Federale regering Belgie


Offshore-windmolenparken
(2005-01-21)

Persbericht van de Ministerraad

De Ministerraad keurde een voorontwerp van wet goed tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt ter uitvoering van de Ministerraad van Gembloux dat enerzijds een rechtszeker kader creëert voor de ontwikkeling van offshore-windmolenparken en anderzijds de energiekosten voor de bedrijven verlaagt door de invoering van een maximaal degressief tarief in de federale energiebijdragen.

Met dit ontwerp wordt een wettelijk kader gecreëerd voor de offshore inplanting van windmolenparken. De lancering van dergelijke projecten is om meerdere redenen belangrijk.

Ten eerste voert de federale overheid daarmee een belangrijk onderdeel van het Kyoto-akkoord. Het akkoord van 8 maart 2004 houdende de lastenverdeling tussen de Gewesten en de Federale Overheid in het kader van de verplichtingen van België onder het Protocol van Kyoto, vereist immers dat de federale overheid zelf ook een reeks bijkomende maatregelen neemt die de broeikasgasemissies reduceren. Bovendien moeten EU-lidstaten voldoen aan bepaalde quota met betrekking tot het aanbieden van groene stroom aan de verbruikers. Tot slot wordt op deze wijze de onafhankelijkheid van onze energievoorziening ten opzichte van schaarser wordende traditionele energiebronnen versterkt.

Een eerste dergelijk project is de inplanting van windmolens op de Thorntonbank. Dit project zal tegen 2010 voorzien in 60 windmolens, goed voor een vermogen van 216 MW.

De financiering van de bekabeling van het project wordt voor een maximum van 25 miljoen euro gedragen door de transportnetbeheerder, gespreid over 5 jaren, en dit onder het toezicht van de CREG.

Bovendien wordt de netbeheerder verplicht deze stroom af te nemen via de aankoop van groene stroomcertificaten die voor offshore-windmolenparken 107 euro/MWh bedragen voor de eerste 216 MW van elk project. Deze aankoopverplichting begint bij de inwerkingstelling van iedere offshore windenergie-installatie voor een periode van 20 jaar. Ter vergelijking: voor on shore windmolenparken voorziet de Vlaamse overheid in een stijging van de groene stroomcertificaten met 60% (van 50 naar 80 euro) gedurende 10 jaar en heeft het Waals Gewest de certificaten bepaald op 65 euro met een borgstelling door de respectievelijke overheden; voor zonne-energie bedragen deze certificaten in het Vlaams Gewest zelfs 450 euro gedurende 20 jaar en in het Waals Gewest 65 euro gedurende 10 jaar, eveneens met overheidswaarborg. De netbeheerder kan de prijs van deze certificaten doorrekenen in de tarieven.

De netbeheerder kan de kosten voor het beheer van zijn net tot een minimum beperken door met de producenten af te spreken hoeveel stroom zij zo constant mogelijk op het hoogspanningsnet injecteren en op die manier zijn net in evenwicht te houden (balancing). In principe wordt aan de producenten een tolerantiemarge van 10% toegestaan d.w.z. zij mogen 10% minder of meer dan de afgesproken hoeveelheid op het net injecteren zonder te worden beboet. Aangezien analyses van de huidige marktsituatie uitwijzen dat een ruimere tolerantiemarge de intrede van nieuwe producenten in de markt kan verbeteren, heeft de regering zich voorgenomen om deze te verruimen voor nieuwe spelers (daaronder ook autoproducenten begrepen) en wordt alvast voorgesteld voor wat betreft de windenergie die uiteraard afhankelijk is van de hoeveelheid wind, en de producenten dit moeilijk zeer nauwkeurig kunnen voorspellen, om hen toe te staan van de afgesproken standaard productiehoeveelheid af te wijken met 30% zonder te worden beboet. De netbeheerder kan de meerkost die deze tolerantie veroorzaakt, doorrekenen in de tarieven.

De totale impact van de windmolenparkproductie op het elektriciteitstarief wordt op kruissnelheid in 2010 voor een project van 216 MW in theorie geschat op 0,99 euro per MWh, maar zal in de praktijk lager uitvallen door de verhandelbaarheid van de groene certificaten op de markt tegen marktconforme prijzen. Aangezien de installatie van het Thorntonpark een gradueel proces is zal ook de impact op de tarieven gradueel stijgen:

- 2005: 0,06 euro per Mwh (eerste fase van kabel),
- 2006: 0,10 euro (2 windmolens),

- 2007: 0,16 euro (6 windmolens),

- 2008: 0,36 euro (18 windmolens),

- 2009: 0,66 euro (36 windmolens),

- 2010: 0,99 euro (60 windmolens).
Bovendien kan je de kost van alternatieve energie ook afzetten tegen de kost van het beheer van het nucleair passief uit het verleden waarvoor op dit ogenblik een bijdrage van 0,76 euro/MWh moet worden betaald.

Om de impact van de kostprijs op de tarieven te compenseren, zowel voor de bedrijven als voor de particuliere consumenten, zal de regering op initiatief van de Minister van Energie, ter uitvoering van de Ministerraad van Gembloux en de Federale Beleidsverklaring, in 2005 de nodige maatregelen nemen en afspraken maken met alle spelers in de markt, alsook met de Gewesten, wat betreft hun bevoegdheden, opdat de vrijmaking van de markt leidt tot scherpere prijsdalingen.

Bovendien betekent de invoering van het degressief tarief een garantie voor alle bedrijven met een verbruik tussen de 20 en de 250000 MWh per jaar, om gedurende de rest van de legislatuur een aanzienlijk voordeel te bekomen op hun factuur, dat beduidend groter is dan de impact op de tarieven van het offshore project.

Voor wat betreft de bedrijven die meer dan 250000 MWh per jaar verbruiken, maar slechts 250 000 euro zullen betalen, zal een werkgroep, op initiatief van de Minister van Energie, onderzoeken hoe de impact in de tarieven van het offshore project bijkomend kan worden gecompenseerd vanaf 2005.

Tijdens de volgende legislatuur, en meer bepaald vanaf 2008, zal een budgettaire versterking van het degressief tarief noodzakelijk zijn om enerzijds de meerkost van het windmolenproject te compenseren (cfr notificatie Ministerraad van 23 december 2004: 'mag de kost voor de bedrijven van de drie offshore maatregelen, zijnde groene stroomcertificaten, balancing en kost van de kabel, jaarlijks tussen 2006 en 2024 niet meer bedragen dan hetgeen uitgespaard wordt door de invoering van het maximum degressief tarief en dit voor elk bedrijf') en anderzijds het voordeel dat deze legislatuur aan de bedrijven wordt verleend ten aanzien van de federale bijdrage te behouden.

2. De degressiviteit

Zoals reeds eerder geschreven wordt in dit voorontwerp, zoals nu goedgekeurd door de Ministerraad, het maximum degressief tarief van de federale bijdrage ingevoerd voor de bedrijven. De federale bijdrage is een federale heffing die dient tot het spijzen van volgende zaken: het CREG-budget, het sociaal fonds, de sociale tarieven, de nucleaire passiva en het Kyotofonds.

Er zal voor de bedrijven met een jaarlijks verbruik tussen 20 en 50 MWh voorzien worden in een reductie van 15% van de federale bijdrage. Voor de bedrijven met een verbruik tussen 50 en 1 000 MWh is er voorzien in een reductie van 20% van de federale bijdrage, tussen de 1 000 en de 25 000 MWh 25% van de federale bijdrage. Er wordt voorzien in een reductie van 45% voor de bedrijven met een jaarlijks verbruik tussen 25 000 en 250 000 MWh.

Voor de bedrijven die een jaarlijks verbruik hebben van meer dan 250 000 MWh wordt er een cap op de federale bijdrage van 250 000 euro geplaatst.

Het voordeel is conform de notificatie van de Ministerraad van Gembloux gericht op alle bedrijven, dat wil zeggen voor de kleine ondernemingen met een verbruik vanaf 20 Mwh per jaar tot de grootverbruikers. Om de competitiviteit van onze bedrijven te verzekeren, neemt het voordeel dan ook toe naargelang de grootte van het bedrijf. Met deze maatregel neemt de regering een belangrijke stap in de beheersing van de energiekost voor onze bedrijven.