De Nederlandse Bank


Speech directeur Witteveen: 'Eerlijk duurt het langst'
Datum leeg 12/01/2005
Locatie leeg 'Ontwikkelingen in Toezicht', afscheid Rein van Dam, Radio Kootwijk
Spreker leeg mr. D.E. Witteveen

Wie verwacht dat ik vanmiddag begin met een grap over actuarissen of het actuarieel beroep komt bedrogen uit. Niet alleen wil ik geen grap maken ten koste van Rein van Dam, die terecht aanspraak maakt op de toevoeging GG AAG (gerespecteerd en gezien AAG). Maar vooral ook omdat het tot de noodzaak zou oproepen van een bredere analyse. De beschrijving van de invalshoeken, benaderingswijzen en karakteristieken van juristen, economen, accountants en actuarissen is zinvol. En dan ontbreken in dit rijtje nog de historici en psychologen. Ze zijn allen nodig om de breedte van het pensioenveld te overzien.

Een pensioensysteem is een complex contract met een looptijd van generaties, dat fungeert in een dynamische samenleving. Om dat recht te doen, zo wil ik bepleiten, is een brede en multidisciplinaire aanpak nodig. Het is gevaarlijk te pretenderen dat het antwoord op alle vragen gegeven kan worden vanuit één van de genoemde vakgebieden.

De kern van de complexiteit is dat het verbond tussen oud en jong gepaard gaat met een ruil van lusten en lasten. Dit kan tot welvaartsverbetering voor beide partijen leiden. De ruil verloopt via de premies en via de aanspraken. Wanneer de premiestelling in een defined benefit regeling is gebaseerd op de gemiddelde karakteristieken van het deelnemersbestand, vinden bijvoorbeeld al onherroepelijk overdrachten plaats. Dat geldt ook indien de feitelijke premie afwijkt van de kostendekkende premie, bijvoorbeeld door premierestitutie of inhaalpremie. Het voorwaardelijke indexatiecontract zorgt aanvullend voor risicodeling via de opbouw en uitkering van aanspraken.

Voor dit seminar wil ik volstaan pensioen te duiden als zowel een zakelijke overeenkomst als een sociaal contract. Een zakelijke overeenkomst omdat we in dit jaar naast ons loon ook weer de toename van onze pensioenaanspraken verdienen, en dus na afloop van het jaar verdiend hebben. Die toename van de pensioenaanspraken heeft een waarde. Het is daarmee onderdeel van de prijs voor de in dit jaar geleverde arbeid. Pensioen is uitgesteld loon, de betaling wordt uitgesteld. Het betekent echter niet dat het "verdienen" naar de toekomst verschuift. Anders gezegd, het is niet zo dat we ons pensioen "twee keer verdienen". Pensioen als zakelijk contract is dus onderdeel van het loon.

Door het onmiskenbare solidariteitsaspect en simpelweg door de lange looptijd heeft pensioen ook sterke trekken van een sociaal contract. Dit is het verzorgingsaspect. De jongeren hebben de zorg voor de ouderen. Opnieuw ga ik u teleurstellen. Dat wil zeggen voor zover u verwacht dat ik breedvoerig inga op de theorieën van Hobbes, Locke, Rousseau, Durkheim en Rawls. Dat zijn prachtige analyses, die we moeten blijven bestuderen. Voor mijn betoog vanmiddag heb ik evenwel genoeg aan een werkhypothese. Deze is dat een benadering zowel langs de lijnen van een zakelijk contract als de zienswijze over het "contract social" op een aantal wezenlijke kenmerken tot eenzelfde uitkomst leidt. Transparantie en een goede governance zijn bijvoorbeeld noodzakelijke bouwstenen voor draagvlak in beide benaderingen. Een globaal evenwicht tussen de prijs die wordt betaald en de waarde die men daarvoor terugkrijgt is evenzeer in beide essentieel. Hiervoor zijn heldere en "faire" berekeningen nodig. Transparantie, een goede governance en "faire" berekeningen leiden tot vertrouwen. Dit vertrouwen is essentieel voor de continuïteit van het pensioensysteem. Ofwel, eerlijk duurt het langst. In deze lezing wil ik achtereenvolgens stilstaan bij de werking van het pensioencontract, de overdrachten die daarbij horen en de voorwaarden voor continuïteit van het pensioensysteem.

Werking van het pensioencontract geconcretiseerd Laat ik beginnen de w erkingvanhetpensioencontract.Ons pensioensysteem komt voort uit eenvoudige samenlevingsverbanden. In een ver verleden werd de zorg voor de ouderen hoofdzakelijk in familiaal verband opgelost. De basis hiervoor was in zeker opzicht zakelijk. Het sluitstuk op balans van de jongeren was immers het erfrecht. In ruil voor de zorg erfden de jongeren op enig moment de bezittingen van de ouderen. In de moderne geïndustrialiseerde maatschappij gaat het anders. De jongeren zijn medefinancier voor de zorg van de ouderen. Voor de jongeren is dit aantrekkelijk omdat men het vooruitzicht heeft op een evenwaardige behandeling na pensionering. Dit vergt wel continuïteit van het systeem. Daarvoor is nodig erkenning van de wederzijdse rechten en verplichtingen over generaties heen.

De zorg voor de ouderen berust zoals gezegd op een ruil van lusten en lasten met de jongeren. De jongeren hebben een relatief hoog "human capital" en de ouderen een relatief hoog financieel vermogen. Door beide te combineren kan welvaartsvoordeel voor beide partijen ontstaan. De belangrijkste economische en maatschappelijke functie van een pensioenvoorziening is om inkomenszekerheid te bieden na pensionering. De inkomenspositie na pensionering wordt door diverse onzekerheden beïnvloed, zoals inflatie-, beleggings en langlevenrisico. Het is goed die verschillende risico´s te onderscheiden en te bezien in hoeverre en op welke wijze die risico´s te delen zijn of in technische termen "te verzekeren zijn".

Langlevenrisico is bijvoorbeeld een klassiek en redelijk gekend verzekeringsrisico, waarbij ik even voorbij ga aan de uitdaging om de sterftetabel te extrapoleren naar 2089. Een deel van de risico´s in het pensioenfonds houdt echter nauw verband met toekomstige economische ontwikkelingen en daarmee ook met komende generaties. Het gaat hier vooral om inflatie- en beleggingsrisico. Dit verband is niet enkel beperkt tot een (familie)bedrijf, land of regio. Bij kapitaaldekking speelt het via de internationaal gespreide beleggingen op wereldschaal. Kapitaaldekking biedt echter geen volledige zekerheid. Zelfs dan moet de wereld vredig, rechtstatelijk en welvarend blijven om de pensioenen te kunnen blijven betalen. Als de hemel naar beneden komt hebben we allemaal een blauwe hoed.

Bepaalde risico´s zijn niet binnen één generatie te delen. Voor die risico´s wordt een beroep gedaan op toekomstige generaties. Deze zullen meer geneigd zijn die risico´s te aanvaarden als ze zich beter bewust zijn van de prijs die de vorige generatie daarvoor heeft betaald. Of dat nu is door het overdragen van een "faire" buffer in het pensioenfonds of door het overdragen van een veilige wereld met een goede infrastructuur laat ik vanmiddag buiten beschouwing.

Wanneer risico´s over generaties heen worden gedragen is het goed om de continuïteitsaspecten in beeld te brengen. Te verwachten gebeurtenissen mogen daarbij niet worden miskend. In dat verband verdient sponsorrisico veel meer aandacht dan nu het geval is. Immers, vele starters op de arbeidsmarkt beginnen bij een bedrijf of bedrijfstak waarvan de resterende levensduur korter is dan hun eigen levensverwachting. Anders gezegd, voor de meeste (jonge) werknemers bestaat een reëel risico ten aanzien van de continuïteit van de sponsorbijdrage. Indien zowel de beleggingsrisico´s als de indexatielasten door de toekomstige werkgevers en werknemers worden gedragen dan is dat een voorzienbaar risico.

Ik heb bij eerdere gelegenheden al gewezen op het hybride karakter van het Nederlandse pensioenstelsel. Enerzijds worden de nominale aanspraken door kapitaal gedekt. Anderzijds wordt indexatie en voor een substantieel deel ook het beleggingsrisico omgeslagen. Daarbij is het de gewoonte dat ook meevallers worden verdeeld. Het is echter niet bij voorbaat zeker dat mee- en tegenvallers symmetrisch worden verdeeld. Hier verandert overigens wel wat; in veel pensioencontracten is de verdeelsleutel inmiddels geëxpliciteerd. Het hybride karakter van ons systeem komt ook tot uitdrukking in de toezegging. Nominale verplichtingen zijn "defined benefit" en de indexatie vertoont kenmerken van "defined contribution". Dit is prima, mits het transparant en consistent gebeurt. Een ruim bemeten premie is daarbij een voorwaarde opdat er inderdaad sprake is van een "contribution".

In dit alles moet een globaal evenwicht zijn. Wie met de complexe solidariteitrelaties in het pensioensysteem bekend is, weet dat voor een balans de overheid nodig is. Soms om beleidskaders neer te zetten, soms om de noodzakelijke regels vorm te geven. Ook een sociaal pensioencontract heeft een dergelijke ondersteuning nodig. In Nederland heeft dat geleid tot de keuze voor een stelsel dat berust op verplichtstellingen. In die structuur hebben individuen geen keuzevrijheid voor een pensioenfonds. Die komt in één pakket met de baan. Het wegnemen van zo´n belangrijke keuze legt op overheid en pensioenfondsen de plicht te zorgen dat dit wordt gecompenseerd door helderheid, zekerheid en gelijkheid. Maar ook door gebruik te maken van goed toezicht op basis van een gedegen toezichtkader, door een onafhankelijke toezichthouder. Overigens geldt ook voor het behouden van draagvlak voor de verplichtstelling dat er een globaal evenwicht moet zijn in de (gepercipieerde) kosten en baten.

Overdrachten via premiestelling en voorwaardelijke indexatie Dit brengt me bij het tweede onderwerp. Wanneer een pensioensysteem op dergelijke wijze is opgetuigd, vinden onder de noemer van solidariteit op vele manieren overdrachten plaats. Als ik vanmiddag meer tijd had gehad zou ik graag met lichtbeelden hebben laten zien hoe complex de diverse overdrachten soms zijn. Hierdoor is niet simpel vast te stellen of de ene groep of generatie betaalt voor de andere. Het saldo van dergelijke overdrachten houdt namelijk veel verband met de positie en veranderingen in iemands levensloop. En soms ook met andere ontwikkelingen. Zo weet ik nog steeds niet het antwoord op het volgende verschijnsel. Vanaf de aarzelende introductie in 1957 is de AOW uitkering in dertig jaar tijd tot het minimuminkomensniveau gebracht. Hierdoor steeg de franchise relatief sterk in verhouding tot de lonen. Tallozen zagen hierdoor hun opgebouwde kapitaalgedekte pensioen de facto krimpen, zonder dat hun totale uitkering daalde omdat de stijgende AOW dat goedmaakte. Is dat nu wel of niet een overdracht van pensioenvermogen. Ik laat het bij deze vraag.

Het proces van overdrachten verloopt hoofdzakelijk via de premies en via de opbouw van aanspraken. Een onderscheid wordt daarbij doorgaans gemaakt tussen kanssolidariteit en subsidiërende solidariteit. Kanssolidariteit wordt gekenmerkt door ex post herverdeling. Als typisch voorbeeld noem ik de brandverzekering. De overdracht vindt plaatst nadat de feiten zich hebben voorgedaan. De ingelegde premie wordt dan verdeeld over de verzekeringsnemers met schade. Dit is voor iedereen aantrekkelijk. Ook als je huis niet afbrandt ben je toch tevreden. Zolang de prijs van de brandverzekering tenminste redelijk is. Bij subsidiërende solidariteit vindt de overdracht reeds vooraf plaats. Zo´n situatie doet zich voor als de verzekeringspremie voor huizen met rietbedekking hetzelfde is als voor huizen met dakpannen.

In het pensioenlandschap zien we subsidiërende solidariteit sterk terug in het wettelijk geregelde fenomeen van de doorsneepremie. De premiestelling is in dat geval gerelateerd aan de gemiddelde karakteristieken van de actieve deelnemers aan die regeling. Per individu is de premie vervolgens onafhankelijk van leeftijd, geslacht, carrièrepad en levensverwachting. U wellicht bekende voorbeelden zijn de snelle carrièremakers die, samen met hen die geen carrière maken, meebetalen aan pensioenen van de late carrièremakers. Een ander voorbeeld zijn de mannen die ten opzichte van de vrouwen relatief veel betalen op grond van hun levensverwachting. Vrouwen, die nu vijfenzestig zijn, leven gemiddeld 4,1 jaar langer dan mannen. Overdrachten via de premieheffing vinden ook plaats wanneer de feitelijke premie afwijkt van de kostprijsdekkende premie voor de inkoop van nieuwe rechten. Dit kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van feitelijke of, zoals in de jaren ´90, veronderstelde overreserves in de pensioenfondsen. Het betreft hier in beginsel een overdracht van oudere naar jongere generaties. Bij tekorten in het pensioenfonds loopt de overdracht uiteraard tegengesteld.

Naast de premie vindt risicodeling ook plaats via het voorwaardelijke indexatiecontract. Gelet op de lange looptijd van een pensioencontract is het belangrijk dat pensioenaanspraken de algemene prijs- of loonontwikkeling in enige mate volgen. De meeste pensioenfondsen houden daar in de financiële opzet dan ook rekening mee. Omdat een liquide markt voor inflatiegerelateerde beleggingen ontbreekt kiezen veel pensioenfondsen voor een alternatieve opzet. Deze houdt in dat mismatch risico wordt gecombineerd met de hiervoor besproken mogelijkheid om de premies aan te passen. Tevens heeft het bestuur van het pensioenfonds in die opzet het recht om niet of slechts gedeeltelijk tot indexatie over te gaan. Wat overigens een zeer ingrijpende bevoegdheid is. Alleen al door het gewicht van die beschikkingsmacht wordt duidelijk dat transparantie en goede governance onontbeerlijk zijn. Bij een eindloonregeling zijn in deze veel voorkomende opzet de gepensioneerden mede risicodrager. Bij een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling tevens de actieve deelnemers. De waarde van dit recht, of zo u wilt verplichting, voor het pensioenfonds is onder andere afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds en de feitelijke loon- of prijsinflatie. Ik zal hier vandaag niet op ingaan. Met de constatering dat op velerlei wijze overdrachten kunnen plaatsvinden in een pensioensysteem ben ik aanbeland bij het finale thema van deze lezing.

Als u overigens opkijkt van mijn breedsporigheid; ze hoort bij deze omgeving. Dit landschap is economisch gezien een bakermat van zeer vroege generaties en doorgangsgebied voor handelsroutes. De Hessewegen liepen hier met de kenmerkende karrenpaden voor de ossenkaravanen. Die letterlijk, steeds in de breedte uitweken als het oude spoor versleten was.

Eerlijk duurt het langst
De moderne maatschappij komt voort uit die simpele samenleving van boeren, knechten en handelslui. In de vroege landbouweconomie werd de zorg voor de ouderen opgelost door erkenning van de eigendomsrechten van de ouderen. Deze werden ter beschikking gesteld aan de jongeren. Zolang de ouderen leefden kregen zij een opbrengstafhankelijke vergoeding die door de gebruikers van deze eigendommen werd betaald als compensatie voor het ter beschikking stellen van vermogen. Voor de jongeren is dat aantrekkelijk omdat men het vooruitzicht heeft om op enig moment het eigendom over erf en boerderij te erven. Het kapitaal, de productiemiddelen werden door ouders aan kinderen overgedragen. Een systeem overigens dat in deze buurt tot zeker begin van de jaren ´60 heeft bestaan en dat echt, naast de sociale inbedding, wel degelijk een zakelijke afweging kende. In die zin is het naast een solidaire, in essentie ook een zakelijke overeenkomst tussen de generaties.

In de nog recente maar toch al historische samenleving had een ieder een voorspelbaar, door afkomst bepaald, carrièrepad. De profvoetballer eindigde als sigarenwinkelier, de judoka als portier en de ambtenaar bleef ambtenaar. In deze samenleving is de arbeider niet meer de eigenaar van het kapitaal maar leeft hij van zijn loon. Een formeel pensioensysteem moet dan worden opgezet om het erfrecht van ouder op kind te vervangen. Daarbij past een eenvoudige pensioenregeling zoals gebaseerd op eindloon. Maar dit type eenvoud berust impliciet op stabiliteit. Iedereen ongeveer dezelfde carrière, beperkte arbeidsmobiliteit en geen grote verschuivingen in de samenstelling van de bevolkingspiramide. Stabiliteit is nodig omdat achter de eenvoudige pensioenregeling een complex geheel aan impliciete verbanden tussen generaties schuilt. Een impliciet complex pensioensysteem past dus in een simpele en voorspelbare samenleving. De samenleving is echter sterk gedynamiseerd. De systemen die aan de achterkant draaien dreigen daardoor méér complex te worden. Bij voorkeur zouden ze simpeler moeten worden.

Eenvoud is des te belangrijker omdat het sociale pensioencontract in Nederland bindend is op grond van de wettelijke verplichtstelling en de verplichte deelname op grond van het arbeidscontract. De enige ontsnappingsmogelijkheid voor de deelnemers is stemmen met voeten. Dat is het vinden van een nieuwe baan, waar ook een ander pensioenfonds bij hoort. Deze "keuzevrijheid" wordt echter weer gehinderd door hoge informatiekosten en lage transparantie. Echte keuzevrijheid bestaat niet en daarom is vertrouwen in een goede afloop een essentiële voorwaarde voor een duurzaam pensioensysteem. Dit vertrouwen wordt gefundeerd door transparantie, "faire" berekeningen en een goede governance.

Transparantie is nodig om te zien wat er gebeurt. De opeenvolgende ontwikkelingen in het toezicht hebben bijgedrag aan het vergroten in dit inzicht. Onder de Actuariële Principes Pensioenfondsen (APP) werd uitgegaan van impliciete prudentie bij het vaststellen van de voorziening. Deze werden vervolgens aangevuld met de uitgangspunten voor het toetsen van de solvabiliteitspositie in de circulaire van september 2002. Deze waren vooral gericht op de aard en omvang van de beleggingen. Met het Financieel Toetsingskader wordt de ingebouwde voorzichtigheid uit de APP vervangen door realistische waarderingsgrondslagen in combinatie met explicitering van de prudentiële risicomarges. In het verlengde van de circulaire worden de FTK-normen voor de vereiste solvabiliteit geijkt op inzichten die zijn ontleend aan integraal risicobeheer.

Heldere uitkomsten van "faire" berekeningen schetsen de consequenties van bepaalde keuzes. Zo kan met een goede continuïteitsanalyse inzichtelijk worden gemaakt wat de risico´s zijn, wie deze risico´s dragen en of daarmee van een adequate financiële opzet sprake is. Eerlijk rekenen houdt ook in jezelf niet rijker rekenen dan je bent; toekomstige beleggingsopbrengsten kunnen niet gelijktijdig bestemd zijn voor indexatie en voor premiereductie. Een goede governance is het sluitstuk in dit proces. Zoals bestuurders van andere ondernemingen en instellingen, hebben ook bestuurders van pensioenfondsen de morele plicht om alle belanghebbenden goed en tijdig op de hoogte te houden van het financiële reilen en zeilen van het fonds. Ik verwacht dan ook dat fondsen snel en op grote schaal overgaan tot het publiceren van de uitkomsten van hun continuïteitsanalyse.

Tot slot
In de afgelopen twintig minuten heb ik het volgende met u besproken. Goed georganiseerde pensioensystemen verdelen lusten en lasten over generaties via een complex mechanisme, dat zowel zakelijke als sociale eigenschappen heeft. Het zakelijke is pensioen als uitgesteld loon; je verdient het nu maar de uitbetaling vindt pas later plaats. Het sociale zit in de verzorging van ouderen door jongeren. Daarbij horen overdrachten. Deze lopen via de premies en via het voorwaardelijke indexatiecontract. Voor een duurzaam pensioensysteem is het essentieel dat daarin een globaal evenwicht bestaat. Tot slot heb ik betoogd dat continuïteit van het pensioensysteem is gebaseerd op vertrouwen. Dit vertrouwen wordt bevorderd door transparantie, "faire" berekeningen en een goede governance. Of kernachtig samengevat: eerlijk duurt het langst.

Ik sluit af. Kootwijk Radio, ooit gekenmerkt door de hoge masten van de lange golf zender, is een product van communicatie. In die tijd klonk van hieruit "Bangdoeng hoort u mij." Zo zouden wij vandaag vanuit Kootwijk nog eens mogen vragen "pensioensector, hoort u ons?" En zoals deze hoge zendmasten allang zijn neergehaald omdat communicatie betere technieken kreeg en transparantie gemeengoed werd, zo zal dat hopelijk ook met de pensioenwereld gaan. Simpeler en doeltreffender, maar wel transparant en communicatief.

Aan alle goeds komt een eind. Met jouw vertrek, Rein, verliest De Nederlandsche Bank een encyclopedie met drieëndertig jaar toezichtkennis en pensioenwetenschap. In onze samenwerking heb ik het steeds in je gewaardeerd dat je de signatuur van een actuaris wist te combineren met de goede eigenschappen van de verschillende disciplines die ik aan het begin noemde. Door je stempel op de ontwikkelingen in het pensioentoezicht de afgelopen jaren, is continuïteit van je kennis verzekerd. Je hebt altijd genoten van je inzet voor het goede pensioen van anderen, maar nu is het moment aangebroken om van je eigen pensioen te gaan genieten. Wat ik persoonlijk zal missen is je hartelijke openhartigheid, in het werk en daarbuiten. Maar wie weet treffen we elkaar nog wel eens.