Ministerie van Buitenlandse Zaken

consulaire bijstand aan Nederlanders na zeebeving in Azië

Kamerbrief inzake consulaire bijstand aan Nederlanders na zeebeving in Azië

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4
Den Haag

Directie Consulaire Zaken, Afdeling Consulair-Maatschappelijke Zaken Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag

Datum

6 januari 2005

Behandeld

mr. M.N. Neuerburg

Kenmerk

DCZ/CM-ln

Telefoon

070 - 348 47 70

Blad


1/5

Fax

070 - 348 69 82

Bijlage(n)

lisette.neuerburg@minbuza.nl

Betreft

Consulaire bijstand aan Nederlanders na zeebeving in Azië

Zoals bekend werden op 26 december 2004 grote delen van Azië getroffen door een zeebeving waardoor een noodsituatie van ongekende omvang is ontstaan. De zwaarst getroffen landen zijn Indonesië, Sri Lanka, Thailand en India. In mindere mate getroffen zijn de Malediven, Maleisië, Birma, Bangladesh en Somalië.

Naast verstrekking van noodhulp aan de slachtoffers van de vloedgolf waarover u separaat een brief is toegegaan, raakt deze gebeurtenis ook één van de andere kerntaken van het ministerie van Buitenlandse Zaken; het verlenen van consulaire bijstand ten behoeve van de Nederlanders die in het buitenland getroffen zijn door deze ramp. Met name in Thailand en Sri Lanka zijn grote aantallen Nederlandse toeristen getroffen.

Over de verlening van consulaire bijstand aan deze landgenoten door mijn departement en de betrokken ambassades wil ik u als volgt informeren.
Ten behoeve van het verlenen van consulaire bijstand aan Nederlandse slachtoffers in de getroffen regio heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken op 26 december binnen enkele uren na de zeebeving op het departement een crisisteam ingericht. Van 26 december 2004 tot 3 januari 2005 is een team van 25 tot 30 mensen in wisselende bezetting 24 uur per dag in ploegendienst werkzaam geweest om het hoofd te kunnen bieden aan de vele verzoeken om informatie gericht aan het departement en de ambassades in de regio. Het ministerie heeft voor het crisisteam het telefoonnummer 070 - 348 77 70 in gebruik genomen.

Het crisisteam van het ministerie heeft in de periode van 1 januari tot en met 3 januari 2005 versterking gekregen van vrijwilligers vanuit het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Daarnaast heeft het ministerie van Verkeer & Waterstaat vanaf 30 december 2004 een van zijn crisiscoördinatoren ter beschikking gesteld.

In deze periode zijn ruim 6000 telefoongesprekken gevoerd met familieleden en vrienden van Nederlanders in het rampgebied. Het crisisteam registreert alle beschikbare gegevens (uiterlijke kenmerken, contactgegevens familie etc.) over Nederlanders in het getroffen gebied in de daarvoor operationeel gemaakte crisis-database. Behalve het ministerie hebben ook de ambassades in de getroffen regio toegang tot deze database. In samenwerking met de ambassades worden deze meldingen onderzocht.

Op 27 december, nadat toestemming was verkregen van de Thaise autoriteiten, heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken het Korps landelijke politiediensten (KLPD) verzocht een Rampen Identificatie Team (RIT) beschikbaar te stellen om de lokale autoriteiten te assisteren bij de berging en identificatie van de Nederlandse en buitenlandse slachtoffers. Op 28 december is, op kosten van het ministerie van Buitenlandse Zaken, een team van 28 identificatiedeskundigen naar Bangkok afgereisd. Het RIT is op 29 december aangekomen in Bangkok en nog diezelfde dag doorgereisd naar Phuket. Het team is daar vervolgens op 30 december met zijn werkzaamheden begonnen. In de getroffen regio vindt ten minste één maal per dag overleg plaats tussen de aanwezige Disaster Victim Identification teams (DVI's) over de stand van zaken en voortgang van de werkzaamheden. De werkzaamheden van de DVI teams vinden plaats onder aansturing van de Thaise autoriteiten. Na toestemming van de Sri Lankaanse autoriteiten zijn zes identificatiedeskundigen van het RIT vanuit Phuket doorgereisd naar Colombo waar zij ook identificatiewerk verrichten.

Teneinde de communicatie zo goed mogelijk te laten verlopen, maakt één medewerker van het RIT deel uit van het crisisteam op het departement. Deze medewerker staat voordurend in contact met het hoofdkantoor van het RIT in Driebergen, de 22 Nederlandse identificatiedeskundigen in Phuket en zes identificatiedeskundigen in Colombo.

Direct na het vernemen van de ramp heeft de Nederlandse ambassade in Bangkok een steunpunt ingericht in Phuket, waar thans zes medewerkers werkzaam zijn. Daarnaast zijn extra steunpunten ingericht in Krabi, Pang-Nga en is er een permanente aanwezigheid op de luchthavens van Bangkok en Phuket. Deze worden bemand door Nederlandse en Thaise staf van de ambassade en vrijwilligers.

De medewerkers zorgen voor opvang van de slachtoffers en hun familieleden, en proberen Nederlanders te traceren in de getroffen regio. Daarnaast worden de gewonden in de ziekenhuizen bezocht door ambassademedewerkers en onderhouden de ambassades contacten met de Thaise autoriteiten, het RIT, de ANWB Alarmcentrale, reisorganisaties en het crisiscentrum op het departement.

In zijn hoedanigheid van voorzitter van de Europese Unie heeft Nederland de hulpverlening aan EU burgers in het getroffen gebied gecoördineerd. In dagelijkse telefonische conferenties vanuit Den Haag zijn urgente knelpunten besproken en is informatie uitgewisseld, met name over vervoerscapaciteit voor terugkeer van Europese toeristen en gewonden. De Nederlandse ambassades hebben in permanent overleg met de Europese ambassades de hulpverlening aan EU-burgers ter plekke gecoördineerd, om deze zo efficiënt mogelijk te laten verlopen. Hierbij wordt met name ook aandacht besteed aan consulaire hulpverlening aan burgers van EU-lidstaten die niet vertegenwoordigd zijn in de getroffen regio.

Op verzoek van Luxemburg dat op 1 januari 2005 het voorzitterschap van de Europese Unie heeft overgenomen, blijft Nederland voorlopig de hulpverlening van de EU-landen coördineren.

Een aantal van de Nederlandse gewonden die uit Thailand naar Nederland terug wilden keren, is in de vroege ochtend van 1 januari 2005 met een door de ANWB gecoördineerde vlucht en een door het ministerie van Defensie beschikbaar gestelde KDC-10 op vliegveld Eindhoven aangekomen. Met deze vlucht is tevens één andere EU-burger gerepatrieerd. Daarnaast zijn enkele Nederlandse gewonden in het kader van de EU-samenwerking door EU-partners gerepatrieerd. De Nederlandse gewonden die thans nog in de getroffen regio in het ziekenhuis verblijven, zullen zo snel mogelijk worden gerepatrieerd. Op dit moment wordt ervan uitgegaan dat voor deze repatriëringen geen extra apart vliegtuig hoeft te worden ingezet, maar dat hiervoor individuele regelingen kunnen worden getroffen.

Vanuit het departement zijn de Nederlandse ambassades in het gebied versterkt teneinde het hoofd te kunnen bieden aan de grote consulaire werklast. De ambassade in Bangkok is versterkt met acht extra medewerkers, van wie één traumapsycholoog. De ambassade Colombo is versterkt met vier extra medewerkers in Sri Lanka, van wie één traumapsycholoog.

Het zwaartepunt van de werkzaamheden van het crisisteam heeft zich na verloop van tijd verlegd van het aannemen van telefonische meldingen naar diepgaand onderzoek van vermissingen en onbekende verblijfplaatsen. De dienstverlening blijft onveranderd: het speciale telefoonnummer 070 - 348 77 70 blijft voorlopig gehandhaafd. Het crisisteam is vanaf 3 januari geherstructureerd om deze veranderde werkzaamheden goed te kunnen uitvoeren en heeft thans de vorm gekregen van een aparte task force onder directe verantwoordelijkheid van de Afdeling Consulair-Maatschappelijke Zaken. De organisatie van de werkzaamheden zal voortdurend worden aangepast om te blijven garanderen dat deze task force toegerust blijft op de omvang en de aard van de werkzaamheden; de optimale dienstverlening aan het publiek staat voorop.

Voor wat betreft de aantallen Nederlandse slachtoffers dient het volgende. Op 6 januari 2005 kan met droeve zekerheid worden gesteld dat zeven Nederlanders zijn omgekomen, zes in Thailand en één op Sri Lanka. De vrees is dat het dodental de komende tijd zal stijgen. De identificatie vergt echter steeds meer tijd. Over aantallen doden worden alleen mededelingen naar de media gedaan na positieve identificatie van het stoffelijk overschot en nadat de familie op de hoogte is gebracht. Dit is om redenen van zorgvuldigheid, bovendien wordt op deze wijze onzekerheid bij de familieleden van andere vermiste of mogelijk getroffen personen zoveel mogelijk weggenomen.

Er zijn ruim dertig Nederlanders van wie het ministerie van Buitenlandse Zaken bevestiging heeft ontvangen dat zij zich ten tijde van de ramp in het rampgebied bevonden en met wie na de ramp geen contact meer is geweest. Deze groep vermisten baart mij op dit moment grote zorgen.

Ten aanzien van meldingen over personen die mogelijkerwijs in het rampgebied verbleven en van wie sinds de tsunami niets meer is vernomen, hebben het crisisteam en de ambassades de afgelopen week actief contact opgenomen met familie en vrienden van deze Nederlanders om te bezien of zij al iets hebben gehoord. Velen reageerden op oproepen via de media om het Ministerie op de hoogte te stellen als zij nadere informatie hadden verkregen over deze mensen. Ook heeft het Ministerie informatie gecheckt bij reisorganisaties en andere instanties. Op 6 januari was over ongeveer 100 van deze mogelijke getroffenen nog steeds niets bekend. Het grootste deel van deze groep zou Thailand als bestemming hebben. Gevreesd moet worden dat een deel van deze groep tot de categorie vermisten zal gaan behoren.

Daarnaast vrees ik dat serieus rekening gehouden moet worden met de mogelijkheid dat van een aantal Nederlanders van wie niets meer is vernomen, uiteindelijk geen spoor meer zal worden gevonden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot