Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer
d.d. 14 en 16 december 2004 AV/KO/2004/88241 (070) 333
nr. 2040504850, nr. 2040505090, nr.
2040505100
Onderwerp Datum Contactpersoon
Kamervragen van de leden Hamer, Stuurman 17 januari 2005
en Gerkens over kinderopvang
./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de leden Hamer en Stuurman (PvdA) over de
vergoeding van kinderopvang voor doelgroepen d.d. 14 december 2004 en de vragen van de
leden Hamer en Stuurman (PvdA) over problemen rondom de vergoeding van kinderopvang voor
doelgroepen d.d. 16 december en de antwoorden op de vragen van het lid Gerkens (SP) over de
kinderopvang d.d. 16 december 2004.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
---
2040504850
Vragen van de leden Hamer en Stuurman (beiden PvdA) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
over problemen rondom de vergoeding van kinderopvang voor doelgroepen. (Ingezonden 14 december 2004)
1
Bent u bekend met de problemen met betrekking tot kinderopvang voor doelgroepen doordat ze een aantal
gemeenten en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Kinderopvangbeleid niet op orde
hebben?1
Ja, ik ben bekend met het persbericht van de MO-groep.
2
Om hoeveel gemeenten en regionale kantoren van het UWV gaat het? Hoeveel doelgroepen ouders worden
door deze problemen getroffen?
Naar aanleiding van dit persbericht van de MOgroep heb ik nagevraagd bij welke gemeenten en UWV
regiokantoren deze problemen spelen. De MOgroep heeft meldingen over problemen bij ca. 5 UWV
regiokantoren en ca. 20 gemeenten gekregen.
Over de problemen bij UWV regiokantoren is contact geweest met het UWV. Het UWV heeft aangegeven wat
langzaam gestart te zijn met de implementatie van de Wet kinderopvang. Het UWV geeft aan dat de uitvoering
van de wet bij de UWV kantoren op dit moment goed verloopt.
Naar aanleiding van het bovengenoemde persbericht is ook contact geweest met een aantal gemeenten. Er heeft
een schriftelijke enquete plaatsgevonden onder alle gemeenten en met de grootste gemeenten (G30) is overlegd
tijdens een werkconferentie. Uit de contacten met gemeenten bleek dat gemeenten veel moeite doen en gedaan
hebben de doelgroepouders te bereiken. De meeste doelgroepouders zijn ook daadwerkelijk bereikt en weten op
welke gemeentelijke bijdrage zij kunnen rekenen. Uiteindelijk is een gevolg van het vraaggestuurde systeem dat
de verantwoordelijkheid voor zowel de keuze van de opvanglocatie als voor het regelen van de financiële
middelen de verantwoordelijkheid van ouders is geworden. Gemeenten gaan zorgvuldig met die eigen
verantwoordelijkheid van doelgroepouders om. Dat wil niet zeggen dat ouders het helemaal zelf moeten
uitzoeken. Vrijwel alle gemeenten bieden ouders hulp bij het invullen van de formulieren en ondertekenen van
contracten. Ook zoeken de meeste gemeenten een oplossing voor ouders die (te) laat zijn met het aanvragen
van een vergoeding. Sommige gemeenten hebben hiervoor afspraken gemaakt met kinderopvangorganisaties,
andere gemeenten hebben kasruimte gecreëerd om een voorschot aan deze ouders uit te betalen, zodat ze niet
als gevolg van een hoge kinderopvangrekening in financiële problemen komen.
Ik concludeer dat een aantal doelgroepouders de tegemoetkoming laat of nog niet heeft aangevraagd, maar in
de meeste gevallen is er voor deze ouders door gemeenten een vangnet op maat gecreëerd.
3
Waarom heeft een aantal gemeenten en regionale kantoren van het UWV hun kinderopvang beleid nog niet
rond?
Zie het antwoord op vraag 2.
4
Zijn er gegevens bekend over de tot nu toe gebleken consequenties van het niet op orde hebben van het
beleid rondom de registratie van kinderopvanginstellingen?
1 Persbericht Maatschappelijke Ondernemers Groep, 8 december 2004.
3
De zeven gemeenten waarover het signaal was ontvangen dat zij de registratie van kinderopvanginstellingen
nog niet op orde zouden hebben, zijn nader bekeken. Gebleken is dat in alle genoemde gemeenten inmiddels een
kinderopvang register bestaat.
5
Bent u bekend met het feit dat een groot aantal gemeenten strenger is gaan selecteren op het gebied van de
sociaal-medische indicatie voor kinderopvang, wat tot gevolg heeft dat ouders die voorheen een
subsidieplaats hadden straks geen recht meer hebben op een vergoeding? Wat vindt u hiervan?
In 2004 was de vormgeving van het beleid voor kinderopvang voor de sociaal-medische doelgroep een
gemeentelijke verantwoordelijkheid. Ook in 2005 houden gemeenten beleidsvrijheid hoe de sociaal-medische
doelgroep financieel te ondersteunen voor het benodigde kinderopvanggebruik. Zoals bekend is het budget dat
gemoeid is met kinderopvang ten behoeve van de sociaal-medische doelgroep voor het jaar 2005 aan de
algemene middelen van het gemeentefonds toegevoegd. (Kamerstukken II, 2003-2004, 28447, nr. 97). De
indicatiecriteria voor deze doelgroep zijn in het jaar 2005 de verantwoordelijkheid van de gemeenten zelf. Ik heb
toegezegd de Tweede Kamer in de eerste helft van 2005 te informeren hoe deze doelgroep vanaf 2006 bediend
zal worden.
Het blijkt dat sommige gemeenten tot nu toe ruimhartig omgesprongen zijn met de indicatie van sociaal-
medische problematiek, niet altijd bewust maar meer vanuit een gegroeide, soms nogal ondoorzichtige praktijk
Een deel van de groep was tot nu toe minder zichtbaar, omdat zij gebruik konden maken van
bedrijfskinderopvang via hun partner. Nu bedrijven hun bijdrage veelal tot 1/6e deel beperken en de
belastingdienst niet uitkeert voor de sociaal-medische doelgroep, wenden meer ouders zich tot de gemeente. Bij
ongewijzigd beleid vrezen deze gemeenten met hoge kosten voor kinderopvanggebruik voor de sociaal-
medische doelgroep geconfronteerd te worden. Diverse gemeenten leggen een relatie met de bijzondere
bijstand, mede vanuit praktische uitvoeringsoverwegingen, en beperken de aanspraak op sociaal-medische
indicatie tot huishoudens met lagere inkomens. Ook is de indicatie in het verleden vaak niet op geüniformeerde
wijze tot stand gekomen, en ontbrak het gemeenten dit jaar aan tijd om tot weloverwogen indicatiecriteria te
komen, omdat ze pas in een laat stadium de gehele verantwoordelijkheid voor deze doelgroep kregen. Een
gevolg is dat een deel van de sociaal-medische huishoudens die gebruik maakten van een subsidieplaats na
invoering van de Wet kinderopvang niet meer in aanmerking voor financiering van kinderopvang zal komen,
behoudens een overgangstermijn. Aan de andere kant zijn er gemeenten die de hen bekende sociaal-medische
huishoudens ook in 2005 een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang verstrekken.
Ik heb waardering voor de inspanningen van gemeenten en begrip voor de keuzes die zij onder hoge tijdsdruk
hebben moeten maken, nadat zij pas aan het eind van de zomer bericht kregen dat zij geheel voor deze
doelgroep verantwoordelijk werden. Het jaar 2005 is een overgangsjaar voor de doelgroep met sociaal-medische
indicatie. In de loop van 2005 zal ik in goed overleg met de VNG besluiten over een meer structurele vormgeving
nemen.
6
Heeft een tekort van middelen te maken met de strengere selectie op het gebied van het verstrekken van een
sociaal-medische indicatie?
Het volledige budget voor kinderopvang voor de sociaal-medische doelgroep zoals dat in de begroting van de
Wet kinderopvang was opgenomen en overeengekomen is met de VNG, is voor 2005 aan de algemene middelen
van het gemeentefonds toegevoegd. (Zie Kamerstukken II, 2003-2004, 28 447, nr. 97). Bij de raming van dit
budget is overigens uitgegaan van de inkomenscategorieën van de Wet kinderopvang, dus niet alleen voor de
lagere inkomens. Het budget hoeft dus op voorhand geen reden te zijn tot beperking van aanspraken
overeenkomstig de normen voor de bijzondere bijstand.
Zie verder het antwoord op vraag 5.
7
Is het juist dat er vooral problemen zijn bij het vaststellen van een sociale indicatie? Zo ja, wat is de omvang
van deze problemen en waardoor worden deze veroorzaakt?
---
Mij zijn tot nu toe geen specifieke problemen bekend bij het vaststellen van een sociale indicatie. Wel is bij het
voorbereiden van een landelijk indicatiestellingsprotocol door het NIZW gebleken dat de noodzaak voor een
medische indicatie eenduidiger lijkt te zijn dan voor een sociale indicatie. Het overgangsjaar 2005 geeft de
mogelijkheid op basis van praktijkervaringen nog eens goed naar het indicatiestellingsprotocol te kijken.
Zie verder het antwoord op vraag 5.
8
Wat gaat u doen om de problemen met betrekking tot kinderopvang voor doelgroepen op te lossen?
Zie het antwoord op vraag 2.
---
2040505090
Vragen van de leden Hamer en Stuurman (beiden PvdA) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
over problemen rondom de vergoeding van kinderopvang voor doelgroepen. (Ingezonden 16 december 2004)
1
Bent u op de hoogte van het artikel over de problemen rondom de vergoeding van kinderopvang voor
doelgroepen? 1) Zijn de gegevens uit dit artikel waar?
Ik ben op de hoogte van het krantenartikel. Ik kan mij niet vinden in de 20.000 uitkeringsgerechtigden die
volgens het artikel in de Telegraaf nu gebruik zouden maken van kinderopvang. Uit de KOA-regeling voor
alleenstaande ouders in de bijstand worden ca. 8000 kinderopvangplaatsen gefinancierd. Inmiddels is gebleken
dat zeker de helft van de gebruikers van KOA-plaatsen werkend is met een inkomen tot 130% WML. Zij moeten
zich tot hun werkgever richten voor een bijdrage. Met de kinderopvangregeling voor reïntegrerende WW-ers en
WAO-ers werd in 2003 voor 373 kinderen een kindplaats ingekocht ten behoeve van 289 WW/WAO-
gerechtigden. Op basis van deze gegevens schat ik dat het om beduidend minder dan 10.000
uitkeringsgerechtigden gaat die kinderopvang gebruiken op het moment van de overgang naar het nieuwe
stelsel.
2
Wat zijn, nu blijkt dat de meeste uitkeringsgerechtigden de werkgeversbijdrage moeten voorschieten,
waardoor zij in betalingsproblemen komen of zelfs hun kinderen van de crèche moeten halen, de
overwegingen achter uw standpunt tijdens de behandeling van de SZW-begroting, toen u stelde dat de
regeling voor werkloze ouders feitelijk gunstiger is dan hetgeen in de door de heer Douma voorgestelde
motie 2) wordt beoogd?
Uitkeringsgerechtigden in een reïntegratietraject zullen niet zelf hun werkgeversbijdrage hoeven voor te
schieten.
Tijdens de begrotingsbehandeling van SZW is gesproken over een ander categorie uitkeringsgerechtigden,
namelijk ouders die recent werkloos zijn geworden en dus (nog) geen reïntegratietraject volgen. Voor deze
ouders geldt dat als zij lopende het kalenderjaar werkloos worden, zij voor het hele kalenderjaar een
tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang kunnen aanvragen bij de belastingdienst en ook een
compensatie voor ontbrekende werkgeversbijdragen bij de belastingdienst aan kunnen vragen.
Uitkeringsgerechtigden die in het kalenderjaar nog niet gewerkt hebben en geen reïntegratietraject volgen en
hun kinderopvanggebruik prolongeren in de verwachting binnen niet al te lange tijd een nieuwe baan gevonden
te hebben, kunnen bij de belastingdienst een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang aanvragen en
ook bij de belastingdienst de compensatie voor ontoereikende werkgeversbijdragen aanvragen. Als deze
ouders in het kalenderjaar niet op enig moment tot de rechthebbenden voor een tegemoetkoming in de kosten
kinderopvang behoren, moeten zij de volledige tegemoetkoming van de belastingdienst terugbetalen.
---
3
Bent u tevens op de hoogte van de gevreesde ontslaggolf in de kinderopvang, omdat er minder ouders
gebruik maken van opvang? 3)
Ik ben op de hoogte van het geciteerde krantenartikel. Uit contacten met een aantal kinderopvangorganisaties is
gebleken dat een aantal ondernemers in januari met (partiële) vraaguitval van circa 5 á 10 procent
geconfronteerd worden. De meeste ondernemers verwachten dat dit een tijdelijk probleem is, en dat de bezetting
in de loop van het komende jaar weer op het oude niveau komt. Ik verwacht daarom geen grote ontslaggolf in
de kinderopvangsector.
1) De Telegraaf, 14 december jl. `Uitkeringstrekkers dupe nieuwe crècheregeling'.
2) 29 800 XV, nr. 38
3) Trouw, 14 december jl. `Ontslagen in kinderopvang'.
Toelichting:
Deze vragen zijn aanvullend op eerdere vragen van de leden Stuurman en Hamer (beiden PvdA) aan de minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over problemen rondom vergoeding van kinderopvang voor
doelgroepen, ingezonden 14 december 2004, (vraagnummer 2040504850).
---
2040505100
Vragen van het lid Gerkens (SP) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de kinderopvang.
(Ingezonden 16 december 2004)
1
Bent u van mening dat het onacceptabel is dat veel bijstandsgerechtigden en ww-gerechtigden hun kinderen
van de crèche halen? 1) Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om dit te voorkomen?
Uit contacten met een behoorlijk aantal gemeenten is gebleken dat de meeste reïntegrerende doelgroepouders
het kinderopvanggebruik continueren. Daar waar contracten opgezegd worden betreft het vaak kinderen die
anders ook binnen een afzienbare periode de kinderopvang verlaten zouden, bijvoorbeeld doordat het
betreffende kind oud genoeg is om zelfstandig thuis te blijven of doordat een kind spoedig naar de basisschool
gaat en er tijdelijk een andere opvangoplossing gevonden wordt.
Wel krijg ik signalen dat WW-ers en WAO-ers zonder reïntegratietraject overwegen hun kinderen van de
opvang te halen, omdat ze geen recht op overheidssubsidie zouden hebben.
Ik wil er op wijzen dat er recht op overheidssubsidie voor het gehele jaar bestaat zodra mensen in dat jaar
betaalde arbeid verricht hebben, hoe kort ook. Als het om frictiewerkloosheid gaat (kortdurend), kunnen de
ouders de inschatting maken dat ze op enig moment in 2005 wel weer aan het werk komen, en op grond daarvan
de overheidsbijdrage voor het hele jaar aanvragen. Als ze na 1 januari werkloos of arbeidsongeschikt worden,
houden ze sowieso nog het hele jaar recht op de overheidsbijdrage. In de publieksvoorlichting wordt deze
informatie uitgedragen.
In aanvulling hierop zouden sociale partners in sociale plannen afspraken kunnen maken over het nog enige
tijd doorlopen van de werkgeversbijdrage voor kinderopvang, net zoals gemeenten en UWV de subsidie tijdens
de sollicitatieperiode na het reïntegratietraject nog maximaal 6 maanden kunnen laten doorlopen.
Al met al zie ik geen aanleiding om maatregelen richting gemeenten of UWV te treffen.
Zie verder het antwoord op vraag 2 van de kamerleden Hamer en Stuurman.
2
6
Vindt u dit passen in het beleid van het kabinet dat mensen met een uitkering weer snel aan het werk
moeten? Zo ja, waarom? Zo neen, wat gaat u hieraan doen?
Ik ben niet van mening dat kinderopvang op dit moment een belemmering vormt voor mensen met een uitkering
om snel weer aan het werk te gaan.
3
Bent u bereid op korte termijn in overleg te treden met gemeentes en het UWV om verdere uitval te
voorkomen? Zo ja, wanneer? Zo neen, waarom niet?
Ja, is al gebeurd.
Toelichting: deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Stuurman en Hamer
(beiden PvdA), ingezonden 14 december 2004, (vraagnummer 2040504850) en van de leden Hamer en Stuurman
(beiden PvdA), ingezonden 16 december 2004, (vraagnummer 2040505090).
1) De Telegraaf, 14 december jl.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid