Universiteit van Tilburg

Oratie prof.dr. Jan Bouwens over prestatiemeting in het bedrijfsleven

Hoe wordt de prestatie van een bedrijf gemeten? Vaak kijkt men naar de beurswaarde. Toch is dit volgens prof. Jan Bouwens, hoogleraar Management Accounting en Financial Accounting, niet de beste maatstaf: het dwingt het management vooral korte-termijnbeslissingen te nemen In zijn oratie gaat hij in op betere prestatiemaatstaven.

In zijn oratie vraagt Bouwens zich af op welke prestatiemaatstaf de directie van een bedrijf wordt aangesproken. Dat het salaris van de caissière niet afhankelijk is van de beurskoers van een supermarkt, ligt voor de hand. Maar hoe zit het met het salaris van de voorzitter van de Raad van Bestuur? Hij kan met zijn handelen de beurskoers beïnvloeden, zoals het doen of nalaten van investeringen. En door aan de beurskoers een beloning te koppelen krijgen managers ook nog eens een prikkel om de waarde van het bedrijf te vergroten. Pakt dat in de praktijk altijd goed uit? Zeker niet. Neemt een manager een beslissing die pas over enkele jaren effect sorteert, dan is niet zeker dat de waardeverandering ook voldoende in de beurskoers tot uitdrukking komt. De aandelenkoers kan te zwak (of in het geheel niet) of onjuist op het handelen van het management reageren. In die gevallen blijkt de beurskoers geen goede indicator te zijn waarop men de beloning van het management zou willen baseren. Zou men zon koppeling wel leggen dan geeft dit een prikkel aan het management om zich te richten op handelingen die wel goed in de beurskoers tot uitdrukking komen. Omdat een directeur gemiddeld zon zes jaar aan het roer van een onderneming staat, is hij geneigd projecten te starten die op de korte termijn renderen. Lange-termijnbeslissingen worden dan achterwege gelaten, zelfs als deze waardevoller voor de onderneming zijn.

De vraag die bij prof. Bouwens opkomt luidt vervolgens: is er geen andere maatstaf denkbaar die waarde registreert? In de literatuur is geopperd om het zogenoemde residual income daarvoor te gebruiken, de winst na aftrek van vermogenskosten. Is dat getal positief, dan heeft de onderneming meer waarde gecreëerd dan de markt verlangt. Deze maatstaf kan een goede vervanger van de beurskoers zijn, maar ook hier steekt het horizonprobleem de kop op: waardevolle projecten blijven liggen omdat het te lang duurt voordat deze aantoonbaar winstgevend worden. Ook de manager die wordt beoordeeld op basis van residual income krijgt een prikkel om naar de korte termijn te kijken. Echter, in tegenstelling tot de beurskoers wordt residual income niet beïnvloed door factoren die buiten de invloedsfeer van de manager liggen. Dat maakt het gebruik van residual income aantrekkelijk betoogt Bouwens.
De waarde van het gebruik van residual income neemt af als men afdaalt naar de lagere echelons van het bedrijf. Zo zullen op divisieniveau waardevolle investeringen niet worden uitgevoerd die voor meerdere divisies voordelig zijn. De managers van de verschillende divisies zitten elkaar als het ware in de weg. Uit eigen onderzoek van Bouwens blijkt vervolgens dat de directie de zaak weer naar zich toetrekt: synergieoverwegingen leiden ertoe dat meer beslissingen door de top van het bedrijf worden genomen. Als dat het geval is, zegt residual income niet zoveel meer over het handelen van manager die zich op de lagere hiërarchische niveaus bevindt.

Zowel de beurskoers als het residual income hebben tekortkomingen als maatstaf om de prestatie van een bedrijf te meten, concludeert Bouwens in zijn oratie. Wellicht zijn er niet-financiële maarstaven die daarvoor wel geschikt zijn? Dat zou klanttevredenheid kunnen zijn, maar ook debiteurentermijn, doorlooptijden, leiderschap of de productiviteit van medewerkers. Ook deze maatstaven hebben hun beperkingen, zoals onder andere blijkt uit onderzoek naar de populaire balanced scorecard, die inmiddels zwaar onder vuur ligt. Op deze problematiek gaat prof. Jan Bouwens zich de komende jaren richten. Hij zoekt echter niet alleen naar de ideale maatstaf van bedrijfswaarde maar ook naar de relatie tussen bedrijfsmodellen en prestatiemanagement.

Jan Bouwens (s-Hertogenbosch, 1962) studeerde bedrijfseconomie (financiering) aan de Universiteit van Tilburg, en studeerde in 1991 af. In 1998 promoveerde hij in Tilburg op het proefschrift The use of management accounting systems in functionally differentiated organizations. In 1999 werd hij hoogleraar Accounting aan Nyenrode University. Hij is research fellow aan de Melbourne University (Australië) en bij het Center of Economic Research (UvT). Sinds augustus 2004 is hij hoogleraar Management Accounting en Financial Accounting aan de Universiteit van Tilburg.

Noot voor de pers
Prof.dr. Jan Bouwens spreekt zijn oratie 'Prestatiemeting van binnen en van buiten' uit op vrijdag 21 januari 2005, om 16.15 uur in de aula van de Universiteit van Tilburg, Warandelaan 2 te Tilburg. Media-exemplaren van de oratie zijn op te vragen bij de Afdeling Voorlichting en Externe Betrekkingen, tel. 013 466 2000, e-mail: persberichtenuvt@uvt.nl.
Jan Bouwens is te bereiken op tel. 013 466 3252, e-mail: j.bouwens@uvt.nl.

Persberichten van de UvT staan ook op Internet: www.uvt.nl/persberichten.
Informatie over deskundigen van de UvT, zie: www.uvt.nl/webwijs Laatst gewijzigd: dinsdag 11 januari 2005 bullet Meer zoekmogelijkheden
bullet Experts en expertise

Zie ook

Contact
E-mail: P.H.C.Siebers