Nederlandse Vereniging van journalisten

Dagvaarding Sanoma
(14 januari)

Heden, de december tweeduizendvier,
ten verzoeke van:

1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid VERENIGING VAN SCHRIJVERS EN VERTALERS, gevestigd te Amsterdam;
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid NEDERLANDSE VERENIGING VAN JOURNALISTEN, gevestigd te Amsterdam;
3. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid BEROEPSORGANISATIE NEDERLANDSE ONTWERPERS, gevestigd te Amsterdam;
4. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid DE FOTOGRA-FENFEDERATIE, gevestigd te Amsterdam;
allen te dezer zake woonplaats kiezende te Amsterdam aan de Van Leijenberghlaan 199, ten kantore van STEINHAUSER HOOGENRAAD, ADVOCATEN, van welk kantoor de advocaat Mr T.F.W. Overdijk deze zaak behandelt, alsmede te 's-Gravenhage aan het Koningin Julianaplein 30, ten kantore van de advocaat en procureur Mr H.C. Grootveld (Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn), die door mijn verzoeksters tot procureur wordt gesteld en als zodanig voor haar zal optreden,

Heb ik,

GEDAGVAARD:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SANOMA UITGEVERS B.V., gevestigd en kantoor houdend te (2132 JL) Hoofddorp, aan de Capellalaan 65, aldaar aan haar kantoor mijn exploot doende, sprekende met en afschrift dezes latende aan:

OM:

op donderdag, de twintigste januari tweeduizendvijf, te 10:00 uur, niet in persoon doch vertegenwoordigd door een procureur, te verschijnen ter

terechtzitting van het Gerechtshof te `s-Gravenhage, eerste enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken, welke zitting alsdan aldaar zal worden gehouden in het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60,

MET MEDEDELING AAN DE GEDAAGDE:

dat indien zij op de hierboven vermelde of op een door het Gerechtshof nader bepaalde datum verzuimt te verschijnen, terwijl de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, het Gerechtshof verstek tegen haar zal verlenen en de ingestelde vorderingen zal toewijzen, tenzij deze het Gerechtshof onrechtmatig of ongegrond voorkomen;

dat de in deze dagvaarding vermelde producties separaat aan (de advocaat van) gedaagde zullen worden toegezonden na betekening van deze dagvaarding en vóór de dag ter terechtzitting;

TENEINDE:

alsdan namens mijn verzoeksters als eiseressen tegen zich als gedaagde te horen eis doen en concluderen:


1. Eiseressen zijn organisaties, allen rechtspersonen met volledige rechtsbevoegheid, die zich onder meer ten doel stellen de belangenbehartiging in de ruimste zin ten behoeve van hun leden, c.q. aangeslotenen, waaronder het verbeteren van de rechtspositie van hun leden, c.q. aangeslotenen tegenover hun opdrachtgevers. Elk van de vier eisende partijen behartigt op één of andere manier de belangen van freelance auteurs (waaronder in het bijzonder schrijvers, journalisten, ontwerpers en fotografen).

Eiseres sub 1 ("de VSenV") is opgericht ter behartiging van de belangen van schrijvers en vertalers. De relevante pagina's van de statuten van de VSenV worden in het geding gebracht (prod. 1). De VSenV heeft een aparte afdeling voor freelancers, FreeLancers Associatie genaamd (hierna "FLA"), welke afdeling zich specifiek richt op de belangenbehartiging ten behoeve van freelance schrijvers.

Eiseres sub ("de NVJ") is de collectieve
belangenbehartigingsorganisatie voor Nederlandse journalisten. De relevante pagina's van de statuten van de NVJ worden in het geding gebracht (prod. 2). Ook de NVJ heeft een aparte afdeling Freelancers.

Eiseres sub 3 ("BNO") is opgericht ter behartiging van de belangen van de Nederlandse ontwerpsector en vertegenwoordigt onder meer, voor zover van belang voor deze procedure,illustratoren, grafisch en interactief ontwerpers. De relevante pagina's van de statuten van de BNO worden in het geding gebracht (prod. 3).

Eiseres sub 4 ("de FotografenFederatie") is een samenwerkingsverband van de vijf beroepsverenigingen voor fotografen in Nederland (de BFN, de GKf, de sectie NVF van de NVJ, PANL en SVFN). De relevante pagina's van de statuten van de FotografenFederatie worden in het geding gebracht (prod. 4).


2. Gedaagde ("Sanoma") is een uitgeverij die zich richt op het (doen) uitgeven en exploiteren van bladen, tijdschriften en boeken (prod. 5: uittreksel Handelsregister). Een lijst met door Sanoma uitgegeven titels wordt in het geding gebracht (prod. 6).


3. Dit geding gaat over de auteursrechten van freelance auteurs en over de door Sanoma gehanteerde algemene voorwaarden voor overeenkomsten die zij met freelance auteurs sluit voor het gebruik van hun werken. Deze voorwaarden, door Sanoma aangeduid als de "Regeling Hergebruik", worden door Sanoma sinds het najaar van 2001 van toepassing verklaard op alle overeenkomsten die zij aangaat met freelance auteurs die werken maken die (zijn bestemd om te) worden gepubliceerd in de door Sanoma uitgegeven tijdschriften. Voorzover eiseressen hebben kunnen nagaan, hanteert Sanoma tenminste twee versies van de Regeling Hergebruik. Dit geding heeft in ieder geval betrekking op de versie die Sanoma heeft verspreid met datumvermelding 'oktober 2001' (prod. 7) en een latere versie van april 2004 (prod. 8). Beide versies worden hierna aangeduid als de Regeling Hergebruik (enkelvoud, soms afgekort "RH"), waarbij zonodig wordt aangegeven of het gestelde specifiek betrekking heeft op één van beide versies.


4. De hierna in paragraaf 7 te behandelen bedingen van de Regeling Hergebruik worden door de leden en aangeslotenen van eiseressen om diverse redenen in hun algemeenheid als buitengewoon onredelijk en onbillijk ervaren. Eiseressen zijn van mening dat een groot aantal bepalingen in de Regeling Hergebruik ten opzichte van freelance auteurs onredelijk bezwarend is.

Mede gelet op de statuten van eiseressen kunnen zij ieder voor zich worden aangemerkt als een collectieve belangenorganisatie als bedoeld in art. 6:240 lid 3 B.W.
Ieder van de eiseressen is een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die ten doel heeft de behartiging van belangen van personen die een beroep of bedrijf uitoefenen. De vordering heeft betrekking op bepaalde bedingen van de Regeling Hergebruik van Sanoma, die moet worden beschouwd als algemene voorwaarden die worden gebruikt (of bestemd zijn om te worden gebruikt) in overeenkomsten met freelance auteurs wier belangen door eiseressen worden behartigd.

Voor het geval hierover twijfel mocht bestaan, is in de parlementaire geschiedenis aangegeven dat de toetsing van algemene voorwaarden op basis van art. 6:240 B.W. niet is beperkt tot algemene voorwaarden voor consumententransacties (Voorlopig Verslag II Inv., blz. 1767).

Ingevolge art. 6:240 lid 3 B.W. hebben eiseressen derhalve voldoende belang bij hun onderhavige vorderingen en kunnen zij in die vorderingen ontvankelijk worden verklaard.


5. Eiseressen hebben, deels afzonderlijk en ook - recent - met alle vier gezamenlijk, getracht in onderling overleg met Sanoma te komen tot zodanige wijziging van de Regeling Hergebruik dat de daartegen bestaande bezwaren geheel of grotendeels zouden worden weggenomen.

In 2002 hebben de NVJ, de BNO en de FotografenFederatie pogingen ondernomen om te komen tot constructief overleg met Sanoma over aanpassing van de Regeling Hergebruik. Tussen vertegenwoordigers van die vier partijen heeft toen een 'off the record' gesprek plaats gehad, maar dat gesprek heeft voor deze (drie) eisende partijen niet tot bevredigende uitkomsten geleid.

Eind 2003 hebben de vier eisende partijen gezamenlijk een nieuwe poging ondernomen om te komen tot constructief overleg, waartoe de raadsman van eiseressen op 3 december 2003 een schriftelijke uitnodiging heeft verzonden (prod. 9). Sanoma heeft hierop echter laten weten geen aanleiding te zien om met eiseressen in overleg te treden over bijstelling van de Regeling Hergebruik (prod. 10).

Eiseressen zijn derhalve van mening dat zij Sanoma voldoende gelegenheid hebben geboden om in onderling overleg de door haar gebruikte algemene voorwaarden zodanig te wijzigen dat de daartegen bestaande bezwaren die grond opleveren voor de hierna te formuleren vorderingen zouden zijn weggenomen (art. 6:240 lid 4 B.W.).


6. Achtergronden

Artikel 1 Auteurswet 1912 luidt:

"Het auteursrecht is het recht van de maker van een werk van letterkunde wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken of te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen bij de wet gesteld."

Het auteursrecht is dus in beginsel een uitsluitend recht van de maker van een werk. Als auteursrechthebbende mag de maker met uitsluiting van ieder ander bepalen op welke wijze zijn werk wordt geëxploiteerd. Het ligt niet voor de hand dat dit recht door de rechthebbende lichtvaardig wordt prijs gegeven, ook niet bij wege van een licentie waarvoor geen of slechts een zeer geringe tegenprestatie wordt verkregen.

De verhouding tussen auteurs en de exploitanten van hun werken is van oudsher problematisch. Hun belangen lopen immers niet per definitie parallel. Als de auteur zijn werk niet zelf exploiteert, maar daarvoor bijvoorbeeld een uitgever in de arm neemt, zullen beide aan de exploitatie willen verdienen.
De onderlinge relatie tussen auteur en exploitant wordt doorgaans geregeld in een exploitatiecontract. In het geval van Sanoma wordt de relatie tussen uitgever en freelancers geregeld in een "overeenkomst van opdracht".

In de relatie tussen uitgevers en auteurs is sprake van een 'precair machtsevenwicht' (term van prof. Mr P.B. Hugenholtz, in zijn inaugurele rede "Sleeping with the enemy" (UvA, 1999)). In de afgelopen decennia is dit machtsevenwicht als gevolg van diverse factoren ernstig verstoord geraakt. Eén van de belangrijkste oorzaken van die verstoring is de komst van diverse mogelijkheden tot elektronisch publiceren (waaronder in het bijzonder zgn. multimediale producten, publicaties op Internet en andere digitale publicaties). Hierdoor zijn de exploitatiemogelijkheden voor uitgevers sterk gegroeid. De gevestigde uitgeverijen hebben dankbaar gebruik gemaakt van die gegroeide exploitatiemogelijkheden en zijn in groten getale overgegaan tot het digitaal (her)publiceren van door hun uitgegeven werken. Uitgevers ontwikkelden zich tot 'informatieproducent'. De auteurs, de leveranciers van het materiaal dat door de uitgevers wordt gepubliceerd (o.a. tekstschrijvers, ontwerpers en fotografen) hebben echter van die gegroeide exploitatiemogelijkheden slechts in zeer beperkte mate geprofiteerd.

In hun enthousiasme over de nieuwe mogelijkheden in de digitale wereld maakten de uitgevers zich aanvankelijk niet al te druk over de positie van de auteurs. Werken waarover de uitgevers reeds de beschikking hadden werden met het grootste gemak opgenomen in een multimediaproduct of op Internet gepubliceerd, zonder dat de auteur werd gevraagd of hij het daar wel mee eens was. Als een auteur de moed had om daar vraagtekens bij te plaatsen, stelde de uitgever zich doorgaans op het standpunt dat de door de auteur gegeven toestemming tot publicatie tevens betrekking had op alle toekomstige exploitatievormen, zodat de uitgever niet nóg eens om toestemming voor digitale herpublicatie zou behoeven te vragen. Over dergelijke kwesties zijn in de jaren '90 diverse civiele procedures gevoerd.

In het bijzonder wordt verwezen naar de volgende vindplaatsen:
- Rb Amsterdam 24 september 1997, AMI 1997/9 (Heg, Mulder, Stam / De Volkskrant);

- Rb Amsterdam 9 augustus 2000, AMI 2001/3 nr 5, M f 2000/10, p. 349 (PCM/Freelancers);

- Rb Arnhem 7 februari 2002, AMI 2002/6 nr 23 (Eikenaar / De Gelderlander);

- Rb Amsterdam 1 mei 2002, AMI 2002/4 nr 16 (Freelancers/NPS);
- Rb Utrecht 18 september 2002, NJ 2002, 590, AMI 2003/1 nr 5 (NVJ/PCM).

De gevoerde procedures hebben de uitgevers tot het inzicht gebracht dat zij voor digitaal hergebruik van bestaande werken de expliciete toestemming van de rechthebbenden nodig hebben.

De procedures die hierover tussen auteurs en uitgevers zijn gevoerd, hebben de auteurs echter niet gebracht wat zij ermee hoopten te bereiken. Het terrein dat de auteurs in de rechtszaal wisten te winnen, werd buiten de rechtszaal spoedig weer verloren: de uitgevers pasten gewoon de exploitatiecontracten aan en verlangden van de auteurs dat zij de ruimere toestemming verleenden die de uitgevers nodig bleken te hebben om hun gang te kunnen gaan met de digitale exploitatie van de werken van hun auteurs.

Op die manier zag de uitgeefwereld een terugkeer van de figuur van de algehele rechtenoverdracht, op uiteenlopende wijzen, waar de auteurs zich als zwakkere marktpartij noodgedwongen aan over moesten geven. Een helder beeld van de gegroeide praktijken bij exploitatiecontracten wordt geboden in een rapport van onderzoek verricht in opdracht van het WODC (Ministerie van Justitie), getiteld: 'Auteurscontractenrecht: naar een wettelijke regeling?' (Instituut voor Informatierecht te Amsterdam (prof. Mr P.B. Hugenholtz en Dr L. Guibault), juni 2004). De onderzoekers concluderen onder meer dat in diverse mediasectoren waar de mededinging aan de vraagzijde door concentratie beperkt is en van contractspariteit doorgaans geen sprake is (zoals in de meeste mediasectoren), regelmatig "onevenwichtige en soms zelfs ronduit oneerlijke (standaard)contracten" worden gehanteerd (prod. 11: samenvatting van het onderzoeksrapport).

De Regeling Hergebruik van Sanoma levert in de ogen van eiseressen een duidelijk voorbeeld van dergelijke ronduit oneerlijke standaardcontracten.


7. Behandeling van de afzonderlijke bedingen

Van elk van de als onredelijk bezwarend beschouwde bepalingen in de Regeling Hergebruik zal hierna worden aangegeven om welke redenen deze door eiseressen en hun leden resp. aangeslotenen wordt aangemerkt als onredelijk bezwarend beding. Waar hierna wordt aangegeven dat freelancers bepaalde bedingen als onredelijk ervaren, of dat zij daar bezwaar tegen hebben, is tevens bedoeld dat de desbetreffende bedingen naar de mening van eiseressen als onredelijk bezwarend moeten worden beoordeeld (en vice versa).

7.1 Inhoud en duur licentie

Volgens de Regeling Hergebruik bedingt Sanoma
"(...) het exclusieve recht (...)" om het door de freelancer vervaardigde "materiaal, zowel het gepubliceerde als het zogenaamde 'restmateriaal' te (her)gebruiken in alle publicatievormen, zowel print als elektronisch, zoals hieronder nader gespecificeerd, tegen de vergoeding zoals aangegeven in de matrix".

Onder het exclusieve recht op hergebruik van het materiaal verstaat Sanoma het recht dat alleen zij het 'redactiemateriaal' mag exploiteren.
Sanoma bedingt dit recht voor de duur van 5 jaar, waarbij het tijdstip van eerste publicatie als aanvangstijdstip geldt of, indien niet te voorzien, de factuurdatum.
Na deze periode vervalt de exclusiviteit, maar blijft het (her)gebruiksrecht op non-exclusieve basis bestaan, tenzij anders wordt overeengekomen.

Standpunt eiseressen:

Dit beding is onredelijk bezwarend. Voorzover het gaat om de inhoud van de bedongen licentie hebben de freelance auteursvooral bezwaar tegen het automatisme en de duur. Daarnaast zijn enkele andere aspecten van belang.

(a) automatisme:
Door Sanoma wordt aan freelance auteurs geen enkele mogelijkheid geboden om hierover te onderhandelen, terwijl exclusiviteit niet altijd nodig is met het oog op de belangen van Sanoma bij de exploitatie van het werk van de freelance auteur. Exclusiviteit zou eerder uitzondering dan regel moeten zijn.

(b) duur:
Vijf jaar exclusiviteit wordt algemeen als veel te lang ervaren. Deze termijnen zijn in de publiekstijdschriftenbranche zeer ongebruikelijk. In ieder geval verlangt lang niet iedere uitgever van de auteur dat hij een exclusieve licentie verleent, zeker niet voor de duur die Sanoma bedingt:

Zie hierover o.a.:

- Gedragscode Freelance Publiekstijdschrift- en Opinieweekbladjournalisten (NUV, april 1992) (prod. 12): duur: exclusiviteit voor de duur van 3 maanden (of 2 maanden na evt. besluit van uitgever het werk niet te publiceren) (voor uitgaven die minder dan 12 maal per jaar verschijnen zijn deze termijnen 5 resp. 3 maanden);

- ANWB (prod. 13): duur per opdracht overeen te komen; exclusiviteit 12 maanden (art. 5);

- Telegraaf Tijdschriften Groep (overeenkomst freelance-fotograaf) (prod. 14): duur: gevarieerd naar werksoort; exclusiviteit 12 maanden (art. 4);

- Elsevier (prod. 15): exclusiviteit één maand;
- Audax (prod. 16): onbepaalde duur; exclusiviteit 8 weken, resp. 3 maanden (art. 3.7 resp. 3.4);

- Weekbladpers: onbepaalde duur;

- Ten Hagen & Stam (Cobouw) (prod. 17): exclusiviteit gedurende 7 dagen of 3 maanden (afhankelijk van actualiteit) (art. 3.2);

Een eeuwige niet-exclusieve licentie wordt eveneens als buitengewoon onredelijk ervaren. Indien Sanoma na verloop van een bepaalde tijd voldoende gelegenheid heeft gehad het werk te exploiteren, heeft de auteur er belang bij dat de exploitatierechten geheel bij hem kunnen terugkeren, zonder dat hij bij de verdere exploitatie van zijn werk rekening moet houden met (of kan worden gehinderd door) eeuwigdurende niet-exclusieve rechten van de uitgever die het werk direct na de totstandkoming ervan heeft mogen exploiteren.

Om voormelde redenen is het beding betreffende de licentie in de Regeling Hergebruik onredelijk bezwarend. De freelance auteurs zouden willen bereiken dat inhoud en duur van de licentie bij Sanoma een vast onderwerp van bespreking wordt, waarbij afhankelijk van de aard van het werk bespreekbaar wordt voor hoe lang en voor welke vormen van gebruik de licentie wordt verleend ('maatwerk').

c) overige aspecten:

In de Regeling Hergebruik wordt bovendien niet aangegeven in welke gevallen de licentie voortijdig eindigt. Dit is van belang zowel in het geval van wanprestatie, als in het geval dat het werk door de exploitant niet wordt gebruikt (`non-usus').
(a) wanprestatie:
In licentieovereenkomsten is het algemeen gebruikelijk dat is geregeld dat de licentie door de licentiegever tussentijds kan worden opgezegd indien de licentienemer tekortschiet in de naleving van zijn contractuele verplichtingen. Dat zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn indien de licentienemer nalatig blijft met de naleving van zijn rapportageverplichtingen, of de betaling van de verschuldigde gebruiksvergoedingen.
Het feit dat een dergelijke bepaling ontbreekt, kan de facto betekenen dat het beding de auteur beperkt in zijn bevoegdheid tot ontbinding, zoals geregeld in boek 6, titel 5, afdeling 5, waardoor het beding onredelijk bezwarend is (naar analogie van art. 6:236 onder b B.W.).

(b) `non-usus':

Bij exclusieve licentieovereenkomsten is het algemeen gebruikelijk dat het voortduren van de licentie of de bedongen exclusiviteit is verbonden met de verrichte inspanningen van de uitgever/exploitant en/of de exploitatieresultaten die hij voor de auteur bereikt. Indien de licentienemer geen gebruik maakt van de hem verleende toestemming of de door hem behaalde resultaten onvoldoende zijn, leidt dit doorgaans na verloop van zekere tijd tot terugval van rechtenverlening.

In dit verband wordt gewezen op IEC/Lenselink/Au II-art. 2-55 e.v. (losbladig commentaar Intellectueel Eigendom, onderdeel auteursrecht), die onder verwijzing naar andere vindplaatsen en rechtspraak opmerkt dat in gevallen waarin geen exploitatieplicht bestaat en de exploitant niet tot exploitatie overgaat, de maker kan verlangen dat deze de verkregen (exclusieve) rechten weer terug overdraagt. Dit geldt in het bijzonder voor werk dat in opdracht is vervaardigd (en de Regeling Hergebruik geldt uitsluitend voor in opdracht gemaakt werk). Tevens kan worden gewezen op de Auteurswetten van diverse ons omringende landen, die bepalingen bevatten over een terugval van rechten in geval van niet-gebruik (België: art. 3 lid 1(5); Duitsland art. 40; Frankrijk: art. L. 132-27 CPI; Oostenrijk: art. 29 lid 1; Italië: art. 39). Zie hierover L. Guibault/P.B. Hugenholtz, Study on the Conditions Applicable to Contracts relating to Intellectual Property in the European Union (Final Report), gepubl. http://www.ivir.nl/publications/other/final-report2002.pdf. Zie voorts Hugenholtz, Inaugurele rede 1999, slot, waarin hij pleit voor opneming van een terugvalbepaling in onze Auteurswet in geval van niet-gebruik. Eenzelfde aanbeveling is opgenomen in het in paragraaf 6 vermelde Ivir-rapport 'Auteurscontractenrecht: naar een wettelijke regeling?' (aanbeveling J) (zie prod. 11).

De Regeling Hergebruik voorziet bovendien niet in bepalingen omtrent gebruik voor eigen promotionele doeleinden, c.q. einde van de exclusiviteit. Zoals de Regeling Hergebruik thans is geformuleerd, is het gedurende de periode van exclusiviteit in het geheel niet mogelijk voor de auteur zijn werk zelf te herpubliceren om er de aandacht op te vestigen, bijvoorbeeld om nieuwe opdrachten te verkrijgen of in algemene zin reclame te maken voor zijn kwaliteiten als auteur. Dit is eveneens een reden waarom het beding betreffende de licentie als onredelijk bezwarend moet worden beschouwd.

7.2 Vergoeding voor hergebruik

Als 'tegenprestatie' voor de toestemming voor hergebruik betaalt Sanoma een vergoeding als aangegeven in de matrix die behoort bij de Regeling Hergebruik. De in de matrix vermelde vergoedingen gelden voor eeuwig, zowel gedurende de periode dat de licentie exclusief is, als daarna.

Regeling Hergebruik, p. 2 (RH 2001), resp. p. 1 (RH 2004): "De afgesproken vergoedingen blijven ook na de initiële periode van 5 jaar van toepassing."

Bij de vergoedingen voor hergebruik wordt een onderscheid gemaakt wat betreft de gebruiker. Sanoma geeft aan dat zij een onderscheid maakt tussen (i) zichzelf en deelnemingen behorende tot het concern waartoe zij behoort (SanomaWSOY te Helsinki, Finland) ("intern") en (ii) overige partijen ("extern"). Volgens de matrix bij de Regeling Hergebruik wordt voor interne herplaatsing een lagere vergoeding betaald dan voor externe herplaatsing.

In de 'note' bij de matrix (RH 2001), c.q. de toelichting op Bijlage 1 (RH 2004) is voorts aangegeven:
"Plaatsing van redactiemateriaal op Internet voor dezelfde titel wordt gezien als promotie."

Standpunt eiseressen:

De aangeboden vergoedingen voor hergebruik worden door de freelance auteurs algemeen als volstrekt ontoereikend gezien. De bedragen die in de matrix zijn opgenomen voor 'interne' en externe herplaatsing zijn volstrekt arbitrair en absoluut niet marktconform. Mede om die reden is dit beding onredelijk bezwarend. In de 'note' onder de matrix (RH 2001), c.q. de toelichting op Bijlage 1 (RH 2004) geeft Sanoma zelf al aan dat de vergoeding een symbolisch karakter draagt.

Ter bevordering van de totstandkoming van marktconforme tarieven voor hergebruik van werk van freelance auteurs werd in het verleden door diverse eiseressen gewerkt met gepubliceerde tarieflijsten. Vanwege mededingingsrechtelijke bezwaren worden dergelijke lijsten echter inmiddels niet meer gebruikt. Daardoor is het niet mogelijk om op grond van gepubliceerde tarieven aan te tonen wat voor de diverse disciplines van freelance auteurs als marktconform heeft te gelden. Indien Sanoma, ondanks het door haar zelf als 'symbolisch' beschreven karakter van de door haar betaalde tarieven voor hergebruik, mocht blijken te willen betogen dat de door haar aangeboden tarieven wèl marktconform zijn, zijn eiseresssen zonodig in staat en bereid om met behulp van verklaringen van freelance auteurs en eventueel met behulp van partijdeskundigen bewijs te leveren van hun stelling dat de door Sanoma betaalde tarieven niet marktconform zijn.

Ten onrechte wordt plaatsing van 'redactiemateriaal' op Internet voor dezelfde titel in alle gevallen gezien als niet voor vergoeding in aanmerking komende promotie. In feite wordt de auteur hiermee gedwongen een mogelijk belangrijke vorm van digitaal hergebruik van te voren weg te schenken, terwijl heel goed denkbaar is dat Sanoma met plaatsing van materiaal op Internet voor dezelfde titel inkomsten kan genereren. Plaatsing op Internet is meestal aan te merken als reclame voor de titel als geheel, waarvoor Sanoma normaal gesproken kosten zou moeten maken.

De freelance auteurs maken aanspraak op vergoedingen die als `marktconform' kunnen worden aangemerkt, e.e.a. onder meer op basis van gemeten althans meetbaar feitelijk hergebruik op individuele basis (i.e. per werk of per auteur) en volledig inzicht in de tariefstelling voor hergebruik door derden en de daarmee behaalde exploitatieresultaten (o.a. door gedaagde's afdelingen International Licensing, Content Factory en Syndication).

Namens eiseressen is aan Sanoma aangegeven dat zij overleg wensen over de verdere ontwikkeling van technieken en modellen waarbij feitelijk hergebruik op individuele basis `meetbaar' en meer inzichtelijk wordt gemaakt en waarbij de honorering van de auteurs zoveel mogelijk wordt gebaseerd op feitelijk hergebruik. Doordat Sanoma niet of nauwelijks overleg heeft willen voeren, heeft ook dit geen onderwerp van gesprek kunnen zijn.

In het kader van de te betalen vergoeding voor hergebruik zal onder andere aandacht moeten worden besteed aan de vaststelling van het aantal rechthebbenden en wie rechthebbende is op het werk van de auteur.

Onder de 'note' bij de matrix (RH 2001) is o.a. vermeld: "Indien u, als enige auteur, vergoedingsgerechtigde op het redactiemateriaal bent, wordt maximaal 50% van de te vergeven vergoeding uitgekeerd."

De facto betekent dit dat indien de auteur als enige vergoedingsgerechtigd is, de in de matrix aangegeven vergoeding niet 25% van de aangegeven bedragen of publicatieinkomsten bedraagt, maar slechts 12,5%. Daarmee lijkt Sanoma zich een positie als mede-auteur toe te kennen, terwijl daarvoor geen enkele grond bestaat. In de RH 2004 is de hergebruikvergoeding voor alle gevallen gesteld op 12,5% (waarmee de vergoeding voor hergebruik in geval van 'teamwork', c.q. meerdere gerechtigden ten opzichte van de RH 2001 de facto nog eens is gehalveerd!).

7.3 Publicatievormen

Sanoma bedingt het hergebruiksrecht voor 'alle publicatievormen'. Onder 'alle publicatievormen' verstaat Sanoma:

"(...)

1. foliogebruik in tijdschriften en alle andere vormen van foliogebruik, dus een speciale uitgave van een tijdschrift, een boek of een agenda, etc.

2. elektronische/digitale uitgaven. Denk aan internet, cd roms en dergelijke."

Slechts een beperkt aantal andere publicatievormen ('niet-folio' en niet digitaal) wordt in de Regeling Hergebruik vrijgelaten voor de auteur.

N.B. in het voorgaande is het citaat afkomstig uit de RH 2001, maar de RH 2004 maakt feitelijk dezelfde onderverdeling.

Standpunt eiseressen:

De licentie die Sanoma bedingt heeft betrekking op vrijwel alle denkbare publicatievormen. Slechts bepaalde non-folio/non-digitale uitingen zijn uitgezonderd. Bij die uitgezonderde uitingen gaat het om doorgaans marginale exploitatievormen, zoals het afdrukken van het werk op koffiemokken of textiel. Daarmee is de reikwijdte van de licentie te verstrekkend en onredelijk bezwarend.

Afhankelijk van de exploitatievormen waarvoor de uitgever de licentie werkelijk nodig heeft, is het lang niet altijd noodzakelijk dat het hele scala aan denkbare publicatie-vormen onder de werking van een licentie aan Sanoma wordt gebracht. In bepaalde gevallen hebben freelance auteurs er belang bij zelf de exploitatie van hun werken voor bepaalde publicatievormen ter hand te kunnen nemen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan jaarboeken, 'overzichtsuitgaven', of publicaties van musea. In die gevallen is het onredelijk aan de freelance auteurs niet de mogelijkheid te bieden om bepaalde publicatievormen uit te zonderen, eventueel gedifferentieerd naar `discipline' (tekst/vormgeving/fotografie).

De bedongen licentie zou voorts onverlet moeten laten dat de auteur bevoegd blijft tot publicatie voor eigen promotie. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan publicaties over prijzen ('awards'), publicatie op de eigen website van de auteur, of op de website van een beroepsvereniging waarbij de auteur is aangesloten.

In en door zijn algemeenheid is dit beding derhalve onredelijk bezwarend.

De freelance auteurs hebben voorts grote moeite met het feit dat zij bij (sub)licentiëring aan derden (waaronder `syndication') hoegenaamd geen zeggenschap hebben over de 'doorverkoop' van hun werken aan andere tijdschriften. In dit verband is tevens van belang dat de vergoedingen die Sanoma in het geval van Syndication aan de freelance auteurs betaalt een fractie zijn van wat de auteurs bij rechtstreekse licentiering plegen te bedingen. Dit gegeven wettigt het vermoeden dat er een wanverhouding bestaat tussen de inkomsten van Sanoma uit dergelijke (sub)licenties en de inkomsten uit een hypothetische licentieverlening door de auteur zelf.

Gelet op één en ander zijn eiseressen van mening dat een min of meer onvoorwaardelijke licentieverlening bij voorbaat voor vrijwel alle denkbare publicatievormen, zoals in de Regeling Hergebruik bedongen, onredelijk bezwarend is.

7.4 Rapportageverplichtingen

In de Regeling Hergebruik wordt niet duidelijk welke verplichtingen Sanoma precies heeft wat betreft het afleggen van rekening en verantwoording over het gebruik van de werken van de auteur. Sanoma heeft voor zichzelf de volgende verplichting opgenomen (RH, p. 2):

"Periodiek zullen wij u een overzicht sturen van het, op grond van de onderliggende afspraken, hergebruikte materiaal met de daaraan gekoppelde aan u toekomende vergoedingen."

Aan de auteur-licentiegever wordt niet de mogelijkheid geboden controles op de rapportages te laten uitvoeren.

Standpunt eiseressen:

Het woord "periodiek" laat Sanoma geheel vrij invulling te geven aan de frequentie waarmee zij dit soort rapportages verstrekt. Reeds vanwege deze bedongen vrijheid (lees: vaagheid) is dit beding onredelijk bezwarend. Sanoma zou tenminste moeten aangeven met welke frequentie dergelijke overzichten worden verstrekt. Het is volstrekt ongebruikelijk dat een licentieovereenkomst geen duidelijke verplichting bevat wat betreft de informatieverstrekking door de licentienemer over het gebruik van het gelicentieerde werk en over de gevolgen van niet-nakoming daarvan.
Opneming van een zodanige bepaling waarbij de licentienemer zijn handen geheel vrij houdt is onredelijk bezwarend per se. In dit verband wijzen eiseressen tevens op het bepaalde in art. 6:237 onder e B.W. (grijze lijst; onvoldoende bepaalde termijn voor nakoming).
Voorts wijzen eiseressen op het in paragraaf 6 vermelde Ivir-rapport 'Auteurscontractenrecht: naar een wettelijke regeling?', waarin wordt gepleit voor de invoering van een wettelijke rekenschapsplicht van de exploitant met een frequentie van tenminste een jaar (aanbeveling H) (zie prod. 11).

In licentieovereenkomsten is het algemeen gebruik dat naast een rapportageverplichting ook wordt voorzien in een regeling voor controles op de gedane rapportages (audit-recht). Een controlemogelijkheid is in licentieovereenkomsten het noodzakelijk complement van een rapportageverplichting. Ook vanwege het ontbreken van enige controlemogelijkheid voor de auteur is het rapportagebeding onredelijk bezwarend.


8. Vernietigbaarheid op grond van toetsing aan de open norm van art. 6:233 sub a B.W.

8.1 Naast de algemeen aanvaarde reflexwerking van de artikelen 6:236 en 6:237 B.W., moet de Regeling Hergebruik worden getoetst aan de open norm van art. 6:233 sub a B.W. Volgens deze bepaling moet bij de beoordeling van de Regeling Hergebruik, c.q. de afzonderlijke bedingen waartegen eiseressen bezwaar hebben, worden gelet op: (a) de aard en overige inhoud van de overeenkomst met de freelance auteurs (waaronder de Regeling Hergebruik);
(b) de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen; (c) de wederzijds kenbare belangen van partijen; en (d) de overige omstandigheden van het geval.

Dit één en ander betekent naar de mening van eiseressen dat alle voor freelancers van belang geachte elementen van hun contractuele relatie met Sanoma in de redelijkheids-discussie kunnen worden betrokken.

Volgens de MvT moet daarbij worden gelet op: "(...) aard en inhoud van de overeenkomst waarvoor de voorwaarden van kracht zouden moeten worden, de onderlinge verhouding van de partijen die een dergelijke overeenkomst plegen te sluiten en hun typische eigenschappen en belangen."

Eiseressen zijn van mening dat de hiervoor aangeduide bedingen in de Regeling Hergebruik tevens - naast de reeds in paragraaf 7 vermelde redenen - onredelijk bezwarend zijn vanwege de navolgende feiten en omstandigheden, die mede bepalend zijn voor de hiervoor bedoelde beoordelingsfactoren:

8.2 Ad (a) - aard en overige inhoud van de Regeling Hergebruik:

Het algehele beeld van de hiervoor behandelde bepalingen en ook de overige bedingenvan de overeenkomsten met de freelance auteurs, in hun onderlinge samenhang genomen, is dat vrijwel alle bepalingen zodanig zijn opgesteld dat zij zeer eenzijdig in het voordeel Sanoma werken. Van enig evenwicht is geen sprake, zelfs niet van enig streven daarnaar. Indien de Regeling Hergebruik, genomen in haar geheel en onderlinge samenhang wordt beoordeeld is sprake van een extreme onbalans ten nadele van freelance auteurs. Ook in vergelijking met wat verder in de tijdschriftenbranche wordt gehanteerd aan contractsvoorwaarden voor freelancers, valt de Regeling Hergebruik onder de categorie 'zeer onredelijk' (zie in dit verband o.a. de in paragraaf 7.1 vermelde voorwaarden).
De Regeling Hergebruik moet derhalve in haar geheel worden aangemerkt als onredelijk bezwarend voor freelance auteurs.

8.3 Ad (b) - de wijze van totstandkoming

Door individuele auteurs kan niet over de Regeling Hergebruik worden onderhandeld. Voor freelance auteurs is het 'slikken of stikken'. Legio freelance auteurs aanvaarden de Regeling Hergebruik onder druk van de dreiging van uitsluiting van verdere opdrachten van Sanoma. Gezien het aanzienlijke marktaandeel van Sanoma op de markt van Nederlandse publiekstijdschriften en de machtspositie die Sanoma door dit marktaandeel bezit, is deze dreiging in veel gevallen effectief. Freelance auteurs die niet bereid zijn de Regeling Hergebruik ondertekend te retourneren worden door Sanoma op een zwarte lijst geplaatst, althans feitelijk uitgesloten van de verdere levering van materiaal voor door Sanoma uitgegeven tijdschriften. Sanoma is evenmin bereid gebleken tot constructief overleg over de Regeling Hergebruik met collectieve belangenorganisaties, zoals eiseressen.

8.4 Ad (c) - de wederzijds kenbare belangen en (d) overige omstandigheden

Freelance auteurs werken over het algemeen economisch en financieel gezien onder ongunstige omstandigheden. Enkele uitzonderingen daargelaten, was het schrijven/illustreren/ontwerpen voor freelance auteurs nooit een 'vetpot'. In de afgelopen jaren zijn de freelance auteurs financieel gezien verder achterop geraakt en moeten zij over het geheel genomen als een financieel zwakke beroepsgroep geworden aangemerkt.
Recentelijk is in opdracht van eiseressen 1 en 2 door het Instituut voor Toegepaste Arbeidsomstandigheden onderzoek gedaan naar de financieel-economische positie van freelance auteurs (iva beleidsonderzoek en advies, Rapport "Een ongewis bestaan - De beroepspraktijk van schrijvende freelance journalisten in Nederland", Tilburg, juni 2004). Dit onderzoek heeft uitgewezen dat het gemiddelde inkomen van freelancers bijzonder laag is. De helft van de freelancers heeft een inkomen van maximaal EUR 22.000,= op jaarbasis en 30% van de freelance auteurs geeft aan niet of nauwelijks rond te komen van het inkomen dat met het vervullen van freelance opdrachten wordt verkregen. (prod. 18: relevante passages uit het voormelde iva-onderzoeksrapport).

Het onderzoek van het IVA bevestigt het beeld dat al langer bekend was omtrent de economisch en financieel weinig florissante positie van freelance auteurs. Ook Sanoma is en was daarmee ten tijde van het opstellen van de Regeling Hergebruik bekend, althans had dat (op z'n minst globaal) moeten zijn. Onder die omstandigheden is het des te meer onbegrijpelijk dat Sanoma voor haar freelance auteurs niettemin contractsvoorwaarden hanteert (lees: oplegt) die zó onredelijk zijn als de Regeling Hergebruik.

Als verdere in aanmerking te nemen omstandigheid wijzen eiseressen op het aanzienlijke marktaandeel van Sanoma. Sanoma is vanwege het grote aantal tijdschrijfttitels een zeer grote zo niet de grootste opdrachtgeefster voor freelancers die werk leveren voor publiekstijdschriften. Ook om die reden heeft Sanoma een machtspositie ten opzichte van de freelance auteurs, die zij misbruikt voor het opleggen van onereuze contractsvoorwaarden.


9. De Regeling Hergebruik is in haar geheel onredelijk bezwarend

Niet alleen de hiervoor behandelde afzonderlijke bedingen zijn onredelijk bezwarend. Eiseressen zijn daarnaast van mening dat de Regeling Hergebruik in haar geheel onredelijk bezwarend is. Voor de onderbouwing van deze stelling wordt verwezen naar de argumentatie die is uitgewerkt onder randnummer 8 hiervoor.


10. Voor het geval dat gedaagde mocht betogen dat de hiervoor onder randnummer 7 bedoelde afzonderlijke bedingen moeten worden beschouwd als `kernbedingen' die op grond van art. 6:231 sub a jo. Art. 6:240 van toetsing op onredelijke bezwarendheid zijn uitgezonderd, zijn eiseressen van mening dat het Gerechtshof een dergelijk verweer zou dienen te passeren. In de wetsgeschiedenis (MvA) is verduidelijkt dat het bij een kernbeding moet het gaan om bedingen die de `hoofdverbintenissen' vormen. Als vuistregel wordt gehanteerd dat het bij kernbedingen gaat om de essentialia van de overeenkomst, zonder welke elementen, bij gebreke van voldoende bepaalbaarheid van de verbintenissen, een overeenkomst niet tot stand komt (HR 19 september 1997, NJ 1998, 6). In het geval van een overeenkomst van opdracht tussen een freelance auteur en zijn opdrachtgever wordt de kern van de wederzijdse prestaties gevormd door enerzijds de levering van het door de auteur te maken werk en anderzijds de daarvoor door de afnemer te betalen prijs. Alleen van deze twee elementen van de overeenkomst tussen de freelance auteur en zijn opdrachtgever kan worden gezegd dat ze van zó wezenlijke betekenis zijn dat zonder dat beding de overeenkomst niet tot stand zou komen, of dat zonder de daarop betrekking hebbende bedingen niet van wilsovereenstemming omtrent het wezen van de overeenkomst sprake zou zijn (HR 21 februari 2003, RvdW 2003, 41 (Parkwoningen/Stous).
Het beding betreffende de prijs ziet in de eerste plaats op de beloning voor het recht van eerste publicatie van het werk van de auteur. De toestemming tot eerste publicatie mag worden geacht deel uit te maken van de hoofdverbintenis tot levering van het werk. Een eventueel bedongen toestemming tot hergebruik valt echter niet onder de kern van de wederzijds bedongen prestaties. Zelfs in het enkele geval dat de prijs mede afhankelijk zou zijn van de geboden mogelijkheden tot hergebruik, maakt de omstandigheid dat de prijsvorming mede wordt bepaald door het bedongen hergebruik niet dat bepalingen omtrent hergebruik (en de vergoeding daarvoor) als een kernbeding moeten worden aangemerkt. Een beding omtrent hergebruik is immers niet wezenlijk voor de totstandkoming van de overeenkomst. Ook een beding omtrent exclusiviteit is niet wezenlijk voor de totstandkoming van de overeenkomst en kwalificeert om die reden evenmin als kernbeding. Bovendien ziet een beding omtrent exclusiviteit in de regel slechts op een korte periode na het eerste gebruik van het werk.


11. Voorzover dat rechtens op hun weg ligt zijn eiseressen in staat en bereid tot (nadere) bewijslevering omtrent hun feitelijke stellingen. Dit bewijs kan worden geleverd door middel van:
- nadere schriftelijke bescheiden (waaronder (verdere) voorbeelden van licentieovereenkomsten, schriftelijke informatie over de inhoud van buitenlands recht);

- getuigen (waaronder individuele auteurs die aan den lijve hebben ondervonden op welke wijze door Sanoma druk wordt uitgeoefend voor de aanvaarding van de Regeling Hergebruik);

- (ervarings)deskundigen op het gebied van het auteursrecht en licentieovereenkomsten.


12. Ter (verdere) voldoening aan het bepaalde in art. 111d lid 3 Rv. zijn eiseressen niet in staat gegevens te verstrekken over de door Sanoma tegen de eis aangevoerde verweren, aangezien Sanoma iedere vorm van overleg met eiseressen heeft geweigerd (anders dan het in mei 2002 gevoerde 'off the record' gesprek met enkele vertegenwoordigers van eiseressen sub 2, 3 en 4).


13. Ingevolge art. 6:241 B.W. is het Gerechtshof te 's-Gravenhage de ten deze bevoegde rechter.

MITSDIEN:

het aan het Gerechtshof te `s-Gravenhage behage bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:


1. Primair:
Van recht te verklaren dat de Regeling Hergebruik in haar geheel en in onderlinge samenhang genomen tegenover freelance auteurs onredelijk bezwarend is;
Subsidiair:
Van recht te verklaren dat de in deze dagvaarding aangeduide afzonderlijke bedingen van de Regeling Hergebruik tegenover freelance auteurs onredelijk bezwarend zijn;


2. Gedaagde te verbieden na de betekening van het in deze te wijzen arrest gebruik te maken van de Regeling Hergebruik, althans van de onredelijk bezwarend verklaarde bedingen in de Regeling Hergebruik, door deze op haar overeenkomsten met freelance auteurs van toepassing te verklaren en/of door de nakoming van de onredelijk bezwarend verklaarde bedingen af te dwingen;


3. Voor zover gedaagde met de naleving van het onder 2 gevorderde verbod in gebreke blijft, haar te veroordelen tot betaling aan eiseressen van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van EUR 100.000,= (zegge: eenhonderdduizend Euro) per overtreding van het bevel, alsmede een dwangsom van EUR 10.000,= (zegge: tienduizend Euro) voor iedere dag, een gedeelte van een dag als geheel te nemen, dat de overtreding van het bevel mocht voortduren;


4. Gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure.

De kosten dezes zijn voor mij, deurwaarder, EUR

Deurwaarder

Reageren: freelance@nvj.nl Telefoon NVJ: 020 -67 66 77 1