Ministerie Tewerkstelling en Arbeid Belgie
Koninklijk besluit van 19 januari 2005 betreffende de bescherming
van de werknemers tegen tabaksrook (B.S. 2.3.2005, ed. 1)
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en de werknemers en op de daar-
mee gelijkgestelde personen, bedoeld in artikel 2, § 1, 1°, a) tot d) en 2°, van de wet van 4
augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.
Art. 2. Dit besluit is niet van toepassing op:
1° alle gesloten plaatsen waar voedingsmiddelen en/of dranken ter consumptie aangeboden
worden en waar het toegelaten is te roken, met toepassing van de artikelen 2, §2, en 3, §1
van het koninklijk besluit van 15 mei 1990 tot het verbieden van het roken in bepaalde
openbare plaatsen;
2° de als private vertrekken te beschouwen gesloten plaatsen van alle instellingen van maat-
schappelijke dienstverlening en van de gevangenissen, waar de bewoners en niet-bewoners
mogen roken onder de voorwaarden die er voor hen zijn vastgelegd;
3° privé-woningen, behalve de ruimten die exclusief bestemd zijn voor professioneel gebruik
en waar werknemers worden tewerkgesteld.
Art. 3. Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder:
1° de wet: de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uit-
voering van hun werk;
2° werkruimte:
a) elke arbeidsplaats, ongeacht of deze zich binnen of buiten een onderneming of inrich-
ting bevindt en ongeacht of deze zich in een gesloten of in een open ruimte bevindt,
met uitzondering van de ruimte in open lucht;
b) en elke open of gesloten ruimte binnenin de onderneming of inrichting waar de werk-
nemer toegang tot heeft;
3° sociale voorzieningen: de sanitaire voorzieningen, de refter en de lokalen bestemd voor
rust of eerste hulp;
4° rookkamer: lokaal waar gerookt mag worden en dat uitsluitend daartoe bestemd is;
5° het Comité: het Comité voor preventie en bescherming op het werk of, bij ontstentenis
hiervan, de syndicale afvaardiging of, bij ontstentenis hiervan, de werknemers zelf over-
eenkomstig de bepalingen van artikel 53 van de wet.
Art. 4. Elke werknemer heeft het recht te beschikken over werkruimten en sociale voorzie-
ningen, vrij van tabaksrook.
Art. 5. § 1. De werkgever verbiedt het roken in de werkruimten en de sociale voorzieningen,
evenals in het vervoermiddel dat voor gemeenschappelijk vervoer van en naar het werk door
hem ter beschikking wordt gesteld van het personeel.
§ 2. In afwijking van het verbod bedoeld in § 1, bestaat de mogelijkheid te voorzien in een
rookkamer binnen de onderneming, na voorafgaand advies van het Comité.
Deze rookkamer wordt afdoende verlucht.
De regeling van de toegang tot deze kamer tijdens de werkuren wordt vastgelegd, na vooraf-
gaand advies van het Comité.
Deze regeling mag geen ongelijke behandeling van de werknemers veroorzaken.
Art. 6. De werkgever neemt de nodige maatregelen teneinde erover te waken dat derden die
zich in de onderneming bevinden, geïnformeerd worden omtrent de maatregelen die hij toepast
overeenkomstig dit besluit.
Art. 7. § 1. Tot de datum van inwerkingtreding van de artikelen 4, 5 en 6 van dit besluit,
voert de werkgever, in het kader van het dynamisch risicobeheersingsysteem, een algemeen
beleid in om het gebruik van tabak in de werkruimten en de sociale voorzieningen in te per-
ken.
§ 2. Het algemeen beleid bedoeld in § 1:
1° legt de maatregelen alsook de toepassingsregels vast nodig om het tabaksgebruik in de
werkruimten en de sociale voorzieningen in te perken en neemt, zo nodig, de bijkomende
materiële maatregelen om hinder te wijten aan omgevingstabaksrook uit te schakelen;
2° wordt ter kennis gebracht van alle werknemers.
Art. 8. opheffingsbepaling
Art. 9. bepaling tot invoeging in de codex over het welzijn op het werk
Art. 10. Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende
welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, met uitzondering van de artikelen 4, 5
en 6 die in werking treden op 1 januari 2006.