Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Postbus 90801
2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
AV/PB/04/89175
Onderwerp Datum
Motie-Bussemaker c.s. (29760, nr.45) over 17 januari 2005
flexibilisering pensioen
In een brief van 17 december jongstleden heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en
Werkgelegenheid van uw Kamer verzocht om geïnformeerd te worden over de uitvoering
van de motie-Bussemaker c.s. over een onderzoek naar de voor- en nadelen van
flexibilisering van de pensioenleeftijd (Kamerstukken II 2004/05, 29 760, nr. 45). U treft de
verzochte informatie in deze brief aan.
De gedachte achter de motie van het lid Bussemaker c.s. is dat flexibilisering van pensioen
langer doorwerken van oudere werknemers kan stimuleren. Het kabinet onderschrijft het
uitgangspunt dat het pensioenstelsel, zowel de Algemene Ouderdomswet (AOW) als de
arbeidsgerelateerde aanvullende pensioenen, geen belemmeringen moet opwerpen om op
vrijwillige basis tot na 65 jaar door te blijven werken.
Wat betreft de AOW is er op dit moment geen enkele belemmering om langer dan tot 65
jaar door te werken. Na 65 jaar mag op grond van de huidige wetgeving tegelijkertijd een
AOW-uitkering en arbeidsinkomen worden genoten. Het bieden van een mogelijkheid tot
uitstel van de AOW-uitkering tot na 65 jaar via flexibilisering van de AOW is dus geen
voorwaarde om na 65 jaar te kunnen doorwerken. Een combinatie van AOW, eventueel
aanvullend pensioen en inkomen uit arbeid kan zelfs een aantrekkelijke optie zijn om na 65-
jarige leeftijd een hoger inkomen te realiseren. Doorwerken na 65 jaar is voor werknemers
extra aantrekkelijk, omdat voor 65-plussers een lager belastingtarief geldt. Ook werkgevers
profiteren vanaf dat moment van lagere lasten op arbeid. Flexibilisering van de AOW biedt
ook wat deze fiscale aspecten betreft overigens geen meerwaarde.
Op het terrein van de aanvullende arbeidsgerelateerde pensioenen bestaan er vanuit de
wetgeving evenmin belemmeringen om na het 65e jaar door te werken. In het wetsvoorstel
aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling is
handhaving van de flexibiliteit in het fiscale kader voor het ouderdomspensioen zelfs één
van de speerpunten voor het kabinet geweest. Eerder of later uittreden dan op 65 jaar is dan
ook nog steeds mogelijk onder toepassing van het beginsel van actuariële neutraliteit.
Daarnaast biedt de levensloopregeling de mogelijkheid om met fiscale ondersteuning een
2
verloftegoed op te bouwen dat bijvoorbeeld kan worden ingezet gedurende één of meer
drukke levensfases. Wanneer door verlof de tijdsdruk in deze fases afneemt, zijn
werknemers mogelijk beter in staat om langer door te werken.
Hoewel er in de wet- en regelgeving op het terrein van de aanvullende pensioenen dus geen
beletsels bestaan voor langer doorwerken, kunnen er nog wel belemmeringen bestaan in de
arbeidsvoorwaardelijke sfeer. In arbeidsovereenkomsten kan het bereiken van de AOW-
gerechtigde leeftijd bijvoorbeeld een reden voor ontslag zijn. Mede om die reden heeft het
kabinet in het kader van de discussie over het wegnemen van belemmeringen voor langer
doorwerken na 65 jaar in de brief van 7 december jongstleden (Kamerstukken II 2004/05,
28 170, nr. 29) aan uw Kamer aangekondigd in het voorjaar van 2005 advies te vragen aan
de Sociaal-Economische Raad en aan relevante belangenorganisaties, zoals ouderenbonden,
over het wegnemen van belemmeringen voor het doorwerken tot na 65 jaar. In dezelfde
periode zal het kabinet aan de Stichting van de Arbeid vragen welke acties zij heeft
ondernomen of nog zal ondernemen ten aanzien van de motie Bussemaker c.s. en een aantal
andere aspecten, zoals het analyseren van CAO's en pensioenregelingen op bepalingen die
betaald werken na 65 jaar belemmeren. In het najaar van 2005 zal het kabinet met een
reactie komen op de dan uitgebrachte adviezen. Op basis van deze reactie kan dan een
verdere discussie met uw Kamer over de bovengenoemde onderwerpen plaatsvinden.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid