprake van een toename van de wachtlijsten voor het Speciaal Basisonderwijs.


3.5.2 LGF
Doelstelling van de Leerling Gebonden Financiering is: . Het bevorderen van intergratie en emancipatie van leerlingen met een handicap of stoornis in het regulier onderwijs; . het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs aan leerlingen met een handicap of stoornis; . het bevorderen van de keuzevrijheid van de ouders.

Om deze doelen in realiseren worden door het Rijk de volgende middelen ingezet: . Een nieuw financieringssysteem ( rugzakje);
. het vormen van regionale expertise centra (het noordelijke REC is gevestigd in Groningen); . nieuw ontwikkelde procedures/criteria voor indicatiestelling; . een handelingsplan voor iedere geplaatste leerling.

Recentelijk is door het ministerie van O.C. en W. een Brede Evaluatie WSNS, LGF en OAB (Onderwijsachtertstandenbeleid) gepubliceerd ( te raadplegen op www.minocw.nl ).
4. Conclusies naar aanleiding van werkbezoeken, expertmeetings en consultaties.


4.1 T.a.v. oorzaken achterstand taal en rekenen en geconstateerde voorsprong sociaal emotionele ontwikkeling.

T.a.v. de geconstateerde achterstand kan worden opgemerkt dat niet alle respondenten dit in hun eigen schoolsituatie herkenden. Waar dit wel het geval was werden de volgende mogelijke oorzaken genoemd:

M.b.t. de taalachterstand:
. Tweetaligheid speelt geen rol van betekenis, wel de taligheid van de leerlingen (grootte van de woordenschat die ze van huis uit meekrijgen). . Een thuissituatie waarin sprake is van een gebrek aan taligheid: communiceren met weinig woorden, weinig of niet voorlezen. Dit speelt vooral in de lagere groepen. Dit werd als een van de hoofdoorzaken aangemerkt. . T.a.v. de achterstand die in groep 7 ontstaan is wordt opgemerkt dat dit te maken kan hebben met een wijziging in het lesaanbod met name de overgang van technisch lezen naar begrijpend lezen. . De eigen ambitie speelt volgens enkele respondenten zeker een rol, verhoging van het eigen ambitieniveau/bijstelling van de te hanteren norm kan leiden tot een gemiddeld hoger eindniveau.

M.b.t. de rekenachterstand:
. Een van de mogelijke oorzaken van de achterstand in groep 7 zou kunnen zijn dat veel scholen inmiddels zijn overgestapt op een modernere rekenmethodiek, de kinderen van groep 7 hebben mogelijk nog les gehad volgens de oude rekenmethodieken. . Bij rekenen wordt het ontbreken van de juiste didactische vaardigheden bij de leerkracht(en) ook wel voorzichtigjes genoemd.

M.b.t. de sociaal emotionele ontwikkeling:
. Vrijwel alle scholen besteden veel aandacht aan de sociaal emotionele ontwikkeling. . Een aantal scholen, met name de meer stedelijke, signaleren een toename van sociaal emotionele en gedragsproblematiek. . In dit verband worden de wachtlijsten in het speciaal onderwijs als een probleem ervaren waardoor klassen soms hebben te lijden onder één of meer probleemgevallen, die wachten op plaatsing op een speciale school. De rol van ouders die een dergelijke verwijzing niet zien zitten is daarbij ook van belang. . Veel ouders vinden het belangrijker dat hun kind goed in zijn vel zit dan dat hij optimaal presteert. Leerkrachten zijn van oordeel dat kinderen pas goed presteren als ze goed in hun vel zitten.


4.2 Verband tussen schoolkeuze vervolgonderwijs en omstandigheden school in relatie tot omgeving, streek, beginniveau kinderen etc. . Leerkrachten geven aan dat het advies van de school /leerkracht vooral doorslaggevend is. . In stedelijke gebieden speelt de ambitie van ouders soms een omgekeerde rol: ambitie vaak hoger dan advies school, i.p.v. te laag. . Een enkele ouder geeft aan dat de vrienden en vriendinnen wel een rol spelen. . In de grotere plaatsen zijn alle types vervolgonderwijs voldoende voorhanden en speelt afstand tot de school dus geen rol.


4.3 Voorbereiding op vervolgonderwijs.
. De meeste scholen bereiden voor op het vervolgonderwijs door het invoeren van een agenda en het maken van huiswerk.


4.4 Aanwezigheid leerlingvolgsysteem en gegevensoverdracht vervolgonderwijs. . De meeste scholen hanteren op enigerlei wijze een leerlingvolgsysteem. . Niet alle scholen uit het vervolgonderwijs koppelen terug naar de basisscholen. Wel is er sprake van verbetering van de contacten. . Niet alle scholen in het vervolgonderwijs doen wat met de gegevens die ze van de basisscholen ontvangen.


4.5 Overige conclusies.
. Er worden vraagtekens gesteld bij de veronderstelde slechte kwaliteit van docenten. Voorzichtig wordt toch wel erkend dat er hier en daar wel sprake is van wat vastgeroeste oudere docenten. Ook werd geconstateerd dat nieuwe /jonge leerkrachten soms met weinig taalkwaliteit van de PABO komen. . Grootte van de school is niet of nauwelijks van invloed op de schoolprestaties.


4.6 Verbeterpunten/aandachtspunten genoemd in expertmeetings en gesprekken . . Minder fixatie op pure schoolprestaties, persoonlijk welbevinden komt op eerste plaats. . Er is grote zorg over het afbrokkelen van de bestaande middelen. . Er moet meer aandacht komen voor taalontwikkeling jonge kind (d.m.v. VVE). . Goed overleg tussen basisschool en vervolgonderwijs is noodzakelijk. . Contact met de ouders is heel belangrijk.
. Aantal uren dat aan rekenen wordt besteed moet wel voldoen aan de gestelde norm. . Leraren VO komen te weinig op basisschool.
. Rekenmethodiek VO / Basisonderwijs sluiten niet altijd goed op elkaar aan. . Stagebegeleiding jonge leerkrachten vanuit PABO behoeft verbetering, docenten/stagebegeleiders zouden zich vaker op school moeten laten zien. . Meer handen in de klas, kleinere klassen, meer ondersteunende leerkrachten, kleinere groepen. Met name de groepsgrootte in de bovenbouw zou bij de grotere scholen kleiner moeten. . Meer aandacht voor professionalisering onderwijs en coaching leerkrachten. . Betere afstemming met jeugdzorg.
. Aandacht voor wachtlijsten speciaal onderwijs. . OKP continueren

Over de rol van de provincie wordt niet veel gezegd . De provincie moet vooral richting Den Haag lobbyen voor meer middelen. . De provincie zou een initiatief om een taskforce te formeren financieel kunnen steunen. . De provincie zou verder kunnen bijdragen naar een aantal longitudinale vervolgonderzoeken die de oorzaken van de achterstanden beter in kaart brengen.

Bijlage I Activiteitenverslag van de werkgroep

a. Werkbezoek Gemeente Dantumadeel.
Tijdens dit werkbezoek is de commissie geïnformeerd over de aanpak van de gemeente Dantumadeel en name over de aanpak van de problematiek van het schoolverzuim.

b. Werkbezoek CBS De Hoeksteen, Dokkum.
De Hoeksteen telt momenteel 200 leerlingen. De school is in de afgelopen tien jaar ca 100 leerlingen kleiner geworden. De school bedient een wijk die voor een groot deel uit huurwoningen bestaat met veel sociaal economische problematiek. Een klein deel van de wijk bestaat uit koopwoningen en een klein deel van de kinderen komt uit de oude binnenstad. Ca 35% van de leerlingen zijn zgn. 1,25 leerlingen het aantal allochtone leerlingen 1,9 is laag: ca 4%. Er wordt gewerkt met 9 groepen het merendeel van de leerkrachten werkt fulltime. Er is een aantal duo banen. Totaal zijn er 19 leerkrachten aan de school verbonden. De school kan beschikken over een Remedial teacher voor ca een ½ week en een IB-kracht, een zgn. intern begeleider. De school valt onder het bestuur van de PCB Dongeradeel. Hieronder vallen in totaal 17 scholen. De PC school van Morra/Lioessens is de enige school in de regio die niet onder dit bestuur valt maar een eigen bestuur heeft.

Hoofdpunten uit de discussie.
Er worden vraagtekens gezet bij de conclusie uit het onderzoek van Van Ruyven dat er geen sprake zou zijn van een sociaal emotionele achterstand of zelfs van een voorsprong. Op de Hoeksteen wordt juist veel sociaal emotionele problematiek gesignaleerd: kinderen die bijvoorbeeld niet weten hoe ze met elkaar moeten spelen. Er wordt dan ook veel aandacht besteed aan sociaal emotionele vorming. Hiervoor wordt elke week een ½ uur uitgetrokken. Er wordt dan aandacht besteed aan waarden en normen en hoe ga je met elkaar om. In het kader van het breedtesportproject "Geef me de vijf" wordt ook aandacht besteed aan de inrichting van het plein. Dit wordt aantrekkelijker gemaakt en ook wordt het plein arbotechnisch aangepast. In de onderbouw van de school valt op dat de kinderen uit de zwakkere milieus kampen met concentratieproblemen en niet gemotiveerd zijn. Ze moeten wennen aan gedragregels. De school houdt contact met de ouders via 10 minutengesprekken en ook via huisbezoeken. Het komt ook wel voor dat ouders de school benaderen omdat ze met de handen in het haar zitten. Gesignaleerd wordt dat kinderen met extreme gedragsproblematiek te lang moeten wachten op plaatsing in het speciaal onderwijs en dat ouders soms niet willen meewerken aan plaatsing. Zulke situaties kunnen van grote invloed zijn op de hele klas en op de prestaties van de andere leerlingen. Met betrekking tot de achterstanden op het terrein van taal wordt aangegeven dat de taligheid van kinderen en vooral ook de sociale achtergrond daarin een belangrijke rol speelt. Met betrekking tot de vraag of dossiers meegenomen worden naar het vervolgonderwijs wordt aangegeven dat dit niet het geval is. Het VO heeft hier ook geen behoefte aan. Sinds 2 jaar krijgt de school wel gegevens van het vervolgonderwijs over de schoolprestaties van de oud-leerlingen. Wat de schoolkeus betreft: afstand speelt in Dokkum geen rol omdat in de plaats zelf voldoende aanbod vormen van voorgezet onderwijs aanwezig is.

c. Werkbezoek CBS Mids de Marren, Gaastmeer.
Mids de Marren telt 46 leerlingen. Ca 50% van de kinderen behoren tot de groep 1,25 leerlingen. Dit levert de schoolmiddelen voor ca 75 minuten extra leerkracht per week op. Het bevoegd gezag van de school berust bij de vereniging voor PCBO Wymbritseradiel waarbij totaal 12 scholen zijn aangesloten met ca 1200 leerlingen.

Doordat binnen de vereniging een (her)verdeling mogelijk is kan de school toch met drie groepen werken, is er een Intern begeleider en heeft 1 leerkracht een middag beschikbaar voor ICT-werk. De school heeft samen met het Bogermancollege in Sneek en een twintigtal andere scholen een centrale dienst voor systeembeheer. De leerlingen zijn verdeeld over 3 leslokalen, in elke groep werken 2 parttime leerkrachten (in totaal dus 6 leerkrachten). De schoolleider heeft ook de leiding over de school in Folsgare. De school werkt naar het model van Pedagogisch georiënteerd onderwijs: het kind centraal en niet de leerstof. De school is bezig zich te oriënteren op het onderwijsconcept van de Jenaplanscholen.

Hoofdpunten uit de discussie.
Door de school werd aangegeven dat de kinderen in groep 1 op school komen met een taalachterstand doordat er in de thuissituatie weinig en veelal in een soort commandotaal met de kinderen wordt gesproken: ga zitten!, mond dicht!, slapen! Er wordt thuis weinig voorgelezen. De kinderen hebben dus een heel geringe woordenschat als ze op school komen. In het dorp zelf is de peuterspeelzaal verdwenen door gebrek aan leerlingen. De schoolleiding doet een aantal suggesties met betrekking tot de leesbevordering: Geef ouders bij de geboorte van een kind in plaats van een geboorteboom o.i.d. een pakket met een goed prentenboek, informatie over andere voorleesboeken en informatie over het lenen van boeken in de bibliotheek. De provincie zou ook de samenwerking tussen bibliobussen en scholen via een project moeten bevorderen. Tot slot komt ook de leefbaarheid van de dorpen aan de orde. D.w.z. er moeten mogelijkheden worden geschapen voor de vestiging van jonge gezinnen willen kleine dorpen niet langzaam vergrijzen en doodbloeden.

d. Werkbezoek CBS Het Mozaïek, Drachten.

Korte beschrijving van de school:
Het Mozaïek telt 23 leerkrachten op 12 groepen ( veel duobanen) Ca 290 leerlingen.
De school was eerder een OVB (Onderwijs Voorrangsbeleid) school is een VVE school, doet ook mee met het Onderwijskansenplan en het Piramide Project. De school telt ca 52% > 1,25 leerlingen ca 20 % allochtone afkomst en ca 45 woonwagenbewoners. De school kent geen NT2 kinderen. De school werkt samen met Talant. Binnenkort wordt nieuw gebouw betrokken samen met openbaar onderwijs ( zgn. Brede school) er wordt in de nieuwe setting ook samengewerkt met een Jenaplanschool ( zit in ander gebouw).

Gespreksverslag:
Door de leerkracht van groep 3 werd opgemerkt dat er soms sprake kan zijn van te lage verwachtingen/ambities van de leerkrachten zelf. In haar groep was, onder invloed van OKP plannen de norm bijgesteld voor lezen. Waar voor eind groep 3 het uitgangspunt was minimaal de basis toets is dit verhoogd tot 2 niveaus hoger ( AVI 2). De conclusie is nu dat 80 tot 90 % dit niveau ook daadwerkelijk zal halen. In groep 2 wordt al gestart met een leesgroepje. In groep 3 wordt de methode Leeslijn gebruikt.
De school probeert kinderen die dreigen en achterstand op te lopen al vroeg te signaleren. Er wordt in groepen 1 en 2 al begonnen met tutoring (in kader Piramideproject). Opgemerkt wordt dat dit mogelijk is omdat er ook faciliteiten beschikbaar zijn. Er is sprake van kleine groepen 3 en er wordt een stuk tutoring geboden. Het beeld zou zeker anders worden als er maar 1 leerkracht beschikbaar zou zijn op 320 leerlingen. De leerkracht van groep 3 geeft ook nog aan dat het verhogen van de eisen stimulerend heeft gewerkt richting de kinderen, ze dagen elkaar meer uit.

Geconstateerd werd dat de overstap van groep 4 naar 5 heel groot is. Er wordt dan een grote aanslag op de kinderen gepleegd. Er zit daar een enorm breukvlak. De teksten worden groter, het technische lezen is dan niet optimaal en dan komt de nadruk op begrijpend lezen. Er blijkt dan ook vaak sprake van gebrek aan kennis van woordbetekenissen. Dit speelt ook bij rekenen. Bij de groepen van de bovenbouw is wel behoefte aan meer faciliteiten bijvoorbeeld in de vorm van klassenassistenten. De leerkrachten zien hier graag dat kinderen die in de midden - en bovenbouw uitvalleen meer aandacht zouden kunnen krijgen. Het niveauverschil binnen de groep wordt dan ook groter. Dit manifesteert zich in groep 5. In groep 6 verschilt het niveau van AVI 4 tot 9. Geprobeerd wordt tot AVI 8 te komen. Er wordt nu een extra uur besteed aan niveaulezen. De school hanteert een nieuwe methode: Taal leesland. Deze vergt naar verhouding een grotere tijdinvestering. De school heeft de beschikking over klassenassistenten en Remedial Teacher. De Remedial teacher gaat vaak al vooraf aan de gang. In het kader van VVE kan worden beschikt over tutoren. Kinderen reageren heel positief op het gehanteerde systeem van pre-teaching (tutors die vooraf als stof door nemen met kinderen die dreigen achter te lopen).

Naar aanleiding van de vraag over de sociaal-emotionele voorsprong of achterstand geeft de school aan dat in groep 5 bijna de helft (9 kinderen) deelnemen aan sociaal-emotionele vaardigheidstrainingen. Dat wordt als een teken aan de wand gezien. De school kan dat niet helemaal verklaren. De trainingen gebeuren in goed overleg met de ouders (10 x) 1 keer per 14 dagen. Er is eerst een intakegesprek, achteraf een evaluatie en een nagesprek met de ouders. In groep 1 kunnen moeders samen koffiedrinken.
Geconstateerd wordt dat een groep kinderen binnenkomt met een heel beperkte woordenschat. Er is sprake van grote verschillen. Bij de taaltoets speelt het sociaal niveau een belangrijke rol. De school hanteert een boekenplankproject dat ouders stimuleert om voor te lezen. Het gaat hier om het beschikbaar stellen van ruilboekjes "met handvatten". Het probleem bij leesachterstanden zit vooral in de woordenschat. Kinderen vallen daardoor uit bij begrijpend lezen.

Uitstroom naar vervolgonderwijs:
Globaal gaat 1/3 naar HAVO/VWO 1/3 naar de middenstroom en 1/3 blijft daaronder. De school levert voornamelijk aan het Liudger College. Opgemerkt was dat in het vorige seizoen nog 5 kinderen terug waren geplaatst naar lager niveau. Hierbij speelde de (te hoge) ambitie van ouders vooral een rol (ging daarbij om hoger opgeleide ouders). Met betrekking tot het advies over het vervolgonderwijs blijkt ook hier het inzicht van de leerkrachten van groot belang. De Cito-toets (die dit jaar voor het eerst werd gehanteerd) en de Drempeltoets worden vooral gezien als onderbouwing van de visie van de leerkrachten.

Er is volgens de leerkrachten de laatste jaren meer overleg met het vervolgonderwijs. De school krijgt nog een paar jaar lang een overzicht van de rapportcijfers van de kinderen die afkomstig zijn van het Mozaïek. Men krijgt in het eerste jaar wel feedback van het vervolgonderwijs. De indruk bestaat dat het vervolgonderwijs steeds meer doet met de gegevens van het Mozaïek. Er zijn ook gesprekken met de schooldecaan en er wordt ingesprongen op de situatie van het kind.
Bij de keuze van het vervolgonderwijs is het formeel de ouder die kiest.
80 tot 90% van de leerlingen gaat naar het Liudger, een deel gaat naar Gomarus (iets zwaarder PC), een klein deel naar Gorredijk, de Burgemeester Harsmaschool.

Wensen school voor verbetertraject:
. Meer handen in de klas ook doorvoeren naar bovenbouw ( klassenassistent) ed. . Er is grote zorg over het afbrokkelen van de bestaande middelen. . De groepsgrootte in de bovenbouw zou kleiner moeten.

Geconstateerd wordt dat er na afloop VVE, OKP e.d. wel een gat zal vallen. Er is dus meer behoefte aan structurele middelen i.p.v. kortlopende projecten.

In het algemeen werd ook nog de vraag opgeworpen waar de taak van de school ophoudt als je ziet dat de school beschikt over schoolmaatschappelijk werk, SV trainingen en oudercursussen geeft en zich beweegt in allerlei Buurtnetwerken.

e. Werkbezoek aan Scholengemeenchap Bogerman, Koudum. Bogerman Koudum is een nevenvestiging van Bogerman Sneek (net als Bogerman Wommels). In principe worden dezelfde boeken gebruikt en wordt hetzelfde lesmateriaal gehanteerd. Ook zijn er afspraken over het niveau zodat er een naadloze aansluiting is. Bogerman valt onder de VCVO Zuidwest Fryslân samen met het Marne College te Bolsward, de CSG Gaasterland te Balk en de Zuiderpoort te Sneek. Er is een Algemeen Bestuur en een Centraal Manager en een centraal bureau. Het algemeen bestuur heeft zijn visie vastgelegd in een "Strategisch Plan". Naast organisatorische en onderwijskundige veranderingen is één van de uitgangspunten: zo lang mogelijk voor zoveel mogelijk leerlingen goed onderwijs vlak bij huis. Bogerman Koudum telt ca 180 leerlingen en 18 leerkrachten. Er is een brede instroom van VMBO-BK (evt. met LWOO) t/m HAVO/VWO. De leerlingen van VMBO-BK gaan na twee jaar naar Sneek of Bolsward. De HAVO/VWO leerlingen gaan na 3 jaar naar Sneek. De VMBO-gt leerlingen kunnen na 4 jaar examen in Koudum doen. De school is gehuisvest in een ruim maar verouderd gebouw. Er is in april een start gemaakt met de bouw van een multifunctioneel gebouw waarin naast Bogerman ook Jeugd en Jongerenwerk, de bibliotheek, de lokale omroep en de muziekschool participeren.

Hoofdpunten uit de discussie.

Vraag . Wat zijn volgens u mogelijke oorzaken van achterstand in het basisonderwijs bij rekenen/ taal en voorsprong op soc. emotioneel terrein? . Het persoonlijk welbevinden van het kind komt op de eerste plaats. Minder fixatie op puur schoolprestaties. . Een compleet mens is wezenlijk. Laten we ons niet teveel zorgen maken. . Friezen van het platteland zijn over het algemeen niet zo gebekt, maar de inhoud van wat men zegt is wezenlijk. Op het platteland is het meer "ons kent ons". . Wat geeft 1jr. extra nu in het leven van een kind? We hoeven niet direct het hoogst haalbare!

Vraag . Doorverwijzing naar het voortgezet onderwijs: . Hoog opgeleide ouders uit Koudum sturen hun kinderen bij voorkeur direct na de basisschool naar Bogerman Sneek. . Goede aanmelding voor HAVO/VWO
. Aanmelding loopt via basisscholen (+ Cito of drempeltoets). Bogerman Koudum gaat alle toeleveringsscholen langs om het oordeel van de leerkracht van de basisschool te horen. . Goed overleg tussen basisonderwijs en vervolgschool is noodzakelijk. . Kind met wilskracht en doel voor ogen kan veel meer presteren dan de toets aangeeft. . Qua niveau en gestructureerd werken zijn de toeleveringsscholen verschillend. De ene school brengt meer kennis aan dan de andere. Didactische aanpak is ook verschillend. . Vaak halen kinderen het stukje achterstand dat ze meebrengen in het vervolgonderwijs snel weer in. Kind groeit snel bij. Vakdocenten geven op Bogerman Koudum een duidelijke aanpak.

Vraag: Speelt sociaal economische positie van thuis ook mee in doorverwijzing naar vervolgonderwijs? o Ja, maar door het kind sterk te stimuleren kun je het tot betere prestaties brengen. o Leerling centraal stellen. Mentor kan daar aandacht aan schenken. o Thuissituatie kan remmend werken. Ouders zijn soms wat 'te gemakkelijk'- weinig ambitieus. o Hier is een brede instroom. School/ouders delen ze op niveau in. Is een leerling te goed voor een klas, dan wordt hij/zij hoger geplaatst. o De hele lange leerweg ligt minder voor de hand dan vroeger. o Alle 1e klassers worden thuis bezocht door docenten. Contact met de ouders is heel belangrijk om de leerlingen goed te kunnen begrijpen. o Kleine school heeft voordelen. Je wordt gekend en misstanden worden sneller herkend.

Vraag: Contact met basisschool i.v.m. overgang naar voortgezet onderwijs:

o Kinderen uit gr. 8 komen op doe-dagen / open dagen kennismaken. o Bij aanmelding is er contact met de basisschool. Dan wordt er vooral gekeken naar het kind in het algemeen. Er ligt materiaal van de basisschool, maar daar wordt alleen naar gekeken als er problemen zijn. In november gaat de schoolleider met rapportcijfers uit de eerste 3 klassen naar de toeleveringsscholen om ze te laten zien en zonodig te bespreken met de leraren van de basisschool. o Het past ons niet om de basisschool tot verantwoording te roepen als ze bepaalde kennis niet bijbrengen.

Overige punten:
o Uit rapport blijkt dat bij LWOO-leerlingen bij 43 % de achterstand wellicht komt door te slecht pedagogisch werk van de docent basisonderwijs. o Het aantal uren dat in het basisonderwijs wordt gerekend moet wel voldoen aan de gestelde norm. o Je kunt de hele mens in zijn totaliteit niet meten. Je meet alleen onderdelen. o Wordt er ook te zacht met onderwijzers omgesprongen als zij niet voldoen aan kwaliteitseisen? Een docent is heer en meester op zijn eigen terrein. o Opstellen persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) wordt door oudere docenten soms gezien als een nare beoordeling. o 10% van de lestijd mag een leraar besteden aan bijscholing. o Arbeidsrechten van personeel zijn sterk en men moet van goede huize komen om een docent eruit te krijgen. o Eindexamenscore van Bogerman Koudum is al een aantal jaren 100%. o Er is goed contact met de basisscholen. Je zou daar ook kunnen aankaarten op welke punten de school wat achterblijft, maar dat blijft een heikel punt. o Bogerman geeft zelf ook bijlessen aan kinderen die achterblijven. o Veel scholen zijn bezig met bijscholen in zelfstandig werken. Bogerman constateert ook dat ze veel van de basisschool moet overnemen wat dat betreft. o Een aantal kinderen zal nooit in staat zijn om zelfstandig te werken. o Kinderen zijn vaak verrassend goed in werken met de computer. o Bogerman heeft niet veel last van ouderparticipatie. Het is niet zo de gewoonte van ouders om mee te doen met activiteiten. Je zou best meer gebruik kunnen maken van hun kwaliteiten. o Nieuwe leerkrachten zijn vooral zij-instromers.

f. Expertmeeting Burgum
Samenvatting van de discussie in statements en steekwoorden, verdeeld naar groepen.

Leerkrachten + ouders.

1. Oorzaken achterstand.
. sociaal-emotionele ontwikkeling is moeilijk te meten; . verwachten we ook te weinig van de kinderen? . stellen we onze eisen wel hoog genoeg?
. op kleine school in groep soms heel groot niveauverschil; . school "De Opslach" in Franeker kent zelf geen achterstand. Werkt mee aan landelijk prima-cohort onderzoek ( 2 jaarlijkse toets in groep 2-4-6-8).

Vraag: zijn er wel genoeg gemêleerde scholen onderzocht door de Fryske Akademy?


2. Schoolkeuze vervolgonderwijs:
. School dichtbij is sterk bepalend;
. Vaak keuze voor Havo als VWO verder weg is; . Slecht OV-verbindingen mede oorzaak;
. (Over-) beschermende ouders;
. Doordat veel goede leerlingen naar te laag onderwijs gaan, hebben die scholen zeer goede resultaten en zeggen ouders "dat is een zeer goede school".


3. Toets:
. CITO is doorslaggevend. GCO-drempeltoets is aanvullend;


4. Voorbereiding.
. Taalvaardigheid is niet optimaal;
. SMS-taal;
. Digitaal onderlegd, alfabetisch minder; . Goed methodisch schrijven werkt slordigheid tegen; . Huiswerk;


5. Aansluiting op VO.
. Probleem: verschillende soorten Voortgezet Onderwijs geeft problemen bij aansluiting; . Goed overleg nodig tussen basis- en vervolgonderwijs i.v.m. hiaten, vaak bij het vervolgonderwijs; . Voorbeeld: gymnasium werkt met oude wiskundemethode terwijl basisschool met nieuwe methode werkte; . Bij dyslexie: er is goede begeleiding op basisschool; niet in voortgezet onderwijs. . Leraren voorgezet onderwijs komen te weinig op basisschool.


6. Slechte kwaliteit
. Hoe is dat gemeten?
. Wat is de maat van de kwaliteit?
. Hoe in andere provincies?
. Aantal fte's is van belang op school;
. Is complex van factoren;
. Nieuwe/jonge leerkrachten komen met slecht taalkwaliteit van PABO.


7. Verbeteringen.
o Meer handen in de klas.
o Meer geld van Rijk
o Onderwijs in waarden/normen nodig.
o Kleinere klassen.
o Klassenassistenten moeten aanstelling krijgen o Om praktische redenen is klassikaal onderwijs soms meest effectief. o Laat Provincie Fryslân richting Den Haag een lobby houden voor meer geld en voortzetting bestaande projecten. o Pilot-project en vervolg financieren voor scholen die schrijnende gevallen tellen. o Meer aandacht voor positie Frysk m.n. op plattelandsscholen (schrijven!)

SCHOOLDIRECTEUREN:

Woordenschat:
. friese mentaliteit;
. ambitieniveau ouders en leerkrachten.

Methodisch handelen:
. achterstand wegwerken hardnekkig probleem;
. grote niveauverschillen?

Ondersteuning:
. middelen / geld;
. klassenassistenten;
. tutors;

Professionaliteit en coaching:

Autonomieverandering: zowel primair als vervolgonderwijs.

CITO: Leerlingvolgsysteem: eindoordeel leerkracht is bepalend.

OKP is een succes!!!

Imago van het onderwijs.

Oplossingen:

1. Masterplan uit te voeren door pluriforme werkgroep;
2. Jeugdzorg;

3. Groepsverkleining;

4. Meer professionalisering.

Positief: sterke sociaal-emotionele ontwikkeling.

OUDERGROEP.

Conclusies:
. Opgroeien is belangrijk, kind staat centraal; . Niet zo prestatiegericht, nuchterder;
. Reizen, vriendjes, langere leerweg, zijn factoren om te kiezen van vervolgopleiding; . Advies leraar belangrijk voor keuze vervolgopleiding . "'Leeskilometers" zijn belangrijk, taal is belangrijk . Didactisch handelen van leraar --> leerling aanbieden op niveau, maar ook naar het kind zelf toe. . Het onderzoeken van jongs-af aan (toetsen e.d. ) slaat enigszins door; . Teamsamenstelling is heel belangrijk;
. Leerlingen die niet in het reguliere onderwijs passen blijven daar te lang in hangen; . Gedragsproblemen komen steeds vroeger aan het licht; . Toetsen toetsen niet wat de leerling weet. Sluiten niet aan; . Verschil in vaardigheden van leraren.

Voorstellen:
. meer handen voor de klas;
. een goed gebouw in een stimulans voor goed onderwijs; . flexibiliteit van leraren (Pabo);
. ouderparticipatie (tot op zekere hoogte) betrokkenheid; . sociale vaardigheden;
. minder administratieve rompslomp;
. meer praktijkstage;
. opleiding moet meer gericht zijn op praktijk; o onderbouw: vaardigheden
o bovenbouw: kennis
. passie voor het kind.

g. Expertmeeting Joure

LEERKRACHTEN:

Conclusies:


1. Taalachterstand? Ja .
. Kinderen komen soms op school met weinig bagage en interesse. Dit heeft te maken met de thuissituatie. Druk- weinig praten- commandotaal.


2. Schoolkeuze:
. Ouders kiezen eerder te hoog dan te laag bij vervolgschoolkeuze. Onderwijsaanbod is in regio voldoende.


3.Toetsen:
. Allen: leerlingvolgsysteem wordt gebruikt + Cito + GCO toets.


4. Aansluiting vervolgonderwijs:
. Meer overleg nodig over werkwijze van beiden.


5. Zie 4.


6. Door niveauverschil vaak taalkundig aansluiting bij laagste niveau. Taal/rekenniveau pabo-ers is vaak onvoldoende.

Verbeterpunten:

o Verplichte bijscholing voor team.
o Benut elkaars sterkte kanten (in vakken)
o Flexibeler huisvestingsbeleid.
o Extra geld voor meer handen in de klas.
o Herverdeling gewichtenregeling nodig.
o Meer overleg b.o. / v.o.
o Meer praktijkdocenten PABO naar de stageadressen. o Meer stage-uren voor studenten.
o Provincie moet bij Rijk pleiten voor 5.
o Provinciaal potje om beleid te kunnen maken voor extra scholing teams/netwerken. o Provincie zou ICT in onderwijs kunnen stimuleren en steunen.

OUDERS
Conclusies:


1. Geconstateerde achterstanden:
o We nemen aan dat er achterstand is.
. Friestaligheid
. Bereikbaarheid Fryslân
. Sociaal economisch
. Gewichtenregeling.


2. Verband tussen streek, vriendjes, veiligheid naar welk vervolgonderwijs? . Goed in je vel (sociaal emotioneel).


3. Leerlingvolgsystemen?
. Niet elke school heeft leerlingvolgsysteem. . Niet elke school gebruikt Cito toets.


4/5 Voorbereiding op vervolgonderwijs
. Huiswerk maken wordt gezien als voorbereiding op VO . VO sluit daar niet helemaal op aan maar dat wordt niet als probleem gezien.


6. Kwaliteit onderwijs.
. kwaliteit van de Pabo, hangt meer van de persoon af dan van de Pabo. . organisatie van de school: duo-banen, part-timers. . te weinig handen in de klas.

Verbeterpunten:

o Bijscholing leerkrachten.
o Scholen moeten meegaan met de tijd (bv. roulatie leerkrachten). o Vakanties anders organiseren.
o Minder groepen bijelkaar.
o Geld anders verdelen meer geld naar de werkvloer. o Enkelvoudig advies naar V.O. dus niet havo/vwo maar VWO of HAVO. o Advies leerkracht is doorslaggevend, CITO of andere toets als bevestiging van het advies. o Voortgezet onderwijs moet beter aansluiten op Basisonderwijs. o Rust in het onderwijs (minder veranderingen). o Regelmatige bijscholing voor het hele team.
o Betere organisatie m.b.t. verschillende leerlingen. o Goed personeelsbeleid.
o Ouders van begin af betrekken bij onderwijs, gedurende schoolcarrière. o Provincie moet lobbyen richting Den Haag, samen met andere provincies.

DIRECTIES

Conclusies:
. Rekenachterstand is relatief gemakkelijk in te halen. . Taalachterstand veroorzaakt door vooral omgevingsfactoren zoals: thuissituatie, taalhantering thuis. . Soc. emotionele ontwikkeling lijkt goed (bij kleine school nog beter), maar verhult. Toename van meervoudige soc. problematiek. Loopt sterk door in voortgezet onderwijs. . Rapport v. Ruyven wordt herkend: spiegel voorhouden en signaalfunctie. Sommige scholen leggen dit naast andere rapporten en maken hier beleid op. . OKP - aanpak (Kollum) is succesvol en moet niet na vier jaar stoppen. . Uitval in OKP-school toch moeilijk te achterhalen.

. Kernoorzaak bij taal begint al in de wieg.
1. Ouder zo vroeg mogelijk betrekken (Heerenveen: zwaan kleef aan koffieochtenden)
2. Vergroten mondelinge taalvaardigheid (Begrijpend lezen komt later pas!) (Piramideproject).
3. Gelijktrekken gewichtenregeling is nodig ( meer geld ( meer leerkrachten( meer aandacht voor taal+ rekenen en bijscholing leerkrachten (vergroten handelingsbekwaamheid / competenties. Het schoolplan hierop afstemmen.

Aanbevelingen:
Doelen:
o Leerlingengewichtenregeling gelijktrekken. o Ouderbetrokkenheid vergroten.
o Vergroten/ontwikkelen mondelinge taalvaardigheid (methoden) o Leerkrachtcompetenties vergroten. Directie moet hierop gericht sturen. o Collegiale consultatie: twee leerkrachten voor één klas i.p.v. klassen verkleinen. Team teaching (geldgestuurd)

VO:
. Haalt opgelopen achterstand niet in. Meer afstroom dan opstroom. . Kansen die kinderen hebben moeten optimaal worden benut. . leerlingvolgsysteem: meer wederzijds informatie uitwisselen over wat doen we goed (good practices) en wat kan er beter. . Cito en de rest.

PABO
. meer zichtbare praktijkbegeleiding voor student. . meer praktisch gericht werken (duaal leertraject)

Algemeen
. basisscholen zelf verantwoordelijk maken ( geen opleidingen koppelen aan weer nieuwe structuren).

h. Consultatie directie van GCO Fryslân, de heren R.Boersma en N.Osinga.

In het gesprek met de heren Boersma en Osinga worden door hen o.a. de volgende gezichtspunten en bevindingen naar voren gebracht.

Allereerst wordt geconstateerd dat de onderwijsachterstandsproblematiek te maken heeft met de sociaal culturele situatie in verschillende delen van Fryslân. Ook wordt geconstateerd dat de verschillende beleidsmakers de bestaande situatie wel willen doorbreken en dat in het algemeen bij het onderwijzend personeel al sprake is van een geweldige verschuiving waar het gaat om hun opvattingen over deze problematiek. Om de achterstand aan te kunnen pakken is het noodzakelijk dat wordt erkend dat er sprake is van een bepaalde mate van achterstand. Er moet eerst sprake zijn van acceptatie, dan moeten de consequenties worden overzien en daarna kan men acties op zetten voor de aanpak van de achterstand. Er blijft echter nog steeds discussie over het al dan niet bestaan van onderwijsachterstanden. Wel kun je zeggen dat ook al staan de onderzoeksresultaten soms ter discussie, deze resultaten wel bepaalde trends aangeven. Bij het GCO ervaart men wel dat er zowel bij het onderwijs zelf als bij de bestuurders sprake is van acceptatie van de gegevens situatie en dat de wil aanwezig is er ook wat aan te doen.

Geconstateerd wordt dat de bestuurlijke context van het onderwijs onvoorspelbaar is geworden. Er is sprake van te weinig consistentie. Er is soms sprake van 5 beleidsvarianten in een korte spanne tijds. De periode dat de gemeente een belangrijke rol speelde is nu voorbij. De bevoegdheden van de gemeenten gaan steeds meer over naar de schoolbesturen. Dit leidt wel tot een verdere versnippering. In dit verband zijn er mogelijkheden voor de provincie om een meer regisserende rol te spelen.

Op de vraag hoe de bestaande onderwijscultuur zou kunnen worden doorbreken wordt gewezen op het belang van een schoolspecifieke analyse, zoals die op verschillende plaatsen al is toegepast in het Onderwijskansenproject.

Eerst moet gekeken worden naar: hoe zit het hier, op deze school. Als, bijvoorbeeld, in het algemeen geconstateerd wordt dat het rekenaanbod gemiddeld 30 minuten minder is dan moet eerst gekeken worden naar; hoe zit dat bij ons? Bij de volgende stap kan dan bovenschools worden gekeken. In dit verband wordt ook voor een vorm van zelfvisitatie gepleit zoals ook bij gemeenten is gebeurd. Daarbij kun je kijken naar een aantal factoren zoals: hoe zit het met het lerarenaanbod, hoe met het onderwijskundig leiderschap.

Van alle scholen wordt verwacht dat ze een leerlingvolgsysteem hanteren. Een tweede stap zou kunnen zijn de gegevens hieruit eens nader te analyseren. Deze vraag wordt nu niet systematisch gesteld. Het zou wenselijk zijn soort evaluaties dwingend op te laten leggen door schoolbesturen en daar waar blijkt dat het tegenvalt er ook systematisch wat aan te doen. In de praktijk blijkt vaak dat scholen niet in staat zijn of geen zin hebben om het systematisch aan te pakken. De bovenschoolse managers moeten hun positie nog veroveren en de professionele vrijheid blijkt het hoogste goed te zijn in onderwijsland.

Supervisie komt nog maar mondjes maat voor.
Leerlingenresultaten zouden beter in beeld gebracht moeten worden. Dat moet nu eindelijk eens belangrijk worden gevonden. In het verlengde van de ambitie: Er wordt gewezen op de noodzaak van introspectie: hoe zie je jezelf als leerkracht? De oorzaken van de achterstanden worden te gemakkelijk door de leerkracht buiten zichzelf gezocht. Kortom de problematiek moet geobjectiveerd worden. Hiervoor is vooral een krachtig personeelsbeleid nodig. Daarbij moeten beleidsuitgangspunten worden geformuleerd:
- Dit en dat is belangrijk voor ons team/leerkrachten.
- De organisatie van de klassen vereist die + die competenties.

Er moet bezien worden wat iedere leerkracht nodig heeft. Geconstateerd wordt dat gedragswijziging niet van vandaag op morgen is te realiseren. Mensen zijn vastgeroest: zijn volledig overtuigd altijd zo gedaan 20 jaar ervaring. T.a.v. het geconstateerde onvermogen is er sprake van gradaties. Gebouwen en omstandigheden spelen daarbij een rol. Aan de top is sprake van een ontluikende nieuwe ontwikkeling. Sommige directeuren slagen erin hun enthousiasme over te brengen. Maar er is nog sprake van kasplantjes.

Ontwikkelingen waar het GCO zich mee bezighoudt:
. Cursus met informatiecomponent en toepassingscomponent. . Overtuiging en gedrag.
. Video-interactietraining is toegenomen. . Good practices verder uitbouwen en vermenigvuldigen.

T.a.v. instroom van de hbo-opleidingen wordt opgemerkt dat: Leraren goed worden betaald. Zij hebben zichzelf status af laten pakken door ouderparticipatie. Vak is niet sexy genoeg. Sinds vorig jaar: Hoe vertel ik slechte boodschap aan pappie en mammie. Leerkrachten weten vaak niet hoe ze met ouders om moeten gaan. Je zou LIO-ers meer in moeten zetten in onderwijskansenplan. Je hoort regelmatig in scholen dat er duidelijk wat moet gebeuren aan de Pabo-opleiding. Veel met informatie bezig niet met kinderen. Participatie van LIO-ers komt niet van de grond.

Oplossingsmogelijkheden:
. Actief zijn en signaleren waar sprake is van problemen. . Meehelpen bewustzijnsniveau te verhogen. . Scholen willen wel veranderen, maar er moet geld bij.

Als er projecten komen:

- regisseren

- stimuleren

- faciliteren

Overige aanbevelingen/conclusies:
o Deelname provincie geeft status en uitstraling. o Het probleem aanhoudende aandacht geven.
o "Stipepunt" / actiepunt inrichten.
o Vast houden aan consistente lijn.
o Alert zijn op sterke verschuiving in het krachtenveld. o Stevige regie vereist met betrekken van bestuurders opleiding
onderwijsbegeleiding.
o Wetenschappelijke stimulans (onderzoek bevorderen). o Permanent platform creëren.

i. Consultatie directies Friese Pabo's ( NHL en CHN) Van de zijde van de CHN en de NHL waren aanwezig de heren: T. van de Bogaard, T. Jansen, F. de Jong, G. Tekstra en H. Wildeboer.

Aan de vertegenwoordigers van de PABO's wordt de volgende vraagstelling voorgelegd: Als PABO bent u het toeleveringsbedrijf voor de scholen waar het gaat om nieuwe leerkrachten. Aan u de vraag hoe het komt dat er sprake is van achterstanden, heeft u ideeën om de situatie te verbeteren en op welke wijze kan de PABO op een en ander inspelen.

Door de vertegenwoordigers van de PABO's wordt aangegeven dat de achterstand al wel is aangetoond maar dat er nog niet helemaal verklaard is waar het aan ligt. Als punten worden genoemd: het verwachtingpatroon dat de ouders/ de maatschappij heeft. In Limburg bijvoorbeeld is men meer op prestatiegericht. Ook het didactisch handelen is een punt waar het aan kan schorten. Het niet accepteren van nieuwe didactische methodes zou een rol kunnen spelen. Op scholen ontbreekt nog een soepele doorstroom van leerkrachten. In Fryslân hebben leerkrachten gemiddeld 25 jaar ervaring. Pas vanaf 1998 is er sprake dat leerkrachten ook beoordeeld worden op hun didactische kwaliteiten. Wel wordt geconstateerd dan nieuwe didactiek bij kleine groepen moeilijk toe te passen zijn.

De nieuwe didactiek vereist een groep van ca 20 leerlingen. In kleine groepen is de leerlingenzorg ook moeilijker te organiseren. Het lesgeven in combinatiegroepen is dus een probleem.

De aanwezigen constateren dat de prestatiegerichtheid in Fryslân minder is. In kleine scholen binnen een stabiele gemeenschap is het lastig om bestaande patronen te doorbreken. Dat Drenthe gemiddeld beter scoort zou te maken kunnen hebben met de instroom van buitenaf (uit het universitaire milieu in Groningen).

De mogelijkheden van de opleidingen om bij te dragen aan oplossingen zijn beperkt. Het zit hem naar het oordeel van de Pabo's niet in de opleiding: de studenten leren de nieuwe didactieken. Maar de nieuwe onderwijskracht die een school binnenkomt, neemt wel snel de kleur aan van de school. De Pabo-woordvoerders zijn van mening dat de oplossing meer in de educatieve infrastructuur moet worden gezocht. De Pabo's zouden samen met de scholen ontwikkelingstrajecten moeten opgaan. Wel moet er aandacht zijn voor de verschillen die tussen scholen bestaan, maar stadsscholen functioneren naar het oordeel van de aanwezigen niet beter dan plattelandsscholen.

De Pabo's wijzen ook op het belang van de rol van de directies. Men zou een prikkel moeten instellen waar het gaat om het onderwijskundig management van de directeuren. Daarbij is het van belang dat directies een goede visie ontwikkelen. Verder moet elke school zich bewust worden van het feit dat ze in een proces van verandering en verbetering zit. Een ander aandachtpunt is het stimuleren van het vakmanschap van de leerkracht. De leerkrach moet gestimuleerd worden om binnen een gegeven tijd het onderste uit de kan te halen. Een van de kritiekpunten van de onderwijsinspecties is, dat slordig wordt omgegaan met de onderwijstijd. De Pabo's zijn wel van oordeel dat er wel een prikkel moeten komen. Geconstateerd wordt dat onderwijsmensen te weinig met elkaar praten over hun vak. Er moet gewerkt wordt aan het bevorderen van de professionaliteit.

Met betrekking tot de kwaliteit van de nieuwe leerkrachten wordt opgemerkt dat er wel voldoende instroom van leerlingen is, maar dat een betere kwaliteit van de instroom wel gewenst zou zijn. De instroom in de teams is redelijk eenzijdig: vooral sterk op uitvoerend niveau, maar er is vooral gebrek aan mensen met visie. Ook wordt geconstateerd dat scholen vaak de grijze muizen binnenhalen. Er is bijna sprake van een gesloten bastion. Je ziet weinig onderwijsvacatures in de krant en er wordt te weinig gekeken naar diversiteit.

De PABO's constateren dat het niveau van het bovenschools management wel toeneemt.

De heer van de Bogaart mist in het beleid een visie op hoe je een kwaliteitsslag maakt:
1e Wanneer is een schoolnorm goed. In Provincies als Brabant en Limburg staat het resultaat centraal: wat presteren ze.


2e In Fryslân bestaat een lange traditie van verzet tegen de gehanteerde meetinstrumenten.

Toetsdruk is nu verschrikkelijk. Ook het ministerie erkent dat de dominantie van de Cito-toets uit de hand is gelopen.

Van de Bogaart constateert dat er een goede educatieve infrastructuur is en dat de aandacht zich daar niet op hoeft te richten. Hij roept op de durf te hebben te vergelijken.

De heer Jansen constateert dat onderwijs een dynamisch gebeuren is en dat stilstand dodelijk is. Vergelijken moet niet tot rangordelijstjes leiden. Wel moet je naar anderen kijken. De school heeft de plicht om maximaal talent te ontwikkelen.

Wat moet veranderen in lerarenopleiding?
De CHN constateert dat de opleidingen zo langzamerhand beschikken over goede modellen die kunnen worden aangeboden. De PABO's zijn bereid om hierin te investeren. Ze vinden het leuk om dat soort projecten te stimuleren. Met de lumpsum financiering zijn de middelen er voor. Het is nu van belang te weten wat het onderwijs zou willen.

De heer de Jong geeft aan dat de opleiding zich wil laten inspireren door good practices. Hij pleit er voor dat mensen uit de praktijk een 2 tal jaren bij de pabo's zouden gaan werken en andersom. Beide instituten houden zich nu al met docentenstages bezig. De Pabo's zouden samen met de scholen aan een visiedocument kunnen werken. Men moet op langere termijn iets durven. Met betrekking tot het Fries wordt opgemerkt dat de provincie een rol heeft met betrekking tot de kwaliteit van het Fries op de basisschool. Er zou meer helderheid moeten komen over de rol van het Fries. Bij bijna geen enkele school wordt Fries als een functie-eis gehanteerd.

Bijlage II Verslag Onderwijssymposium gehouden op 22 september 2004.

Van de inleidingen is een uitgebreidere samenvatting, in de vorm van de gepresenteerde sheets beschikbaar (ligt ter inzage).

a. Inleiding voorzitter werkgroep, de heer F. Kuipers.

Kan het ietsje meer zijn? Verbeteren van het onderwijs door een extra inspanning van alle partijen?

De werkgroep heeft gekozen voor een werkmethode waarbij het veld zelf aan het woord kon komen. De werkgroep wilde niet uitsluitend afgaan op bestaande nota's en onderzoeken maar zelf eerst de mening van het onderwijsveld horen. Werkwijze is vooral gericht geweest op 3 aandachtpunten: . taalachterstand
. rekenachterstand
. sociaal emotionele ontwikkeling

Enkele belangrijkste constateringen van de werkgroep: . Fries heeft er weinig of niets mee te maken met achterstand in het onderwijs, het gebrek aan taligheid is een van de hoofdoorzaken . begrijpend lezen is ook een basis voor het oplopen van achterstand . dat kinderen goed in hun vel zitten is belangrijk, vinden vooral de ouders . Zelfoplossend vermogen van en binnen de scholen meer aanspreken en benutten; Dit sluit aan bij een van de conclusies van Mw. Dr. van Ruyven.

Zie verder het verslag van het symposium "Kan het ietsje meer zijn?"

b. Inleiding J. de Graaf, medewerker Instituut voor Publiek en Politiek.

Door te kleine en eenzijdige respons zijn resultaten helaas weinig valide. Enkele opvallende resultaten:
Het bestaan van taal achterstanden wordt vaker (h) erkend dan het bestaan van rekenachterstanden. Veel respondenten signaleren een sterke toename van leerlingen met gedragsproblematiek. Dit leidt tot negatieve beïnvloeding van prestaties andere leerlingen. Belangrijkste punten waar verbetering nodig is (door minstens 40% van de respondenten genoemd) zijn: Meer en snellere doorverwijzing naar speciaal onderwijs

Verhogen ouderparticipatie
Bijscholen taal en rekenvaardigheid personeel
Nieuwe taal- en rekenmethodes.
Aanpak schoolverzuim
Andere onderwijsvisie.
Opmerkelijk is dat slechts 22,5 % didactische bijscholing noodzakelijk vind.

Ruim een kwart van de respondenten is van mening dat de rol van de provincie in het onderwijs wel groter mag zijn. Slechts 7 % is van oordeel dat de rol wel kleiner mag zijn.

c. Inleiding van de heer Jan de Haan, besturenraad protestant christelijk onderwijs.

Besturenraad van 800 schoolbesturen, 2500 scholen. Wat kan je doen als provincie??
Te weinig achterstand op het platteland = Zeeuws meisjes syndroom, dit klopt niet Het Sociaal Cultureel Planbureau:

40000 achterstandleerlingen, waarvan 50 % allochtoon en 50 % autochtoon.
9% drempel in gewichtenregeling, daardoor op het platteland 77% geen ondersteuning. Voor Fryslan is dat 44%.
De provincie Fryslan popelt.
. Aansluiting van de zorgstelsels: Weer samen naar school en onderwijsachterstanden; . Zorg voor concrete plannen en faciliteiten,
. Vorm een netwerk om kennis en ervaring uit te wisselen met andere provincies. . Brede school bevorderen, de school kan het niet alleen. Schep netwerk van Zorg, Opvang en Cultuur.

d. Inleiding professor G.W. Meijen, hoogleraar Sociologie Universiteit van Amsterdam en lid Onderwijsraad.

Achterstandenbeleid:
Oud:
. Gemeente is regisseur
. Onderwijsvoorrangsplan.

Nieuw:
. School is verantwoordelijk
. Gemeente op afstand.

Kritiek:
. Rol gemeente wordt geminimaliseerd
. Verantwoordelijkheden zijn onduidelijk.
De middelen moeten worden aangepast aan het doel. Platteland:
. Weinig middelbaar en hogere functies
. Drempels; te weinig formatie extra
. Kleinschaligheid; weinig specialistische kennis op scholen en bij ambtenaren

Provincie:
. Creëren van hoogwaardige arbeidsplaatsen
. Hoger aspiratienivo
. Bovengemeentelijke samenwerking achterstandenbeleid. . Monitoren van gemeentelijk achterstandenbeleid
. Monitoren van de prestaties
. Besturen prikkelen.

e. Forumdiscussie:
Forumleden:


1. V. Felder, bovenschools directeur openbaar onderwijs
2. J. Kloprogge, buro Sardes.

3. G. Krol, wethouder onderwijs Leeuwarden.

4. E. Nijpels, CdK.

5. B. Mulder, gedeputeerde onderwijs.

6. A. vd. Boogaart, CHN Pabo

7. J. Peschar, hoogleraar sociologie.

Wat moet de provincie doen:

Peschar:

*monitoren, lange termijn

*vergelijkend onderzoek met andere provincies.

Kloprogge:

*onderzoek doorzetten, dan sta je sterker

Mulder:

* onderzoek wordt al doorgezet in lPO verband

* tevens zitten we regelmatig met de minister om tafel.

Van den Bogaart
we worden nog niet genoeg gehoord in Den Haag

Felder:

* kunnen niet op eigen kracht de achterstanden aan, samen met provincie en rijk
* meer handen in de klas> 6mln structureel per jaar.
* voorschoolse periode is heel belangrijk> daar is de provincie niet voor nodig.

Van den Bogaart:


* Onderwijs kan heel veel ver zelf komen, maar hulp is beter om alle schouders eronder te zetten> goed leerlingvolgsysteem.

Mulder:

* Een regieakkoord met alle partners waar alle verantwoordelijkheden worden geregeld.

Van den Bogaart:

* ambitie moet omhoog> ouders, leerlingen en leerkrachten samen.

Peschar:

* kunnen we het ambitieniveau sturen??

Kloprogge

* de wisselwerking zit natuurlijk in het ambitieniveau> het is een keuze.

Felder:

* ambitieniveau zit voornamelijk bij ouders> volg de leerlingen in het vervolgonderwijs.

Krol:

* ambitieniveau is soms ook te hoog van ouders
* de provincie moet de achterstanden niet accepteren.
* brede school, provincie kan stimuleren

* VVE, peuterspeelzaal idem.

Van den Bogaart

* brede school is goed, de schooldag wordt verlengd, een gestructureerde omgeving.
* ouders worden dan betrokken bij school en er is een kans om de achterstrand in te lopen.

Kloprogge:

* brede school is een netwerk, een vangnet van instellingen, school en omgeving.
* Maar de taal is de sleutel.

Felder:

* samenwerking is belangrijk, regierol ligt dan bij gemeente om instellingen te stimuleren samen te werken om het vangnet te creëren.

Van den Bogaart:

* meer handen voor de klas zou kunnen helpen, er worden er meer opgeleid dan dat er werken in Fryslan.

Felder:

* er is geen geld voor meer handen in de klas.
* OKP is prima, jammer dat die regeling afloopt.
* regierol kan prima bij provincie liggen.

Mulder:

* OKP is rijksgeld, zij stoppen.

Kloprogge

* verschuiven van de gewichtenregeling is prima, vaststellen dat het platteland ook geld nodig heeft, eerst verzilveren wat je binnenhaalt (bezuiniging van 100 mln is van de baan) en dan kijken of je nog argumenten hebt om meer te halen.

Vragen/opmerkingen uit de zaal.

Hoe staat het met kleine scholen?

Mulder:

* is een gemeentelijke aangelegenheid, er is niet aangetoond dat kleine scholen slechter zijn dan grotere.

Krol:

* accenten moeten ook op dorpsscholen liggen.

Peschar:

*geen onderscheid tussen grote en kleine scholen.

Hoe wordt er bij het consultatiebureau omgegaan met de taalarmoede (Jeanet Dijkema)

Peschar:
. dat willen we graag onderzoeken.

Hoe zit het met de gewichten regel en meer handen voor de klas ( vd Haan).

Felder:


*ophouden met zeuren, ervoor gaan.

Mulder:


*gewichten regeling op de schop, lobbyen in Den Haag.

Wat is de rol van de inspectie en wat is nu de regierol (Andries Ekhart)

Mulder:

* primaire rol ligt bij de gemeente, rol in de school en de omgeving van de school
* provincie neemt rol op zich om onderzoek te doen, goed dat een aantal gemeentes nu verder zelf met onderzoek in eigen gemeenten bezig gaan.

Er moet bescheidenheid komen mbt oplossingen van achterstanden, de verwachtingen mogen minder zijn, ambities moeten gebaseerd zijn op reële verwachtingen ( Pier Bergsma)

Slotconclusies:

Mulder:
Kennis economie draait nu volop. Kinderen moet daarin mee kunnen. Optimale inspanning nodig om dat te bereiken. Richting Tweede Kamer signalen blijven afgeven. Eerste uitdaging, hoe krijgen we Den Haag zover.

CdK, de heer Nijpels:
Ieder kind moet de opleiding krijgen die past bij het kind. We moeten barsten van ambitie. ALS HET OM KINDEREN GAAT KUN JE NIET GENOEG AMBITIE HEBBEN.

Topprioriteiten voor het provinciaal bestuur: Faciliteren, initiëren en voor een deel monitoren. sluit aan bij suggesties van de heren Meynen en de Haan: met VFG, onderwijsveld en besturen afspraken over maken .

Frans Kuipers, voorzitter werkgroep:
Wij hopen dat de provincie ook een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van het Friese onderwijs. Ik kan als voorzitter zeggen dat de werkgroep vandaag veel heeft gehoord en opgestoken. Er zijn heel bruikbare haalbare en goede ideeën naar voren gekomen. Wie dat "Ietsje meer" zullen moeten invullen valt nog te bezien. De werkgroep zal al haar bevindingen en de resultaten van het symposium als het ware door een zeef laten zakken. De werkgroep zal dan met een voorstel komen en dat aan provinciale staten voorleggen. Dan is het woord aan de politiek. Wat de kosten betreft : Er zijn ook veel suggesties gedaan die niet te veel hoeven te kosten. Daarbij valt nog op te merken, zoals ook door anderen is gedaan, dat het zelfoplossend vermogen van het onderwijs nog te weinig wordt benut.


---- --