Ingezonden persbericht


PERSBERICHT
Amsterdam, 14 januari 2005

Filmfonds slaat de plank volledig mis

In diverse media zijn naar aanleiding van de presentatie van de jaarcijfers 2004 van de Nederlandse bioscoopbranche berichten verschenen over de prijs van het bioscoopkaartje.

In deze berichten komt veelal de heer Berbers, directeur van het Nederlands Fonds voor de Film, aan het woord. Het is begrijpelijk dat hij de daling van het aantal bezoekers aan Nederlandse films 'zeer teleurstellend' vindt. Verwonderlijk is dat echter geenszins. Dat hij de reden van de daling van 36% (van 3,3 naar 2,1 miljoen bezoekers) zoekt bij een vermeende hoge prijs van een bioscoopkaartje, raakt echter kant noch wal. De bioscoop is nog steeds een van de goedkoopste avondjes uit.

Het totale bioscoopbezoek daalde in 2004 met 10% tot 22,3 miljoen bezoekers. Naast moeilijker meetbare elementen zoals de invloed van het gedaalde consumentenvertrouwen, piraterij en het EK voetbal, werden in de kerstperiode 2004 enkele megahits zoals Lord of the Rings en Nemo node gemist. Daarnaast opende 2003 met de James Bond-film Die Another Day. Het effect van die jaaropening in 2003 en de, voor bioscoopbezoek ongunstig vallende, kerstdagen in 2004 verklaart volledig de 10% daling.

De prijs van het gemiddelde kaartje bedroeg in 2004 E 6,78. Dit is 3,35% meer dan in 2003 en 4,4% hoger dan in 2002. Kijken we wat verder terug in de tijd, bijvoorbeeld naar 1992, dan zien we dat de prijs sinds dat jaar met 24% gestegen is. De CBS-index voor inflatie gaat over dezelfde periode met 29% onhoog. De prijsstijging van een bioscoopkaartje blijft dus achter bij de inflatie.

De gemiddelde prijs van de tien best bezochte Nederlandse films lag met E 6,45 nog beduidend onder de totale gemiddelde prijs. Zelfs als prijs een reden zou zijn, verklaart dat geenszins het verschil tussen de daling van 10% van het totaal aantal bezoekers en de 36% die het bezoek aan de Nederlandse film gedaald is.

Dat het met de Nederlandse film in 2004 minder goed ging wordt grotendeels veroorzaakt door de grote onzekerheid waar producenten en financiers de laatste jaren in leven. De filmstimuleringsmaatregelen, waaronder de beroemde cv-regeling, zijn door de overheid jaarlijks ter discussie gesteld waardoor er geen enkele sprake was van enige continuïteit. Veel ideeën voor films zijn niet verder ontwikkeld, uitgewerkte plannen zijn op de plank blijven liggen en films zijn gemaakt met lagere budgetten dan gewenst. Werden in 2003 nog 33 Nederlandse films uitgebracht, in 2004 waren dat er 28. Een bijkomend probleem werd gevormd door het ongeveer tegelijkertijd in het najaar uitbrengen van meerdere Nederlandse films hetgeen onderling kannibaliserend werkte. Het marktaandeel van de Nederlandse film komt nu uit op 9,4%, nog steeds aanmerkelijk beter dan de 5-6% die voor 2001 gebruikelijk was.

Sinds het najaar 2004 is er weer zicht op een structurele oplossing voor de productiesector. In 2005 wordt de cv-regeling, met enkele verbeteringen, voortgezet om in 2006 plaats te maken voor een werkelijk structurele regeling. Door de benodigde productietijd van films zal het echter betekenen dat ook 2005 geen topjaar voor de Nederlandse film zal worden. De echte effecten van het herziene stimuleringsbeleid worden vanaf 2006 verwacht, waarbij gestreefd gaat worden naar een marktaandeel voor de Nederlandse film van 12-15%. Een doelstelling die wij als bioscoopsector van harte onderschrijven.

Het is onbegrijpelijk dat het Nederlands Fonds voor de Film, dat toch als geen ander op de hoogte behoort te zijn van al deze ontwikkelingen, de prijs van het kaartje aanmerkt als reden van het teruggelopen bezoek.

De NVB wil het Filmfonds graag verwijzen naar het artikel in het Utrechts Nieuwsblad van heden waar, in de analyse van de heer Van Lierop, het argument van de prijs ook naar het rijk der fabelen verwezen wordt.