Ingezonden persbericht
Persbericht, 6 januari 2005
Besmettingsgevaar na ramp overschat
Na de ramp door de tsunami waarschuwden gezondheidsinstanties
voor levensbedreigende epidemieën als gevolg van het hoge aantal
doden. Volgens de populair-wetenschappelijke website Kennislink
(www.kennislink.nl) is deze angst overbodig. Een hoop leed bij de
nabestaanden zou juist kunnen zijn bespaard als zij op een waardiger
manier afscheid hadden nemen van hun doden.
door Ilja van Dam
Tweede Kerstdag 2004 vond één van de grootste rampen in de
afgelopen 50 jaar plaats. Een zeebeving voor de kust van Sumatra
veroorzaakte een vloedgolf (tsunami) die tot op heden al méér dan
140.000 doden heeft veroorzaakt in Zuidoost-Azie en Oost-Afrika.
Het gevaar is echter nog niet geweken. Volgens diverse wereld-
gezondheidsinstanties is met een dergelijk hoog dodental de kans
op het uitbreken van allerlei levensbedreigende epidemieën reëel
aanwezig. Het is volgens hen dan ook zaak dat de lichamen zo snel
mogelijk geborgen worden.
Voorbarige maatregelen
Oliver Morgan, onderzoeker aan de London School of Hygiene
and Tropical Medicine, vindt deze angst voor epidemische uitbraken
echter veel te voorbarig. Het idee dat lijken bij grootschalige rampen
de veroorzakers van allerlei epidemische uitbraken zouden zijn wordt
meer ingegeven door onze eigen 'ingebakken' angst voor de dood,
dan vanuit enig wetenschappelijk bewijs.
Sterker nog: in de misplaatste haast om ons zo snel mogelijk van de
lijken te ontdoen, zouden we weleens totaal verkeerde beslissingen
kunnen nemen die uiteindelijk een nog veel groter gezondheidsrisico
met zich meenemen. Daarnaast zou ook een hoop nationaal leed
bespaard kunnen blijven wanneer de nabestaanden de gelegenheid
zouden krijgen om op een waardige manier afscheid van hun verloren
familieleden of vrienden te kunnen nemen. Morgan komt tot deze
conclusies na uitvoerig onderzoek naar de besmettingsrisico's van
stoffelijke overschotten na grootschalige natuurrampen.
Vrij logisch...
Wanneer je er nuchter naar kijkt is Morgan's redenering eigenlijk
vrij logisch. De meeste slachtoffers van natuurrampen zijn immers
door de directe gevolgen van de ramp om het leven gekomen en niet
door ziekte. Je mag er dan ook vanuit gaan dat het slachtoffer tijdens
zijn overlijden net zo gezond was als de rest van de bevolking vóór
de ramp en veel zieker zal het slachtoffer na zijn dood niet meer zijn
geworden. Bovendien kunnen eventuele ziektekiemen die al in het
slachtoffer aanwezig waren vóór zijn tragisch overlijden niet lang
overleven in een dood lichaam. Het is dan ook veel waarschijnlijker
dat een eventueel besmettingsgevaar eerder wordt veroorzaakt
door de overlevenden dan de overledenen.
Eenvoudige voorzorgsmaatregelen
De enige personen die min of meer een 'gezondheidsrisico' lopen
zijn de reddingswerkers en de medewerkers van het Rampen
Identificatie Team (RIT), maar dat risico is bij het bergen van de
stoffelijke overschotten zeker niet groter dan bij het verlenen van
medische zorg aan de overlevenden. Zelfs voor tuberculosebesmetting,
het grootste gevaar bij dergelijke bergingswerkzaamheden, hebben
zij minder te vrezen dan de gemiddelde mortuariummedewerker
omdat deze veel meer en vaker met stoffelijke overschotten te maken
heeft.
Standaard hygiënische voorzorgsmaatregelen, zoals het dragen van
handschoenen, zou al meer dan voldoende moeten zijn. Het gebruik
van speciale 'biohazard'-pakken en desinfectie van de stoffelijke
overschotten is dan ook volstrekt overbodig. De gebruikelijke procedure
waarbij men de stoffelijke overschotten zo snel mogelijk cremeert of
begraaft in anonieme massagraven zou uiteindelijk zelfs meer slecht dan
goed doen. Na een natuurramp van dergelijke schaal hebben overlevenden
en nabestaanden immers al meer dan genoeg te verwerken en moet
alles in het werk gesteld worden om het leed van de nasleep zoveel
mogelijk te beperken.
Bron:
Morgan O. 'Infectious disease risks from dead bodies following natural
disasters.' , Rev Panam Salud Publica. 2004;15(5):307-12
+ + +