Ministerie van Buitenlandse Zaken

KV Koenders (PvdA) over het zeegrensgeschil tussen Suriname en Guyana

Beantwoording aanvullende KV Koenders (PvdA) over het zeegrensgeschil tussen Suriname en Guyana

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4
Den Haag

Directie Juridische Zaken
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag

Datum

20 januari 2005

Behandeld

DJZ/BR

Kenmerk

DJZ/BR 0035/2005

Telefoon

+31 (0)70 3484197

Blad


1/2

Fax

+31 (0)70 3484398

Bijlage(n)

djz-brminbuza.nl

Betreft

Beantwoording aanvullende vragen van het lid Koenders (PvdA) over het zeegrensgeschil tussen Suriname en Guyana

Tijdens het ordedebat op dinsdag 21 december 2004 is door het lid Koenders aanvullende informatie gevraagd over het zeegrensgeschil tussen Suriname en Guyana, meer in het bijzonder over de toegang tot de Nederlandse dossiers betreffende dat onderwerp. Middels deze brief voldoe ik aan dit verzoek, mede namens de ministers van Justitie en voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris voor Cultuur en Media.

Het verzoek om informatie heeft betrekking op het zeegrensgeschil tussen Suriname en Guyana, welk geschil is voorgelegd aan het arbitraal tribunaal op basis van bijlage VII bij het VN Verdrag inzake het recht van de zee van 1982. In mijn antwoord van 20 december jl. (TK, vergaderjaar 2004-2005, nr. 605) op eerdere vragen van het lid Koenders over dit onderwerp heb ik aangekondigd Guyana geen inzage te verlenen in de Nederlandse dossiers over dit onderwerp. Het lid Koenders vraagt per brief geïnformeerd te worden over de door hem genoemde `dreigende ongelijke behandeling van beide partijen in het internationale geschil', alsmede over de archiefrelatie tussen Nederland en Suriname.

In internationale rechtsgeschillen stelt Nederland zich in beginsel neutraal o p.Dezeopstellingbetekentniet,enhetisookniet gebruikelijk, dat aan andere staten die in een internationaal rechtsgeschil verwikkeld zijn met derden, zonder meer inzage wordt gegeven in dossiers die bij Nederland aanwezig zijn over het betreffende geschil. Er bestaat voorts - behoudens bijzondere afspraken zoals bijvoorbeeld indertijd gemaakt met Suriname - geen internationaalrechtelijke verplichting voor staten om dossiers ter beschikking te stellen aan andere staten die met elkaar een geschil hebben. Evenmin bestaat een verplichting om indien dossiers aan de ene staat wel worden verstrekt, zulks ook te moeten doen aan de andere staat, die betrokken is bij het geschil. Inzage in de Nederlandse dossiers staat alleen ter beslissing aan de Nederlandse autoriteiten.

In het concrete geval zijn de dossiers over dit onderwerp in Nederlands bezit door het enkele feit dat Suriname ten tijde van het ontstaan van het geschil tot aan zijn onafhankelijkheid deel uitmaakte van het Koninkrijk der Nederlanden. Nederland heeft zich ten tijde van het verkrijgen van de onafhankelijkheid door Suriname jegens die staat verplicht om documenten en bescheiden die betrekking hebben op de grenskwestie aan Suriname ter beschikking te blijven stellen. Ten aanzien van Guyana bestaat een dergelijke verplichting niet.

De regering van Suriname heeft, na door mij om haar oordeel daaromtrent te zijn gevraagd, op 7 december 2004 verklaard bezwaar te hebben tegen het verlenen van inzage aan Guyana. Mede gezien de historische en bijzondere bilaterale relatie tussen Nederland en Suriname, alsmede het ontbreken van een internationaal-rechtelijke verplichting, heb ik besloten geen inzage te verlenen aan Guyana.

Het lid Koenders vraagt de positie van Nederland als internationale hoofdstad van het recht bij dit onderwerp te betrekken. De positie van Nederland als internationale hoofdstad van het recht heeft ook bij nadere overweging niet geleid tot het nemen van een ander besluit.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot