hulpverlening na aardbeving/humanitaire hulp Zuid-Azië
Kamerbrief inzake hulpverlening na aardbeving/humanitaire hulp
Zuid-Azië
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Mensenrechten en Vredesopbouw
Afdeling Humanitaire Hulp
Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag
Nederland
Datum
6 januari 2005
Auteur
Brecht Paardekooper
Kenmerk
DMV/HH 010/04
Telefoon
070 348 6396
Blad
1/8
Fax
070 348 4486
Bijlage(n)
-
brecht.paardekooper@minbuza.nl
Betreft
Hulpverlening na aardbeving/ humanitaire hulp Zuid-Azië
www.minbuza.nl
C.c.
Graag berichten wij u over de beleidslijn van de Nederlandse regering
alsmede de EU met betrekking tot de hulpverlening aan de slachtoffers
van de recente vloedgolf in Azië. Voor de goede orde dient dat u
binnenkort een brief toegaat over de consulaire bijstand aan
Nederlanders in het getroffen gebied. Een verslag van de ASEAN Tsunami
Conferentie van 6 januari te Jakarta, de buitengewone RAZEB van 7
januari te Brussel en de donorconferentie te Genève van 11 januari
a.s, alsmede een nadere indicatie van door Nederland in te zetten
middelen voor wederopbouw, zal u naar verwachting in de loop van de
komende week toegaan.
Op Tweede Kerstdag, zondag 26 december jl. vond een aardbeving plaats
in de Indische Oceaan met een kracht van 8.9 op de schaal van Richter.
Deze uitzonderlijk krachtige beving bracht enorme vloedgolven teweeg
die de kuststreken van diverse landen in Zuid Oost Azië en Oost Afrika
overspoeld hebben.
De internationale gemeenschap ziet zich gesteld voor één van de
grootste humanitaire operaties in de geschiedenis. De zwaarst
getroffen landen zijn Indonesië, Sri Lanka, Thailand, India en
Malediven. Direct na de ramp heeft de VN 5 UNDAC-teams naar de
verschillende rampgebieden gestuurd om noden te inventariseren en
lokale autoriteiten te ondersteunen bij de coördinatie van de
hulpverlening. Met dat doel heeft ook het Internationale Rode Kruis
direct missies uitgestuurd. Op basis van de verkenningsrapportages
ontstaat geleidelijk een duidelijker beeld over de specifieke noden,
met name op het terrein van onderdak, schoon water, voedsel en
medicijnen, ook al is het nog steeds niet mogelijk geweest om de volle
omvang van de ramp in kaart te brengen. Op 6 januari 2005 zal de VN de
internationale donorgemeenschap een definitief appeal presenteren.
Indonesië
Indonesië, met name Atjeh, is het zwaarst getroffen door de aardbeving
en daaropvolgende vloedgolf. De laatste cijfers van de VN (van 4
januari 2005) spreken van meer dan 94.000 doden en 108.000 ontheemden.
Deze aantallen zullen de komende tijd nog oplopen. Toegang tot de
getroffen gebieden is problematisch omdat veel infrastructuur is
vernietigd. Ook medische- en communicatievoorzieningen zijn goeddeels
verwoest.
De hulpverlening verloopt voornamelijk via de vliegvelden van Banda
Atjeh en Medan. Transport van hulpgoederen het land in verloopt nog
moeizaam. Er bestaan met name grote noden op het terrein van medische
diensten, drinkwater en sanitaire voorzieningen, voedsel, onderdak,
kleding en logistieke ondersteuning. Als gevolg van de gespannen
politieke situatie in het gebied voorafgaand aan de ramp en de enorme
verwoestingen was toegang tot de getroffen gebieden, evenals
coördinatie van de hulpverlening, aanvankelijk een probleem. Eén en
ander verloopt nu beter. De autoriteiten van Maleisië en Singapore
hebben vliegvelden ter beschikking gesteld om humanitaire vracht over
te laden op kleinere toestellen die in Banda Atjeh en Medan kunnen
landen.
Sri Lanka
Op Sri Lanka spreken de laatste cijfers (4 januari) van 30.186 doden
gevallen, terwijl er nog 5.540 personen worden vermist en 805.978
personen ontheemd geraakt zijn. Met name de vier zuidelijke
kustdistricten zijn getroffen. Over het algemeen genomen is de
infrastructuur -dat wil zeggen: de hoofdwegen- nog redelijk intact.
Verdere overstromingen, veroorzaakt door hevige regenval, belemmeren
de hulpverlening en verergeren de slechte sanitaire omstandigheden
waarin de ontheemden leven.
Water en sanitaire voorzieningen zijn nu de eerste zorg om een
uitbraak van epidemieën te voorkomen. Van voedseltekorten is (nog)
geen sprake omdat de lokale bevolking in grote getale bijspringt. Er
zijn reeds diverse kampen opgezet voor ontheemden, maar op ad-hoc
basis en zonder al te veel structuur. Verschillende buitenlandse
donoren hebben hun twijfel uitgesproken over de absorptiecapaciteit
omdat de regering met name de lokale coördinatie nog niet goed in de
hand lijkt te hebben.
Thailand
De regering heeft het aantal doden op 4 januari vastgesteld op 5.046
en vermisten op 3.810. De nadruk ligt op dit moment nog op het bergen
en identificeren van lichamen. Ondanks de aanwezigheid van een aantal
forensische teams zal dit vermoedelijk nog maanden vergen. Thailand
zal geen internationale hulp vragen behalve forensische experts. De
belangrijkste hulpverleningskanalen functioneren goed. Medische
voorzieningen zijn intact, evenals fysieke infrastructuur. Het grote
aantal buitenlandse slachtoffers vormt een additionele belasting voor
de Thaise autoriteiten en instellingen.
India
India kondigde aan geen behoefte te hebben aan buitenlandse hulp; het
land beschikt zelf over voldoende middelen. Het land zet bovendien
zelf een hulpoperatie op ten behoeve van Sri Lanka en de Malediven.
Het dodental wordt er inmiddels geschat op 15.160, maar zal naar
verwachting nog verder oplopen omdat de toestand op de zeer zwaar
getroffen Andaman- en Nicobar eilanden nog niet helemaal
geïnventariseerd is. Tot dusver zijn 7.793 doden geteld in Tamil Nadu
en 5.681 op de Andaman- en Nicobar eilanden.
Malediven
Ook de Malediven zijn getroffen. Het dodental ligt op 81; het aantal
direct getroffenen op 13.311 maar van de gehele bevolking in meer of
mindere mate de bestaanszekerheid aangetast. De hulpverlening is goed
op gang gekomen. Het feit dat de Malediven uit meer dan 200 eilanden
bestaan, zorgt voor exceptionele logistieke problemen.
Overige landen
De overige landen, getroffen door de vloedgolf, zijn; Myanmar,
Somalië, Maleisië, Tanzania, Bangladesh, Seychellen en Kenia.
Hieronder treft u een beknopt overzicht van het aantal slachtoffers
aan (cijfers VN, 4 januari):
Land
Doden
getroffenen
Somalië
142 doden
15.000-30.000 getroffenen
Myanmar
60 doden
30.000 getroffenen
Maleisië
66 doden
8.100 vermisten en ontheemden
Tanzania
10 doden
-
Bangladesh
2 doden
-
Seychellen
1 dode
-
Kenia
1 dode
-
Afgaand op de laatste bevindingen van de VN- en IFRC/ICRC-missies
lijken de VN organisaties, de Rode Kruis Verenigingen en
gespecialiseerde internationale en lokale NGO's de humanitaire
operaties in deze landen goed op gang gebracht te hebben. Vooralsnog
geven de VN-rapportages aan dat deze organisaties de situatie
aankunnen en dat er op de heel korte termijn nog geen behoefte is aan
additionele hulp. Voor wat betreft Somalië is de rapportage echter nog
niet compleet.
2 Nederlandse humanitaire inspanningen
Nederland heeft direct na het uitbreken van de ramp gereageerd door
financiële en materiële middelen ter beschikking te stellen. Deze
middelen zijn ingezet na intensief overleg met de VN (OCHA), de
Europese Commissie, de Europese lidstaten en de Nederlandse ambassades
ter plaatse.
2.1. Financiële inspanningen
De totale humanitaire bijdrage van de Nederlandse regering omvat
momenteel EUR 29 mln. Naar verwachting zal dit bedrag de komende tijd
verder stijgen. De meeste fondsen zijn bestemd voor Indonesië en Sri
Lanka, aangezien de humanitaire noden daar het hoogst zijn.
Direct na de ramp is EUR 2,1 mln. toegekend aan de Internationale
Federatie van het Rode Kruis (IFRC) ter leniging van de eerste
humanitaire noden, zoals voedsel, waterzuivering, kleding en
medicijnen. Met deze bijdrage zijn onder meer twee toestellen van
Defensie met zendingen van het Rode Kruis vanuit respectievelijk
Luxemburg en Pakistan vertrokken naar Colombo, Sri Lanka. Met de
resterende gelden worden extra tenten aangeschaft en vanuit Pakistan
ingevlogen naar Atjeh.
Daarnaast is een startbijdrage toegezegd van EUR 5 miljoen aan giro
555 van de Samenwerkende Hulporganisaties Nederland (SHO) voor hulp
aan de slachtoffers van de aardbeving in alle getroffen landen.
Twintig miljoen euro is beschikbaar gesteld aan de VN, waarvan EUR 13
mln. voor Indonesië en EUR 7 mln. voor Sri Lanka. Door in een
vroegtijdig stadium een omvangrijke en flexibel inzetbare bijdrage
beschikbaar te stellen, heeft Nederland de VN ter plaatste in staat
gesteld direct over financiële middelen te beschikken om prioritaire
programma's zonder vertraging uit te kunnen voeren.
Behalve via multilaterale kanalen zullen humanitaire fondsen worden
ingezet via NGO's. Tot op heden is een regionaal programma van `Save
the Children' gefinancierd voor een bedrag van EUR 1,9 mln. De komende
weken zullen diverse binnengekomen voorstellen van NGO's beoordeeld
worden.
2.2. Inspanningen van het publiek
De Nederlandse samenleving toont zich overweldigend solidair.
Inmiddels is EUR 54 mln. bijgedragen; op 6 januari vindt een grote
televisieactie plaats. Er zijn zeer veel activiteiten gaande, ook in
het bedrijfsleven. Particuliere initiatieven om naar de regio te gaan
of goederen te sturen, hoe hartverwarmend ook, lopen het risico op dit
moment teveel op de beperkt beschikbare lokale capaciteit in de
getroffen landen te drukken, en zouden om die reden beter gericht
kunnen worden op de wederopbouwfase.
2.3. Materiële ondersteuning
Naast financiële middelen heeft de Nederlandse regering personele en
materiële inspanningen geleverd. Zoals is vastgelegd in onder meer het
Subsidiebeleidskader voor noodhulp en gepubliceerd in de Staatscourant
van februari 2004, gaat de Nederlandse regering hierbij vraaggericht
te werk. Gegeven de logistieke realiteit worden alleen mensen en
middelen met een duidelijke toegevoegde naar de regio gestuurd; teams
moeten bovendien zelfvoorzienend zijn.
* Op verzoek wordt momenteel een KDC-10 van de Koninklijke
Luchtmacht ingezet om ten behoeve van het Nederlandse Rode Kruis
hulpgoederen (medicijnen, dekens, tenten, beddenlakens, keukensets
etc.) over te brengen naar de getroffen regio's in Noord Sumatra
en Sri Lanka. Nederland heeft aan Estland en Luxemburg aangeboden
om van deze transportmogelijkheid gebruik te maken. In dat kader
wordt met deze vlucht een veldhospitaal en een medisch team uit
Estland vervoerd naar Noord-Sumatra. Luxemburg heeft van Belgische
capaciteit gebruik gemaakt.
* Ook financiert Nederland het luchttransport van een basiskamp voor
hulpverleners in Atjeh. Dit geschiedt in samenwerking met
Noorwegen, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken via een
samenwerkingsverband voor technische en logistieke steun aan de
VN (het `International Humanitarian Partnership', IHP geheten).
* Gegeven de aard van de ramp is het `Urban Search and Rescue Team'
(USAR.NL), dat is opgericht op 1 januari 2004, niet ingezet.
Hiertoe was overigens ook geen VN-verzoek ontvangen.
* Op verzoek van de Nederlandse ambassade in Colombo zijn 8000
lijkenzakken gestuurd naar Sri Lanka.
* Momenteel wordt er geïnventariseerd of het zinvol is om in de
regio Nederlandse luchtverkeersleiders in te zetten om de
inkomende hulpvluchten te begeleiden.
3 Nederlandse inspanningen ten aanzien van wederopbouw
Het is nog te vroeg om in concrete termen te spreken over inspanningen
op het terrein van wederopbouw. Vooralsnog gaat immers alle aandacht
uit naar het lenigen van de humanitaire noden. Wel worden lokaal
verkenningen uitgevoerd. Er wordt momenteel gewerkt aan een eerste
plan van aanpak ten aanzien van wederopbouw dat zal worden aangevuld
met bevindingen van de komende conferenties.
Het Office for Co-ordination of Humanitarian Affairs (OCHA) heeft
aangegeven dat noodhulpbijdragen in het kader van het deze week
verschijnende VN-appeal tevens ingezet zullen kunnen worden voor
rehabilitatieactiviteiten, zoals het herstellen van wegen, bruggen en
gebouwen. Naar alle waarschijnlijkheid zal dit ook het eerste appeal
worden in de geschiedenis van de VN waarvoor voldoende fondsen door de
internationale gemeenschap ter beschikking worden gesteld.
Tot op heden is wereldwijd $ 2 miljard voor de humanitaire
hulpverlening toegezegd. Hiervan is ruim $ 1.5 miljard terug te vinden
als bijdragen in het Financial Tracking System (FTS) van de Verenigde
Naties. De grootste donoren per 4 januari volgens het FTS zijn:
Japan $ 500 miljoen
Verenigde Staten $ 350 miljoen
Europese Unie (lidstaten en Europese Commissie) EUR 306 miljoen
Canada $ 63 miljoen
Australië $ 46 miljoen
Saudi-Arabië $ 10 miljoen
Qatar $ 10 miljoen
Binnen de Europese Unie zijn de grootste donoren:
Verenigd Koninkrijk EUR 70 miljoen
Zweden EUR 59 miljoen
Europese Commissie EUR 23 miljoen
Nederland EUR 22 miljoen
Duitsland EUR 20 miljoen
Ter vermijding van misverstanden: de Nederlandse de facto bijdrage is
inmiddels EUR 29 miljoen: EUR 5 mln is toegezegd aan de Samenwerkende
Hulporganisaties (SHO) en eenvoorstel van Save the Children (StC) ten
bedrage van EUR 2 mln is gehonoreerd. De totale toezeggingen door de
EU lidstaten en de Europese Commissie staan inmiddels op EUR 448
miljoen (per 4-1-2005).
Naast humanitaire fondsen kunnen reguliere Nederlandse OS fondsen en
de gedelegeerde fondsen van de ambassades ingezet worden voor
wederopbouw in de getroffen landen. Inmiddels worden ook al bedragen
toegezegd die specifiek voor wederopbouw bedoeld zijn. In dat kader
heeft Duitsland inmiddels EUR 500 miljoen toegezegd. Het al dan niet
kwijtschelden van schulden of instellen van een moratorium op de
schuldendienst is -ook internationaal- in beraad. U zult hier in een
volgende brief over worden geïnformeerd.
4 Internationale coördinatie
4.1. Coördinatie op VN niveau OCHA
De algehele coördinatie van de internationale humanitaire inspanningen
ten behoeve van de slachtoffers van de ramp is in handen van het
Office for Co-ordination of Humanitarian Affairs (OCHA). De
inspanningen van OCHA ondersteunen de nationale overheden van de
getroffen landen. Nederland is een warm pleitbezorger van een centrale
rol voor de Verenigde Naties in humanitaire hulpverlening. Tot op
heden vervult OCHA deze coördinerende rol goed, gegeven de omvang van
de ramp en de zeer moeilijke omstandigheden. Het is een goede
ontwikkeling dat ook andere landen de centrale rol van de VN in de
coördinatie van de hulpverlening aanvaarden. Ook de Tsunami Core
Group, een kort na de ramp ontplooid informeel initiatief op
tijdelijke basis, heeft aan coördinatie van de hulp bijgedragen. De
groep, waarvan de VN, vertegenwoordigd door OCHA, de VS, Japan,
Australië, Canada, India en Nederland deel hebben uitgemaakt, heeft
enige tijd gefunctioneerd als extra ondersteuning van de VN in de
moeilijke eerste periode.
4.2. Coördinatie op Europees niveau
Onder Nederlands voorzitterschap werd in oktober 2004 tussen de
Europese Commissie en OCHA formeel overeenstemming bereikt over
samenwerking bij rampenbestrijding in derde landen, buiten de EU.
Daarbij geldt dat de EU de leidende rol van de VN als hulpcoördinator
aanvaardt en op basis van het principe van toegevoegde waarde
EU-middelen aan VN-structuren zal toevoegen. Ook heeft de EU de
VN-richtlijnen voor de inzet van militaire middelen bij
rampenbestrijding aanvaard.
Nederland heeft dagelijks contact onderhouden met OCHA en het EU
Monitoring and Information Centre, waaraan de lidstaten informatie
verstrekken over hun materiële en personele inspanningen. Als
EU-voorzitter heeft Nederland in de eerste week na de catastrofe de
EU-coördinatie verzorgd. Europese landen droegen specialisten bij aan
de vijf uitgezonden UNDAC-teams. Logistieke ondersteuning,
bijvoorbeeld de inrichting van een basiskamp voor hulpverlening in
Bandah Atjeh, kwam voort uit samenwerking tussen een aantal Europese
landen. Ook genereerde de Europese Commissie en de lidstaten in de
eerste 48 uur na de ramp een hulpstroom ter waarde van ca EUR 50 mln.
Nederland zal de komende tijd op verzoek van het nieuwe
EU-voorzitterschap Luxemburg een ondersteunende rol blijven spelen.
Dit betreft coördinatie en informatiemanagement op lokaal niveau door
de Nederlandse Ambassades in de getroffen landen.
Gezien de grote logistieke problemen in het gebied is op verzoek van
de VN in EU-verband een inventarisatie gemaakt van de militaire
middelen van de EU lidstaten die in de regio aanwezig zijn en die op
korte termijn kunnen worden ingezet ten behoeve van VN-inzet voor
humanitaire hulpverlening. Met het oog op de snelheid bieden lidstaten
waar mogelijk hun militaire middelen rechtstreeks aan de coördinerende
autoriteiten aan. Daartoe heeft OCHA in Bangkok een civiel-militair
operatiecentrum ingericht, waarin liaisons van de verschillende
krijgsmachten samen met de VN sturing geven aan de logistieke
inspanningen in de regio.
4.3. Nationale coördinatie
Ook op nationaal niveau vindt er coördinatie plaats. Zo is er
regelmatig interdepartementaal overleg met o.a. de Ministeries van
Defensie, Binnenlandse Zaken, Verkeer & Waterstaat en Volksgezondheid,
Welzijn en Sport. Naast dit forum is er intensief contact met het
Ministerie van Defensie teneinde te inventariseren welke militaire
middelen kunnen worden ingezet ten behoeve van de hulpverlening.
Daarbij is onder meer overwogen om schepen van de Koninklijke Marine
in te zetten ten behoeve van de noodhulpverlening in Atjeh. Op advies
van de VN en de Indonesische regering is hier vooralsnog echter van af
gezien.
De coördinatie van de hulpverlening ligt binnen het ministerie bij de
afdeling Humanitaire Hulp die daarbij ondersteuning heeft gekregen van
andere onderdelen van het ministerie.
De Minister van Buitenlandse Zaken, De Minister voor
Ontwikkelingssamenwerking,
Dr. B.R. Bot A.M.A. van
Ardenne-van der Hoeven
Ministerie van Buitenlandse Zaken