Ministerie van Economische Zaken

Berichtnaam: Vragen van het kamerlid Douma over de opening van Nederlandse markt voor dienstverleners uit de nieuwe lidstaten van de Europese Unie
Datum: 19-1-2005


19 januari 2005

De Minister van Economische Zaken, mr. L.J. Brinkhorst, heeft deze vragen mede
namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als volgt beantwoord.
1. Hebt u kennisgenomen van artikelen waarin melding wordt gemaakt van problemen
bij de toepassing van de EU-regels ten aanzien van vrijheid van levering van diensten
binnen de EU?

Ja.

2. Is door de Duitse regering bij het toetredingsverdrag afgesproken dat voor
sommige sectoren de Duitse markt nog niet wordt geopend voor dienstverleners uit
de groep nieuwe toetredende landen?

Ja. In het Toetredingsverdrag is geregeld dat Duitsland mag afwijken van het
vrije dienstenverkeer (artikel 49 van het EG-Verdrag), om in te spelen op (dreigende)
ernstige arbeidsmarktverstoringen in specifieke, gevoelige dienstensectoren die
in bepaalde regio's door dienstenverkeer zouden kunnen ontstaan.
Duitsland mag daartoe het tijdelijk verkeer van werknemers in het kader van dienstverrichting
beperken.


Daaraan zijn wel de volgende voorwaarden verbonden:

- Geldt alleen zolang Duitsland overgangsmaatregelen voor het vrij verkeer van
werknemers toepast;

- Geldt alleen voor werknemers die onder die overgangsmaatregelen voor het vrij
verkeer van werknemers vallen (i.c. onderdanen van de acht Centraal-Europese lidstaten)
- Geldt alleen bij dienstverrichting in Duitsland door in een van de acht Centraal-Europese
lidstaten gevestigde ondernemingen,

- Geldt alleen na kennisgeving aan de Commissie.

De volgende dienstensectoren kunnen onder deze afwijking vallen: bouwnijverheid,
industriële reiniging en activiteiten van binnenhuisarchitecten.
Oostenrijk heeft een vergelijkbare regeling voor de volgende mogelijke sectoren:
Tuinbouw, houwen, bewerken en afwerken van natuursteen, vervaardiging van metalen
constructie¬werken en van onderdelen daarvan, bouwnijverheid, beveiligingsdiensten,
industriële reiniging, thuisverpleging en maatschappelijke dienstverlening waarbij
geen onderdak wordt verschaft.

Voor de andere 13 landen die op dat moment lid waren van de EU, waaronder Nederland,
is in het Toetredingsverdrag geen enkele mogelijkheid tot afwijking van het vrije
dienstenverkeer geregeld, behoudens het treffen van vrijwaringsmaatregelen in
het geval zich ernstige economische moeilijkheden in een bepaalde sector of streek,
of ernstige verstoringen van de interne markt voordoen.
3. Deelt u de mening dat de problemen zoals gemeld, kunnen worden opgelost door
op korte termijn over te gaan tot volledige toepassing van de mogelijkheden in
de Wet Arbeidsvoorwaarden Grensoverschrijdende Arbeid, zodat op gedetacheerde
werknemers uit andere EU-landen de volledige rechtspositie en arbeidsvoorwaarden
van de in Nederland gangbare CAO's van toepassing verklaard kunnen worden? Bent
u van plan om van deze mogelijkheid gebruik te maken?
Ten aanzien van de toepassing van arbeidsvoorwaarden bij grensoverschrijdende
arbeid bent u per brief geïnformeerd op 29 april, 2 juli en 8 juli jl. (TK 2003-2004,
29 407, resp. nrs. 14, 16 en 17). In de Detacheringsrichtlijn is geregeld dat
de lidstaten er op toe zien dat de werknemer die tijdelijk in een andere lidstaat
is gedetacheerd ten aanzien van een bepaalde "harde kern" van arbeidsvoorwaarden
zoals onder andere minimumlonen, maximale werktijden en minimum aantal vakantiedagen
aanspraak moet kunnen maken op de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften
van het werkland ongeacht het recht dat van toepassing is op zijn arbeidsovereenkomst.


In Nederland is deze richtlijn geïmplementeerd in de Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende
arbeid (Waga). Ook algemeen verbindend verklaarde CAO-bepalingen in de bouwsector
die betrekking hebben op die harde kern van arbeidsvoorwaarden zijn van toepassing.
Het gaat dan om de bouwsector in brede zin.

Uitbreiding van de werkingssfeer om algemeen verbindend verklaarde CAO-bepalingen
in andere sectoren ook van toepassing te laten zijn, is op grond van de
Detacheringsrichtlijn toegestaan. In de brief van 2 juli heeft de minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangegeven dat hij voornemens is van deze mogelijkheid
gebruik te maken om de werkingssfeer van de Waga uit te breiden naar alle sectoren.
Het voornemen is om de hiervoor benodigde wijziging van de Wet AVV - na adviesaanvraag
bij de Raad van State - in de eerste helft van 2005 aan de Tweede Kamer aan te
bieden.

Na toetreding van de nieuwe lidstaten tot de EU is de Detacheringsrichtlijn ook
van toepassing op werknemers die vanuit de nieuwe lidstaten (al dan niet als uitzendkracht)
worden gedetacheerd. Om de problemen bij de toepassing van de EU-regels ten aanzien
van vrijheid van levering van diensten binnen de EU, zoals vermeld in de genoemde
krantenartikelen, op te lossen is het volgende van belang. Het kabinet heeft bezien
hoe de geldende procedures kunnen worden versoepeld, zonder dat dit afbreuk doet
aan het bestaande restrictieve beleid ten aanzien van de toelating van werknemers
voor wie het vrij werknemersverkeer nog niet geldt. Belangrijke overweging daarbij
is dat het Nederlands beleid terzake voldoende waarborgen moet blijven bevatten
voor goede handhaving.

Het kabinet heeft alles afwegend, zoals in de brief van de Staatssecretaris van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid 26 november jl. (TK 2003-2004, 29 407, nr. 20)
aan de Tweede Kamer is gemeld, tot de volgende oplossing besloten.
Het kabinet bereidt wijziging van bestaande regelgeving op grond van de Wet arbeid
vreemdelingen voor, die inhoudt dat de nu bestaande tewerkstellingsvergunningsplicht
bij grensoverschrijdende dienstverlening (voor dienstverleners die werknemers
uit de nieuwe EU-lidstaten, uitgezonderd Malta en Cyprus, ter beschikking stellen)
zal worden vervangen door een handhaafbaar systeem (in lijn met het Europese recht)
van notificatie vooraf door de betrokken dienstverlener. De huidige tewerkstellingsvergunningplicht
(voor dienstverleners die werknemers uit de nieuwe EU-lidstaten, uitgezonderd
Malta en Cyprus, ter beschikking stellen) blijft gehandhaafd voor dienstverlening
die bestaat uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (uitzendarbeid).
Uiterlijk begin tweede kwartaal 2005 zal de Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid u een voorstel doen toekomen voor de concrete uitwerking hiervan.


4. Hoe verhouden de problemen zoals gemeld zich tot de in de EU gevoerde discussie
over de liberalisering van de interne markt voor diensten?
De dienstenrichtlijn beoogt belemmeringen op de interne markt voor diensten weg
te nemen. Ook het vereiste van een tewerkstellingsvergunning wordt door diverse
werkgevers, werknemers, brancheorganisaties, e.d. als een belemmering voor het
grensoverschrijdend inzetten van werknemers gezien. Het voorstel voor de dienstenrichtlijn,
zoals dat thans luidt, verbiedt in verband hiermee een tewerkstellingsvergunningsvereiste
in geval werknemers in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening binnen
de EU werkzaam zijn. Nederland staat positief tegenover het voorstel om in een
dergelijk geval af te zien van een tewerkstellingsvergunningsvereiste, mits het
voorstel wordt aangevuld met bepalingen, waardoor misbruik kan worden voorkomen
en controle mogelijk wordt gemaakt.

5. Overweegt u in dat verband binnen de EU te pleiten voor het voorlopig uitsluiten
van de sector uitzend- en detacheringsbureaus van die liberalisering van de interne
markt voor diensten?

Nee, wel wenst de regering enkele waarborgen voor deze sector.
Nederland acht het - zoals in de brief aan de Kamer van 20 september (TK 2003-2004,
21 501-30, nr. 59) is meegedeeld - niet wenselijk dat de uiteindelijke richtlijn
bepalingen bevat welke een obstakel zouden vormen voor de invoering of handhaving
van vergunnings- en certificatie-eisen welke nodig worden geacht uit hoofde van
de sociale politiek, en die geen disproportionele belemmeringen opleveren voor
het dienstenverkeer. Daarbij aansluitende is het kabinet onverkort van oordeel
dat invoering van een vorm van een vergunningstelsel voor de uitzendbranche wenselijk
is en mogelijk moet blijven.

6. Deelt u de mening dat het wenselijk om in het debat over de liberalisering
van de interne markt voor diensten te pleiten voor toepassing van het werklandbeginsel,
hetgeen inhoudt dat voor dienstverleners uit andere landen die in Nederland hun
diensten aanbieden en daarbij mensen in Nederland laten werken, niet de rechtspositie
en arbeidsvoorwaarden van het van oorsprong maar die van het zogenaamde 'werkland'
van toepassing zijn?


Ja, voor zover het gaat om voorschriften uit hoofde van sociale politiek. Voor
de toepasselijkheid van de sociale voorschriften is thans veelal bepalend, in
welk land de arbeid (normaal) wordt verricht (werklandbeginsel). Dat is een ander
uitgangspunt dan het in artikel 16 van de kaderrichtlijn opgenomen land van oorsprong-beginsel.
In artikel 17 van het richtlijnvoorstel wordt reeds een uitzondering gemaakt op
het land van oorsprongsbeginsel voor onderwerpen welke bestreken worden door richtlijn
96/71 (de detacheringsrichtlijn) en verordening 1408/71 (coördinatieverordening
wettelijke sociale zekerheid). Niet alle voorschriften uit hoofde van sociale
politiek worden evenwel door deze richtlijn en verordening bestreken. In verband
hiermee zal Nederland pleiten voor een meer algemene uitzondering, te weten voor
alle voorschriften uit hoofde van sociale politiek (zoals genoemd in titel 11
van het EG-Verdrag).


Meer informatie

Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij Postbus 51, telefoon
0800 - 6463951, e-mail: ezinfo@postbus51.nl

Voor journalisten: mw. P. de Jonge, persvoorlichter, telefoon (070) 379 75 52,
e-mail: A.T.M.deJonge@minez.nl