Persbericht
18 januari 2005, nr. 007
Biodiversiteit zeer belangrijk voor ecosystemen
De plantenecoloog Jasper van Ruijven promoveerde op 7 januari aan
Wageningen Universiteit bij professor Frank Berendse. Zijn
proefschrift beschrijft de opzienbarende resultaten van twee grote,
meerjarige proeftuinexperimenten, die deze week de toonaangevende
internationale tijdschriften Science en PNAS haalden.
Het eerste experiment gaat over het belang van biodiversiteit voor het
ecosysteem. De relatie tussen soortenrijkdom en het functioneren van
ecosystemen is een omstreden onderwerp binnen de ecologische
wetenschap. Twee groepen Europese en Amerikaanse onderzoekers
concludeerden eind jaren negentig dat een hoge plantendiversiteit
belangrijk is voor ecosystemen omdat niche-complementariteit tussen
soorten leidt tot een completer gebruik van de aanwezige resources in
vegetaties met een hoge diversiteit. Deze resultaten werden echter met
de nodige scepsis ontvangen en in toonaangevende tijdschriften als
Nature en Science en op internationale conferenties woedde een heftig
debat tussen voor- en tegenstanders. Het belangrijkste punt van
kritiek was het belang van een zogenaamd steekproef-effect (bij meer
soorten is simpelweg de kans op de aanwezigheid van een soort die erg
belangrijk is voor het ecosysteem groter).
De heftige discussies waren voor de jonge onderzoeker en zijn promotor
reden een nieuw experiment op te zetten. Berendse behoorde tot de
sceptici en wilde met dit experiment het ongelijk van eerder onderzoek
aantonen. Het onderzoek leverde echter onverwachte resultaten op, die
binnenkort zullen verschijnen in de Proceedings of the National
Academy of Sciences van de USA. Ze bewijzen definitief dat diversiteit
wel degelijk een grote rol speelt in het functioneren van ecosystemen.
Dit wordt volledig veroorzaakt door niche-complementariteit tussen
soorten en kan duidelijk niet worden toegeschreven aan
steekproef-effecten.
In het tweede experiment werd het effect van verschillende
planteneters op plantendiversiteit onderzocht. De laatste jaren is er
veel aandacht voor de rol van boven- als ondergrondse organismen in
het reguleren van plantendiversiteit. Veel van dit onderzoek richt
zich echter exclusief op één groep van organismen, terwijl ze in de
natuur vaak tegelijkertijd actief zijn. Het onderzoek van Van Ruijven
en Berendse, dat werd uitgevoerd in samenwerking met onderzoekers van
het Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek (NIOO), laat zien
hoe belangrijk het is om de organismen ook samen te onderzoeken.
Afzonderlijk hadden de ondergrondse planteneters (in dit geval
ritnaalden, keverlarven die van plantenwortels leven) een positief
effect op de plantendiversiteit terwijl de bovengrondse planteneters
(sprinkhanen) geen effect hadden. Als ze echter tegelijkertijd
aanwezig waren, hadden ze een sterk negatief effect op de
plantendiversiteit.
Deze verrassende resultaten werden veroorzaakt doordat de herbivoren
verschillende voorkeuren voor voedselplanten hadden die leidden tot
verschuivingen in de concurrentie tussen de planten in de vegetatie.
Dit onderzoek laat zien dat het gezamenlijke effect van herbivoren
niet voorspeld kan worden op basis van hun afzonderlijke effecten en
onderstreept dat juist de interacties tussen verschillende organismen
bestudeerd moet worden om de dynamiek van natuurlijke systemen te
kunnen begrijpen. Het onderzoek werd gepubliceerd in het januarinummer
van Ecology Letters, maar kreeg deze week extra aandacht omdat Science
had besloten er een kort stuk aan te wijden.
Wageningen Universiteit