Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer ASEA/LIV/2005/2164 333

Onderwerp Datum Contactpersoon Aanvulling nota n.a.v. verslag Awir en 14 januari 2005
Aanpassingswet Awir

In de nota naar aanleiding van het Verslag inzake de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) is u nadere informatie toegezegd aangaande de spreiding van de inkomenseffecten als gevolg van de afschaffing van de correctie op het verzamelinkomen bij huursubsidie. In deze brief wordt deze informatie gepresenteerd, mede namens de minister van VROM.

Zoals in de nota is aangegeven, is gebleken dat in het rapport van de interdepartementale werkgroep Harmonisatie inkomensafhankelijke regelingen (HIAR) (Kamerstukken II 2003/2004, 29 287, nr. 2) wat betreft de gevolgen van de afschaffing van deze correctie voor de huursubsidie een fout is geslopen. Kort samengevat komt deze erop neer, dat door een verwisseling van tabellen effecten per maand zijn geïnterpreteerd als effecten per jaar. Hieronder volgen de correcte gegevens omtrent de inkomenseffecten van de in het wetsvoorstel gepresenteerde wijze van afschaffing van de correctie op het verzamelinkomen bij de huursubsidie.

Huishoudens van 65 jaar en ouder
Voor de groep 65-plussers blijft het beeld ook in de nieuwe berekeningen onveranderd ten opzichte van wat in eerdere stukken is gepresenteerd. Onderstaande tabel brengt de gemiddelde inkomenseffecten op jaarbasis per huishoudcategorie in beeld.

2

Tabel 1: Effecten op jaarbasis van aanpassing huursubsidie voor 65+ huishoudens

Inkomenseffect 1p. 65+ huish. minimum - 0 (-0,0%) op jaarbasis 1p. 65+ huish. actief bovenminimum - 56 (-0,4%) (in % gem. 1p. 65+ huish. niet-actief boven minim. + 1 (+0,0%) inkomen) 2p. 65+ huish. minimum - 5 (-0,0%) 2p. 65+ huish. actief bovenminimum. - 104 (-0,5%) 2p. 65+ huish. niet-actief boven minim. + 24 (+0,1%)

Bron: Eindrapport werkgroep Harmonisatie Inkomensafhankelijke Regelingen (HIAR), mei 2004, p. 50.

Voor 65+ huishoudens geldt dat er bij het overgrote deel van deze huishoudens niet of nauwelijks effect wordt ondervonden. Ongeveer 10.000 tot 20.000, vooral meerpersoons-, 65+ huishoudens ondervinden negatieve inkomenseffecten omdat hun correctie groter is dan het inactievenforfait, in het algemeen omdat de (jongere) partner nog werkt. Bij afschaffing van de correctie op het verzamelinkomen in één jaar ondervinden deze huishoudens een daling van de huursubsidiebijdrage van gemiddeld 77 per jaar.

Huishoudens jonger dan 65 jaar
Voor de 65-minners geeft tabel 2 inzicht in de gemiddelde inkomenseffecten en de spreiding daarvan.

Tabel 2: Effecten op jaarbasis van aanpassing huursubsidie voor 65- huishoudens

Inkomenseffect 1p. 65- huish. minimum - 4 (-0,0%) Op jaarbasis 1p. 65- huish. actief bovenminimum - 56 (-0,4%) (in % gem. 1p. 65- huish. niet-actief boven minimum + 187 (+1,5%) inkomen) 2p. 65- huish. minimum - 4 (-0,0%) 2p. 65- huish. actief bovenminimum. - 38 (-0,2%) 2p. 65- huish. niet-actief boven minimum + 122 (+1,6%)

Verdeling Meer dan - 60,= 11,1% inkomenseffecte Tussen de - 60 en + 60 77,6% n op jaarbasis Meer dan + 60,= 11,3% (in % totaal)

Bron: O.b.v. eindrapport werkgroep Harmonisatie Inkomensafhankelijke Regelingen (HIAR), mei 2004, inclusief herziening spreidingsgegevens uit de tabel op p.47.

De verschillen met de gegevens uit het HIAR-rapport en de memorie van toelichting bij de AWIR hebben betrekking op de spreiding van de inkomenseffecten. Anders dan in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is aangegeven, blijkt dat niet 1,1% van de huishoudens met

3

huursubsidie beneden de 65 jaar geconfronteerd wordt met een negatief inkomenseffect van meer dan 60 per jaar (circa 6.500 tot7.000 huishoudens), maar 11% procent (circa 65.000 tot 70.000 huishoudens).

Het beeld van de spreiding van de inkomenseffecten is dus aanmerkelijk ongunstiger dan waarvan de regering bij de presentatie van het wetsvoorstel is uitgegaan. Het kabinet acht deze gevolgen van het afschaffen van de correctie op het verzamelinkomen voor de huursubsidie op de in de memorie van toelichting gepresenteerde wijze te ingrijpend en komt dan ook met een gewijzigd voorstel op dit onderdeel.

Gewijzigd voorstel
Het gewijzigde voorstel houdt in, dat de afbouw van de correctie op het verzamelinkomen - evenals in het wetsvoorstel Awir - in één keer plaatsvindt, maar dat door een extra verhoging van de minimum-inkomensijkpunten en referentie-ijkpunten de nadelige inkomensgevolgen daarvan aanmerkelijk worden afgezwakt. Deze wijziging werkt gunstig uit op zowel de gemiddelde inkomenseffecten, als de spreiding in die effecten. Het gemiddelde inkomenseffect voor verschillende huishoudtypen is met dit gewijzigde voorstel, anders dan aanvankelijk, positief variërend van +1 tot +279 per jaar, waar eerder gemiddeld ook beperkt negatieve effecten zichtbaar waren. Ten aanzien van de spreiding geldt dat het percentage huishoudens dat er meer dan 60 per jaar op achteruit gaat, wordt teruggebracht tot 5%, zijnde circa 31.000 huishoudens. Tegelijkertijd blijft het positieve effect op de marginale druk behouden.

In onderstaande tabel worden de inkomenseffecten van deze oplossing nader uiteengezet.

Tabel 3: Effecten nieuwe vormgeving op jaarbasis van aanpassing huursubsidie voor 65- huishoudens

Inkomenseffect 1p. 65- huish. minimum + 1 (+0.0%) op jaarbasis 1p. 65- huish. actief bovenminimum + 49 (-0.3%) (in % gem. 1p. 65- huish. niet-actief boven minimum + 276 (+2.2%) inkomen) 2p. 65- huish. minimum + 6 (+0.0%) 2p. 65- huish. actief bovenminimum. + 179 (+0.9%) 2p. 65- huish. niet-actief boven minimum + 147 (+1.9%)

Verdeling Meer dan - 60,= 5,3% inkomenseffece Tussen de - 60 en + 60 76,6% n op jaarbasis Meer dan + 60,= 18,2% (in % totaal)

In tegenstelling tot de oorspronkelijke, in het wetsvoorstel gepresenteerde keuze, is deze alternatieve oplossing niet budgettair neutraal te realiseren. Het budgettaire beslag van de hiervoor

4

gepresenteerde oplossing bedraagt 20 mln. structureel. Over de dekking van deze 20 miljoen wordt u in de ontwerpbegroting voor het jaar 2006 geïnformeerd.

Volledigheidshalve en in aansluiting op eerdere vragen hierover van diverse fracties, merken wij hierbij op, dat het kabinet, voorafgaand aan de keuze voor de hiervoor geschetste oplossingssystematiek, ook nog bezien heeft of de nadelige gevolgen van het afschaffen van de correctie wellicht op andere wijze gematigd kunnen worden. Daarbij is de gespreide afbouw van de correctie op het verzamelinkomen over een aantal jaren overwogen, overeenkomstig de systematiek bij de WTOS en WSF, waar de correctie in drie jaar wordt afgebouwd.

Nadeel van deze systematiek bij de huursubsidie is, dat de nadelige inkomenseffecten in de extremen hoger oplopen bij deze regeling dan bij de WTOS en de WSF en de effecten bovendien bij de huursubsidie een groter aantal huishoudens treffen.
Deze grotere nadelige effecten worden bij een gespreide afbouw weliswaar per jaar gematigd, maar het structurele effect blijft, na afloop van het afbouwtraject, even groot. Daarbij komt dat tot dusver bij het vormgeven van de nieuwe uitvoeringsprocessen geen rekening is gehouden met een geleidelijke afbouw van de correctie. Het gaat hier immers om een afwijking van het uitgangspunt van een geharmoniseerd inkomensbegrip, hetgeen de gezamenlijke uitvoering van zorgtoeslag en huursubsidie gedurende een aantal jaren aanmerkelijk zal compliceren. De Belastingdienst ziet, gelet op het stadium waarin de voorbereiding van de implementatie zich bevindt, geen mogelijkheden om een dergelijke ingrijpende wijziging in de uitvoeringssystemen tijdig te realiseren.

Uitgaande van de uiteindelijke keuze van het kabinet voor de oplossing die eerder in deze brief is gepresenteerd gaan wij thans in op de vragen van uw Kamer, die nog niet in de Nota naar aanleiding van het verslag zijn beantwoord.

Gestelde vragen over de inkomenseffecten
Verschillende fracties hebben vragen gesteld over de (spreiding) van de inkomenseffecten. Zo vragen de leden van de PvdA-fractie om een uitvoerige uitwerking van de inkomenseffecten van de Awir. Tevens vragen zij zich af waarom ervoor gekozen is om de correctie op het verzamelinkomen niet in alle regelingen in hetzelfde tempo af te bouwen. Vanaf 2006 wordt de huursubsidie gezamenlijk met de zorgtoeslag uitgevoerd door de Belastingdienst Toeslagen. De zorgtoeslag gaat ook niet uit van de correctie op het verzamelinkomen. Deze correctie handhaven voor de huursubsidie compliceert daarmee de uitvoering. Deze overweging geldt niet voor de WTOS/WSF,omdat de uitvoering van deze regelingen in 2006 niet bij de Belastingdienst Toeslagen wordt belegd.

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering meer gedetailleerd aan kan geven wat de inkomenseffecten zijn voor de verschillende inkomens (bevolkings) groepen en of meer gedetailleerd aangegeven kan worden wat de precieze omvang is van de groep die getroffen wordt. Deze vraag en de vraag van de leden van de PvdA van vergelijkbare strekking is in de nadere toelichting die in deze brief wordt gegeven op de gekozen oplossing voor het afschaffen van de correctie op het verzamelinkomen bij de huursubsidie reeds beantwoord.

5

De SGP-fractie heeft gevraagd of de enige financiële gevolgen van dit wetsvoorstel voor de burger voortvloeien uit het verleggen van het peiljaar. Op deze vraag was reeds aangegeven dat ook de afbouw van de correctie van het verzamelinkomen in dit verband relevant is. Ook aan de leden van de fractie van GroenLinks is door ons aangegeven dat wat betreft de daling van de marginale druk in de huursubsidie nog extra berekeningen worden gemaakt. De uitkomsten hieromtrent komen overeen met de in de Memorie van Toelichting en het rapport van de HIAR gepresenteerde cijfers. Ook de doorvoering van de in deze brief gepresenteerde oplossing wijzigt de (beoogde) effecten op de marginale druk niet. Voor de huishoudens met een inkomen in het afbouwtraject van de huursubsidie daalt de marginale druk met 16% voor eenpersoonshuishoudens en met 5% voor meerpersoonshuishoudens.

Belgische systeem
In de nota naar aanleiding van het verslag inzake het wetsvoorstel Awir is ook nog nadere informatie toegezegd over het Belgische systeem met inkomensklassen. Wij gaan er van uit dat de leden van de PvdA-fractie doelen op de Belgische Kruispuntbank. In dit verband onderstrepen wij dat in Nederland en België dezelfde doelen worden nagestreefd ten aanzien van goede gegevensuitwisseling tussen uitvoeringsorganisaties en voor een groot deel dezelfde principes voor de informatievoorziening worden gehanteerd. Kernbegrippen zijn eenmalige aanlevering van gegevens door burgers en bedrijven en hergebruik ervan door publieke uitvoerders via een stelsel van authentieke registraties en met gebruik van gestandaardiseerde en beveiligde infrastructuur. Dit zijn doelstellingen die ook van toepassing zijn op de wijze waarop de Belastingdienst/Toeslagen de informatievoorziening t.b.v. de uitvoering van inkomensafhankelijke regelingen zoveel mogelijk tracht vorm te geven. De verschillen zitten hem vooral in de wijze van organiseren. Daarnaast is België eerder gestart, en daardoor een stuk verder met de realisering van de doelen. Een systeem (i.c. de Kruispuntbank) dat in België goed werkt kan evenwel niet één op één worden geïmplementeerd in Nederland, omdat de ontstaansgeschiedenis van het systeem van (de uitvoering van) inkomensafhankelijke regelingen in België nu eenmaal anders is dan in Nederland.

Overigens werkt de Kruispuntbank hoofdzakelijk voor de informatievoorziening voor de uitvoeringsorganisaties onderling, opdat gegevens maar één keer hoeven te worden gevraagd aan burgers en bedrijven. Deze uitvoeringsorganisaties kunnen aan de Kruispuntbank vragen stellen over de hoogte van tegemoetkomingen voor burgers. Daartoe leveren zij van deze burgers een identificatienummer aan, alsmede de inhoud van de desbetreffende tegemoetkomingsregeling, waarna de Kruispuntbank, op basis van de beschikbare gegevens, de hoogte van de tegemoetkoming kan bepalen en deze informatie terugzendt. Het is de uitvoerende instantie die dit vervolgens gebruikt richting de burger. De Kruispuntbank heeft immers geen bevoegdheid waar het gaat om het vaststellen van de hoogte van de vergoeding, dat recht blijft bij de diverse uitvoerders. In dit opzicht gaat de Belastingdienst/Toeslagen juist aanmerkelijk verder, omdat deze één loket realiseert voor meerdere tegemoetkomingsregelingen voor burgers.

De Minister van Sociale Zaken De Staatssecretaris van Financiën, en Werkgelegenheid,

6