Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten Generaal
Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer
AV/CAM/2004/85941 333
Onderwerp Datum Contactpersoon
Reductie administratieve lasten PBO 20 januari 2005
Met deze brief informeer ik u, zoals aangekondigd in mijn brief van 13 oktober 2004
(Kamerstukken II, 2003/04, 29 800 XV, nr. 8), over de voortgang en afronding van het
project reductie administratieve lasten in de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO).
Dit project is in twee fasen uitgevoerd onder leiding van de Sociaal-Economische Raad
(SER). In de voornoemde brief ben ik ingegaan op de uitkomst van de eerste fase, de
nulmeting van de administratieve lasten in de PBO. In deze brief geef ik u, mede namens de
staatssecretaris van Economische Zaken en de minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit, mijn reactie op de SER-rapportages over de tweede fase.
./. Beide rapportages zijn bijgesloten.
In de tweede fase van het project heeft de SER in samenwerking met de product- en
bedrijfschappen (hierna: schappen) een visie ontwikkeld op de structurele verankering van
aandacht voor administratieve lasten in de PBO. De SER heeft mij op 6 december jl.
hierover gerapporteerd.
In deze rapportage concludeert de SER dat de schappen vanaf 2005 de administratieve
lasten transparant, expliciet en gekwantificeerd zullen meenemen in hun besluitvorming bij
de vaststelling van nieuwe, te wijzigen en in te trekken autonome regelgeving (inclusief
medebewind).
De schappen streven ernaar om de administratieve lasten structureel zo laag mogelijk te
houden. Bij het ontwerpen en uitschrijven van verordeningen zullen de schappen hieraan
aandacht besteden. Daarnaast zullen zij in de jaarplannen en jaarverslagen ingaan op de
(voorgenomen danwel bereikte) reductie van administratieve lasten. Ook zal elk schap een
periodieke inventarisatie maken van de mogelijkheden om de administratievelastendruk
verder te verlagen. Op dit punt onderzoeken de schappen de meerwaarde van een onderlinge
benchmark.
Verder constateert de SER dat de product- en bedrijfschappen zelf verantwoordelijk zijn
voor het structureel en duidelijk vastleggen van aandacht voor administratieve lasten in hun
besluitvorming, verantwoording en beheersinstrumenten. Met hun voorstellen voorzien de
schappen in het behoud van een relatief laag niveau van administratieve lasten in de PBO.
De SER verwacht via de verantwoordingen van de schappen voldoende toezicht te kunnen
houden op de verrichtingen van de schappen op het gebied van administratieve lasten.
In de tweede fase van het project hebben de SER en de schappen ook een inventarisatie
gemaakt van de mogelijkheden om de administratieve lasten te reduceren. De rapportage
hierover heb ik op 23 december jl. van de SER ontvangen.
In de rapportage constateert de SER dat het administratievelastenniveau in de PBO de
komende twee jaren met ten minste de helft zal worden teruggebracht tot ongeveer 11
miljoen euro. Een groot deel van deze lastenreductie wordt bereikt door het intrekken van
2
twee verordeningen, te weten de Verordening bestrijding ziekte van Aujeszky (van het
Productschap Vee en Vlees) en de Verordening integrale borging kwaliteit boerderijmelk
(van het Productschap Zuivel). Op basis van een brede beleidsmatige afweging, zijn de
betrokken productschappen tot deze conclusie gekomen. De SER heeft aangegeven dat er
geen nieuwe PBO-regelgeving voor deze ingetrokken verordeningen in de plaats zal komen.
Overigens verricht een aantal schappen momenteel nog onderzoek naar
reductiemogelijkheden waarvan de lastenverlichting nog niet kan worden aangegeven.
Ik ben tevreden over de wijze waarop de SER en de schappen aan dit project invulling
hebben gegeven. Gezien de voorgenomen forse reductie van de administratieve lasten,
alsmede de adequate en structurele verankering van aandacht hiervoor door de SER en de
schappen, acht ik het niet wenselijk om op dit moment nadere stappen te ondernemen om de
administratieve lasten in de PBO verder te reduceren. Dat neemt niet weg dat ik de
inspanningen op dit gebied van de SER en de schappen nauwgezet zal blijven volgen via de
jaarverslagen van de schappen en de jaarlijkse scan daarvan door de SER.
Ten slotte is van belang dat het kabinet heeft besloten dat er, onder coördinatie van de SER,
per schap een realistische toekomstverkenning dient te komen (Kamerstukken II, 2004/05,
25 695, nr. 25). Mede op basis van de toekomstverkenningen zal het kabinet vervolgens
aangeven wat zijn oordeel is over nut, noodzaak en effectiviteit van de individuele
schappen, danwel van de PBO als zodanig. Het ligt in de rede dat de schappen in de
toekomstverkenningen ook aandacht zullen besteden aan administratieve lasten. Ik zal de
inspanningen ten aanzien van de reductie van administratieve lasten en de resultaten van de
toekomstverkenningen meenemen in het kabinetsstandpunt over de toekomst van het PBO-
stelsel.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid