Persbericht
PERS-2005-01
Den Haag, 3 januari 2005
Benzinewet naar Tweede Kamer
De Benzinewet met daarin regels voor het veilen van benzinestations langs rijkswegen is door minister Zalm van Financiën naar de Tweede Kamer gestuurd. Het wetsvoorstel is afgeleid van de convenanten die in 2000 en 2001 zijn gesloten tussen de Staat en de betrokken partijen op de benzinemarkt.
De locaties worden aan de hand van een veiling voor een periode van vijftien jaar in gebruik gegeven. De Staat ontvangt jaarlijks een vergoeding voor de huur. De huurder kan vervolgens zelf een overeenkomst met een exploitant sluiten. Deze overeenkomst eindigt automatisch wanneer de
huurovereenkomst tussen de huurder en de Staat eindigt.
Er is ook een overgangsregeling voor 'zittende partijen' in het wetsvoorstel opgenomen. Zittende vergunninghouders krijgen als compensatie voor de vrijwillige beëindiging van hun gebruiksovereenkomsten voor onbepaalde tijd, de opbrengst van de eerste veiling met betrekking tot de betreffende
locatie. Huidige exploitanten kunnen hun exploitatie van de locatie ondanks de veiling voortzetten tot 1 januari 2017 en in enkele gevallen zelfs tot 1 januari 2020.
Wegrestaurants konden tot 1 juni 2004 het perceel grond dat zij gebruiken veranderen in een locatie. Voor bepaalde wegrestaurants die hier geen gebruik van hebben gemaakt is in het voorstel een overgangsregeling opgenomen. Wie een wegrestaurant uitbaat op het moment dat de Benzinewet in werking
treedt, mag tot 1 januari 2023 het gebruikte perceel grond onder bepaalde voorwaarden gaan huren als locatie.
In het kader van het MDW-beleid (Marktwerking, Deregulering, Wetgevingskwaliteit) heeft de overheid de afgelopen jaren gewerkt aan maatregelen voor het vergroten van prijsconcurrentie en het creëren van kansen voor nieuwe toetreders op de benzinemarkt langs rijkswegen. Het nu ingediende voorstel
voor de Benzinewet vormt het sluitstuk van deze operatie.
Zie ook http://www.minfin.nl/BJZ04-1129.doc
Ministerie van Financiën