Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer
14 januari 2005 UB/AM/2005/4012 333
nr.2040506260
Onderwerp Datum Contactpersoon
Kamervragen van het lid Verburg 28 februari 2005
Hierbij zend ik u, mede namens mijn ambtsgenoot Minister De Graaf voor Bestuurlijke
Vernieuwing en Koninkrijkrelaties, de antwoorden op de vragen van het lid Verburg (CDA) over
de bureaucratie bij de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) in relatie tot de samenwerking van
Gemeentelijke Sociale Diensten.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
H.A.L. van Hoof
---
2040506260
Beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Verburg (CDA) door de staatssecretaris van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties over de
bureaucratie bij de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) in relatie tot de samenwerking van Gemeentelijk
Sociale Diensten. (Vragen ingezonden 13 januari 2005)
1
Heeft u kennisgenomen van het artikel "Bureaucratie enorm" 1, waarin staat beschreven tegen welke enorme
bureaucratie gemeentelijke sociale diensten oplopen indien zij samenwerken in intergemeentelijke
samenwerkingverbanden en/of bedrijfsverzamelgebouwen?
Ja.
2
Hoe beoordeelt u de situatie dat gemeentelijke sociale diensten bij deze vormen van samenwerking geen
gebruik mogen maken van de eigen GBA-gegevens, omdat zij worden gezien als buitengemeentelijke afnemer
en zij zelfs voor die informatie via de Landelijke Raadpleegbare Deelverzameling (LRD) van de GBA moeten
gaan betalen?
Ik onderschrijf met u het belang van een efficiënte uitvoering en samenwerking. Er is constructief overleg
gevoerd tussen het ministerie van BZK, het Coördinatiepunt ICT gemeenten als vertegenwoordiger van de
Gemeentelijke Sociale Diensten en het ministerie van SZW. De conclusie is dat de samenwerking tussen
gemeenten op het gebied van Werk en Inkomen niet wordt belemmerd door de Wet GBA. Inmiddels zijn in dit
tripartiete overleg al enkele constructies onderkend, die snelle en effectieve levering van GBA-gegevens naar
samenwerkende gemeenten mogelijk maken. Het Coördinatiepunt ICT gemeenten zal in een handreiking de
gemeenten informeren over de mogelijkheden en werkwijze voor samenwerking tussen GSD-en om de in uw
vragen geschetste problematiek ten aanzien van het gebruik van de GBA te voorkomen. De
samenwerkingsvorm die Gemeentelijke Sociale Diensten kiezen, is bepalend voor de condities waaronder
GBA-gegevens verkregen kunnen worden.
Een korte uiteenzetting van de werking van het GBA-stelsel maakt duidelijk op welke wijze levering van
GBA-gegevens plaatsvindt. Voor het verkrijgen van gegevens uit de GBA heeft de wetgever destijds de keuze
gemaakt voor een decentrale opslag en verwerking van persoonsgegevens bij gemeenten. Een centraal
systeem van persoonsgegevens vond men, mede met het oog op de bescherming van de persoonlijke
levenssfeer, onwenselijk.
Een sociale dienst is een binnengemeentelijke afnemer volgens artikel 1, sub b van de Wet GBA, indien het
een orgaan is van de gemeente waarvan het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk is voor
de verwerking van persoonsgegevens in de desbetreffende basisadministratie. De systematische verstrekking
van gegevens aan binnengemeentelijke afnemers, de toegang van die afnemers tot de basisadministratie
alsmede de verbanden tussen de basisadministratie en andere gegevensverzamelingen van de gemeente
worden geregeld krachtens een gemeentelijke verordening op basis van artikel 96 van de Wet GBA. Een
Sociale Dienst heeft dan ook rechtstreeks toegang tot de gegevens in de basisadministratie van de gemeente
indien dit in de gemeentelijke verordening is geregeld.
Wanneer Gemeentelijke Sociale Diensten gaan samenwerken op basis van een gemeenschappelijke regeling
(WGR) worden zij door de Wet GBA (artikel 1, sub 1) gezien als buitengemeentelijke afnemer. Door in de
1 De Telegraaf, 21 december 2004
3
samenwerkingsvorm te kiezen voor een nieuw zelfstandig orgaan, valt het gebruik van de GBA gegevens niet
meer onder de verantwoordelijkheid van het college van B&W en is het daarmee dé-facto buitengemeentelijk.
De Wet GBA bepaalt in artikel 90 dat aan buitengemeentelijke afnemers geen rechtstreekse toegang tot de
basisadministratie wordt verleend.
De Landelijk Raadpleegbare Deelverzameling is, vooruitlopend op de modernisering van de GBA, een
tijdelijke voorziening die afnemers de mogelijkheid biedt om 24 uur per dag online een beperkte set gegevens
op te vragen. Om de LRD te kunnen financieren is een financieringsstructuur ontwikkeld die inhoudt dat
afnemers betalen op basis van het verwachte aantal bevragingen. In de modernisering van het GBA stelsel zal
middels `Startpakket Gegevensverstrekking' de LRD functionaliteit standaard onderdeel worden van het
GBA stelsel.
3
Hoe beoordeelt u het gegeven dat de medewerkers van de gemeentelijke sociale diensten bij de uitvoering van
hun taak geen gebruik mogen maken van de GBA-gegevens die via SUWI-Inkijk wel beschikbaar zijn voor de
medewerkers van de UWV en het CWI?
Gemeentelijke Sociale Diensten hebben zeker wel toegang tot de GBA-gegevens. Waar het hier om gaat is de
wijze waarop GSD-en toegang tot deze gegevens willen hebben. Toegang tot de GBA-gegevens is mogelijk
onder strikte voorwaarden om de bescherming van de levenssfeer van de burger te waarborgen. Wil de
Gemeentelijke Sociale Dienst toegang hebben tot de GBA-gegevens middels SUWI-net Inkijk, op dezelfde
wijze als de medewerkers van het UWV en het CWI, dan zal de gemeente overeenkomstig de UWV en het
CWI een autorisatie moeten aanvragen. Dit betekent dat er 467 autorisaties aangevraagd moeten worden. In
overleg tussen het ministerie van BZK, het coördinatiepunt ICT-gemeenten en het ministerie van SZW is
afgesproken te kijken naar praktische mogelijkheden om een autorisatie voor alle Gemeentelijke Sociale
Diensten te realiseren.
4
Welke wet- en regelgeving veroorzaakt deze frustrerende en inefficiënte situatie?
Zie het antwoord op vraag 2.
5
Behoort het frustreren van de samenwerking tussen gemeenten op het gebied van Werk en Inkomen tot de
doelstelling van deze wet- en regelgeving? Zo neen, bent u bereid deze wet- en regelgeving daar waar nodig
aan te passen en belemmeringen voor een efficiënte uitvoering en samenwerking weg te nemen? Hoe en op
welke termijn gaat u hier uitvoering aan geven?
Zie het antwoord op vraag 2.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid