Federale regering Belgie


Toespraak Verhofstadt - Manager van het Jaar
(2005-01-12)

Persdienst Eerste Minister

!!! EMBARGO TOT 18.00 UUR !!! TOESPRAAK VAN EERSTE MINISTER GUY VERHOFSTADT BIJ DE PROCLAMATIE VAN DE MANAGER VAN HET JAAR 2004. BRUSSEL, 12 JANUARI 2004.

Dames en heren,

Bij de proclamatie van de manager van het jaar krijg ik telkens de kans om een bondige balans op te maken van het vorige en een blik vooruit te werpen op het nieuwe jaar. Dit is een unieke gelegenheid en dit niet zozeer omdat uw proclamatie bij de aanvang van het nieuwe jaar valt, maar vooral omdat de toehoorders ondernemers en managers zijn, mensen die een centrale plaats innemen in onze economie en die er mede voor gezorgd hebben dat in ons land de economische groei de laatste jaren hoger uitviel dan voorspeld.

Dit was zeker het geval voor 2004. Vorig jaar hield ik het nog heel voorzichtig bij een groeivoorspelling van 2%. Vandaag kunnen we stellen dat we vorig jaar een groei zullen gehad hebben van om en bij de 2,7 %. en volgens Jean-Philippe Cotis, de gezaghebbende econoom van de OESO, is deze Belgische groei opvallend en vrij uitzonderlijk. Opvallend omdat dit een stuk meer is dan wat de Europese Centrale Bank verwacht voor de gehele Eurozone. En uitzonderlijk omdat in een open economie waarin eilanden niet bestaan, ons land het opmerkelijk beter doet dan onze buurlanden.

Er wordt voor dit feit twee redenen naar voren geschoven: de groei van de private consumptie en de terugkeer en investering van geld dat totnogtoe in het buitenland werd belegd.

Volgens Guy Quaden, de gouverneur van de Nationale Bank, is de groei van de private consumptie toe te schrijven aan de lasten en belastingsverlaging gecombineerd wordt met een strak begrotingsbeleid. Ik zal het niet ontkennen. 2004 is immers het vijfde jaar op rij waarin we de begroting afsluiten met een klein overschot. Samen met Finland zijn we hiermee het enige land in de Eurozone dat niet in de rode cijfers duikt. Meer nog, het valt te verwachten dat het gemiddeld begrotingstekort van deze eurozone vorig jaar bijna 3% van het BBP bedroeg.

Ons begrotingsresultaat heeft natuurlijk ook gevolg voor de schuldgraad. Waar we in 1993 nog een overheidsschuld hadden van meer dan 136%, is die in 2004 teruggebracht tot 95,9%. De afbouw van de schuldgraad en de toewijzing van een deel van de schuldafbouw aan het Zilverfonds vormen trouwens de twee pijlers van het beleid om in de toekomst de kosten van de vergrijzing op te vangen.

De tweede reden voor de groei van onze economie is ongetwijfeld de grote terugkeer van kapitaal uit het buitenland. Tot voor kort werd de Eenmalig Bevrijdende Aangifte zowat overal weggelachen. Vandaag wordt het bedrag dat is teruggekeerd echter geschat op zon 10 miljard euro.

Natuurlijk, dames en heren, was 2004 niet alleen rozengeur en maneschijn. Zo is het aantal faillissementen veel te hoog. We kunnen wel aanvoeren dat het aantal startende ondernemingen de sterkste stijging kende in tien jaar. Maar toch zijn maatregelen nodig om daaraan iets doen.

Een ander minder prettige vaststelling is de stijging van het aantal werklozen in 2004. Dit is op zich misschien vreemd omdat ook het aantal jobs vorig jaar is gestegen. De totale werkgelegenheid bedroeg in 2003 4.189.000 jobs, tegenover 3.860.000 in 1998, volgens de NIS enquête. Volgens de Europese Commissie en de OESO zullen we in 2004 de kaap van de 4.200.000 overschrijden en kunnen er in 2005 nogmaals ongeveer 46.000 bijkomen. De meeste mensen vragen zich echter af hoe het mogelijk is: meer jobs en toch meer werklozen? De reden daarvoor is natuurlijk het feit dat de beroepsbevolking nog steeds stijgt. En dat meer dan ooit tevoren omdat we vorig jaar ook aan de PWAers en de oudere werklozen tot 58 jaar vragen zich ter beschikking te stellen van de arbeidsmarkt. In tegenstelling tot vroeger worden zij nu wel in werkloosheidsstatistieken opgenomen (met als indirect gevolg dat de vakbonden niet langer eigen werkloosheidscijfers publiceren.

Verder zijn er nog twee belangrijke tendensen in de werkloosheidsstatistieken, die ik onder uw aandacht wil brengen. Ten eerste het aantal werkloze jongeren dat daalt. Ten tweede de vaststelling dat de groep van werkenden steeds groter maar ook steeds ouder wordt. Vanaf het eind van dit decennium zal de beroepsbevolking echter niet meer groeien, maar juist krimpen.

Dames en heren,

De opdracht voor 2005 is dus duidelijk. We zullen er alles moeten aan doen om zowel ouderen als werklozen voor de arbeidsmarkt aan te spreken.En tegelijk zullen we er moeten voor zorgen dat de huidige economische groei niet alleen aanhoudt maar dat die groei beter wordt omgezet in nieuwe jobs.

Zon beleid moet in 2005 worden gevoerd in al zijn aspecten. Concreet betekent dit dat we onverkort doorgaan met het invoeren van de nieuwe, verstrengde werkloosheidsreglementering, doorgaan met de administratieve vereenvoudiging, met de flexibilisering van de arbeidsmarkt en de liberalisering van de energiemarkt. Daar bovenop zijn er onontbeerlijke uitdagingen: een gematigd interprofessioneel akkoord, een nieuw eindeloopbaanregeling en een nieuwe hervorming van de vennootschapsbelasting.

Op dit ogenblik onderhandelen de sociale partners - laat ons toch hopen - nog volop over het IPA terwijl de pers op vinkenslag ligt om elk sprankeltje informatie of elk gerucht op te pikken. U zal dus begrijpen dat dit niet het ideale moment is om spitante confidenties te gaan doen die de soms al smeuïge artikelen nog smeuïger zouden kunnen maken.

We hopen in ieder geval op een gematigd loonakkoord. Dat is immers noodzakelijk om vanaf 2005 de 40 à 50.000 jobs te creëren die verhoopt worden door de Nationale Bank en het Planbureau. Dat gematigde akkoord is eveneens noodzakelijk om vele duizenden jobs te kunnen behouden die verloren dreigen te gaan bij een ontsporing van de loonkosten. Door even over de grens te kijken - en dan bedoel ik om het even welke grens, want in alle buurlanden is de loonkostontwikkeling zéér bescheiden - weten we dat zo'n gematigd akkoord een noodzaak is.

Om het effect van zon akkoord nog te versterken zijn we bereid een verdere inspanning te doen. Bijvoorbeeld en met name om de lasten op ploegenarbeid op een substantiële manier te verlagen. Dit geeft extra zuurstof aan die ondernemingen die bijvoorbeeld rechtstreeks moeten concurreren met hun zusterbedrijven in het buitenland voor het binnenhalen van orders.

Daarnaast vindt de regering het een prioriteit om verder werk te maken van de uitbouw van de 2e pensioenpijler. Wij realiseren ons dat denken op de lange termijn niet vanzelfsprekend is op een ogenblik dat het onmogelijk is om op de korte termijn veel extra koopkracht te verwerven. Toch rekenen we erop dat de partners de moed gaan opbrengen om niet alleen aan de dag van morgen te denken maar dat ze hun verantwoordelijkheid voor de uitbouw van een extra legaal pensioen zullen dragen.

De tweede hervorming die dit jaar hoog op de agenda staat, is die van de eindeloopbaan. We zijn met ons land nog veraf van de tewerkstellingsafspraken die we in Europa maakten. Nog steeds 28 procent van de vijfenvijftig plussers is vandaag nog aan het werk.

Met de inkrimping van de beroepsbevolking in het vooruitzicht is het duidelijk dat de belangrijkste groep die vandaag geactiveerd moet worden die van de 55-plussers. Daartoe heeft de regering een coherent geheel van dertig voorstellen op tafel gelegd. Een geheel dat stoelt op drie uitgangspunten.

De drie uitgangspunten zijn:
Eén. De wettelijke pensioenleeftijd blijft best onaangetast. Het probleem van de gebrekkige participatiegraad van oudere werknemers in ons land wordt immers niet veroorzaakt door een te lage wettelijke leeftijd maar een te vroege feitelijke uitstap.

Twee, we moeten níet raken aan de voordelen die huidige bruggepensioneerden of oudere werklozen genieten. Wat we voorstellen zijn maatregelen voor de toekomst.

Derde premisse is het bepalen van de toegangsvoorwaarden, het bedrag en de duur van de vervroegde uittredingsstelsels waarbij steeds rekening moet gehouden worden met de groep van werknemers die in zware arbeidsomstandigheden werkt of die het slachtoffer is van herstructureringen.

De einde loopbaan conferentie moet leiden tot maatregelen die er voor zorgen dat mensen langer beschikbaar zullen blijven op de arbeidsmarkt. Hier wil ik even in herinnering brengen wat er recent bij Ford is gebeurd om te illustreren wat niet meer zou mogen kunnen. Om dat er, als gevolg van vorige herstructureringsrondes, nog onvoldoende 50-plussers met brugpensioen gestuurd konden worden, heeft men een oplossing gezocht voor de 48-plussers. Die oplossing hield in dat ze gedurende twee jaar tijdelijk werkloos zouden zijn onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat ze in geval van een plotse toename van het productievolume terug aan het werk zouden moeten. Op hun 50e zouden ze in ieder geval met brugpensioen kunnen. Enkele maanden later reeds bleek het nieuwe model van de Mondeo beter aan te slaan dan verwacht waardoor enkele 48-plussers - zoals afgesproken - teruggeroepen werden. Op dat ogenblik rees er protest bij de betrokkenen en bij de vakbond omdat men 'ouderen' die zich al volledig ingesteld hadden op 'niet meer werken gedurende de volgende 30 jaar van hun leven' terug aan het werk wou zetten.

Daarnaast moet vermeden worden dat werkgevers de vervroegde uitstoot als dé oplossing zien bij elke herstructurering. Ook hier zou ik een overduidelijk voorbeeld willen geven. In de banksector speelt men het klaar om "ouderen vanaf 38 jaar" via een tijdskrediet dat dan aangevuld wordt met een zogenaamde Canada Dry regeling los te weken van de arbeidsmarkt en in een levenslange professionele inactiviteit te duwen.

Een derde element dat ik hier naar voor wil schuiven is het concept van de levensloopbanen. Het is er mijn niet zozeer om te doen dat de werknemers tot op een latere leeftijd werken, maar wél dat iedereen een fair aantal jaren werkt over zijn loopbaan. Voor wie zware arbeid doet, voor wie in de nacht of in ploegen werkt, of voor wie bij weer en ontij op stellingen moet klimmen kan dat fair aantal jaren heel wat lager zijn dan voor een werknemer in de dienstensector. Het concept van de faire levensloopbaan kan én de gemiddelde arbeidsduur verlengen én een oplossing zijn voor de zware beroepen.

Deze drie elementen, aanzetten tot langer werken, aanzetten tot langer in dienst houden en het overstappen op een systeem van levensloopbanen gaan we niet realiseren door de brugpensioenen af te schaffen of door een andere spectaculaire maatregel die er enkel voor zorgt dat de noord-zuid-as het aantal betogers niet meer kan slikken. Zo'n ruwe en ongenuanceerde maatregel dreigt in tegendeel contraproductief te werken. In plaats daarvan willen we een evenwichtig pakket van maatregelen uitwerken. De 30 voorstellen uit de beleidsverklaring zullen daartoe dienen als basis.

Ik ben ervan overtuigd dat we er met dit pakket voor zorgen dat oudere werknemers in de toekomst meer kansen zullen hebben om te werken, vrijer zullen kunnen kiezen wanneer ze op pensioen willen gaan en veel minder dan vandaag gediscrimineerd zullen worden op basis van hun leeftijd. Het komt er nu op aan in de conferentie rond die dertig voorstellen met de sociale partners een consensus uit te werken.

De derde en laatste hervorming die ik vandaag wil aanhalen is die van de vennootschapsbelasting. Op de laatste ministerraad van vorig jaar bereikten we een principieel akkoord over wat professor Vuchelen in een krant een revolutionaire hervorming van de vennootschapsbelasting noemde. Nochtans is er relatief weinig aandacht aan besteed in de media. Daarom wil ik dit graag nog eens verduidelijken met de educatieve uitleg van de hoogleraar zelf:

«Een bedrijfsleider heeft er vandaag alle belang bij om zijn onderneming te financieren met geleend geld, eerder dan met eigen vermogen. De betaalde interesten op de lening zijn immers aftrekbaar van de winst. Dividenden worden daarentegen betaald uit de netto winst, dat is nadat de vennootschapsbelasting werd betaald. Die voorkeur om te investeren met geleend vermogen verklaart waarom bedrijven relatief veel schulden hebben. Dit maakt hen evenwel kwetsbaar voor stijgingen van de rentevoeten. Het leidt er ook toe dat vele bedrijfsleiders minder persoonlijk geëngageerd zijn in hun eigen bedrijf. Dankzij de voorgestelde hervorming zal een basisvergoeding van het eigen vermogen fiscaal op dezelfde wijze worden behandeld als het vreemde vermogen.» Tot daar professor Vuchelen.

Dames en heren,

U merkt het, 2005 wordt dus zonder twijfel een jaar van belangrijke beslissingen. Het wordt ook het jaar om onze opvallende groei te consolideren. Daarvoor zijn niet de maatregelen van de regering, maar wel innovatie, management en ondernemerschap doorslaggevend. Ik reken hiervoor op elk van u.

Ik dank u.