parlementaire stukken - Antwoorden op kamervragen over de rol van de
reclassering bij de terrorismebestrijding
Antwoorden op kamervragen over de rol van de reclassering bij de
terrorismebestrijding
18 januari 2005
Antwoorden van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties op vragen van het lid Externe
link Griffith (VVD) over de rol van de reclassering bij de
terrorismebestrijding.
---
1. Vraag
Heeft u kennisgenomen van de uitlatingen van de directeur van
Reclassering Nederland, de heer S. van Gennip, dat terroristen
onbehandelbaar zijn? 1)
1. Antwoord
Ja.
2. Vraag
Op basis van welk onderzoek en welke ervaring zijn de uitlatingen van
de heer Van Gennip gedaan? Heeft de reclassering gesprekken gevoerd
met Mohammed B. dan wel met mogelijke terroristen? Hoeveel mogelijke
terroristen staan op dit moment genoteerd in het cliëntenbestand van
Reclassering Nederland?
2. Antwoord
De heer Van Gennip heeft zich bij zijn uitlatingen gebaseerd op
gesprekken die hij heeft gevoerd met professionals uit het werkveld
van de reclassering.
De SRN heeft inderdaad gesprekken gevoerd met Mohammed B.
Het aantal (mogelijke) terroristen dat voorkomt in het cliëntenbestand
van de reclassering is niet bekend, aangezien cliënten niet als
zodanig worden geregistreerd.
3. Vraag
Wat vindt u van de opmerking dat externe expertise ingehuurd zal
worden door de reclassering voor de behandeling van mogelijke
terroristen? Hoeveel geld is gemoeid met het inhuren van deze externe
expertise door de reclassering en hoe verhoudt een en ander zich met
de ombuigingen en bezuinigingen zoals die zijn ingezet bij de
reclassering?
3. Antwoord
De reclassering behandelt niet in medische zin. Zij kan op basis van
een diagnose (RISc) bepalen of het zinvol is interventies voor
gedragsverandering aan te bieden. Ik beschouw de uitlatingen van de
heer Van Gennip dan ook als bespiegelingen over hoezeer een verdachte
van terrorisme en zijn motieven daarvoor afwijkt van het
cliëntenbestand van de reclassering.
Over de eventuele financiële consequenties kan nu nog geen uitspraak
worden gedaan.
4. Vraag
Deelt u de mening dat de reclasseringsinstellingen dan wel andere
instellingen voldoende deskundigheid in huis hebben voor de
behandeling/begeleiding van de categorie verdachten zoals Mohammed B.?
Zo neen, hoe wilt u ervoor zorgen dat die kennis en ervaring er wel
komt?
4. Antwoord
Waar het de reclassering betreft kan alleen op basis van een
objectieve diagnosestelling bepaald worden of iemand beïnvloedbaar is
voor gedragsverandering. Daartoe is het diagnose-instrument RISc
ontwikkeld. Blijkt iemand niet beïnvloedbaar dan worden geen
gedragsinterventies aangeboden. Vooralsnog heb ik geen aanwijzing dat
voor deze dadergroep (aanvullende) specifieke interventies nodig zijn.
Ook het recidiverisico en het perspectief op resocialisatie kan niet a
priori voor bepaalde dadergroepen worden bepaald. Dit wordt per
individu vastgesteld.
5. Vraag
Hoe oordeelt u over de uitlatingen van de heer van Gennip dat hij op
basis van het beeld dat hij uit de media van Mohammed B. heeft, ervan
uitgaat dat Mohammed B. geen enkele behoefte zal hebben kritisch naar
zijn gedrag te kijken en dat de reclassering daar weinig aan kan doen?
Wat zeggen deze uitlatingen over de perspectieven van resocialisatie
van personen als Mohammed B. in het algemeen en in het bijzonder de
mogelijkheid van recidive?
5. Antwoord
Zie het antwoord op vraag 4.
6. Vraag
Wat betekenen de uitlatingen van de heer van Gennip voor de kwaliteit
en professionaliteit van de werkwijze van de reclassering en de
kwaliteit en zorgvuldigheid van voorlichtingsrapporten van de
reclassering aan de rechterlijke macht?
6. Antwoord
Het betekent dat de reclassering bij nieuwe ontwikkelingen zichzelf
kritisch afvraagt of zij daartoe over de juiste expertise beschikt.
7. Vraag
Wat vindt u van de uitlatingen van filosoof A. Verbrugge 2), verbonden
aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, dat als behandelen zinloos
is, de overheid ons rechtssysteem zo zal moeten aanpassen dat
extremisten of levenslang de cel ingaan of worden opgesloten in een
tbs-kliniek, zeker als er meer aanslagen komen?
7. Antwoord
Of behandelen zinvol is zal nog moeten blijken. Het lijkt me minder
zinvol om daar op vooruit te lopen. Overigens stel ik vast dat nu
reeds is voorzien in de mogelijkheid tot veroordeling tot een
levenslange gevangenisstraf, alsook tot tbs met dwangverpleging.
8. Vraag
Wat vindt u van de uitspraak van de heer H. van Marle 3), hoogleraar
forensische psychiatrie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam dat
fundamentalisme geen psychische afwijking is en dat wie moord in naam
van zijn geloof, het spoor bijster is, maar niet gek hoeft te zijn?
8. Antwoord
Ik heb daar geen oordeel over.
9. Vraag
Wat is de betekenis van de uitlatingen van de heren Van Gennip,
Verbrugge en Van Marle voor de strafeis in de zaken zoals die van
Mohammed B? In hoeverre moet de officier van Justitie bij zijn
strafeis met deze uitlatingen, kennis en ervaring van de drie heren
rekening houden?
9. Antwoord
Er is in deze geen sprake van 'zaken zoals' en ik wil, direct noch
indirect, het formuleren van de strafeis, alsmede de overwegingen
daarbij, beïnvloeden. De wetgever heeft de officier van justitie in de
concrete zaak belast met de taak om in het licht van alle bekende
feiten zijn eis te formuleren.
10. Vraag
Kan de reclassering ook een rol spelen bij de bestrijding van
terrorisme? Is er op dit gebied samenwerking met de AIVD? Zo neen,
bestaan er plannen in die richting?
10. Antwoord
Reclasseringswerkers kunnen uit de aard van hun werkzaamheden signalen
van radicalisering en terrorisme opvangen. De procedure daarbij is dat
zij in overleg met hun leidinggevende de bevoegde autoriteiten in deze
hierover berichten. De AIVD heeft hierover recent contact gehad met
reclasseringsinstellingen.
1) Algemeen Dagblad, 1 december jl.
2) Externe link
www.samenveilig.nl/nieuwsberichten/moslimterroristen.asp, ANP, 1
december 2004
3) zie noot 2
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties