parlementaire stukken - Antwoorden op kamervragen over de mogelijke
verkoop van gifgassen aan Irak door de heer Van A.
Antwoorden op kamervragen over de mogelijke verkoop van gifgassen aan Irak
door de heer Van A.
21 januari 2005
Antwoorden van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van
Buitenlandse Zaken, op Kamervragen van het lid Externe link Van
Velzen (SP) over de mogelijke verkoop van gifgassen aan Irak door de
heer Van A., gesteld op 22 december jl..
---
1. Vraag
Op basis van welke aanklacht hebben de Verenigde Staten in 1989 aan de
Italiaanse autoriteiten om uitlevering verzocht van de, inmiddels in
Nederland van medeplichtigheid aan genocide verdachte Van A.? 1)
1. Antwoord
Dit betreft een procedure tussen de Verenigde Staten en Italië waarin
voor Nederland geen rol was weggelegd. Navraag heeft echter uitgewezen
dat de aanklacht van de Verenigde Staten in 1989 zag op overtreding
van de Amerikaanse in- en uitvoerwetgeving.
2. Vraag
Heeft de Nederlandse overheid, gezien het feit dat het om een
Nederlands staatsburger gaat, in 1989 een verzoek tot medewerking aan
de opsporing van de heer Van A. ontvangen of een afschrift van een
dergelijk verzoek aan andere staten? Zo neen, wat zijn dan de feiten?
Zo ja, wat is hier vervolgens mee gedaan? Heeft de Nederlandse
overheid meegeholpen aan een dergelijke opsporing? Zo neen, waarom
niet?
2. Antwoord
Volgens de Amerikaanse autoriteiten stond de heer Van A. destijds
gesignaleerd ter opsporing en vervolging. Een Amerikaans verzoek om
opsporing en aanhouding van de heer Van A. uit 1989 heeft mij echter
voor zover valt na te gaan niet bereikt. In dit verband wijs ik erop
dat de heer Van A. volgens mededelingen van de Amerikaanse
autoriteiten al begin 1989 in Italië werd gearresteerd in het kader
van een lopend aanhoudingsbevel van de Verenigde Staten. In hoger
beroep werd de voorlopige hechtenis geschorst door de Italiaanse
autoriteiten. Van A. is daarop volgens eigen zeggen en mededelingen
van de Amerikaanse autoriteiten naar Irak gevlucht.
3. Vraag
Is het waar dat de heer Van A. in maart 2000 op de top tien van de
opsporingslijst van de Amerikaanse douane werd gezet? Zo neen, wat
zijn dan de feiten? Op basis van welke aanklacht werd de heer Van A.
in 2000 opnieuw op de opsporingslijst gezet? 2)
3. Antwoord
Feit is dat de Verenigde Staten hun aan Nederland gerichte verzoek om
voorlopige aanhouding uit 1997 op 20 november 2000 zonder opgaaf van
redenen hebben ingetrokken. Een nieuw verzoek is sindsdien niet
gedaan. Het is mij niet bekend of de heer Van A. op dat moment of enig
ander moment in de top tien van de opsporingslijst van de Amerikaanse
douane heeft gestaan. Deze opsporingslijst dient overigens niet als
instrument in het uitleveringsverkeer met de Verenigde Staten;
Nederland wordt pas benaderd met een verzoek om opsporing indien er
aanwijzingen zijn dat een persoon zich in Nederland bevindt of zich op
korte termijn naar Nederland zal begeven.
4. Vraag
Is het voorts waar dat de Nederlandse overheid in het voorjaar van
2000 een verzoek ontving of een afschrift van een dergelijk verzoek
aan andere staten tot de voorlopige aanhouding van de heer Van A. met
het oog op uitlevering? Zo neen, wat zijn dan de feiten? Op welke
wijze heeft de Nederlandse overheid gereageerd op dit verzoek?
4. Antwoord
Zoals de Tweede Kamer op 28 november 2003 is geantwoord (zie
Handelingen 2003-2004, 383, p. 823-824), hebben de Amerikaanse
autoriteiten Nederland op 22 december 1997 verzocht om de voorlopige
aanhouding van de heer Van A. Voor zover valt na te gaan, heeft het
Nederlandse ministerie van Justitie verzoeken van andere staten of
afschriften daarvan nooit ontvangen. Voor de wijze waarop de
Nederlandse overheid op het Amerikaanse verzoek uit 1997 heeft
gereageerd, moge ik u verwijzen naar de diezelfde antwoorden, waarin
dat uitvoerig is beschreven.
5. Vraag
Is het voorts waar dat de AIVD de heer Van A. al enkele jaren in de
gaten hield omdat hij een van de weinige buitenlanders was die
intensieve contacten onderhield met het regime van Saddam Hoessein? Zo
neen, wat zijn dan de feiten? 3)
5. Antwoord
De vraag of de heer Van A. de aandacht van de AIVD heeft gehad kan
niet publiekelijk worden beantwoord. De commissie voor de
Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten is hierover
vertrouwelijk geïnformeerd.
6. Vraag
Is het waar dat de heer Van A. in april/mei 2003 via Syrië Irak
verliet en naar Nederland is gekomen? Zo neen, wat zijn dan de feiten?
4)
6. Antwoord
De heer Van A. heeft inderdaad in de genoemde periode Irak verlaten en
is via Syrië naar Nederland gekomen.
7. Vraag
Is het waar dat de heer Van A. door middel van een zogenaamd laisser
passer, dus met medeweten van de Nederlandse overheid vanuit Irak via
Syrië naar Nederland is gekomen? 5) Wie heeft hier toestemming voor
gegeven en heeft deze (bewinds)persoon vervolgens de komst van de heer
Van A. gemeld bij een bevoegde autoriteit, bijvoorbeeld de minister
van justitie? Zo neen, waarom niet?
7. Antwoord
Op grond van de vigerende richtlijnen van het ministerie van
Buitenlandse Zaken heeft de heer Van A. een laissez-passer ontvangen;
hij beschikte niet over een geldig reisdocument en stond niet
gesignaleerd, zodat er geen beletselen bestonden om een laissez-passer
af te geven. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft het
ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op de hoogte
gesteld van de komst van de heer Van A. naar Nederland. Justitie is
niet op de hoogte gesteld van de komst van de heer Van A., aangezien
de betrokkene niet gesignaleerd stond.
8. Vraag
Is het waar dat in april/mei 2003 de ambtelijke fout, namelijk het
niet verlengen van het Amerikaanse aanhoudingsbevel van 2000 nog
hersteld kon worden? Zo ja, waarom heeft de Nederlandse overheid geen
contact opgenomen met de Amerikaanse autoriteiten om dit te herstellen
en de heer Van A. alsnog aan de Verenigde Staten uit te leveren? Zo
neen, wat zijn dan de feiten?
8. Antwoord
Hoewel het niet aan mij is om te treden in de vraag of de Amerikaanse
autoriteiten een fout hebben gemaakt, is mij uit navraag wel gebleken
dat de verlenging van het aanhoudingsbevel mogelijk was tot 5 oktober
2003. Ik acht het, anders dan de vraag lijkt te veronderstellen, en
uiteraard nog los van de vraag of dat praktisch goed voorstelbaar is,
echter niet een verantwoordelijkheid van de Nederlandse autoriteiten
om toe te zien op de correcte naleving door de Amerikaanse
autoriteiten van mogelijk relevante voorschriften en procedures op dit
terrein.
9. Vraag
Is het waar dat u, ondanks het feit dat de heer Van A. geruime tijd
door de Amerikaanse overheid gezocht werd, niet onmiddellijk toen hij
met behulp van de Nederlandse overheid naar Nederland kwam, een
pro-actief onderzoek heeft gestart naar de eventuele vervolgbaarheid
van zijn daden? Kunt u aangeven hoe en waarom u tot een dergelijke
keuze bent gekomen?
9. Antwoord
Het strafrechtelijk onderzoek is gestart op 6 november 2003. Pas op
dat moment bood alle beschikbare informatie daar naar het oordeel van
het OM voldoende aanknopingspunten toe, waarbij het overigens op
voorhand duidelijk was dat het een uiterst complexe zaak betrof, die
uitvoerig nader onderzoek zou vergen.
1) De Telegraaf, 8 februari 2003
2) Externe link http://crimalert.bizland.com/-disc6-0000000atttm
3) De Telegraaf, 8 februari 2003
4) Netwerk, 6 november 2003
5) Nieuwe Revu, nr. 41, 2003 `Geen cent spijt'
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties