Antwoorden op kamervragen over over het registratiesysteem om
slachtoffers van calamiteiten of aanslagen te kunnen volge
Antwoorden op kamervragen over over het registratiesysteem om slachtoffers
van calamiteiten of aanslagen te kunnen volge
5 januari 2005
Vragen van de leden Externe link Koer Kaya (D66) en Externe link
Cornielje (VVD) aan de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het
registratiesysteem om slachtoffers van calamiteiten of aanslagen te
kunnen volgen.
---
1. Vraag
Hebt u kennisgenomen van het bericht `Systeem voor hulp van
slachtoffers bij rampen'? 1)
1. Antwoord
Ja.
2. Vraag
Is waar dat het Slachtoffer volgsysteem gebaseerd op een koppeling van
het trauma-informatiesysteem, dat landelijk gebruikt gaat worden, met
het Internet Registratie en Informatie Systeem (I-RIS) van het
Nederlandse Rode Kruis?
2. Antwoord
Er is op dit moment nog geen landelijk Slachtoffervolgsysteem. Dat zal
ook nog enige technische en bestuurlijke inspanning vergen om dat te
realiseren. Ik neem aan dat u met het traumainformatiesysteem doelt op
het landelijk in te voeren traumaregistratiesysteem. Het landelijk in
te voeren traumaregistratiesysteem is eerder dan het
slachtoffervolgsysteem ontwikkeld. In het UMC Utrecht is een begin
gemaakt met het ontwikkelen van een slachtoffervolgsysteem, dat is
gekoppeld aan het traumaregistratiesysteem in Utrecht. In de diverse
traumacentra worden verschillende methoden en systemen gebruikt, alle
op basis van de Major Trauma Outcome Study (MTOS+) dataset. Binnen de
regio Utrecht is vervolgens een koppeling gerealiseerd met Internet
Registratie en Informatie Systeem (I-RIS) van het Nederlandse Rode
Kruis. Deze methode lijkt te werken, maar is nog niet nationaal
beproefd. Hoewel voor de korte termijn de koppeling van de
traumaregistratie aan slachtoffervolgsystemen een goede oplossing kan
zijn om een deel (traumaslachtoffers) van de slachtoffers in beeld te
krijgen, is dit niet de toekomst. Vanuit het ministerie van VWS
concentreren wij ons nu op de invoering van het Burger Service Nummer
(BSN). Op basis hiervan ontstaat vervolgens een landelijk dekkende
infrastructuur voor het uitwisselen van gegevens van patiënten onder
niet-rampen omstandigheden. Hieraan zal vervolgens een
slachtoffervolgsysteem worden gekoppeld.
3. Vraag
Is waar dat de afgesproken minimale dataset waar consensus over
bestaat onder de medische professionals in de traumazorg, de zg. Mayor
Trauma Outcome Study (MTOS+) dataset, ook persoonsgegevens bevat als
verplicht te registreren data?
3. Antwoord
Ja, naam, adres en woonplaats, de zogenaamde NAW-gegevens die
geregistreerd worden zijn bekend in het systeem, deze worden echter
niet opgenomen in de landelijke database, deze is anoniem. In geval
van grootschalige ongevallen en rampen kunnen deze echter beschikbaar
worden gesteld. In de MTOS+ dataset wordt een patiënt vanafmoment van
opname tot moment van ontslag geregistreerd. In sommige ziekenhuizen
gebeurt dit direct vanaf opname en in andere ziekenhuizen gebeurt dit
achteraf. Voor het slachtoffervolg-systeem moet dit direct gebeuren en
daar kunnen op dit moment nog niet alle ziekenhuizen, waaronder ook
een beperkt aantal traumacentra, aan voldoen.
4. Vraag
Zijn deze persoonsgegevens uit de MTOS+ standaard in geval van een
calamiteit of aanslag van belang voor het slachtoffervolgsysteem?
4. Antwoord
Ja. Echter niet voor het simpele volgen, dat kan bv. ook met een
nummer. Maar volgen dient meerdere doelen. Een van deze doelen is het
matchen van niet geïdentificeerde slachtoffers (gewond of overleden)
aan vermisten (zoals bv. opgegeven via de verwantentelefoon van VWS).
De noodzaak van deze match is duidelijk geworden na Volendam. Het tot
stand brengen van deze match is overigens de wettelijke taak van het
openbaar bestuur binnen het proces Centraal Registratie en Informatie
Bureau (CRIB). Het openbaar bestuur zal zo spoedig mogelijk na de ramp
starten met het CRIB. Daarvoor zijn de NAW-gegevens nodig.
5. Vraag
Heeft het bestuur van de Landelijke Vereniging voor Traumacentra
(LVTC), in afwijking van de afgesproken MTOS+ standaard, besloten
voorlopig anoniem te gaan registreren?
5. Antwoord
De LVTC heeft als overkoepelend orgaan van de tien traumacentra
overeenstemming over de landelijke traumaregistratie. Er is ook
overeenstemming over wat geregistreerd wordt. Alle tien centra doen
dit op basis van de MTOS+ dataset. Hier is dus geen sprake van een
afwijking. Er wordt niet anoniem geregistreerd, maar de vastgelegde
NAW worden in een niet-ramp situatie niet aan de landelijke server
beschikbaar gesteld. Dat is voor het primaire doel van de registratie
(verbeteren kwaliteit van
zorg) ook niet nodig.
6. Vraag
Kan het Slachtoffer Volg Systeem uitsluitend gebruikt worden in
combinatie met de gebruikersinterface van het traumainformatiesysteem?
6. Antwoord
Er is, zoals gemeld, nog geen landelijk volgsysteem. Maar naar ik op
basis van de Utrechtse ervaring heb begrepen, hoeft het niet alleen te
werken met de gebruikersinterface van de traumaregistratie.
7. Vraag
Bent u bereid, gezien de aanbevelingen van de Inspectie voor de
Gezondheidszorg (IGZ) in 2001 naar aanleiding van de Volendamramp en
de recent verschenen Medische Evaluatie Ramp Volendam, maar ook gezien
de recent toegenomen terroristische dreiging, het bestuur van de LVTC
aan te sporen haast te maken met het registreren en vastleggen van de
volledige MTOS+ dataset, en met het besluit de invoering van het
slachtofferregistratiesysteem tot onderwerp van aanvullend beleid te
maken?
7. Antwoord
In overleg met de LVTC is besloten vorm te geven aan de eenduidige
landelijke traumaregistratie op basis van de MTOS+ set. Zij zullen NAW
gegevens registreren en deze in een niet-ramp situatie (en er dus geen
noodzaak is voor slachtoffervolgen) deze NAW gegevens niet naar een
landelijke server sturen. Gelet evenwel op de in mijn beleidsvisie
neergelegde opdracht die traumacentra hebben gekregen terzake van
grootschalige incidenten, zullen zij ervoor moeten zorgen dat na de
implementatie van het traumaregistratiesysteem het CRIB zijn
verantwoordelijkheid kan waarmaken. Ik zal er dan ook op aandringen
dat tijdens een ramp de dan beschikbare NAW gegevens via een
technische koppeling realtime beschikbaar komen ten behoeve van
slachtoffervolgen. De mate waarin dat kan, vraagt regionale
bestuurlijke bereidheid en besluitvorming in de relevante gremia om
tot de nodige bestuurlijke afspraken te komen, alsmede van de aldaar
aanwezige technische mogelijkheden.
8. Vraag
Is het waar dat het gebruikersinterface van het
trauma-informatiesysteem van ziekenhuizen in Nederland niet meer
vraagt dan een werkstation met een internet aansluiting op de Afdeling
Spoedeisende Hulp?
8. Antwoord
Neen, dit is een te eenvoudige voorstelling van zaken. Het «Utrechts»
systeem is bruikbaar maar koppelingen en ICT-aanpassingen blijven
nodig.
9. Vraag
Gaat u maatregelen treffen om de ziekenhuizen aan te sporen op korte
termijn over te gaan tot het gebruik van het slachtoffervolgsysteem
via de gebruikersinterface van het trauma- informatiesysteem? Zo ja,
welke?
9. Antwoord
De traumacentra zijn vanuit het perspectief van de rampenbestrijding
niet de verantwoordelijke partij om te komen tot een
slachtoffervolgsysteem. Daar ligt een ketenverantwoordelijkheid en die
verantwoordelijkheid ligt bij het openbaar bestuur, gekoppeld aan de
CRIB. Wil de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen deze
verantwoordelijkheid waar maken dan dient zij input te genereren uit
bestaande registratiesystemen.
1) NRC Handelsblad, 13 november jl.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties