Gemeente Den Helder

30-12-2004
Openbare kennisgevingen week 53
Bouwzaken

Ingediende bouwaanvragen
Burgemeester en wethouders hebben aanvragen om een bouwvergunning ontvangen voor:

- G.P. Blankmanstraat 1, voor het plaatsen van een dakkapel in het voor- en achtergeveldakvlak van de woning (ontvangen 15 december 2004);

- Fazantenstraat 37, voor het plaatsen van een dakkapel in het voorgeveldakvlak van de woning (ontvangen 15 december 2004);
- Kruiszwin 5218, voor het maken van een aanbouw achter de woning (ontvangen 15 december 2004);

- Ceramstraat 12, voor het plaatsen van een dakkapel in het achtergeveldakvlak van de woning (ontvangen 17 december 2004);
- Boterzwin 3616, voor het maken van een carport aan de woning (ontvangen 17 december 2004);

- Parkstraat 15, voor het verbouwen en uitbreiden van de woning (ontvangen 17 december 2004);

- Graaf Willem II straat 178 tot en met 198, voor het renoveren van sterflat 6 (ontvangen 17 december 2004);

- Bassingracht 147, voor het plaatsen van een kap op de woning (ontvangen 20 december 2004).
Het gaat hier om een bekendmaking als bedoeld in artikel 41 van de Woningwet. De bouwplannen zijn in behandeling en liggen mogelijk om advies bij verschillende afdelingen en/of diensten. Ze liggen dus niet ter inzage. Wenst u informatie over een van deze bouwplannen, maak dan eerst telefonisch een afspraak met het team Vergunningen van de afdeling Veiligheid, Vergunningen en Handhaving, telefoon (0223) 678623.

Verleende bouwvergunningen
Burgemeester en wethouders hebben bouwvergunning verleend voor:
- Schoolweg 80, voor het bouwen van een woning met garage/berging (verzenddatum 16 december 2004);

- Schoolweg 80, voor het plaatsen van prefab units voor de duur van een jaar (verzenddatum 16 december 2004);

- Joubertstraat 57, voor het uitbreiden van de woning (verzenddatum 17 december 2004);

- Molengracht 24, voor het wijzigen van de voorgevel van de woning (verzenddatum 17 december 2004);

- Prins Willem-Alexandersingel 110, voor het uitbreiden van de woning (verzenddatum 17 december 2004);

- Zanddijk 17, voor het plaatsen van een (nieuw) sanitairgebouw op het kampeerterrein (verzenddatum 17 december 2004);
- J.A. Wentelstraat 20, voor het uitbreiden van de woning (verzenddatum 17 december 2004);

- Wierbalg 1948, voor het uitbreiden van de woning (verzenddatum 17 december 2004);

- Schootenweg 22, voor het plaatsen van een duivenhok bij de woning (verzenddatum 17 december 2004);

- Beukenkampstraat 25, voor het verbouwen en uitbreiden van de woning (verzenddatum 17 december 2004);

- Graaf Willem II straat 50 t/m 72, voor het verbouwen en uitbreiden van het woongebouw met twaalf appartementen (verzenddatum 20 december 2004);

- Doggersvaart Middenvliet Van Foreestweg, voor het plaatsen van een zestal bruggen in het tracé van de fiets- en kanoroute gelegen tussen de Doggersvaart en de Van Foreestweg (verzenddatum 21 december 2004). Bent u door het verlenen van de bouwvergunningen rechtstreeks in uw belangen getroffen, dan kunt u binnen zes weken na de dag waarop de beslissing is toegezonden aan de aanvrager bezwaar indienen bij Burgemeester en Wethouders van Den Helder, Postbus 36, 1780 AA Den Helder. Doet u dit tijdig dan kunt u bij de Voorzieningenrechter van de rechtbank in Alkmaar (Postbus 251, 1800 BG) schorsing van dit besluit aanvragen.

Bouwplannen/Vrijstellingen
Burgemeester en wethouders hebben de volgende aanvragen om bouwvergunning ontvangen:

1. Molengracht 32, voor het bouwen van een garage/berging;
2. Achterbinnenhaven 16, voor het verbouwen van het pand van opslagruimte naar atelier.
Burgemeester en wethouders kunnen hieraan alleen meewerken door het verlenen van vrijstelling:

- voor bouwplan 1 op grond van het bepaalde in artikel 19, lid 3 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

- voor bouwplan 2 op grond van het bepaalde in artikel 19, lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
In verband hiermee ligt de bouwplannen vanaf 3 januari 2005 gedurende vier weken ter inzage bij de afdeling Ruimte, Wonen en Ondernemen aan de Drs. F. Bijlweg 1. Gedurende deze termijn kunt u uw zienswijze over deze aanvragen schriftelijk kenbaar maken bij het college van Burgemeester en Wethouders van Den Helder, Postbus 36, 1780 AA Den Helder.

Sloopvergunningen
Burgemeester en wethouders hebben vergunning verleend voor:
- Nieuwe Haventerrein, gebouw 14B21-001 (gebouw Purep), voor het verwijderen van asbesthoudende vensterbanken uit dit gebouw;
- Rijksweg 20, voor het verwijderen van asbesthoudende vensterbanken uit gebouw 14B46-020 (sporthal).

Agenda welstandscommissie.
De eerstvolgende vergadering van de Welstandscommissie vindt plaats op donderdag 6 januari a.s. De agenda ligt op de woensdagmiddag, voorafgaande aan de betreffende vergadering van de Welstandscommissie, ter inzage bij de Klantenservice in het stadhuis aan de Drs. F. Bijlweg 20. U kunt de agenda dan ook vinden op de internetsite van de gemeente, www.denhelder.nl.
N.B.: de welstandstoets is een van de facetten van de bouwplanbeoordeling. Behandeling van een bouwplan door de welstandscommissie houdt niet in dat het plan voldoet aan de overige toetsingscriteria. Aan de behandeling in de vergadering van de welstandscommissie kunt u dan ook geen rechten ontlenen.

Milieuzaken

Wet milieubeheer
Burgemeester en wethouders maken op grond van artikel 8.41, lid 4 Wet milieubeheer bekend dat zij volgens artikel 8.40 Wet milieubeheer meldingen hebben ontvangen van:

- Garagebedrijf Kiefte, voor het uitbreiden van het garagebedrijf met een APK straat en
zelfwasboxen, op de locatie Schoolweg 72 b;

- Car Cleaning Center Smit, voor het oprichten en inwerking hebben van een inrichting voor
het poetsen van autos, op de locatie Ruyghweg 73 p; en
- Bodrum, voor het oprichten en inwerking hebben van een turks eethuis, op de locatie
Keizerstraat 50.
Tegen een melding op grond van artikel 8.41 van de Wet milieubeheer is geen beroep of bezwaar mogelijk. Wel kunt u burgemeester en wethouders verzoeken om handhavend op te treden als u van mening bent dat het bedrijf in plaats van een melding in te dienen, een vergunning had moeten aanvragen (artikel 18.14 Wet milieubeheer). Wilt u de melding inzien, maak dan eerst een telefonische afspraak met het Team Vergunningen van de afdeling Veiligheid, Vergunningen en Handhaving, telefoon (0223) 678628 of 678627.

Verkeerszaken

Inrit/uitwegvergunning
Burgemeester en wethouders hebben besloten een inritvergunning af te geven voor perceel Wierbalg 1502. De inrit ligt aan de zuidzijde van het genoemde perceel en dient ter ontsluiting van de bestaande garage. Bezwaren tegen dit besluit kunt u tot 10 februari 2005 indienen. Het bezwaarschrift stuurt u naar het college van Burgemeester en Wethouders van Den Helder, Postbus 36, 1780 AA te Den Helder. De stukken liggen tot 3 februari 2005 bij de Klantenservice in het stadhuis aan de Drs. Bijlweg 20, op maandag, dinsdag en vrijdag van 08.00 tot 14.00 uur, op woensdag van 08.00 tot 15.30 uur en op donderdag van 08.00 en 19.30 uur.

WET BIBOB

Gelet op de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 3 van de Drank- en Horecawet, de artikelen 2.3.1.2, 2.3.1.3 en
3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening en artikel 2 van de Verordening speelautomatenhallen Den Helder 2003, besluiten de burgemeester en het college van de gemeente Den Helder vast te stellen de volgende

Beleidsregels Wet BIBOB

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
a. aanvraag: de aanvraag om een beschikking;
b. advies: het advies, zoals bedoeld in artikel 9 van de wet; c. beschikkingen: alle besluiten genoemd in artikel 3 waarop de wet van toepassing is
d. besluit: het Besluit BIBOB;
e. bestuursorgaan: de burgemeester respectievelijk het college; f. betrokkene: de aanvrager, de vergunninghouder; g. BIBOB-toets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij door het bestuursorgaan volgens deze beleidsregels wordt beoordeeld of er redenen ontleend aan de wet aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren resp. de beschikking of opdracht in te trekken dan wel een advies aan te vragen;
h. Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet; i. wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 2. Doel

1. De gemeente beoogt met toepassing van de wet te voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast.

2. Deze beleidsregels hebben tot doel duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop het
bestuursorgaan de wet toepast.

Hoofdstuk 2. Toepassingsbereik
Artikel 3. Categorieën

1. Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet toe met betrekking tot beschikkingen zoals bedoeld in:
I. artikel 3 van de Drank- en Horecawet, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm;
II. artikel 7 van de wet j° artikel 2.3.1.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm (exploitatievergunning horecabedrijf); III. artikel 7 van de wet j° artikel 2.3.1.3 van de Algemene Plaatselijke Verordening, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm (exploitatievergunning coffeeshop); IV. artikel 7 van de wet j° artikel 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm (sexinrichting of escortbedrijf);
V. artikel 7 van de wet j° artikel 2 van de Verordening speelautomatenhalen Den Helder 2003, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm (vestigings-, exploitatievergunning speelautomatenhal)

2.Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is
bepaald, eveneens de wet toe met betrekking tot de intrekking van de in het eerste lid
genoemde vergunningen.

Artikel 4. Bijzondere situaties
Behalve op de in artikel 3 genoemde categorieën, past het bestuursorgaan de wet toe:
a. ten aanzien van bijzondere gevallen waarbij aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen; b. in de gevallen dat het Openbaar Ministerie op basis van artikel 11 j° 26 van de wet wijst op de wenselijkheid om een advies aan te vragen.

Hoofdstuk 3. Procedure
Artikel 5. Vragenlijst

1. In de in artikelen 3 en 4 bedoelde gevallen moet betrokkene naast de gebruikelijke vragenlijst(en) de BIBOB-vragenlijst invullen.
2. De in het eerste lid bedoelde vragenlijsten worden door het bestuursorgaan bij openbaar bekend te maken besluit vastgesteld.
3. Weigering om de in het eerste lid bedoelde BIBOB-vragenlijst in te vullen leidt tot buiten behandeling stellen van de aanvraag dan wel kan een grond opleveren om de beschikking in te trekken.

Artikel 6. Regulier afhandelen

1. Het bestuursorgaan gaat over tot het positief beschikken op de aanvraag indien noch de
reguliere weigeringsgronden behorende bij de in artikel 3 genoemde vergunningen, noch de weigeringsgronden op grond van de wet van toepassing zijn.

2. Het bestuursorgaan weigert de aanvraag of gaat over tot het intrekken van beschikkingen indien de reguliere weigeringsgronden behorende bij de in artikel 3 genoemde vergunningen van toepassing zijn.

Artikel 7. Ultimum remedium

1. Uitsluitend indien geen toepassing gegeven kan worden aan artikel 6, beoordeelt het
bestuursorgaan of weigering, danwel intrekking of ontbinding op grond van de wet mogelijk is.

2. Het bestuursorgaan kan om een advies vragen in het kader van de in het eerste lid bedoelde beoordeling én indien het bestuursorgaan door het Openbaar Ministerie is gewezen op de wenselijkheid daarvan.

Artikel 8. Motivering
Het voornemen om een advies aan te vragen wordt gemotiveerd.

Artikel 9. Informatieplicht

1. Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over het voornemen om een advies aan het Bureau aan te vragen. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 10 van deze beleidsregels.

2. In het geval het bestuursorgaan overgaat tot het aanvragen van een advies aan het Bureau, voegt het een afschrift van het schrijven als bedoeld in het eerste lid toe aan de adviesaanvraag.

Artikel 10. Opschorten beslistermijn

1. Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt, wordt op grond van artikel 31 van de wet de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan vier weken nadat het bestuursorgaan een advies heeft aangevraagd.

2. De in het eerste lid bedoelde (beslis)termijn wordt verlengd indien het Bureau zijn adviestermijn op grond van artikel 15, derde lid van de wet, verlengt. Deze verlenging bedraagt niet meer dan vier weken.
3. Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 11. Weigering en aanvullende voorwaarden
1. Het bestuursorgaan weigert in elk geval een aanvraag of gaat over tot intrekking van de beschikking op grond van de wet, indien sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

2. Het bestuursorgaan kan de aanvraag weigeren, de beschikking intrekken indien sprake is van een mindere mate van gevaar die niet kan worden geweerd door het stellen van aanvullende voorwaarden en bovendien de gevolgen van deze weigering niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
3. Indien het bestuursorgaan voornemens is de aanvraag te weigeren dan wel de beschikking in te trekken op grond van de wet, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijzen in te brengen.

Hoofdstuk 4. Evaluatie
Artikel 12. Evaluatie
Uitvoering van deze beleidsregels wordt jaarlijks geëvalueerd.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen
Artikel 13. Inwerkintreding
Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2005.

Artikel 14. Overgangsrecht

1. Deze beleidsregels zijn van toepassing op na de datum van inwerkingtreding ontvangen aanvragen en op de datum van inwerkingtreding afgegeven beschikkingen als bedoeld in artikel 3 en 4 van deze beleidsregels.

2. Alle reeds op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet, de artikelen 2.3.1.2, 2.3.1.3 en 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening en artikel 2 van de Verordening speelautomatenhallen Den Helder 2003 verleende beschikkingen kunnen in het kader van het toezicht op de naleving van de voorschriften middels toezending van de BIBOB- vragenlijsten alsnog aan een Bibob-toets worden onderworpen.

Artikel 15. Citeertitel
Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels Wet BIBOB.

Artikel 16. Bekendmaken en ter inzage leggen

1. Het besluit tot vaststelling wordt bekendgemaakt in Stadsnieuws, de gemeentelijke voorlichtingspagina in de Helders Weekblad.
2. Het besluit ligt tevens ter inzage bij de Klantenservice in het stadhuis op maandag, dinsdag en vrijdag van 08.00 tot 14.00 uur, op woensdag van 08.00 tot 15.30 uur en op donderdag van 08.00 tot 19.30 uur.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BELEIDSREGELS WET BIBOB

Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In de beleidsregels wordt een aantal definities beperkter gedefinieerd dan in de Wet BIBOB. Het gaat om de definities beschikkingen en opdrachten en betrokkene. De genoemde begrippen worden in de beleidsregels beperkt uitgelegd, vanwege de in de beleidsregels gemaakte keuze om de wet niet van meet af aan in zijn geheel toe te passen. De beleidsregels zijn bijvoorbeeld niet op subsidies van toepassing. In de beleidsregels wordt verder gebruik gemaakt van een aantal nieuwe definities. Het gaat om de definities bestuursorgaan en BIBOB-toets.

Artikel 3. Categorieën
Gemeenten zijn niet verplicht gebruik te maken van de Wet BIBOB. Echter, er doen zich zodanige ontwikkelingen voor die veelal helaas niet direct waarneembaar zijn, dat het van belang is elk instrument dat - ter bestrijding van criminaliteit - wordt aangeboden, te baat moet worden genomen. Op deze wijze wordt immers al het mogelijke gedaan om criminele activiteiten te bestrijden. In den lande hebben ook andere steden dezelfde keuze gemaakt.
Als juridisch argument voor gebruikmaking van de mogelijkheden van de Wet BIBOB kan het bepaalde in artikel 3.4 Algemene wet bestuursrecht gelden. Dit artikel dat het bestuursorgaan alle rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen dient af te wegen. Door de Wet BIBOB is een bepaalde weigeringsgrond in het leven geroepen en daarmee is een rechtstreeks bij het besluit betrokken belang gecreëerd. En dus moet het bestuursorgaan over de toegekende discretionaire bevoegdheid een afweging te maken. Ook het beleidskader dat aan de Wet BIBOB geen toepassing wordt gegeven is een beleidskader.

Aangezien het een nieuw instrument betreft en er nog de nodige ervaring mee moet worden opgedaan, wordt het voorstel gedaan de wet vooralsnog niet in de volle breedte toe te passen. Dit is nader uitgewerkt in de artikelen 3 en 4 van de beleidsregels. In artikel 3 wordt voorgesteld de wet toe te passen in een aantal sectoren, waar risicos op ongewenste criminele activiteiten het meest aanwezig of het grootst kunnen worden geacht. Het gaat om vergunningen ten behoeve van horeca-inrichtingen, coffeeshops, seksinrichtingen en speelautomatenhallen.

a. Vergunningen ten behoeve van horeca-inrichtingen De horecasector omvat alle inrichtingen vallend onder het bereik van de Drank- en Horecawet, de Opiumwet en hoofdstuk 2, afdeling 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening. De horecasector valt uiteen in alcoholverstrekkende en niet-alcoholverstrekkende horeca. Met alcoholverstrekkende horeca worden horeca-inrichtingen bedoeld, waarin bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse: cafés en restaurants (201 o.g.v. de registratie bij het bedrijfsschap Horeca & Catering). Ten behoeve van deze inrichtingen is een vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet vereist. Niet-alcoholverstrekkende horeca omvat de horeca-inrichtingen, waarin geen alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse: cafetarias en afhaalzaken (ca.
50), maar ook coffeeshops (4). Ook voor deze inrichtingen waarop de Drank- en horecaverordening Den Helder ziet, is een exploitatievergunning op grond van artikel 2.3.1.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening vereist.

Van de bovengenoemde inrichtingen nemen de coffeeshops een bijzondere positie in. Het gaat hier immers om het gedogen van strafbaar handelen. De handel in softdrugs is een strafbaar feit en wordt slechts onder bepaalde voorwaarden (minimaal de AHOJG-criteria, vgl. artikel 2.3.1.3 Algemene Plaatselijke Verordening) toegestaan. Het gaat dan om de verkoop van kleine hoeveelheden cannabis, maar ook om de aanvoer van cannabis. De laatste jaren is regelmatig gebleken dat sommige coffeeshops relaties hebben met de groothandel in soft- of harddrugs. Of de shop daarbij als dekmantel of als contactadres functioneert, is niet altijd duidelijk.

In de coffeeshopwereld is het vandaag de dag heel gebruikelijk dat eenmanszaken en vofs omgevormd worden tot naamloze en besloten vennootschappen, die vervolgens weer onder moedermaatschappijen hangen. Bij het uitpluizen van deze bedrijven, is in den lande een aantal malen gebleken dat steeds maar een aantal personen achter deze rechtspersonen te zitten. Soms is het achterhalen van de bedrijfsstructuur zo ingewikkeld, dat hulp hierbij nodig is. Bureau BIBOB kan daarbij de helpende hand bieden.
Het is duidelijk waarneembaar dat de komst van het vergunningstelsel en de mogelijke dreiging van een BIBOB-toets zijn schaduw vooruitwerpt op de branche.

Gemeenten zijn niet verplicht de Wet BIBOB toe te passen er is geen sprake van medebewind - en het is ook zeker niet de bedoeling de wet op alle mogelijke feiten toe te gaan passen. Gemeenten hebben namelijk ook andere handhavingsinstrumenten tot hun beschikking, zoals bijvoorbeeld de wet Damocles (artikel 174a Gemeentewet). De Wet BIBOB moet dan ook worden beschouwd als een mogelijkheid om de integriteit van de coffeeshophouder te toetsen en niet als een extra mogelijkheid om lokaal coffeeshopbeleid vorm te geven. De wet is vooral belangrijk om te voorkomen dat een vergunning verleend wordt aan een coffeeshophouder die financiële banden onderhoudt met criminele organisaties.

In het Besluit BIBOB zijn ook smart- en growshops aangewezen als mogelijke categorieën waarop de wet van toepassing is. Vooralsnog is dit een loze bepaling, want geen enkele gemeente kent een vergunningensysteem voor dergelijke winkels. Het is tevens de vraag of dat wel mogelijk is. Het gaat immers om winkels die legale producten verkopen, namelijk legale psychotrope stoffen, respectievelijk groei- en kweekmogelijkheden voor de teelt van cannabis. Een vergunningensysteem voor deze producten overschrijdt de gemeentelijke verordenende bevoegdheid en lijkt daarom niet mogelijk. En toepassing van de Wet BIBOB is pas mogelijk op het moment dat de gemeente wel een vergunningensysteem heeft voor deze producten.

Voorgesteld wordt de Wet BIBOB toe te passen op cafés en restaurants (de natte horeca), coffeeshops, cafetarias en afhaalzaken (de droge horeca), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm, op grond van artikel 3, eerste lid, onder sub I, II en III van de beleidsregels. De toevoeging "indien sprake is van" zorgt ervoor dat de wet vooralsnog niet in de volle breedte wordt toegepast. De Drank- en Horecawet en de APV schrijven namelijk voor dat in veel meer, dan in de genoemde, gevallen nieuwe vergunningen moeten worden aangevraagd (dit is bijvoorbeeld al zo wanneer een café van leidinggevende verandert). Aangezien het te ver voert om de wet op al deze vergunningaanvragen toe te passen, is de laatste zinsnede toegevoegd. Dit betekent echter niet dat in een concrete situatie, waarbij om een andere dan de bovengenoemde reden een vergunning wordt aangevraagd, er geen BIBOB-toets zou kunnen plaatsvinden terwijl dit wel gewenst is. Indien aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking zou kunnen worden gebruikt ter facilitering van criminele activiteiten, mag er immers altijd getoetst worden op grond van artikel 4 van de beleidsregels.
Bestaande inrichtingen worden tussentijds getoetst indien de vergunninghouder een wijzigingsvergunning aanvraagt of indien zich een intrekkingsgrond (tweede lid) of een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 4 van de beleidsregels voordoet. Vanwege de verhoogde gevoeligheid op het gebied van integriteit, zullen in de loop der tijd in het kader het toezicht op de naleving van de voorschriften alle reeds verleende vergunningen waarop artikel 3 van de beleidsregels alsnog aan een BIBOB-toets onderworpen door middel van het alsnog toezenden van een BIBOB-vragenlijst met het verzoek deze in te vullen (artikel 14, tweede lid van de beleidsregels).

b. Vergunningen ten behoeve van seksinrichtingen Met het begrip seksinrichtingen worden bedoeld de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, seksuele diensten worden aangeboden of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Binnen het begrip seksinrichtingen wordt nog onderscheid gemaakt tussen open en besloten prostitutie. Onder open prostitutie verstaat men de raam- en straatprostitutie; onder besloten prostitutie vallen de prostitutiebedrijven (de bordelen), de clubs, de privé-huizen en de escortservices. Om een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren is, net als in de meeste gemeenten, een exploitatievergunning (artikel
3.2.1 van de Algemeen Plaatselijke Verordening) nodig. Op deze exploitatievergunning zijn artikel 3 en artikel 7 van de wet van toepassing.

De sekssector bestaat uit de sinds drie jaar gelegaliseerde seksinrichtingen, seksbioscopen en seksbedrijven. De exploitanten komen echter bijna zonder uitzondering uit de voormalige illegale wereld. Hoewel daarmee niet gezegd is dat men zich niet aan de regels zal gaan houden, is toezicht hierop niet overbodig. De prostitutiewereld staat ook door de afschaffing van het bordeelverbod onder druk. Verschuiving in het aanbod en verschuiving in de illegaliteit is het gevolg. Vrouwenhandel en het tewerkstellen van illegale vreemdelingen in de sekssector zijn veel voorkomende problemen.

Voorgesteld wordt de Wet BIBOB toe te passen op seksinrichtingen, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm, op grond van artikel 3, lid 1 onder sub IV van de beleidsregels. Voor wat betreft de toevoegende zinsnede "indien sprake is van", geldt hetzelfde als hetgeen is gesteld bij de horecavergunningen.
Bestaande inrichtingen worden tussentijds getoetst indien de vergunninghouder een wijzigingsvergunning aanvraagt of indien zich een intrekkingsgrond (tweede lid) of een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 4 van de beleidsregels voordoet. Ook hier geldt dat vanwege de verhoogde gevoeligheid op het gebied van integriteit bovendien alle reeds verleende vergunningen in deze bedrijvencategorie in de loop van de tijd in het kader van het toezicht op de naleving van de voorschriften alsnog aan een BIBOB-toets worden onderworpen door middel van het alsnog toezenden van een BIBOB-vragenlijst met het verzoek deze in te vullen (artikel 14, tweede lid van de beleidsregels).

c. Speelautomatenhalvergunningen
Een andere categorie vergunningen voor de afgifte waarvan de Wet BIBOB van toepassing kan worden verklaard zijn die voor de vestiging c.q. exploitatie van speelautomatenhallen. In Den Helder zijn twee speelautomatenhallen gevestigd, die al geruime tijd door dezelfde exploitant gerund worden (Flamingo in de Spoorstraat en Game Kingdom op het terrein van de Oude Rijkswerf Willemsoord. Ingevolge de Verordening speelautomatenhallen Den Helder 2003 is uitbreiding van het aantal speelautomatenhallen niet mogelijk. De vergunningen voor speelautomatenhallen staan genoemd in artikel 3.

De beleidsregels beperken zich voorshands tot de hiervoor onder a., b. en c. genoemde vergunningen. Hieronder worden nog de andere producten van de gemeentelijke overheid genoemd die ook bibobabel zijn maar die voorshands nog niet onder de gemeentelijke BIBOB-beleidsregels worden gebracht. De redenen hiervan zijn dat BIBOB een nieuw instrument is waarmee nog de nodige ervaring mee moet worden opgedaan en dat, mede in samenhang met de vorige reden bezien, de toepassing organisatorische capaciteit vergt die nu niet aanwezig is.

Bouwvergunningen
Bouwvergunningen zijn door aanneming van een amendement onder de werking van de Wet BIBOB gebracht. Mede via geruchtmatige zaken is de vaststelling op haar plaats dat bouwactiviteiten soms worden gebruikt om zwart geld te witten. Reden waarom toepassing van de Wet BIBOB op bouwvergunningen gewenst is.
Wat de toekomstige vraag betreft welke bouwvergunning onder de werking van de beleidsregels zouden moeten gebracht zou een onderscheid gemaakt kunnen worden tussen de reguliere en de lichte bouwaanvragen. Van de BIBOB-toets zou wellicht bij lichte bouwaanvragen afgezien kunnen worden omdat het enerzijds gaat om geringe bedragen (gedacht moet worden aan tuinhuisjes, dakkapellen etc.) en omdat anderzijds bij deze bouwaanvragen korte fatale termijnen in acht moeten worden genomen. Voor de eerste tijd kan worden volstaan met incidentele toetsing op basis van artikel 4.

De VNG heeft zich overigens van het begin af aan verzet tegen de mogelijkheid de Wet BIBOB ook van toepassing te kunnen verklaren op bouwvergunningen. Op het moment van indiening van een bouwaanvraag zijn naar het oordeel van de VNG veelal onvoldoende gegevens beschikbaar om de integriteitstoets zinvol te kunnen uitvoeren. Ook heeft de VNG op juridische bezwaren gewezen. Deze bezwaren hebben primair betrekking op het ontbreken van een adequate regeling voor het intrekken van een bouwvergunning en het overschrijven van de tenaamstelling van de vergunning. Daarnaast kan een gefaseerd ingediende reguliere bouwaanvraag volgens de VNG niet op BIBOBgronden worden geweigerd. Inmiddels zijn deze onvolkomenheden in een aanpassingswet, de zgn. Veegwet (Stb. 2004, 320) per 15 september jl. (Stb. 2004, 452) gerepareerd.

Milieuvergunningen zijn wel onder de werking van de Wet BIBOB gebracht, maar staan niet opgenomen in artikel 3 van de beleidsregels. Vele van de inrichtingen vallen namelijk onder de werking van één van de besluiten milieubeheer, waardoor voor deze inrichtingen een meldingsplicht in plaats van een vergunningsplicht geldt. Daar komt nog bij dat het grootste deel van de vergunningsplichtige activiteiten, dat wel voor toepassing van de wet in aanmerking komt, wordt verricht onder het bevoegd gezag van de provincie. De bedrijven die voor wat betreft hun milieuvergunning onder het bevoegd gezag van de gemeente vallen, zijn middelgrote bedrijven. Vanuit een beleidsmatige invalshoek wordt het niet dringend geacht om ten aanzien van deze bedrijven vanaf het begin de wet toe te passen, bijzondere situaties daargelaten.
Overigens wordt de Wet Milieubeheer binnenkort gewijzigd waardoor het college meer bevoegdheden krijgt op het gebied van de afvalstoffen. Wanneer de het zover is, dient in het kader van de invoering van die wetswijziging ook te worden bezien of deze beleidsregels aangevuld moeten worden.

Overheidsopdrachten
Bij door de gemeente te gunnen overheidsopdrachten wordt gehandeld overeenkomstig de vastgestelde nota Best Besteed. De Wet BIBOB verklaart haar regiem van toepassing op de sectoren milieu, bouw en ict.
Het gehele aanbestedingsrecht is mede door de Europese richtlijnen die in dat verband zijn gaan gelden telkens in ontwikkeling. De beslissing is reeds genomen om de nota Best Besteed te evalueren en werkzaamheden zijn al opgepakt. In het proces zal ook betrokken worden de gezamenlijk door het Rijk, IPO, VNG en Europa Decentraal uitgebrachte Handreiking voor een collegebesluit inzake inkoop en aanbesteding. Het is tegen deze achtergrond dat het opnemen van overheidsopdrachten in artikel 3 is aangehouden tot nadere besluitvorming naar aanleiding van de evaluatie. Overigens zal de Wet BIBOB in dat geval met name betrekking hebben op aanbestedingen die niet onder de werking van de Europese richtlijnen vallen. Een nadere eis is aldus de memorie van toelichting - dat die overheidsopdrachten een aanzienlijke maatschappelijke of economische waarde vertegenwoordigen, zodanig dat zij aantrekkelijk zijn voor misbruik dan wel criminele activiteiten.

Subsidies
De toepassing van de Wet BIBOB op subsidies is ingevolge artikel 6 van de wet alleen toegestaan, indien dit in de desbetreffende subsidieregeling is bepaald. Deze subsidieregeling behoeft indien deze niet bij wet of algemene maatregel van bestuur is geregeld goedkeuring van de ministers van Justitie en BZK. Aangezien een integrale toepassing van het instrumentarium op dit deelterrein vooralsnog als een te zwaar middel kan worden beschouwd in de memorie van toelichting stelt ook ten aanzien van subsidie (net als bij overheidsopdrachten, zie hiervoor) dat sprake moet zijn van aanzienlijke maatschappelijke of economische waarde moet zijn, zodanig dat zij aantrekkelijk zijn voor misbruik of criminele activiteiten - bestaat er vooralsnog geen aanleiding om de subsidieverordeningen aan te passen. Deze keuze betekent echter wel dat een beroep op een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 4 niet mogelijk is. Subsidies zijn daardoor uitgezonderd van toepassing van artikel 4. Andere gemeenten hebben dezelfde keuze gemaakt.

Artikel 4. Bijzondere situaties
De aanwijzing van categorieën in artikel 3 betekent niet dat de gemeente zich hiermee verplicht de toepassing van het BIBOB-instrumentarium te beperken tot deze aangewezen categorieën. Het bestuursorgaan kan op grond van de in artikel 4 genoemde situaties namelijk ook besluiten tot de inzet van het BIBOB-instrumentarium: a) in bijzondere gevallen waarin het vermoeden bestaat dat een weigering-/intrekkingsgrond uit de wet
van toepassing aanwezig is, en
b) in het geval het Openbaar Ministerie op grond van artikel 26 van de wet adviseert om een advies aan te vragen.
Artikel 4 maakt het bijvoorbeeld mogelijk om een aanvraag van een bouwvergunning, een milieuvergunning of een overheidsopdracht aan een BIBOB-toets te onderwerpen.
Zoals hiervoor al is aangegeven, is artikel 4 niet van toepassing op subsidies.

Artikel 5. Vragenlijst
Om bij betrokkene een BIBOB-toets uit te kunnen voeren, wordt hij verplicht gesteld om BIBOB-vragen te beantwoorden. In dit kader zijn door het bestuursorgaan, met inachtneming van artikel 30 van de wet, twee soorten BIBOB-vragenlijsten opgesteld: één gericht op natuurlijke personen en één gericht op rechtspersonen. De vragenlijsten worden door het college respectievelijk de burgemeester bij openbaar bekend te maken besluit vastgesteld.

De vragen in deze vragenlijsten hebben onder andere betrekking op de financiering van de inrichting, het eigendom van het pand waar een inrichting in is gevestigd, het eigendom van de inventaris en eventuele andere schulden die een aanvrager kan hebben. Met de informatie die naar aanleiding van deze vragen wordt aangeleverd kan het bestuursorgaan o.a. proberen meer zicht te krijgen op de zakelijke relaties van de aanvrager.
Het bestuursorgaan zal pas nadat is gebleken dat weigering van de aanvraag niet mogelijk is met behulp van de reguliere weigeringsgronden moeten beoordelen of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren op grond van de wet of dat er redenen aanwezig zijn om een advies aan te vragen.

Artikel 7. Ultimum remedium
Dat toepassing van de Wet BIBOB slechts mogelijk is, indien alle andere het bestuursorgaan beschikbare mogelijkheden zijn benut, is opgenomen in het eerste lid van artikel 7. Ingevolge het tweede lid van artikel 7 bestaan er twee aanleidingen die in een concreet geval kunnen leiden tot een verzoek om advies aan het Bureau BIBOB:
1. Na de BIBOB-toets zijn er nog vragen over: a. de bedrijfsstructuur: het is onduidelijk welke activiteiten de ondernemer gaat ontplooien. De
aanvrager kan niet aangeven wat voor soort zaak hij gaat exploiteren en wat voor publiek hij gaat
bedienen;
b. de financiering van het bedrijf;
c. de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de
eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd en/of de inventaris van de inrichting;
d. (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig
gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken
van voordelen uit strafbare feiten;
e. (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de
aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

2. De Officier van Justitie geeft een tip om in het kader van een aanvraag, dan wel een bestaande
beschikking of opdracht, een advies aan Bureau BIBOB te vragen.

Artikel 9. Informatieplicht
Indien het bestuursorgaan van oordeel is dat een verzoek om advisering aan het Bureau BIBOB gerechtvaardigd is, dient het de aanvrager van dit voornemen op de hoogte te stellen. Deze informatieplicht is in het eerste lid van artikel 9 opgenomen en voorzien van de plicht om betrokkene te informeren over de opschorting van de beslistermijn die het gevolg is van een adviesaanvraag. Indien daadwerkelijk wordt overgegaan tot het aanvragen van een advies, dient deze aanvraag te worden voorzien van een afschrift van de mededelingsbrief aan betrokkene.
Het Bureau BIBOB neemt een verzoek om advies namelijk niet in behandeling indien betrokkene daarover niet vooraf is geïnformeerd.

Artikel 12. Evaluatie
Uitvoering van deze beleidsregels wordt jaarlijks geëvalueerd. Op het moment van vaststelling is nog niet de opbouw van de organisatie rond de toepassing van de Wet BIBOB bekend. Het is evenwel voor te stellen dat vanuit de afdeling Veiligheid, Vergunningen & Handhaving die vooreerst het meest met de Wet BIBOB te maken krijgt, de evaluatie verzorgd wordt. Onderwerpen voor de evaluatie kunnen zijn: knelpunten, benodigde capaciteit en budget, juridische ontwikkelingen, samenwerking tussen partners, samenwerking met Bureau BIBOB, ervaringen binnen de branches en de beoordeling van de vraag of de Wet BIBOB nog op andere deelterreinen moet worden toegepast.

Artikel 14. Overgangsrecht
In het eerste lid van artikel 14 staat opgenomen dat lopende aanvragen volgens het oude regime afgehandeld dienen te worden. In de gevallen dat dit niet wenselijk is, dient direct na de toewijzing van de aanvraag bekeken te worden of dit teruggedraaid kan worden door intrekking van de beschikking resp. ontbinding van de overheidsopdracht.
Vanwege de verhoogde gevoeligheid op het gebied van integriteit geldt ten aanzien van alle horecabedrijven, coffeeshops, seksinrichtingen en speelautomatenhallen op grond van het tweede lid een uitzondering: alle in deze bedrijvencategorieën reeds verleende vergunningen zullen in de loop der tijd in het kader van het toezicht op de naleving van de voorschriften alsnog aan een BIBOB-toets worden onderworpen door middel van het alsnog toezenden van een BIBOB-vragenlijst met het verzoek deze in te vullen.

VRAGENFORMULIER MODEL NP (natuurlijke personen)

Toelichting bij Vragenformulier BIBOB

Wat betekent BIBOB en wat is het doel van deze wet? BIBOB staat voor Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur. De Wet BIBOB verruimt de mogelijkheden van bestuursorganen om zich te beschermen tegen het risico dat ze criminele activiteiten faciliteren. Dit is nodig omdat criminelen c.q. criminele organisaties in sommige gevallen afhankelijk zijn van bestuurlijke beslissingen voor de continuering en/of afscherming van criminele activiteiten.

Waar bestaan de nieuwe bevoegdheden voor bestuursorganen uit? Artikel 3 van de Wet BIBOB stelt bestuursorganen in staat om een vergunning of subsidie te weigeren of in te trekken wanneer er ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor: a. het benutten van voordelen uit strafbare feiten; b. het plegen van strafbare feiten;
of wanneer een redelijk vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel afgegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd.

Waarom dit formulier?
Om te kunnen beoordelen of er daadwerkelijk sprake is van bovenstaand gevaar, zullen bestuursorganen meer informatie van aanvragers van vergunningen dan wel subsidies verlangen. U, als aanvrager merkt dit aan de bijlage Vragenformulier BIBOB, welke bij het aanvraagformulier voor de vergunning of subsidie is gevoegd, dan wel daarin is opgenomen. Het geeft aan het bestuursorgaan extra informatie over de aanvraag en stelt in voorkomend geval Bureau BIBOB in staat om nader onderzoek te verrichten naar de aanvrager. Dit laatste vindt slechts plaats op verzoek van het bestuursorgaan.

Welk vragenformulier moet er worden ingevuld?
Er bestaan twee modellen vragenformulieren, te weten een model voor rechtspersonen (RP) en een model voor natuurlijke personen (NP). Indien de aanvrager van een vergunning of subsidie een rechtspersoon is, dient het model RP te worden ingevuld. Het model NP wordt ingevuld als de aanvrager een natuurlijk persoon is. Het vragenformulier bestaat uit twee delen, te weten:
I. Algemene vragen, gebaseerd op artikel 30 van de Wet BIBOB. II. Aanvullende vragen die noodzakelijk zijn voor het zo nodig opstellen van het advies door Bureau BIBOB.

De procedure
Nadat u het vragenformulier met alle noodzakelijke bijlagen heeft ingevuld, bekijkt het bestuursorgaan of zij voldoende informatie heeft verzameld om zelf te kunnen beoordelen of er al dan niet sprake is van een situatie zoals omschreven in artikel 3 van de Wet BIBOB. Wanneer uit het eigen onderzoek van het bestuursorgaan blijkt dat er onduidelijkheden blijven bestaan over de integriteit van de aanvrager of diens zakelijke relaties, kan het bestuursorgaan een beroep doen op het landelijke Bureau BIBOB. Indien het bestuursorgaan inderdaad besluit om advies in te winnen bij Bureau BIBOB, zal het u hiervan op de hoogte stellen. Bureau BIBOB zal verder onderzoek verrichten door middel van het systematisch bevragen van informatiebronnen (Kamer van Koophandel, Kadaster, politiële en justitiële bronnen, Belastingdienst, etc), waarna het Bureau een gemotiveerd advies zal uitbrengen aan het bestuursorgaan.
Indien het bestuursorgaan op basis van het BIBOB-advies van plan is om uw vergunning of subsidie te weigeren of in te trekken, is het verplicht om u hier vooraf over te informeren en u te vragen uw zienswijze hierover te geven.

De termijnen
Op het moment dat er een BIBOB-advies wordt aangevraagd door het bestuursorgaan zal de termijn waarbinnen het bestuursorgaan moet beslissen over de vergunning- of subsidieverlening, worden opgeschort. Bureau BIBOB moet binnen vier weken een advies uitbrengen aan het bestuursorgaan. Het onderzoek van het Bureau kan echter eenmalig met vier weken worden verlengd. De bestaande beslissingstermijn van het bestuursorgaan kan daarom maximaal met acht weken worden verlengd. Het is mogelijk dat deze termijn nog verder wordt opgeschort indien Bureau BIBOB extra informatie van het bestuursorgaan verlangt. De lengte van deze opschorting is afhankelijk van de tijd die het kost om deze informatie te verwerken.

Onvolledige of onjuist ingevulde vragenformulieren Indien blijkt dat het vragenformulier niet naar waarheid is ingevuld of onjuiste gegevens bevat, dan heeft het bestuursorgaan de mogelijkheid om aangifte te doen van valsheid in geschrifte (artikel
225 van het Wetboek van Strafrecht). Bovendien heeft het bestuursorgaan volgens artikel 3 lid 6 van de Wet BIBOB de bevoegdheid de vergunning of subsidie te weigeren of in te trekken indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel afgegeven vergunning of subsidie een strafbaar feit is gepleegd.
Indien de aanvrager weigert het vragenformulier volledig in te vullen of weigert aanvullende gegevens te verschaffen, kan dit op basis van artikel 4 lid 1 juncto artikel 30 van de Wet BIBOB door Bureau BIBOB aangemerkt worden als ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 lid 1 van dezelfde wet. Op grond hiervan kan het bestuursorgaan besluiten de vergunning of subsidie te weigeren.

Verdere informatie
Voor algemene vragen en informatie omtrent de Wet en het Bureau BIBOB kunt u de website van Bureau BIBOB raadplegen
(http://bibob.justitie.nl). Voor specifieke vragen kunt u zich wenden tot het betrokken bestuursorgaan.

Vragenformulier Model Natuurlijke Personen

I Algemene vragen op grond van artikel 30 van de Wet BIBOB


1. Dit formulier betreft een vergunning inzake (vakje aankruisen) OS Artikel 40 Woningwet (bouwvergunning)
OS Artikel 3 Drank- en Horecawet
OS Exploitatievergunning t.b.v. horeca
OS Smartshop of growshop
OS Speelautomaathal
OS Artikel 8.1 Wet milieubeheer
OS Seksinrichting
OS Escortservice
OS Artikel 5 Wet goederenvervoer
OS Artikel 5 Wet personenvervoer 2000
OS Artikel 6 Opiumwet (opiumontheffingen)
OS Artikel 61a Woningwet (vervreemding onroerende zaken woningcorporaties)


2A Gegevens aanvrager
Achternaam (indien van toepassing eigen naam en naam echtgeno(o)t(e) invullen):
Voornamen:
Woonadres:
Postcode:
Plaats:


2B Gegevens van de onderneming die de vergunningplichtige activiteiten gaat uitvoeren
Naam onderneming:
Adres:
Postcode:
Vestigingsplaats:
Nummer van inschrijving Kamer van Koophandel (Handelsregister) Ondernemingsvorm:
De handelsnaam of handelsnamen waarvan de onderneming gebruik maakt: De handelsnaam of handelsnamen waarvan de onderneming de laatste vijf jaar gebruik heeft gemaakt:


3. Leidinggevenden

A Wie geven, voor zover van toepassing, momenteel leiding en wie hebben in de afgelopen
drie jaar leiding gegeven aan de aanvrager?
Voeg in ieder geval een lijst bij met leidinggevende personen (bestuurders, commissarissen, procuratiehouders, gevolmachtigden, beheerders) waarop de namen, geboortedata, functie en periode staan vermeld. Gelieve op de lijst te vermelden dat deze dient als bijlage bij vraag 3A van dit vragenformulier.

B Zeggenschap
Wie hebben, voor zover van toepassing, momenteel zeggenschap en wie hebben in de afgelopen drie jaar zeggenschap gehad over de aanvrager? Voeg in ieder geval een lijst bij waarop voor de natuurlijke personen (aandeelhouders) de namen en geboortedata en voor de rechtspersonen de statutaire naam en het inschrijvingsnummer van de Kamer van Koophandel, staan vermeld. Gelieve op de lijst te vermelden dat deze dient als bijlage bij vraag 3B van dit vragenformulier.

C Wijze van financiering
Hoe worden de activiteiten van de onderneming, waarvoor de vergunning wordt gevraagd, gefinancierd?
OS Met eigen vermogen; geef hierbij over de laatste 24 maanden (in een bijlage) aan wat de hoogte van uw inkomen was en van wie u dat ontving

OS Met vreemd vermogen via een bankinstelling
OS Anders (zie hieronder)
Indien anders, dan hieronder de gegevens van de financierder vermelden:
Achternaam (indien van toepassing eigen naam en naam echtgeno(o)t(e) invullen):
Voornamen:
Woonadres:
Postcode:
Plaats:
of:
Naam onderneming:
Correspondentieadres:
Postcode:
Plaats:
NB De aanvrager wordt verzocht de financiering aan te tonen en alle relevante bewijsstukken hiervan bij dit formulier te voegen. Gelieve op de bewijsstukken te vermelden dat deze dienen als bijlage bij vraag
3C van dit vragenformulier.


4. Gegevens van degene die het formulier heeft ingevuld Achternaam (indien van toepassing eigen naam en naam echtgeno(o)t(e) invullen):
Voornamen:
Woonadres:
Postcode:
Plaats:
Functie en/of relatie tot de aanvrager:

Aanvullende vragen

5. Gegevens aanvrager
Geboortedatum:
Geboorteplaats:
Geboorteland:
Sofinummer:
Legitimatienummer en soort legitimatiedocument:


6. Arbeidsverleden
Is de aanvrager in de laatste drie jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier in loondienst werkzaam geweest? OS Ja OS Nee
Zo ja, vul dan bijlage 1 Opgave voorgaande werkgevers en loondienstverhoudingen in.
Zo nee, op welke manier heeft de aanvrager dan in zijn/haar levensbehoeften voorzien?
OS Als zelfstandig ondernemer
OS Via een uitkering, namelijk
OS Anders, namelijk


7. Schulden / faillissementen / uitstel van betaling A Heeft de aanvrager schulden aan de belastingdienst? OS Ja OS Nee
Zo ja, wat voor schulden?

B Heeft één van de ondernemingen genoemd in vraag 6 schulden aan de belastingdienst?
OS Ja OS Nee OS Niet bekend
Zo ja, wat voor schulden?

C Heeft één van de ondernemingen genoemd in vraag 6, waarin de aanvrager een functie vervult of
vervulde, in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier uitstel
van betaling gehad of werd een van die ondernemingen in staat van faillissement verklaard?
OS Ja OS Nee OS Niet bekend
Zo ja, dan de gegevens van de rechtbank en de datum waarop de uitspraak werd gedaan vermelden op bijlage 2 Opgave uitstel van betaling of faillissementen.

D Heeft de aanvrager in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit
fomulier te maken met één of meer van de volgende situaties? Aankruisen wat van toepassing is:
OS Uitstel van betaling
OS Staat van faillissement
OS Schuldsaneringsregeling
Zo ja, dan hier vermelden welke rechtbank de uitspraak heeft gedaan, op welke datum uitspraak is gedaan, de naam van de curator en wat de huidige status is:
Rechtbank te:
Datum:
Naam curator:
Huidige status:


8. Andere vergunningen

A Heeft de aanvrager in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit
formulier van een overheidsinstantie één of meerdere van de vergunningen gekregen die onder vraag

1 vermeld staan?
OS Ja OS Nee
Zo ja, om wat voor soort vergunning(en) ging het toen?

Bij welke instantie(s) aangevraagd:
Datum:
Datum:
Datum:

Gelieve een kopie van deze verleende vergunning(en) bij te voegen en daarop te vermelden dat het gaat om bijlage(n) bij vraag 8A.

B Heeft de aanvrager m.b.t. een (of meerdere) van de vergunning(en) zoals vermeld bij vraag 1 in de
laatste vijf jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier te maken gehad met
de volgende situaties? Aankruisen wat van toepassing is: OS Weigering van de vergunning
OS Intrekking van de vergunning
OS Verstrekking onder voorwaarden
OS Aanvraag, die nog in behandeling is
OS Oplegging van een bestuurlijke boete
OS Toepassing van bestuursdwang
Bij/door welke overheidsinstantie(s):
Datum:
Datum:
Datum:

Gelieve een kopie van deze beslissing(en)/vergunning(en)/boete(s) bij te voegen en daarop te ver-
melden dat het gaat om bijlage(n) bij vraag 8B.

Verklaring
De ondergetekende verklaart dat dit formulier naar waarheid is ingevuld, danwel dat degene die dit formulier namens hem/haar heeft ingevuld, dit op instructie van de aanvrager heeft gedaan en dat ondergetekende/aanvrager weet dat hij/zij volledig verantwoordelijk is voor de inhoud van de gegeven antwoorden.

Datum:
Plaats:

Handtekening en naam aanvrager:

Bijlagen bij vraag

3A OS Ja OS Nee Aantal:

3B OS Ja OS Nee Aantal:

3C OS Ja OS Nee Aantal:

6 OS Ja OS Nee Aantal:

7C OS Ja OS Nee Aantal:

8A OS Ja OS Nee Aantal:

8B OS Ja OS Nee Aantal:

Bijlage 1 behorend bij vragenformulier Model Natuurlijk Persoon (vraag
6)

OPGAVE VOORGAANDE WERKGEVERS en LOONDIENSTVERHOUDINGEN
1.Van: (dag-maand-jaar) tot: (dag-maand-jaar) Naam bedrijf:
Adres:
Postcode:
Plaats:

In welke functie was u bij deze onderneming betrokken? OS Bedrijfsleider
OS Bestuurder
OS Houder van 5% of meer van de aandelen
OS Commissaris
OS Ge(vol)machtigde
OS Procuratiehouder
OS Beheerder
OS Anders, namelijk


2. Van: (dag-maand-jaar) tot: (dag-maand-jaar) Naam bedrijf:
Adres:
Postcode:
Plaats:
In welke functie was u bij deze onderneming betrokken? OS Bedrijfsleider
OS Bestuurder
OS Houder van 5% of meer van de aandelen
OS Commissaris
OS Ge(vol)machtigde
OS Procuratiehouder
OS Beheerder
OS Anders, namelijk


3. Van: (dag-maand-jaar) tot: (dag-maand-jaar) Naam bedrijf:
Adres:
Postcode:
Plaats:
In welke functie was u bij deze onderneming betrokken? OS Bedrijfsleider
OS Bestuurder
OS Houder van 5% of meer van de aandelen
OS Commissaris
OS Ge(vol)machtigde
OS Procuratiehouder
OS Beheerder
OS Anders, namelijk

VRAGENFORMULIER MODEL RP (rechtspersonen)

Toelichting bij Vragenformulier BIBOB

Wat betekent BIBOB en wat is het doel van deze wet? BIBOB staat voor Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur. De Wet BIBOB verruimt de mogelijkheden van bestuursorganen om zich te beschermen tegen het risico dat ze criminele activiteiten faciliteren. Dit is nodig omdat criminelen c.q. criminele organisaties in sommige gevallen afhankelijk zijn van bestuurlijke beslissingen voor de continuering en/of afscherming van criminele activiteiten.

Waar bestaan de nieuwe bevoegdheden voor bestuursorganen uit? Artikel 3 van de Wet BIBOB stelt bestuursorganen in staat om een vergunning of subsidie te weigeren of in te trekken wanneer er ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor: a) het benutten van voordelen uit strafbare feiten; b) het plegen van strafbare feiten
of wanneer een redelijk vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel afgegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd.

Waarom dit formulier?
Om te kunnen beoordelen of er daadwerkelijk sprake is van bovenstaand gevaar, zullen bestuursorganen meer informatie van aanvragers van vergunningen dan wel subsidies verlangen. U, als aanvrager merkt dit aan de bijlage Vragenformulier BIBOB, welke bij het aanvraagformulier voor de vergunning of subsidie is gevoegd, dan wel daarin is opgenomen. Het geeft aan het bestuursorgaan extra informatie over de aanvraag en stelt in voorkomend geval Bureau BIBOB in staat om nader onderzoek te verrichten naar de aanvrager. Dit laatste vindt slechts plaats op verzoek van het bestuursorgaan.

Welk vragenformulier moet er worden ingevuld?
Er bestaan twee modellen vragenformulieren, te weten een model voor rechtspersonen (RP) en een model voor natuurlijke personen (NP). Indien de aanvrager van een vergunning of subsidie een rechtspersoon is, dient het model RP te worden ingevuld. Het model NP wordt ingevuld als de aanvrager een natuurlijk persoon is. Het vragenformulier bestaat uit twee delen, te weten:
I. Algemene vragen, gebaseerd op artikel 30 van de Wet BIBOB. II. Aanvullende vragen die noodzakelijk zijn voor het zo nodig opstellen van het advies door Bureau BIBOB.

De procedure
Nadat u het vragenformulier met alle noodzakelijke bijlagen heeft ingevuld, bekijkt het bestuursorgaan of zij voldoende informatie heeft verzameld om zelf te kunnen beoordelen of er al dan niet sprake is van een situatie zoals omschreven in artikel 3 van de Wet BIBOB. Wanneer uit het eigen onderzoek van het bestuursorgaan blijkt dat er onduidelijkheden blijven bestaan over de integriteit van de aanvrager of diens zakelijke relaties, kan het bestuursorgaan een beroep doen op het landelijke Bureau BIBOB. Indien het bestuursorgaan inderdaad besluit om advies in te winnen bij Bureau BIBOB, zal het u hiervan op de hoogte stellen. Bureau BIBOB zal verder onderzoek verrichten door middel van het systematisch bevragen van informatiebronnen (Kamer van Koophandel, Kadaster, politiële en justitiële bronnen, Belastingdienst, etc), waarna het Bureau een gemotiveerd advies zal uitbrengen aan het bestuursorgaan.
Indien het bestuursorgaan op basis van het BIBOB-advies van plan is om uw vergunning of subsidie te weigeren of in te trekken, is het verplicht om u hier vooraf over te informeren en u te vragen uw zienswijze hierover te geven.

De termijnen
Op het moment dat er een BIBOB-advies wordt aangevraagd door het bestuursorgaan zal de termijn waarbinnen het bestuursorgaan moet beslissen over de vergunning- of subsidieverlening, worden opgeschort. Bureau BIBOB moet binnen vier weken een advies uitbrengen aan het bestuursorgaan. Het onderzoek van het Bureau kan echter eenmalig met vier weken worden verlengd. De bestaande beslissingstermijn van het bestuursorgaan kan daarom maximaal met acht weken worden verlengd. Het is mogelijk dat deze termijn nog verder wordt opgeschort indien Bureau BIBOB extra informatie van het bestuursorgaan verlangt. De lengte van deze opschorting is afhankelijk van de tijd die het kost om deze informatie te verwerken.

Onvolledige of onjuist ingevulde vragenformulieren Indien blijkt dat het vragenformulier niet naar waarheid is ingevuld of onjuiste gegevens bevat, dan heeft het bestuursorgaan de mogelijkheid om aangifte te doen van valsheid in geschrifte (artikel
225 van het Wetboek van Strafrecht). Bovendien heeft het bestuursorgaan volgens artikel 3 lid 6 van de Wet BIBOB de bevoegdheid de vergunning of subsidie te weigeren of in te trekken indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel afgegeven vergunning of subsidie een strafbaar feit is gepleegd.
Indien de aanvrager weigert het vragenformulier volledig in te vullen of weigert aanvullende gegevens te verschaffen, kan dit op basis van artikel 4 lid 1 juncto artikel 30 van de Wet BIBOB door Bureau BIBOB aangemerkt worden als ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 lid 1 van dezelfde wet. Op grond hiervan kan het bestuursorgaan besluiten de vergunning of subsidie te weigeren.

Verdere informatie
Voor algemene vragen en informatie omtrent de Wet en het Bureau BIBOB kunt u de website van Bureau BIBOB raadplegen
(http://bibob.justitie.nl). Voor specifieke vragen kunt u zich wenden tot het betrokken bestuursorgaan.

Vragenformulier Model Rechtspersonen

I Algemene vragen op grond van artikel 30 van de Wet BIBOB
1. Dit formulier betreft een vergunning inzake (vakje aankruisen) OS Artikel 40 Woningwet (bouwvergunning)
OS Artikel 3 Drank- en Horecawet
OS Exploitatievergunning t.b.v. horeca
OS Smartshop of growshop
OS Speelautomaathal
OS Artikel 8.1 Wet milieubeheer
OS Seksinrichting
OS Escortservice
OS Artikel 5 Wet goederenvervoer
OS Artikel 5 Wet personenvervoer 2000
OS Artikel 6 Opiumwet (opiumontheffingen)
OS Artikel 61a Woningwet (vervreemding onroerende zaken woningcorporaties)


2A Onderneming ten behoeve waarvan de vergunning wordt aangevraagd (hierna aanvrager)
Is de aanvrager een:
OS B.V.
OS N.V.
OS Stichting
OS Coöperatieve Vereniging
OS Rechtspersoon naar buitenlands recht,
Zo ja, welk land?
En met welke rechtsvorm?
Anders, namelijk
Statutaire naam van de aanvrager:
Statutaire vestigingsplaats van de aanvrager:
Feitelijk vestigingsadres:
Straat:
Huisnummer:
Postcode:
Plaats:
Nummer van inschrijving Kamer van Koophandel (Handelsregister) De handelsnaam of handelsnamen waarvan de aanvrager gebruik maakt: De handelsnaam of handelsnamen waarvan de aanvrager de laatste vijf jaar gebruik heeft gemaakt:


3. Leidinggevenden
A Wie geven momenteel leiding en wie hebben in de afgelopen drie jaar leiding gegeven aan de aanvrager?
Voeg in ieder geval een lijst bij met leidinggevende personen (bestuurders, commissarissen, procuratiehouders, gevolmachtigden, beheerders) waarop de namen, geboortedata, functie en periode staan vermeld. Gelieve op de lijst te vermelden dat deze dient als bijlage bij vraag 3A van dit vragenformulier.

B Zeggenschap
Wie hebben momenteel zeggenschap en wie hebben in de afgelopen drie jaar zeggenschap gehad over de aanvrager?
Voeg in ieder geval een lijst bij waarop voor de natuurlijke personen (aandeelhouders) de namen en geboortedata en voor de rechtspersonen de statutaire naam en het inschrijvingsnummer van de Kamer van Koophandel, staan vermeld. Gelieve op de lijst te vermelden dat deze dient als bijlage bij vraag 3B van dit vragenformulier.

C Vermogensverschaffers
Wie verschaffen momenteel vermogen en wie hebben in de afgelopen drie jaar vermogen verschaft aan de aanvrager?


4. Wijze van financiering
Hoe worden de activiteiten van de onderneming, waarvoor de vergunning wordt gevraagd, gefinancierd?
OS Met eigen vermogen
OS Met vreemd vermogen via een bankinstelling
OS Anders (zie hieronder)
Indien anders, dan hieronder de gegevens van de financierder vermelden:
Achternaam (indien van toepassing eigen naam en naam echtgeno(o)t(e) invullen):
Voornamen:
Woonadres:
Postcode:
Plaats:
of:
Naam onderneming:
Correspondentieadres:
Postcode:
Plaats:
NB De aanvrager wordt verzocht de financiering aan te tonen en alle relevante bewijsstukken hiervan bij dit formulier te voegen. Gelieve op de bewijsstukken te vermelden dat deze dienen als bijlage bij vraag
4 van dit vragenformulier.


5. Gegevens van degene die het formulier heeft ingevuld Achternaam (indien van toepassing eigen naam en naam echtgeno(o)t(e) invullen):
Voornamen:
Woonadres:
Postcode:
Plaats:
Functie en/of relatie tot de aanvrager:

Aanvullende vragen


6. Gegevens aanvrager
Fiscaalnummer:
Indien B.V. of N.V.:
Onder welk nummer is de verklaring van geen bezwaar verleend?


7. Betrokkenheid bij andere ondernemingen
Geef aan op welke manier de aanvrager in de laatste drie jaar voorafgaand aan de datum van
ondertekening van dit formulier hier te lande betrokken is of is geweest bij andere ondernemingen,
bijvoorbeeld NV/BV, Stichting, Coöperatieve Vereniging, Vennootschap onder Firma, of een
rechtpersoon naar buitenlands recht. Geef ook aan welke functie (bestuurder, aandeelhouder,
vennoot) de aanvrager heeft/had in deze rechtspersoon. Geef deze gegevens weer op bijlage 1 Opgave functies in andere ondernemingen.


8. Schulden/faillissementen/uitstel van betalingen A Heeft de aanvrager nu of in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van
dit formulier te maken of te maken gehad met een of meer van de volgende situaties? Aankruisen wat
van toepassing is:
OS Uitstel van betaling
OS Staat van faillissement
Zo ja, dan hier vermelden welke rechtbank de uitspraak heeft gedaan, op welke datum uitspraak is gedaan, de naam van de curator en wat de huidige status is:
Rechtbank te:
Datum:
Naam curator:
Huidige status:

B Heeft de aanvrager schulden aan de belastingdienst? OS Ja OS Nee
Zo ja, wat voor schulden?


9. Andere vergunningen
A Heeft de aanvrager in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier bij een overheidsinstantie één of meerdere van de vergunningen aangevraagd die onder vraag 1 vermeld staan?
OS Ja OS Nee
Zo ja, om wat voor soort vergunning(en) ging het toen? Bij welke instantie(s) aangevraagd:
Datum:
Datum:
Datum:
Gelieve een kopie van deze verleende vergunning(en) bij te voegen en daarop te vermelden dat het gaat om bijlage(n) bij vraag 9A.

B Heeft de aanvrager m.b.t. een (of meerdere) van de vergunning(en) zoals vermeld bij vraag 1 in de
laatste vijf jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier te maken gehad met
één of meer van de volgende situaties? Aankruisen wat van toepassing is:
OS Weigering van de vergunning
OS Intrekking van de vergunning
OS Verstrekking onder voorwaarden
OS Aanvraag, die nog in behandeling is
OS Oplegging van een bestuurlijke boete
OS Toepassing van bestuursdwang

Bij/door welke overheidsinstantie(s):
Datum:
Datum:
Datum:
Gelieve een kopie van deze beslissing(en)/vergunning(en)/boete(s) bij te voegen en daarop te
vermelden dat het gaat om bijlage(n) bij vraag 9B.

Verklaring
De ondergetekende(n) verklaart/verklaren in zijn/haar/hun hoedanigheid van bestuurder(s) van de aanvrager dat dit formulier naar waarheid is ingevuld, danwel dat degene die dit formulier namens de aanvrager heeft ingevuld, dit op instructie van de bestuurders en namens de aanvrager heeft gedaan en dat ondergetekende(n) weet/weten volledig verantwoordelijk te zijn voor de inhoud van de gegeven antwoorden. Datum:
Plaats:
Handtekening(en) en namen van de bestuurders van de aanvrager :

Bijlagen bij vraag

3AOS Ja OS Nee Aantal:

3BOS Ja OS Nee Aantal:

4 OS Ja OS Nee Aantal:

7 OS Ja OS Nee Aantal:

9AOS Ja OS Nee Aantal:

9BOS Ja OS Nee Aantal:

Bijlage 1 behorend bij vragenformulier Model Rechtspersoon (vraag 7)

OPGAVE FUNCTIES IN ANDERE ONDERNEMINGEN

1. Van: dag-maand-jaar)
tot: (dag-maand-jaar)
Statutaire naam van de onderneming:
Statutaire vestigingsplaats:
Feitelijk Adres:
Straat:
Huisnummer:
Postcode:
Plaats:
Ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel te: Onder nummer:
In welke functie is of was de aanvrager bij deze onderneming betrokken?

2. Van: dag-maand-jaar)
tot: (dag-maand-jaar)
Statutaire naam van de onderneming:
Statutaire vestigingsplaats:
Feitelijk Adres:
Straat:
Huisnummer:
Postcode:
Plaats:

Ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel te: Onder nummer:
In welke functie is of was de aanvrager bij deze onderneming betrokken?

3. Van: dag-maand-jaar)
tot: (dag-maand-jaar)
Statutaire naam van de onderneming:
Statutaire vestigingsplaats:
Feitelijk Adres:
Straat:
Huisnummer:
Postcode:
Plaats:

Ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer v