Ministerie van Buitenlandse Zaken

van de regering op de motie Koenders - Protocol Oorsprongsregels in associatieakkoord EU-Israël

Kamerbrief inzake reactie van de regering op de motie Koenders - Protocol Oorsprongsregels in associatieakkoord EU-Israël

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4
Den Haag

Directie Integratie Europa
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag

Datum

14 januari 2005

Behandeld

Ronald Wormgoor

Kenmerk

DIE 655/04

Telefoon

0031-70-3484869

Blad


1/3

Fax

0031-70-3486381

Bijlage(n)

Geen

ronald.wormgoor@minbuza.nl

Betreft

Reactie van de regering op de motie Koenders Protocol Oorsprongsregels in associatieakkoord EU-Israël.

Graag doe ik, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Financiën, u hierbij de informatie toekomen gevraagd in de brief van de vaste commissie van Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kenmerk 04-BuZa-85). De Nederlandse regering heeft in EU-verband en tegenover Israël ingezet op een spoedige afronding van de besprekingen tussen de Commissie en Israël over deze kwestie. Daarbij is hetzelfde doel nagestreefd als wordt beoogd in de motie Koenders (TK 21501-02, nr. 556), namelijk het zekerstellen dat geen handelspreferenties worden verleend onder het associatieakkoord EU-Israël aan producten afkomstig uit nederzettingen in de Bezette Gebieden.

De Commissie en Israël zijn een technische regeling overeengekomen met betrekking tot deze kwestie. De regeling houdt in dat Israël op alle Israëlische oorsprongscertificaten het adres en de postcode van herkomst van de betreffende producten vermeldt, zodat de EU-douaneautoriteiten op effectieve wijze handelspreferenties kunnen weigeren voor producten uit nederzettingen in de Bezette Gebieden. De regeling is geen oplossing voor het geschil over de (territoriale) toepassing van het associatieakkoord EU-Israël en de status van de nederzettingen in de Bezette Gebieden - dit is ook alleen te verwachten in het kader van een definitieve vredesregeling tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit - maar zal in de praktijk het ten onrechte verlenen van handelspreferenties aan producten uit nederzettingen in de Bezette Gebieden effectief tegengaan.

De technische regeling is op 13 december jl. via een schriftelijke procedure als maatregel van het douanesamenwerkingscomité EG-Israël aangenomen. Israël zal voor haar douaneautoriteiten richtsnoeren opstellen voor de uitvoering van de afspraken. Deze richtsnoeren zullen voorafgaand aan publicatie voorgelegd dienen te worden aan de Europese Commissie. Vervolgens zal de Commissie aan alle EU douanediensten een lijst verstrekken met gegevens van locaties waar producten worden geproduceerd die niet in aanmerking komen voor handelspreferenties onder het associatieakkoord EU-Israël. De EU douanediensten behouden de mogelijkheid om bij gerede twijfel de verificatieprocedure in werking te laten treden. De Commissie zal tevens een kennisgeving aan importeurs opstellen, waarin de nieuwe regeling zal worden medegedeeld. Het is de bedoeling dat de regeling vanaf 1 februari 2005 in werking treedt. De technische regeling laat de EU positie ten aanzien van de (territoriale) toepassing van het associatieakkoord EU-Israël en de status van de nederzettingen in de Bezette Gebieden onverlet.

In de motie Koenders wordt de regering verzocht om te bespoedigen dat de Europese Commissie verklaart dat `de vaststellingen door de Israëlische douane omtrent de oorsprong van producten uit de Bezette Gebieden niet rechtsgeldig tot stand komen'. Wanneer de Commissie dit zou verklaren, dan zou Israël voor alle producten met een Israëlisch oorsprongscertificaat het bewijs moeten leveren dat ze daadwerkelijk afkomstig zijn uit de staat Israël. Dit zou leiden tot een aanzienlijke verzwaring van de administratieve handelingen van de douaneautoriteiten, omdat vermoedelijk in veel gevallen de verificatieprocedure zou moeten worden doorlopen. Deze maatregel zou bovendien disproportioneel zijn, omdat daarmee de handel in het overgrote deel van de producten, namelijk de producten afkomstig uit de staat Israël die wel in aanmerking komen voor een preferentiële behandeling onder het associatieakkoord EU-Israël, ten onrechte zou bemoeilijken. De thans overeengekomen technische regeling streeft hetzelfde doel na als de motie Koenders, maar langs een andere weg; daardoor is het afleggen van de in de motie Koenders voorgestelde verklaring door de Commissie niet meer noodzakelijk.

Omdat de technische regeling op effectieve wijze zeker stelt dat niet ten onrechte handelspreferenties worden toegekend aan producten uit nederzettingen in de Bezette Gebieden, heeft de Commissie een voorstel kunnen indienen dat toetreding van Israël tot het systeem voor Pan-Euromediterrane cumulatie van oorsprongsregels mogelijk maakt. De uitbreiding van dit systeem met alle Mediterrane partnerlanden is onderdeel van de bredere afspraak uit 1995 (Barcelona Verklaring) om te komen tot een Euro-Mediterrane vrijhandelszone. De regering is van mening dat volledige implementatie van de technische regeling Israëlische toetreding tot het bovengenoemde systeem mogelijk maakt. Ook hier geldt dat het voorstel van de Commissie voor aanpassing van het oorsprongsprotocol in het associatieakkoord EU-Israël ten behoeve van de toetreding van Israël tot het systeem voor Pan-Euromediterrane cumulatie van oorsprongsregels de EU-positie ten aanzien van de (territoriale) toepassing van het associatieakkoord EU-Israël en de status van de nederzettingen in de Bezette Gebieden onverlet laat.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot