Rechtbank Leeuwarden


Gewone belediging of rassendiscriminatie

Bij de politierechter te Leeuwarden diende op 18 januari 2005 een zaak waarbij het ging om de vraag of een beledigende opmerking naar één persoon ook kan opleveren het beledigen van een groep mensen wegens hun ras. Aan verdachte was telastegelegd dat hij in een café een uit India afkomstig persoon met een donkere huidskleur had toegeroepen: "Hé zwarte schoenpoetser, kom mijn schoenen even poetsen." De verdachte zou dit hebben gezegd omdat er bier op zijn schoenen terecht was gekomen. Bij de behandeling van de zaak kwam eerst de vraag aan de orde of de woorden "zwarte schoenpoetser" wel of niet zouden zijn gezegd door de verdachte. De politierechter kwam op basis van de door aangever en een getuige kort na de gebeurtenis bij de politie afgelegde verklaringen, en op grond van de inhoud van een e-mail, tot het oordeel dat deze woorden wel gezegd waren. Daarna moest beoordeeld worden of de uitroep van verdachte discriminerend was. De advocaat van verdachte bepleitte vrijspraak op diverse gronden. Verdachte stelde ter zitting dat hij in een opwelling en bij wijze van geintje de betreffende jongen had gevraagd zijn schoenen te poetsen en dat hij niet de bedoeling had de ander te beledigen of te discrimineren in verband met zijn ras of huidskleur. De politierechter was van oordeel dat het getuigt van een zekere minachting wanneer je tegen een donker gekleurde persoon in de kroeg zo'n opmerking plaatst. Er is sprake van krenking van eer wanneer je die persoon met "schoenpoetser" aanspreekt en hem zegt, dat hij je schoenen moet komen poetsen, omdat daarin een aspect van onderdanigheid zit. Uit deze woorden blijkt voorts naar buiten toe een miskenning van de waardigheid van de aangesproken persoon omdat hij wordt aangesproken op een kenmerk van de groep personen waartoe hij behoort, namelijk de uit India afkomstige mensen. Dit groepskenmerk maakt tevens dat daarmee die groep mensen, gezien hun huidskleur, afstamming en afkomst wordt beledigd en daarmee is er sprake van discriminatie in de zin van artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht.

De politierechter heeft mondeling uitspraak gedaan en verdachte een geldboete van ⬠400,00 opgelegd.