kamervragen over ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
Antwoorden op kamervragen over ontneming van wederrechtelijk verkregen
voordeel
18 januari 2005
Vragen van de leden Externe link Griffith en Externe link Dezentjé
Hamming (beiden VVD) aan de ministers van Justitie en van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris van Financiën over
ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
---
1. Vraag
Heeft u kennisgenomen van het artikel van de heer Van der Landen over
het falen van de aanpak van fraude? 1)
1. Antwoord
Ja.
2. Vraag
Onderkent u dat het ontnemingsbeleid faalt en zo neen, op grond van
welke argumenten komt u tot een andere conclusie?
2. Antwoord
Ik onderken dat de uitvoering van de ontnemingswetgeving nog niet
datgene oplevert dat vaak als potentiële opbrengst wordt voorgesteld,
maar de uitspraak dat «het ontnemingsbeleid faalt» is een onjuiste
voorstelling van zaken. De verbetering van de toepassing van het
instrument van voordeels-ontneming is een voortschrijdend proces. Ik
wijs daarbij op de diverse maatregelen die de afgelopen jaren zijn
getroffen voor een verbeterde werking van het instrument van
voordeelsontneming.
Onderkende knelpunten in de wetgeving zijn met wetswijziging
weggenomen. De laatste jaren is veel energie gestoken in de
ontwikkeling van specifieke opleidingsmodules om de deskundigheid
binnen politie, Openbaar Ministerie en Zittende Magistratuur op het
gebied van financieel rechercheren en ontneming te bevorderen. Er zijn
organisatorische voorzieningen getroffen om een effectievere inzet van
de beschikbare expertise mogelijk te maken. Voor een uitvoerige
beschrijving van de diverse maatregelen verwijs ik naar de brief die
ik, mede namens mijn ambtgenoot van BZK, op 21 juni 2004 aan de Tweede
Kamer heb gezonden naar aanleiding van het evaluatierapport over het
verloop van grote ontnemingszaken 2). Aangezien een deel van de
genoemde verbeteringen pas recent is doorgevoerd of nog in
ontwikkeling is (zie vraag 7), zijn de effecten ervan thans nog niet
zichtbaar in de cijfers. De verwachting is wel dat de diverse
maatregelen in de komende jaren zullen leiden tot een hoger rendement
van het instrument van voordeelsontneming.
3. Vraag
Ziet de heer Van der Landen het juist als hij schrijft dat de
hoofdoorzaak van het falende ontnemingsbeleid ligt in het gegeven dat
financieel speurwerk voor de gemiddelde politierechercheur te hoog is
gegrepen? Zo neen, wat is dan de hoofdoorzaak van het falende beleid?
Deelt u zijn mening dat bijscholing geen oplossing is van het
probleem?
3. Antwoord
Zoals reeds aangegeven in het antwoord op vraag 2 is naar mijn oordeel
geen sprake van een falend ontnemingsbeleid.
Een succesvolle uitvoering van de ontnemingswetgeving hangt af van een
groot aantal factoren, waarvan de beschikbaarheid van voldoende
deskundigheid binnen de regiokorpsen op het gebied van financieel
rechercheren en ontneming er één is. De regiokorpsen beschikken over
rechercheurs met een deskundigheid die varieert van basale kennis tot
financieel specialisten. Enkele regiokorpsen en de Nationale Recherche
beschikken voorts over «eigen» accountants. Ook op het niveau van de
Bovenregionale Recherche is gespecialiseerde kennis op het gebied van
ontneming en financieel rechercheren aanwezig. Niet iedere
politie-ambtenaar hoeft te beschikken over dezelfde expertise, waar
het om gaat is dat de vereiste expertise binnen de organisatie
beschikbaar is en daar kan worden ingezet waar hij nodig is. Het op
peil houden en bevorderen van deskundigheid is niet «de oplossing»,
maar wel een wezenlijk onderdeel van het doorlopende proces van
verbetering dat een aantal jaren geleden is ingezet.
4. Vraag
Hoeveel van de succesvolle fraudezaken zijn gebaseerd op onderzoek van
de FIOD? Bij hoeveel van de zaken leverde de FIOD een belangrijke
bijdrage? Bij hoeveel zaken was de FIOD niet betrokken? Kan op grond
van deze cijfers worden gesteld dat de successen die worden geboekt,
veelal te danken zijn aan het werk van de FIOD?
4. Antwoord
Niet duidelijk is waarop precies gedoeld wordt met «de succesvolle
fraudezaken die zijn gebaseerd op onderzoek van de FIOD». Fraude is
een verzamelbegrip van een groot aantal strafbare feiten op tal van
beleidsterreinen, waarvan fiscale fraude er één is. Een succesvolle
afronding van een fiscale fraudezaak kan zowel langs bestuurlijke als
langs strafrechtelijke weg plaatsvinden; in dat laatste geval is de
FIOD-ECD de verantwoordelijke opsporingsdienst. De FIOD-ECD levert
vanuit zijn specifieke deskundigheid ook een bijdrage aan de
bestrijding van georganiseerde criminaliteit en commune delicten. De
hiervoor gereserveerde capaciteit en de voorwaarden waaronder die ter
beschikking wordt gesteld, worden jaarlijks vastgelegd in het
handhavingsarrangement tussen het Ministerie van Financiën en het
Openbaar Ministerie. In dat kader worden medewerkers van de FIOD-ECD
ingezet in opsporingsonderzoeken van andere opsporingsdiensten. De
FIOD-ECD houdt geen registratie bij van (de resultaten van) deze
onderzoeken, noch zijn precieze gegevens voorhanden van het aantal
zaken waarin de FIOD-ECD een bijdrage heeft geleverd aan zaken waarin
een ontnemingsvordering is ingesteld. Voor een cijfermatig overzicht
van de afdoening van fiscale fraudezaken wordt verwezen naar het
antwoord op vraag 5.
5. Vraag
Hoe beoordeelt u de samenwerking tussen de FIOD en het Openbaar
Ministerie?
Verloopt deze in alle opzichten optimaal? Hoeveel zaken zijn de
afgelopen jaren door de FIOD aangedragen bij het Openbaar Ministerie?
Hoeveel zaken zijn voor de rechter gebracht dan wel op de plank
blijven liggen? Wat is hiervan de oorzaak?
5. Antwoord
De samenwerking tussen de FIOD-ECD en het Openbaar Ministerie verloopt
goed. Met de oprichting van het Functioneel Parket binnen het Openbaar
Ministerie in 2003 is een duidelijke verbetering opgetreden in de
afstemming tussen de FIOD-ECD en het Openbaar Ministerie. Er worden
duidelijke afspraken gemaakt over aantal en kwaliteit van de aan te
leveren zaken, en er is een goede werkrelatie ontstaan. De afgelopen
jaren heeft de FIOD-ECD conform het jaarlijks afgesloten
handhavingsarrangement zaken in totaal ongeveer 700 processen verbaal
- dat wil zeggen: inclusief de processen verbaal op niet-fiscaal
terrein - bij het Openbaar Ministerie ingeleverd. Onderstaande tabel
geeft een overzicht van het verloop van de afhandeling van ingeleverde
processen verbaal op het terrein van de fiscaliteit en douane tot en
met 2003 (zoals gezegd als onderdeel van het totale aantal afgesproken
zaken van 700), aangezien de vraag daar betrekking op heeft. De in de
tabel genoemde aantallen, die op het terrein van fiscaliteit en douane
werden ingeleverd door de FIOD-ECD, komen overeen met de in de diverse
handhavingsarangementen afgesproken aantallen. De zaken worden conform
de afspraken door het Openbaar Ministerie behandeld. Hoewel de
termijnen waarbinnen zulks geschiedt soms betrekkelijk lang zijn is er
geen sprake van het stelselmatig op de plank blijven liggen van zaken
bij het Openbaar Ministerie. Na de komst van het
Functioneel Parket is een Taskforce ingesteld om de afdoening van
zaken te bewaken. Eén van de bevindingen is dat er sprake is van een
duidelijke afname van het aantal zaken bij het Openbaar Ministerie. De
ontwikkeling, dat veel zaken hun normale en procesmatige weg vinden
zet zich door.
Jaar waarin
p.v. is
opgemaakt
Aantal
Afgedaan
door
OM
Wijze van afdoening in %
Sepot
Transactie
Rechterlijk
vonnis
Transactie
+
vonnis
Overig
1997 365 362 19% 15% 64% 79% 2%
1998 454 453 26% 15% 59% 74% 1%
1999 453 447 23% 16% 61% 77% -
2000 452 429 24% 17% 60% 77% -
2001 462 348 24% 12% 64% 76% -
2002 451 209 (3) 29% 12% 59% 71% -
2003
396
40 (4)
(5)
6. Vraag
Waarom is het convenant over aan te leveren belastingfraudezaken
teruggeschroefd? Hoeveel zogenoemde Zalmofficieren zijn er nu
werkzaam? Bij welke parketten doen zij hun werk?
6. Antwoord
Jaarlijks wordt een handhavingsarrangement gesloten tussen de
Belastingdienst en het Openbaar Ministerie. Hierin worden afspraken
gemaakt over het aantal aan te leveren processen-verbaal. Het aantal
te leveren processen-verbaal is verdeeld over de verschillende
aandachtsvelden van de FIOD-ECD: naast fiscale strafzaken gaat het om
zaken op het gebied van douanewetgeving, wetgeving op het gebied van
goederenbewegingen (o.a. in- en uitvoerregelingen die verband houden
met de handelspolitiek en internationale veiligheid, taken op het
gebied van de bestrijding van inbreuken op intellectuele eigendom) en
wetgeving op het gebied van de financiële en economische ordening
(o.a. effecten-, krediet- en verzekeringswetgeving, witwassen,
integriteit van het bedrijfsleven, verzekeringsfraude,
gezondheidszorgfraude en faillissementsfraude). Tussen de
Belastingdienst en het Openbaar Ministerie is afgesproken om met
ingang van 2004 de FIOD-ECD gefaseerd meer in te zetten bij de
bestrijding van zaken die betrekking hebben op de integriteit van het
financiële stelsel (bijv. witwassen en de wet MOT) en tevens meer in
te zetten op het strafrechtelijk aanpakken van fiscale fraudezaken met
de grootste impact. Dit leidt tot een gemiddelde verzwaring van de
onderzoeken. Daarom is besloten, gelet op een gelijkblijvende
capaciteit, het aantal jaarlijks in te leveren processen-verbaal
geleidelijk terug te brengen, waarbij met name het aantal fiscale
strafzaken zal verminderen. Deze teruggang is overigens betrekkelijk
gering van aard. Van ongeveer 700 in te leveren processen-verbaal in
2003 tot ongeveer 600 in te leveren processen-verbaal in 2006. Van
belang hierbij is dat de aldus niet strafrechtelijk vervolgde fiscale
fraudezaken wel via het bestuursrechtelijk sanctiemodel (fiscale
boete) zullen worden afgedaan. Tot slot wijzen wij erop dat in de loop
van 2004 is gebleken dat er aanleiding bestaat het toezicht op de
naleving van de fiscale wetgeving aan te scherpen, mede naar
aanleiding van de «contra-legem brief» aan uw kamer van 3 juni 2004 6)
Dit heeft ertoe geleid dat ook het aantal fiscale fraudezaken in het
handhavingsarrangement voor 2005 weer in beperkte mate is verhoogd.
Ten aanzien van de «zalmofficieren» kan het volgende worden
meegedeeld. Eind jaren negentig heeft het toenmalige kabinet
structureel extra middelen ter beschikking gesteld aan politie, OM en
Bijzondere Opsporings Diensten voor de intensivering van de
fraudebestrijding, hetgeen onder meer heeft geresulteerd in de
inrichting van Interregionale Fraude Teams en daaraan gekoppelde
expertisecentra, ook op het gebied van fiscale fraude. Met de
oprichting van het Functioneel Parket zijn de expertise en de
vervolgings-capaciteit voor de behandeling van alle zaken die door de
vier Bijzondere Opsporings Diensten worden opgespoord, aldaar
geconcentreerd. Daaronder vallen ook de zaken die de FIOD-ECD
aanlevert.
7. Vraag
Welke stappen gaat u ondernemen om het ontnemingsbeleid tot een succes
te maken?
7. Antwoord
Op 1 september 2003 is een aantal wijzigingen doorgevoerd in de
ontnemingswetgeving, die tot doel hadden in de praktijk gesignaleerde
knelpunten weg te nemen. Politie en OM hebben door die wijzigingen
bepaald meer mogelijkheden gekregen voor een effectieve toepassing van
de ontneming. De mogelijkheden tot het leggen van conservatoir beslag
onder derden zijn uitgebreid, als ook de mogelijkheden voor de
officier van justitie om bij dringende noodzakelijkheid ter
inbeslagneming plaatsen zonder toestemming van de bewoner te betreden.
Indien betrokkene weigert te betalen, kan sinds 1 september 2003
lijfsdwang ofwel gijzeling worden toegepast, voor maximaal 3 jaar.
Tevens zijn de mogelijkheden voor de rechter verbeterd om te waken
tegen nodeloze vertraging in het strafrechtelijk financieel onderzoek.
Voorts bezien het BOOM en het CJIB de mogelijkheden om in een vroeger
stadium conservatoir beslag te leggen, hetgeen de tenuitvoerlegging
van ontnemingsvonnissen aanzienlijk kan vergemakkelijken. Tot slot
wordt in overleg met het Openbaar Ministerie een meer
gedifferentieerde aanpak ontwikkeld, die inhoudt dat naast het
instrument van voordeelsontneming ook andere instrumenten worden
ingezet die zijn gericht op het ongedaan maken van criminele winsten,
zoals de afroomboete en de verbeurdverklaring. Nieuwe wetgeving zal
voortvloeien uit twee EU-kaderbesluiten die relevant zijn voor het
vergemakkelijken van de internationale samenwerking op het gebied van
ontneming binnen de EU. Het betreft het Kaderbesluit inzake de
tenuitvoerlegging van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of
bewijsstukken, en het kaderbesluit inzake de toepassing van het
beginsel van wederzijdseerkenningopbeslissingentotconfiscatie.
Het is zaak dat de praktijk de tijd krijgt de extra mogelijkheden van
de gewijzigde ontnemingswetgeving volop te benutten. De
beschikbaarheid en borging van specialistische kennis binnen de
organisaties van politie en OM, ook op het terrein van financieel
rechercheren en ontneming, worden verder bevorderd door het recent
in gang gezette proces van schaalvergroting en bundeling van kennis en
expertise. Naast de versterking van het landelijk
expertisecentrum van het OM, het BOOM, wijs ik in dit verband op de
voorgenomen organisatiewijziging van het Openbaar Ministerie 7) en de
recente inrichting van de Nationale Recherche en de Bovenregionale
Recherche. Binnen het loopbaanbeleid voor de politie zijn inmiddels
meer mogelijkheden gecreëerd voor specialisten op verschillende
niveaus om door te groeien.
1) Landen, mr. D. van der, Voordeelontneming. In NJB, 2004, nr. 43, p.
2239-2242.
2) Zie brief aan Tweede kamer van 21 juni 2004, vergaderjaar
2003-2004, Kamerstukken II, 26 268, nr. 6.
3) Een deel van der zaken uit 2002 en het merendeel van de zaken uit
2003 zijn nog in behandeling bij het OM of de rechter.
4) zie voetnoot 2.
5) Gezien het geringe aantal zaken uit 2003 dat reeds in hetzelfde
jaar (2003) is afgedaan, is het niet zinvol een nadere uitsplitsing te
maken.
6)Kamerstukken II, vergaderjaar 2003-2004, 29 643, nr. 1.
7) Brief van de Minister van Justitie aan de Tweede Kamer van 27
oktober 2004, Kamerstukken II, 28 684, nr. 37.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties