Vereniging van Effectenbezitters
Groot onderzoek naar wanbeleid Ahold
Persbericht | 06-01-2005
De Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam heeft vanochtend
het door de VEB ingediende enquêteverzoek naar de gang van zaken bij
Ahold toegewezen. De ondernemingskamer is van oordeel dat op
belangrijke punten gegronde redenen bestaan om aan een juist beleid te
twijfelen. Het enquêteverzoek werd ingediend op 12 februari 2004 en de
zitting vond plaats op 17 juni 2004. De VEB is verheugd over de
toewijzing van het verzoek, waardoor nu eindelijk diepgaand onderzoek
kan plaatsvinden door onafhankelijke - door de Ondernemingskamer
aangewezen - deskundigen.
Dit onderzoek zal aan het licht kunnen brengen wat zich precies bij
Ahold heeft afgespeeld en welke personen en instanties betrokken waren
en/of verantwoordelijkheid dragen voor de dramatische val van het
supermarktconcern. Ahold heeft als gevolg daarvan de omzetten in de
jaren 2000-2002 (3 kwartalen) met 40 miljard neerwaarts moeten
bijstellen en de winst met 970 miljoen euro. Het verlies aan
beurswaarde valt te becijferen op 23 miljard euro.
Hoogste onderzoeksbudget ooit
De Ondernemingskamer heeft aangegeven dat het onderzoek plaats dient
te hebben over de periode 1 januari 1998 tot en met 13 december 2003.
Er zullen drie onderzoekers worden benoemd. De kosten van het
onderzoek mogen maximaal 250.000 euro bedragen. Dit is het hoogste
bedrag dat ooit voor een onderzoek is vastgesteld en bijvoorbeeld meer
dan viermaal het budget van de onderzoekers in de Unilever procedure.
Onderzoek naar onterechte consolidatie van onder meer ICA
De VEB is bijzonder tevreden met de toewijzing en de motivering door
de Ondernemingskamer. De onderzoekers zullen onderzoek doen naar de
twee belangrijkste oorzaken van het Ahold-drama: de onterechte
consolidatie van het Scandinavische ICA en de fraude bij US
Foodservice. Ten aanzien van de onterechte consolidatie vraagt de
Ondernemingskamer zich af in hoeverre bestuurders en mogelijk ook
commissarissen zich bewust waren of hadden moeten zijn van de
consolidatieproblematiek. Bestuurder Andreae en commissaris Fahlin
waren immers al in mei 2000 op de hoogte van de sideletters.
Onderzoek naar fraude met leverancierskortingen (US Foodservice)
Het onderzoek dient ook de fraude met leverancierskortingen bij US
Foodservice te beslaan. Volgens de Ondernemingskamer is de vraag wat
er gebeurd is met het alarmerende memo hierover van USF-CFO Smith, of
dit bericht aan de orde is geweest in de RvC of de auditcommittee, of
voldoende is gedaan om de fraudegevoeligheid van de controlesystemen
te verkleinen en of Ahold niet veel eerder op een (handmatig)
controlesysteem had moeten overgaan.
Aanvullend: Overname van US Foodservice en toezicht op
werkmaatschappijen
Naast onderzoek van de twee belangrijkste oorzaken van het Ahold drama
(consolidatie en fraude USF), acht de Ondernemingskamer het van belang
dat twee andere kwesties worden onderzocht. De eerste betreft de
zorgvuldigheid waarmee Ahold het due diligence onderzoek heeft gedaan
ten tijde van de overname van US Foodservice. De Ondernemingskamer
gaat ervan uit dat in het kader van het boekenonderzoek geen
leverancierscontracten door Ahold zijn ingezien. Dit zou naar het
oordeel van de VEB zeer onzorgvuldig zijn.
Een tweede belangrijke aanvullende kwestie betreft de controle op de
werkmaatschappijen. De Ondernemingskamer signaleert dat het grootste
deel van de punten bij interne controle (278) betrekking heeft op
werkmaatschappijen (259) en hetzelfde geldt voor de boekhoudkundige
punten (437 van de 470 punten). Bovendien is Ahold onstuimig gegroeid,
tussen 1988 en 2002 verzevenvoudigde de omzet, en tussen 1998 en 2002
was zelfs sprake van een explosieve groei. In die periode werd 10,5
miljard euro aan acquisities besteed. De Ondernemingskamer heeft
gegronde redenen om "te twijfelen aan een juist beleid van Ahold op
het vlak van het toezicht op haar werkmaatschappijen, voor zover
betrekking hebbend op de inrichting en werking van de interne controle
van de werkmaatschappijen en de rapportering daarover aan Ahold.
Op enkele punten heeft de Ondernemingskamer de visie van de VEB niet
gevolgd. Dat betreft onder meer de gang van zaken tijdens de AVA van 4
september 2003, de omgang met bonussen en de beloning van Moberg. De
Ondernemingskamer stelt dat de aangegeven punten niet (voldoende) zijn
om te twijfelen aan een juist beleid. De VEB merkt hierover op dat een
belangrijk deel van de bezwaren destijds niet was vastgelegd.
Inmiddels is dat wel het geval. In de Code Tabaksblat (9 december
2003) is een aantal bepalingen opgenomen dat direct van toepassing is
op Ahold, zoals de bekendmaking van de beloning voorafgaand aan de
benoeming, vertrekregelingen, gedrag van het administratiekantoor en
de bindende voordracht.
Een deel van de bezwaren van Ahold tegen een enquêteonderzoek is door
de Ondernemingskamer van tafel geveegd. Dit betreft het Ahold argument
dat het concern herstelmaatregelen heeft genomen - dit neemt de
twijfels over het verleden niet weg - en het feit dat reeds vele
onderzoeken naar Ahold liepen. "Zoals verzoekers terecht hebben
betoogd, maken die onderzoeken het door hen verzochte onderzoek
geenszins overbodig". De onderzoeken kennen een ander karakter.
Euronext onderzocht alleen overtreding van artikel 28H van het
Fondsenreglement en het OM hanteert louter het strafrechtelijk
toetsingskader. Bovendien worden de resultaten van de onderzoeken
slechts zeer gedeeltelijk aan derden ter beschikking gesteld.
Bekijk hier de gehele uitspraak
Vereniging van Effectenbezitters
VEB directeur Peter Paul de Vries in een eerste reactie:
"Dit is een klinkende overwinning voor aandeelhouders. Tot gisteren
ging Ahold er nog van uit dat het enquêteverzoek niet zou worden
toegewezen. De druk die Ahold op de VEB heeft uitgeoefend - van het
agenderen van de VEB-actie tot advertenties om de acties te staken -
heeft niet gewerkt. Ook de rechter is van mening dat een onderzoek
naar de achtergronden van de grootste beursfraude in de Nederlandse
geschiedenis niet achterwege mag blijven
Meer over de Ahold actie
Zie het origineel
---