Rijksuniversiteit Groningen

003 - Streekidentiteit is populair, als er geld te verdienen valt

Datum: 11 januari 2005

Liedjes in dialect bestormen de Top 40 en in televisiereclames vertelt een Limburgse waarom juist haar bank zo betrouwbaar is. Is de streekidentiteit in opmars? Binding met de streek, zo staat te lezen in de literatuur, zou het globaliseringsproces tegenwicht bieden. Juist nu, in een tijd dat iedereen mobiel is en de wereld één groot dorp wordt, zou de populariteit van streken toenemen. Promovenda Carola Simon onderzocht de Nederlandse streekidentiteiten en concludeerde het tegendeel: Nederland `ontstreekt'. Behalve als er geld mee te verdienen valt, want dan wordt de streek plots een modebewust product. Simon promoveert op 20 januari aan de RUG.

Simon onderzocht het gebruik van streeknamen aan de hand van verschillende bronnen en een eigen enquête bij historische verenigingen. Streeknamen zijn immers belangrijk bij het toekennen van identiteiten: zonder naam bestaat een streek niet. Opvallend en vooralsnog onverklaard is de tijdelijke opleving van het aantal gebruikte streeknamen in boeken tot de jaren tachtig, daarna is een sterke afname te zien. In de regionale pers, onderwijsmethoden en bedrijfsnamen neemt het gebruik van streeknamen al decennia af. Van de ruim vierhonderd verenigingen die reageerden op de enquête, blijkt 23 procent streekgericht, 77 procent heeft een lokaal werkgebied. Het regiogevoel blijkt niet in opmars, maar neemt juist af.

Waterland

Voor haar onderzoek naar streekidentiteit bezocht Simon drie Nederlandse gebieden: Waterland, de Noordoostpolder en Twente. In Waterland blijken veel professionele organisaties samen te werken, omdat ze het eens zijn over de kwaliteit van de regio en die ook willen behouden. De streek ligt onder de rook van Amsterdam en daar wordt met enige ambivalentie over gedacht: `Veel Waterlanders vinden het positief dat ze op een steenworp van Amsterdam zitten. Het brengt veel toerisme en is dus goed voor de middenstand. Aan de andere kant zijn ze minder blij met de historie. Vroeger gebruikte Amsterdam Waterland als uitbreidingsgebied en zelfs als stortplaats.' Saillant detail is de interesse die Amsterdam toont voor Waterland. Bestuurders steken veel subsidiegelden in het gebied, dat ze min of meer zien als de `voortuin' van Amsterdam.

Noordoostpolder en Twente

De populariteit van de Noordoostpolder neemt af. Steeds vaker duikt een synoniem op in de media: Noordelijk Flevoland. De polder blijkt meer georiënteerd op Flevoland dan het eigen gebied, dat qua naam aan het verdwijnen is. Twente ten slotte, is het grootste onderzochte gebied. Het is erg bekend in de rest van Nederland en de inwoners doen er veel aan om vooral de sociaal-culturele kenmerken in stand te houden. `Je ziet veel sociale activiteit', constateert Simon. `Paasvuren, hoornblazen en op veel plaatsen wordt volop het Twents dialect gesproken.'

Aaibaar

Streekidentiteiten kunnen lang behouden blijven. De grootste voorvechters van de regio's, blijken beter opgeleide mensen, met veel vrije tijd. Zij hebben de mogelijkheden iets met de streekspecifieke kenmerken van hun regio te doen. Dit kan vanuit verschillende motieven. Bijvoorbeeld het wij-zij gevoel, waarbij een contrast wordt gezocht tussen de eigen en omliggende streken. Een gemeenschappelijke `vijand' versterkt de onderlinge samenwerking en de streekidentiteit. Of nostalgische overwegingen. De `aaibaarheid' van een streek; een gevoel voor kwaliteit en cultuurbewustzijn zijn voedingsbodems voor streekidentiteiten. `Bij professionals is ook veel ruimte voor streekidentiteiten, als het tenminste commercieel interessant is', zegt Simon. `Streken blijken populair in de marketing- en promotiebranche. En voor de overheden zijn regio's grote subsidiegenererende producten.' Een goed voorbeeld is de Noordoostpolder, die werd uitgeroepen tot Belvedèregebied. `Sinds de toekenning van deze subsidie zijn professionals meer betrokken geraakt bij hun eigen regio. Ze zien dat het niet alleen Schokland en Urk is wat de klok slaat.'

Curriculum vitae

Carolina Jozina Maria Simon (Schiedam, 1971) studeerde milieukunde aan het Van Hall Instituut in Groningen en sociale geografie aan de RUG. Zij verrichtte haar promotieonderzoek bij de vakgroep Culturele Geografie van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. Haar promotores zijn prof. dr. P.P.P. Huigen en dr. P.D. Groote. Simon werkt sinds 1 oktober 2004 bij het Sociaal Cultureel Planbureau als wetenschappelijk medewerker aan het project `Sociale staat van het platteland'. Eerder werkte ze bij Scoop, het Zeeuws Instituut voor Sociale en Culturele Ontwikkeling. De titel van het proefschrift luidt: Ruimte voor identiteit. De productie en reproductie van streekidentiteiten in Nederland. ISBN: 90-9018945-9

Noot voor de pers

Informatie: Carola Simon, e-mail: carola_simon@hotmail.com .