Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 a Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 2513 AA `s-Gravenhage

Uw brief Ons kenmerk IZ/EA/2004/87371

Onderwerp Datum Verslag van de Raad WSBVC van 6 en 7 14 januari 2004 december 2004 (deel werkgelegenheid en
sociaal beleid)

./. Hierbij zend ik u, mede namens de staatssecretaris, het verslag van de Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken, onderdeel werkgelegenheid en sociaal beleid, welke op 6 en 7 december jl. heeft vergaderd. Tevens doe ik u toekomen in twee bijlagen het verslag van de activiteiten van het Nederlands voorzitterschap1.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)

Bijlagen:

1. Verslag van de Raad WSBVC van 6 en 7 december 2004, onderdeel werkgelegenheid en sociaal beleid.

2. Verslag van de behaalde resultaten in de Raad WSBVC (onderdeel werkgelegenheid en sociaal beleid) dd. 4 oktober en 6 en 7 december.

3. Verslag van de conclusies van het voorzitterschap op basis van de uitkomsten van de ministeriele en expert conferenties.


1 Zie Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 21 501-31, nummer 44, bijlage 2 en 3.

Bijlage 1: Verslag van de Raad WSBVC van 6 en 7 december 2004
Onderdeel werkgelegenheid en sociaal beleid


Ø Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (optische straling)

Door een goede samenwerking tussen de Europese Commissie, het Iers en Nederlands voorzitterschap kon de behandeling van dit dossier met een politiek akkoord worden afgerond. De Commissie gaf aan dat dit dossier van groot belang is voor de bescherming van de werknemers. In reactie op de vraag van een aantal lidstaten om
informatievoorziening betreffende richtsnoeren voor de implementatie in de praktijk kondigde de Commissie aan te gaan werken aan een overzicht van goede voorbeelden. Tijdens een volgende Raad zal het dossier formeel worden afgerond, gegeven dat in een aantal lidstaten de nationale parlementaire procedure nog moet worden afgerond en dat de tekst nog bijgewerkt dient te worden door juristen/vertalers. Hierbij tekende de voorzitter aan dat voordien de tekst ter informatie aan het Europees Parlement zal worden gezonden, dit gelet op de verstreken tijd sinds haar advies uit 1994 en de sterk gewijzigde tekst van de richtlijn.


Ø Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/88/CE van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd

De Raad kon ­ in besloten zitting ­ een akkoord bereiken over de hoofdlijnen van het eerste deel van de tekst (Simap/Jaeger deel). Dat betekende dat op de meeste openstaande punten de reserves werden opgeheven.

De onderhandelingen liepen echter vast op de opt out. Om een brug te slaan tussen de verschillende posities had het voorzitterschap een voorstel gedaan voor differentiatie in de voorwaarden voor toepassing van de opt out via collectieve overeenkomst en de individuele opt out (zonder voorafgaande overeenstemming tussen de sociale partners). Aan het gebruik van de individuele opt out zouden striktere voorwaarden moeten worden verbonden. Aan het voorstel was een samenwerkingsprocedure tussen lidstaten en sociale partners toegevoegd gericht op een geleidelijke uitfasering van de opt out. In deze constructie zou handhaving van de opt out mogelijk blijven, als de lidstaat kan aantonen moeilijkheden te hebben met de maximale wekelijkse arbeidstijd van 48 uur.
Het voorstel bleek voor de Commissie onaanvaardbaar, omdat in het voorzitterschapvoorstel de individuele opt out te zeer voorrang zou krijgen en de sociale dialoog die moet leiden tot collectieve afspraken over het gebruik van de opt out, door het voorstel zou worden gefrustreerd. Een aantal delegaties wilde bovendien dat er een einddatum werd vastgelegd voor het gebruik van de opt out. Deze delegaties waren bereid om daar een (lange) overgangstermijn voor af te spreken. Veel andere delegaties namen een open positie in dan wel steunden expliciet het voorstel van het voorzitterschap. Niet alle delegaties hebben zich echter expliciet uitgesproken.
Het was echter duidelijk dat het Verenigd Koningrijk, gesteund door Duitsland en enkele nieuwe lidstaten, niet met een overgangstermijn met een vastgelegde einddatum in zou kunnen stemmen.


2

Bij de omzetting van de richtlijn van 1993 had het Verenigd Koningrijk, als enige lidstaat, immers al voor een opt out gekozen. Het Verenigd Koningrijk heeft dan ook altijd gepleit voor een reële handhaving van de individuele opt-out.

Gegeven de ingenomen posities restte mij kortom niets anders dan te concluderen dat het niet mogelijk was om op het punt van de opt out tot overeenstemming te komen.

Onder Luxemburgs voorzitterschap zal dus, in overleg met het Europees Parlement, verder gezocht moeten worden naar een oplossing.


Ø Opinie van het Europees Werkgelegenheidscomité (EMCO) betreffende het eerste jaarlijkse rapport aangaande migratie en integratie

Kern van de opinie is dat deelname aan de arbeidsmarkt een sleutelvoorwaarde is voor succesvolle integratie. De Raad deelde het standpunt van het EMCO unaniem en stelde daarmee de opinie vast.


Ø Agenda voor het sociaal beleid in de context van de strategie van Lissabon

Tijdens dit agendapunt kwamen drie elementen aan de orde:
a) Verslag over de activiteiten van het voorzitterschap;
b) Verslag van de Groep op hoog niveau (Verslag Kok);
c) Gezamenlijk advies van het Comité voor de werkgelegenheid en het Comité voor sociale bescherming.

Tijdens de conferenties onder het Nederlands Voorzitterschap zijn, op diverse beleidsterreinen, deskundigen, politici en belangenvertegenwoordigers met elkaar in debat geweest over de belangrijkste uitdagingen voor een nieuwe sociale beleidsagenda 2006- 2010. Naar mijn mening hebben de uitkomsten van deze conferenties bruikbare bouwstenen opgeleverd voor een nieuwe beleidsagenda.

Het gedeelde advies van het Sociaal Beschermingscomité (SPC) en het
Werkgelegenheidscomité (EMCO) werd door de Raad unaniem vastgesteld. Kern van het advies is dat de doelstellingen van Lissabon onveranderd moeten blijven, en de aandacht nu vooral moet uitgaan naar implementatie op het niveau van de lidstaten. Om meer voortgang te bereiken is politiek commitment en betrokkenheid van belanghebbenden op alle niveaus een noodzaak. Het economisch, sociaal en werkgelegenheidsbeleid zal hierbij elkaar moeten versterken.


3

Tijdens de discussie over de bouwstenen van de nieuwe sociale beleidsagenda, aan de hand van een notitie van het voorzitterschap, gaven veel lidstaten aan de door het voorzitterschap voorgesteld acroniem ACTION (Activation, Commitment, Training, Inclusion, Organisation of work, Non-discrimination) als kern van de nieuwe sociale beleidsagenda te steunen. Tevens gaven zijn aan van mening te zijn dat de nieuwe agenda de ambitieuze taak moet krijgen de sociale stelsels betaalbaar te houden en tegelijk voldoende bescherming te bieden voor groepen in de samenleving die daarvan afhankelijk zijn. Een zevental lidstaten (Frankrijk, Duitsland, Spanje, Zweden, Verenigd Koninkrijk, Polen en Portugal) riep op een pact tussen generaties te sluiten. Een pact dat lidstaten aanspoort meer te investeren op het activeren van jongeren en migranten om voor deze groepen een betere plek op de arbeidsmarkt te geven.

Veel lidstaten gaven aan dat in het kader van het behalen van de Lissabondoelstellingen moeilijke hervormingen noodzakelijk zijn. Deze hervormingen kunnen echter niet door regeringen alleen uitgevoerd worden. Vele lidstaten riepen op tot meer zichtbaarheid en meer betrokkenheid/legitimiteit van de burger bij het Europese sociale beleid. Enkele lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten nog dat zij in de uitvoering van de Lissabonstrategie meer doeltreffend te werk wilden gaan en steunden in dit licht de voorstellen van de high level groep om te komen tot één nationaal actieplan Lissabon.

De Commissie was van mening dat de Europese Unie de uitdagingen waarvoor ze wordt gesteld alleen het hoofd kan worden geboden door een combinatie van instrumenten, ook in de nieuwe sociale beleidsagenda. De bestaande instrumenten op EU-niveau, zoals wetgeving, dialoog, methode van open coördinatie en financiële middelen, zullen doeltreffender en geconcentreerder moeten worden ingezet. De Commissie kondigde aan de nieuwe agenda tegelijk met het Syntheserapport te willen presenteren, begin 2005.

Ter afsluiting sprak de voorzitter zijn vertrouwen uit dat de Commissie en het aankomende voorzitterschap bij de uitwerking van de nieuwe sociale beleidsagenda de aangereikte bouwstenen een rol zullen laten spelen.


Ø Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in werkgelegenheid en beroep (herschikte versie).

De richtlijn heeft tot doel richtlijnen betreffende de gelijke behandeling van mannen en vrouwen te vereenvoudigen, te moderniseren en te verbeteren door de bepalingen van richtlijnen met hetzelfde onderwerp in één tekst samen te voegen.
De voorzitter kon vervolgens concluderen dat de Raad het eens was over de algemene oriëntatie in afwachting van de behandeling van het advies van het Europees Parlement.


4


Ø Beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Beschikking 2001/51/EG van de Raad betreffende het programma in verband met de communautaire strategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen en Besluit nr. 848/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van organisaties die op Europees niveau op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen actief zijn.

Een overgangsjaar moet voor beide programma's de tijd overbruggen tussen het eind van bovengenoemde actieprogramma's en de start van Progress (in 2007).
De Raad kon instemmen met de algemene oriëntatie in afwachting van de bespreking van het advies van het Europees Parlement.


Ø Jaarlijkse follow-up van het Beijing Platform: indicatoren seksuele intimidatie op de werkplek

De Raad nam de conclusies aan en nam kennis van het paper van het voorzitterschap inzake de drie voorgestelde indicatoren voor seksuele intimidatie zijnde:

· het aantal werknemers dat werkgerelateerde gevallen van seksuele intimidatie op de werkplek rapporteren, als percentage van de totale beroepsbevolking;
· het aantal publieke en particuliere ondernemingen die preventief beleid hebben geformuleerd, als percentage van het totaal aantal ondernemingen;

· het aantal publieke en particuliere ondernemingen die procedures hebben opgesteld voor sancties tegen overtreders van werkgerelateerde seksuele intimidatie op de werkplek, als percentage van het totaal aantal werkgevers.


Ø Diversen


o Gender mainstreaming in de JBZ Raad


o Stress op de werkplek


o Consultatie van de Europese sociale partners over maatregelen tegen arm-, nek en/of schouderklachten op het werk.


o Maatschappelijk verantwoord ondernemen.

De Raad nam kennis van de ingebrachte schriftelijke informatie van het Voorzitterschap en de Commissie.


---

Bijlage 2: Verslag van de behaalde resultaten in de Raad WSBVC (onderdeel werkgelegenheid en sociaal beleid)2.


1. Twee gecompliceerde dossiers stonden hoog op de agenda:
Ø Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/88/CE van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd. Dit dossier is tijdens de beide bijeenkomsten van de Raad WSBVC onder Nederlands voorzitterschap besproken.
Tijdens de behandeling in de Raad werd over het eerste deel van de tekst (Simap/Jaeger deel) vrij snel een globaal akkoord bereikt. Dat betekende dat op de meeste openstaande punten de reserves werden opgeheven. Voorts bleek dat gegeven de ingenomen posities de conclusie moest worden getrokken dat het niet mogelijk was om op het punt van de opt out tot overeenstemming te komen. Onder het volgende voorzitterschap zal, in overleg met het Europees Parlement, verder gezocht moeten worden naar een oplossing.
Ø Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten. Het Nederlandse voorzitterschap heeft na, een eerste globale discussie tijdens de Raad WSBVC van 4 oktober, intensief gewerkt aan het tot stand brengen van een politiek compromis. Tijdens de daaropvolgende behandelingen in de raadswerkgroepen bleek de blokkerende minderheid niet bereid te zijn tot een compromis, dit zowel voor wat betreft de overgangstermijn als de mogelijkheid om uitzendkrachten gedurende een wachttermijn ongelijk te behandelen. Gegeven deze situatie is afgezien van verdere politieke behandeling van dit dossier tijdens de Raad WSBVC van 6/7 december.


2. Onder het Nederlands voorzitterschap heeft de Raad tijdens de vergaderingen op 4 oktober en 6/7 december een politiek akkoord bereikt over:
Ø Het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot uitvoering van het beginsel van gelijke behandeling van vrouwen en mannen bij de toegang tot en de levering van goederen en diensten. Het voorstel is gebaseerd op artikel 13 van het EG- verdrag, op grond waarvan de Raad maatregelen kan nemen om discriminatie op grond van onder meer geslacht te bestrijden. De kern van het voorstel wordt gevormd door artikel 4, de gelijke behandeling bij premies en uitkeringen in de verzekeringssector. maar alle lidstaten toonden zich compromisbereid. Op basis daarvan is onder Nederlands Voorzitterschap gewerkt aan compromis waar alle lidstaten mee in konden stemmen.

2 zie Tweede kamer, vergaderjaar 2003-2004, 21 501-31, nummer 44, bijlage 2 en 3.


6


Ø Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (optische straling). Dit Commissievoorstel is het vierde en laatste deel van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie uit 1993, de zogenaamde Richtlijn Fysische Agentia. Na de voltooiing van de richtlijnen op het gebied van trillingen, geluid en elektromagnetische velden, is over de laatste richtlijn (optische straling) tijdens de Raad een politiek akkoord bereikt. De tekst zal ter informatie aan het Europees Parlement worden gezonden, dit gelet op de verstreken tijd sinds haar advies uit 1994 en de sterk gewijzigde tekst van de richtlijn.

3. Op een aantal dossiers heeft de Raad een eerste akkoord bereikt, in afwachting van de behandeling in het Europees Parlement. Het betreft hier:

Ø Een wijziging van de samenstelling van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (Bilbao) en de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Dublin).
Ø Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in werkgelegenheid en beroep (herschikte versie). Doel van dit voorstel is de communautaire wetgeving betreffende de gelijke behandeling van mannen en vrouwen te vereenvoudigen, te moderniseren en te verbeteren door de bepalingen van richtlijnen met hetzelfde onderwerp in één tekst samen te voegen, teneinde de communautaire wetgeving duidelijker en doeltreffender te maken voor alle burgers.

Ø Beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Beschikking 2001/51/EG van de Raad betreffende het programma in verband met de communautaire strategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen en Besluit nr. 848/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van organisaties die op Europees niveau op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen actief zijn. Doel is een overgangsjaar te creëren voor beide programma's tussen het eind van bovengenoemde actieprogramma's en de start van Progress (start 2007).
Ø Tijdens de Raad van 7 december nam de Raad kennis van het voorzitterschapsdocument betreffen de jaarlijkse follow-up van het Beijing Platform: indicatoren seksuele intimidatie op de werkplek. Het gaat om indicatoren waarvan er één gericht op werknemers en twee op werkgevers. Het voorstel voor de navolgende indicatoren ligt nu voor besluitvorming voor bij de lidstaten:

o het aantal werknemers dat werkgerelateerde gevallen van seksuele intimidatie op de werkplek rapporteren, als percentage van de totale beroepsbevolking;
o het aantal publieke en particuliere ondernemingen die preventief beleid hebben geformuleerd, als percentage van het totaal aantal ondernemingen;
o het aantal publieke en particuliere ondernemingen die procedures hebben opgesteld voor sancties tegen overtreders van werkgerelateerde seksuele intimidatie op de werkplek, als percentage van het totaal aantal werkgevers.

4. Tijdens de Raden onder Nederlands voorzitterschap heeft over een tweetal onderwerpen een debat plaatsgevonden:


7


Ø Sociale Diensten van Algemeen Belang
Doel van het debat was te komen tot een uitwisseling van ervaringen tussen de lidstaten. Een tiental lidstaten was gevraagd om het woord te voeren. In het algemeen schets het debat een erg divers beeld. De Commissie achtte het debat een belangrijke stap was in de voorbereiding van de mededeling die de Commissie in 2005 zal publiceren. Naar aanleiding van het debat reageerde de Commissie met een positieve waardering voor het Nederlands voorzitterschap deze discussie te organiseren en dat zij zeer evenwichtige standpunten had gehoord en dat lidstaten coördinatie op het gebied van sociale diensten van algemeen belang zouden ondersteunen. De Commissie achtte in principe een methode van open coördinatie op dit terrein zinvol, maar vond het prematuur om hierover een besluit te nemen. De Commissie merkte bovendien op dat het moeilijk is om af te zien van wetgeving gezien de Hofuitspraken.
Ø Sociale beleidsagenda/Mid term review Lissabonagenda
Tijdens de Raad WSBVC van 6/7 december is eerst aan de orde geweest het gecombineerde advies van het Sociaal Beschermingscomité (SPC) en het Werkgelegenheidscomité (EMCO) op het rapport van de high level groep over de Mid Term Review van Lissabon. Kern van de opinie is de steun voor het rapport betreffende de vaststelling dat de doelstellingen van Lissabon onveranderd moeten blijven, en de aandacht nu vooral moet uitgaan naar implementatie op het niveau van de lidstaten. Om meer voortgang te bereiken is politiek commitment nodig en betrokkenheid van belanghebbenden op alle niveaus. Het economisch, sociaal en werkgelegenheidsbeleid zal hierbij, aldus de opinie, elkaar moeten versterken. De voorzitter concludeerde dat de Raad het gedeelde advies unaniem vaststelde.
De voorzitter stelde aan het einde van de discussie vast dat halverwege het Lissabontijdpad de commitment aan de doelstellingen nog fier overeind staat, maar dat de lidstaten het erover eens zijn dat het nakomen van gemaakte afspraken vraagt om een grotere inzet van nationale regeringen en een betere communicatie richting burgers. Inhoudelijk zal in de nadere uitwerking een balans gevonden moeten worden tussen economie en sociaal. Werkgelegenheid is hierbij het sleutelbegrip. De economie is gebaat door meer mensen aan het werk te helpen hetgeen bijdraagt aan het houdbaar houden van stelsels van sociale bescherming, ook voor toekomstige generaties. Tijdens de discussie was door de lidstaten brede steun uitgesproken, onder vermelding van individuele accenten, voor de zes actieterreinen:
A = Activation
C = Commitment
T = Training
I = Inclusion
O = Organisation of work
N = Non-discrimination
De voorzitter sprak zijn vertrouwen uit dat de Commissie en het aankomende voorzitterschap bij de uitwerking van de nieuwe sociale beleidsagenda de aangereikte bouwstenen een rol zullen laten spelen.


8