van het lid Tjon-A-Ten over HIV/AIDS en mensen met een handicap
Beantwoording kamervragen van het lid Tjon-A-Ten over HIV/AIDS en
mensen met een handicap
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Sociale en Institutionele Ontwikkeling
Afdeling Sociaal Beleid
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
17 januari 2005
Behandeld
Marijke Wijnroks
Kenmerk
DSI/SB-08/2005
Telefoon
070 3486967
Blad
1/6
Fax
070 3485366
Bijlage(n)
marijke.wijnroks@minbuza.nl
Betreft
Beantwoording vragen van het lidTjon-A-Ten over HIV/Aids en mensen met
een handicap
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door het lid Tjon-A-Ten over HIV/Aids en mensen met een
handicap. Deze vragen werden ingezonden op 24 december 2004 met
kenmerk 2040505490.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
Antwoord van mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven, minister voor
Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van van het lid Tjon-A-Ten (PvdA)
over HIV/Aids en mensen met een handicap.
Vraag 1
Kent u het onderzoek van de Yale Universiteit en de Wereldbank,
genaamd `HIV/AIDS & Disability: Capturing Hidden Voices' ?
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Deelt u de tussentijdse hoofdconclusies van het onderzoek dat mensen
met een handicap een significant hoger risico lopen om geïnfecteerd te
worden met HIV en op alle risicofactoren van HIV-infectie hoger scoren
dan mensen die geen handicap hebben? Zo ja, op welke wijze wilt u
hiermee rekening houden in uw beleid ten aanzien van HIV/AIDS, mede
gezien het feit dat 10 procent van de wereldbevolking een handicap
heeft?
Antwoord
Ik deel de conclusie dat mensen met een handicap behoren tot de
groepen van de bevolking met een verhoogde kwetsbaarheid voor HIV
infectie. Ik verwijs u ook naar mijn antwoord op vraag 3.
Vraag 3
Onderkent u dat mensen met een handicap eerder slachtoffer zijn van
verschillende vormen van seksueel geweld en dat vrouwen met een
handicap een dubbel risico lopen? Zo ja, hoe denkt u hiermee rekening
te houden in uw beleid gericht op vrouwen en HIV/AIDS?
Antwoord
Ik ben van mening dat alle kwetsbare groepen (waaronder gehandicapten
en vrouwen, maar ook bijvoorbeeld jongeren en homoseksuele mannen) een
groter risico lopen om geïnfecteerd te worden met HIV. Deze kwetsbare
groepen verdienen aandacht, niet in de vorm van specifiek
doelgroepenbeleid maar door middel van mainstreaming binnen het
huidige beleid.
Vraag 4
Ziet u mogelijkheden in uw huidige beleid ten aanzien van HIV/Aids
extra stimulerende maatregelen te nemen, zodat in de opzet van in het
bijzonder gezondheidsvoorzieningen structureel rekening wordt gehouden
met HIV/Aids-patiënten met een handicap? Zo neen, waarom niet? Zo ja,
aan welke stimulerende maatregelen denkt u concreet?
Antwoord
Toegang tot gezondheidsvoorzieningen, met name voor de meest kwetsbare
groepen waaronder gehandicapten, vormt reeds een onderdeel van het
beleid dat voornamelijk uitwerking krijgt op landenniveau. Hieronder
vallen voorbehoedsmiddelen en Aidsmedicijnen.Ik zie geen mogelijkheden
om in het huidige beleid extra stimulerende maatregelen te nemen ten
behoeve van AIDS patiënten met een handicap.
De bilaterale samenwerking heeft de afgelopen decennia grote
wijzigingen ondergaan. Waar voorheen de verschillende donoren hun
eigen projecten uitvoerden, ligt nu de nadruk op ondersteuning en
capaciteitsopbouw van nationale overheden om hun eigen (sector)
programma's uit te voeren. In deze aanpak is vanzelfsprekend minder
ruimte om eigen prioriteiten van de verschillende donoren door te
voeren. Dit zou ook niet wenselijk zijn, en de ervaring heeft geleerd
dat een breed draagvlak in het ontvangend land een noodzakelijke
voorwaarde voor succes is.
De behoeften van kwetsbare groepen worden door middel van
mainstreaming in het sectorbeleid geïntegreerd, daarnaast ondersteunt
Nederland maatschappelijke organisaties die werken aan empowerment en
zelforganisatie van maatschappelijke groeperingen, waaronder mensen
met een handicap.
Vraag 5
Bent u bereid in door Nederland - bilateraal en multilateraal -
gesteunde HIV/Aids-programma's aandacht te vragen voor seksueel
actieve mensen met een handicap, zodat zij toegang krijgen tot
HIV-testvoorzieningen, voorbehoedmiddelen en/of de verstrekking van
Aidsmedicijnen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe wilt u dit gaan doen?
Op welke termijn? Bij welke door Nederland bilateraal gesteunde
HIV/Aids-programma's en bij welke multilaterale HIV/Aids-programma's?
Antwoord
Ik zie geen mogelijkheden om in het huidige bilaterale en
multilaterale beleid specifieke aandacht te vragen voor seksueel
actieve mensen met een handicap. Het aanbod aan voorzieningen voor
testen, zorg en behandeling blijft in veel ontwikkelingslanden nog
sterk achter bij de behoefte. Nu meer financiële middelen beschikbaar
komen, kunnen deze voorzieningen uitgebreid worden. De beperkte
uitvoerende capaciteit vormt daarbij een struikelblok dat allereerst
aangepakt dient te worden. De mate waarin gelijkwaardige toegang tot
voorzieningen kan worden gegarandeerd is een zeer relevante discussie
die op landenniveau met ruime participatie van de verschillende lokale
partners gevoerd moet worden. Vanzelfsprekend dienen in deze
discussies ook de belangen van kwetsbare groepen, waaronder mensen met
een handicap, meegenomen te worden. Bewustwording en zelforganisatie
van deze groepen is daarvoor een eerste voorwaarde, ik zie daar met
name een belangrijke rol weggelegd voor maatschappelijke organisaties.
Vraag 6
Vindt u dat voorlichtingscampagnes over HIV/Aids toegesneden moeten
zijn op de ontvangers van de voorlichtingsboodschap? Zo ja, vindt u
dat in het geval van specifieke handicaps daarmee rekening moet worden
gehouden en bent u bereid zich hiervoor actief in te zetten? Vindt u
dat mensen met een handicap hier actief bij betrokken moeten worden?
Zo neen, waarom niet? Op welke wijze denkt u het een en ander in uw
beleid vorm te (kunnen) geven?
Antwoord
Voorlichtingscampagnes dienen inderdaad toegesneden te zijn op de
ontvangers van de voorlichtingsboodschap. Nederland financiert enkele
organisaties die zich met HIV/Aids voorlichting bezighouden. De
voorlichtingsboodschap is toegespitst op de groepen waarop de
campagnes zich richten, zowel in de methodes en middelen van
communicatie - van strips en filmpjes tot stijliconen als popsterren -
als in de boodschap die zij uitdragen. De campagnes zijn dan ook zeer
uiteenlopend naar stijl en inhoud. Campagnes in landen waar veel
infecties plaatsvinden onder intraveneuze drugs gebruikers zullen zich
bijvoorbeeld sterk op deze groep richten. Actieve betrokkenheid van de
doelgroep bij voorlichtingscampagnes is vanzelfsprekend, mensen met
een handicap vormen hierop geen uitzondering. Ik zie geen reden
verandering in mijn beleid aan te brengen.
Vraag 7
Ziet u voor Nederland een rol weggelegd bij het bestrijden van
vooroordelen over en stigmatisering van onder andere seksueel actieve
mensen met een handicap bij gezondheidspersoneel en mensen werkzaam in
de Aids-bestrijding, in het bijzonder in de landen waarmee Nederland
een bilaterale ontwikkelingsrelatie onderhoudt en waar
gezondheidsprogramma's tot de prioriteitsgebieden behoren? Zo ja,
welke rol? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
Ik zie voor de Nederlandse overheid geen rol weggelegd op dit terrein.
Naar mijn mening hebben vooral particuliere organisaties een
meerwaarde in de zelforganisatie en belangenbehartiging voor
gehandicapten. Om die reden waardeer ik de rol die de Dutch Coalition
for Disability and Development speelt om de bewustwording over
handicap en ontwikkeling onder de Nederlandse
ontwikkelingsorganisaties te vergroten.
Niettemin is het verminderen van stigmatisering en discriminatie een
belangrijk element van het Nederlandse HIV/Aids-beleid. Stigma en
discriminatie belemmeren in nog te veel landen een effectieve aanpak
van HIV/Aids. Dat geldt ten aanzien van mensen die met HIV
geïnfecteerd zijn, maar ook ten aanzien van mensen die om welke reden
dan ook specifiek kwetsbaar zijn voor HIV infectie.
Zoals u weet hecht ik in mijn beleid sterk aan seksuele en
reproductieve gezondheid en rechten. Vanzelfsprekend gelden seksuele
en reproductieve rechten voor alle mensen, dus nadrukkelijk ook voor
mensen met een handicap.
April 2004; zie ook: http://cira.med.yale.edu/globalsurvey
Ministerie van Buitenlandse Zaken