Ministerie van Buitenlandse Zaken



NOTITIE

Terugblik op het Nederlands voorzitterschap van de Raad van Europa

6 november 2003 tot en met 13 mei 2004

"Raad van Europa: Bruggen slaan met normen en waarden."

13 oktober 2004


1. Inleiding Top

Nederland was van 6 november 2003 tot 13 mei 2004 voorzitter van het Comité van Ministers van de Raad van Europa (de bijeenkomsten van de bewindslieden en de vergaderingen van de Permanente Vertegenwoordigers in Straatsburg). De Nederlandse prioriteiten waren :

· Bescherming van de mensenrechten en de effectiviteit van toezichtmechanismen;

· Integratie en sociale cohesie;

· Bevordering van de synergie tussen de Raad van Europa en andere internationale organisaties.

In deze notitie worden de activiteiten en de daarbij behaalde resultaten belicht, in relatie tot de door Nederland aangegeven prioritaire thema's. In dit kader komen onder meer aan de orde de hervorming van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), de discussies door Nederland geëntameerd op terreinen als inburgering en integratie, gezondheid, sport en biologische diversiteit en de samenwerking tussen de Raad van Europa en andere internationale organisaties, met name de EU. Tevens zijn gedurende de voorzitterschapsperiode enkele institutionele aspecten aan de orde geweest, zoals het functioneren van het Comité van Ministers, het streven naar effectieve monitoring door het Comité van Ministers betreffende mensenrechten en de inrichting van de rechtsstaat, de relatie van dit Comité met de Parlementaire Assemblee en de relatie naar de burger, de civil society.

Bovendien is gedurende het Nederlandse voorzitterschap een belangrijke stap gezet in het organiseren van een Derde Top van de Raad van Europa in mei 2005 te Warschau. Mede met het oog hierop wordt in deze verantwoording verder ingegaan op het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) over de positie en toekomst van de Raad van Europa.


2. De prioriteiten van het Nederlands voorzitterschap Top


2.1 Thema 1: Bescherming van de mensenrechten en effectiviteit van toezichthoudende mechanismen

Bijzondere aandacht is geschonken aan de handhaving en de uitbreiding van het acquis van de Raad op het gebied van de bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden. Bij dit thema stond met name het toezicht op de naleving van de verplichtingen van de lidstaten centraal (verplichtingen, zowel voortvloeiend uit de toetreding tot de Raad van Europa als uit verdragen van de Raad). Uitgangspunt in deze was dat iedere Europese burger meer zekerheid moet hebben dat de in de Raad van Europa gemaakte afspraken op het gebied van individuele en sociale mensenrechten consistent en effectief worden nageleefd en dat bestaande toezichtmechanismen, zoals bij voorbeeld het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, adequaat zijn uitgerust om dat te garanderen.


2.1.a. Een effectief Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Reeds voorafgaand aan het Nederlandse voorzitterschap werd hoge prioriteit gegeven aan het garanderen van de effectiviteit op de lange termijn van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). De toenemende werkdruk op het EHRM leidde in de laatste jaren tot een gestaag groeiende achterstand van circa 1000 zaken per maand. Het Hof dreigde ten onder te gaan aan zijn eigen succes. Na drie jaar intensieve onderhandelingen over maatregelen ter verhoging van de effectiviteit van het Hof kon onder Nederlands voorzitterschap tijdens de 114e bijeenkomst van het Comité van Ministers op 12 en 13 mei 2004 overeenstemming worden bereikt over een hervormingspakket. Dit pakket omvat aanbevelingen voor hervormingen op nationaal niveau en maatregelen in de sfeer van (het toezicht op) de tenuitvoerlegging van Hofuitspraken, alsook maatregelen binnen het Hof zelf en het bureau van de griffie.

Hiertoe is een wijziging van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) door middel van een nieuw Protocol (no. 14) overeengekomen. Dit Protocol is gebaseerd op de instandhouding van het individueel klachtrecht, de instandhouding van een rechterlijke beslissing in iedere klacht, de instandhouding van een enkelvoudig Hof en waar mogelijk flexibiliteit voor het Hof in de inrichting van de procedures. De voornaamste aanpassingen zijn:

· Vergroting van de capaciteit voor het filteren van de grote hoeveelheid kennelijk niet-ontvankelijke zaken, in het bijzonder door de instelling van de unus iudex en jurist- rapporteurs;

· Vereenvoudiging van de behandeling van repetitieve klachten, klachten die identiek zijn aan een reeds eerder door het Hof gegrond verklaarde klacht, in het bijzonder door het verlenen van de bevoegdheid aan comités van drie rechters om dergelijke zaken af te handelen;

· Een nieuwe ontvankelijkheidsdrempel, waardoor zaken die duiden op een gering nadeel voor de klager buiten behandeling kunnen blijven.

Tevens schept het protocol de mogelijkheid van toetreding van de EU tot het EVRM.

Het hervormingspakket bevat verder aanbevelingen aan de lidstaten over onder meer de ontwikkeling en verbetering van voorlichting en professionele training over het EVRM. Daarbij is inbegrepen het toetsen van (ontwerp)wetgeving en de rechtspraktijk aan het EVRM. Tevens worden staten opgeroepen meer te doen ter voorkoming van mensenrechtenschendingen. Een laatste maatregel betreft een verzoek aan het Hof om uitspraken die duiden op een structureel probleem in een partijstaat zo te duiden dat de betreffende staat ook duidelijk weet wat ze moet doen om deze situatie op te heffen.

Voorbereidend werk ten aanzien van het Protocol no. 14 is mede verricht ten tijde van de door het ministerie van Buitenlandse Zaken georganiseerde conferentie van de regeringsagenten bij het EHRM op 8 en 9 december 2003 in Den Haag. Tijdens deze bijeenkomst is onder meer gesproken over de relaties die de lidstaten onderhouden met het Hof en hoe deze te verbeteren en te stroomlijnen zijn. Tevens werd - in de vorm van een aanbeveling aan de Stuurgroep Mensenrechten van de Raad van Europa om zich over de materie te buigen - aandacht besteed aan de positie van de regeringsagenten bij het Hof. Ook de verbetering in de naleving van Hofuitspraken kwam aan bod, met name in relatie tot de controle hierop door het Comité van Ministers.

23 landen hebben Protocol no. 14 inmiddels ondertekend en verwacht wordt dat op korte termijn de overige lidstaten zullen volgen. Naar het zich thans laat aanzien zal Nederland, dat Protocol no. 14 op 13 mei jl. heeft ondertekend, het protocol in het voorjaar van 2006 kunnen ratificeren. Het protocol treedt in werking wanneer alle lidstaten die partij zijn bij het EVRM het hebben geratificeerd.


2.1.b. Naleving hofuitspraken; doorbraak in de zaak Loizidou

Onder Nederlands voorzitterschap is na 5 jaar een doorbraak gerealiseerd in de zogenaamde Loizidou zaak. De Grieks-Cypriotische mevrouw Loizidou verloor in het Turks-Cypriotische conflict onroerend goed in Noord-Cyprus. In een zaak die zij had aangespannen tegen de Turkse staat werd haar in 1998 door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een schadeloosstelling toegewezen. Sinds 1998 werd deze uitspraak evenwel niet ten uitvoer gelegd door Turkije en kwam de niet-naleving van het Hofarrest diverse malen ter sprake in het Comité van Ministers dat belast is met het controleren van de uitvoering van Hofarresten. Tot vier maal toe werd Turkije zonder resultaat ter verantwoording geroepen. Intensieve besprekingen van het voorzitterschap met Turkije en Cyprus naar aanleiding van een dreigende vijfde veroordeling door het Comité van Ministers hebben geresulteerd in een oplossing waardoor mevrouw Loizidou haar schadeloosstelling alsnog in ontvangst heeft kunnen nemen.Het oplossen van deze moeilijke kwestie heeft bijgedragen aan de geloofwaardigheid van het Comité van Ministers als toezichthoudend orgaan.

2.1.c. Verbetering van de implementatie van mensenrechtennormen in de lidstaten van de Raad van Europa

Hoewel monitoringsactiviteiten van de Raad van Europa een beeld geven van de implementatie van mensenrechtennormen in de verschillende lidstaten, schiet de Raad van Europa op een aantal terreinen te kort als het gaat om herstel van geconstateerde tekortkomingen. Ten behoeve van meer reflectie over deze discrepantie, heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken op 19 en 20 april 2004 in samenwerking met het Nederlands Juristen Comité Mensenrechten (NJCM) een seminar georganiseerd onder de titel `Implementation of Human Rights; the Efficiency of Justice'. Dit seminar bracht vertegenwoordigers van regeringen en niet-gouvernementele organisaties, alsook deskundigen op het gebied van mensenrechten en efficiency of justice uit de academische- en beleidswereld samen om van gedachten te wisselen over mogelijkheden om te komen tot verbetering van de naleving van mensenrechtennormen.

In de conclusies van het seminar wordt de lidstaten van de Raad van Europa onder andere geadviseerd eens in de twee jaar een nationaal actieplan op te stellen waarin een analyse wordt opgenomen van de problemen binnen de nationale jurisdictie ten aanzien van het naleven van internationale mensenrechtenstandaarden. Dit met het oog op het nauwkeurig bepalen van doelstellingen met betrekking tot de aanpak van bestaande problemen. Tevens zou de Raad van Europa zich niet moeten beperken tot uitsluitend monitoringsactiviteiten, maar zich meer moeten richten op assistentieverlening, hetgeen overigens ook binnen de organisatie wordt ingezien. Verbetering van de coördinatie tussen de Raad van Europa en andere internationale instellingen kan hierop een gunstige invloed hebben. De aanbevelingen zijn voorgelegd aan het Comité van Ministers van de Raad van Europa, ook ter verdere behandeling in de meest betrokken intergouvernementele werkgroepen.

2.1.d Naleving verplichtingen door de lidstaten

Gedurende het voorzitterschap heeft Nederland bijgedragen aan de monitoring activiteiten van de Raad van Europa op het gebied van de naleving door de lidstaten van hun verplichtingen jegens de Raad. Door het Comité van Ministers zijn onder meer de ontwikkelingen in lidstaten besproken in de werkgroepen van het Comité van Ministers. Nederland heeft, ook als voorzitter, voortdurend aandacht gevraagd voor de noodzakelijke verbetering in diverse gebieden/lidstaten van de Raad zoals Servië-Montenegro, Cyprus, Georgië, Rusland, Armenië, Azerbeidjan, Moldavië en Tsjetsjenië. De monitoring van de situatie in Azerbeidjan, met name ten aanzien van politieke gevangenen, heeft geleid tot strafvermindering en vrijlating. Eén voormalig gevangene is inmiddels in Nederland herenigd met zijn familie.

2.1.e. Bescherming van mensenrechten in de informatiesamenleving

Nederland heeft geconstateerd dat met de opkomst van de `informatiesamenleving' nieuwe vragen rijzen over de bescherming van mensenrechten. Bestaande normen ter bescherming van mensenrechten sluiten in hun toepassing niet aan bij de nieuwe mogelijkheden van (elektronische) communicatie. Het betreft vraagstukken als vrijheid van meningsuiting op Internet en bescherming van briefgeheim bij e-mail. Het Comité van Ministers heeft ter voorbereiding van de UN World Summit on the Information Society (Genève, december 2003) het principe uitgesproken dat de vrijheid van meningsuiting en het recht op persoonlijke levenssfeer in `het digitale tijdperk' in gelijke mate moeten worden beschermd als in het `papieren tijdperk' . Nederland heeft op initiatief van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tijdens het voorzitterschap voorgesteld om, op basis van de principes van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) en uitgaande van de Political Declaration of the Committee of Ministers to the World Summit on the Information Society, normen te ontwikkelen voor de toepassing van mensenrechten in de informatiesamenleving. Het doel is richting te geven aan de Europese rechtsontwikkeling inzake de toepassing van mensenrechten in de informatiesamenleving in de lidstaten van de Raad van Europa.

De Raad van Europa heeft het Nederlandse voorstel overgenomen. In juni 2004 is een expertgroep ingesteld die tot taak heeft een Aanbeveling Human Rights and the Rule of Law in the Information Society voor te bereiden. Doelstelling is dat de Aanbeveling in het voorjaar van 2005 wordt aanvaard door het Comité van Ministers. De Raad van Europa is voornemens de Aanbeveling in te brengen in de tweede fase van de World Summit on the Information Society (Tunis, november 2005).

2.2 Thema 2:Bevordering van integratie en sociale cohesie Top

Uiteenlopende etnische, religieuze en culturele achtergronden in de Europese landen kunnen sociaal-culturele en politieke spanningen veroorzaken. Het ontwikkelen en onderhouden van adequate constitutionele stelsels, alsmede de bevordering van de sociale cohesie door middel van een interculturele dialoog kunnen deze spanningen mitigeren. Binnen de grenzen van de lidstaten bestaat veelal een discrepantie tussen de verwachtingen van de burger met betrekking tot deze vraagstukken en de invulling daarvan in het overheidsbeleid. De Raad van Europa kan met de eigen expertise en inzicht in deze de lidstaten bijstaan in het analyseren van deze vraagstukken en concrete oplossingen aandragen. Tegen deze achtergrond heeft Nederland onder meer de volgende onderwerpen aan de orde gesteld die een nieuwe richting geven aan het werk van de Raad van Europa.

2.2.a Inburgering en integratie

Op 8 en 9 december 2003 kwam op initiatief van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie het Europees Comité voor Migratie, Vluchtelingen en Demografie van de Raad van Europa in Rotterdam bijeen om van gedachten te wisselen over het thema `Een Europese structuur van integratie'. Doel van de bijeenkomst was te komen tot een inventaris van het integratiebeleid in de verschillende Europese landen om een begin te maken met een debat over een eventueel gemeenschappelijk standpunt. Een drietal thema's verbonden aan het integratieproces zijn hier nader besproken. Er is gesproken over stedelijk beleid, arbeidsmarktparticipatie en inburgeringprogramma's. De resultaten van deze conferentie zullen worden ingebracht in de ministeriële EU-conferentie over integratie in Groningen op 9-11 november 2004 in het kader van het Nederlandse EU-voorzitterschap. Hier zal de structurele discussie tussen EU-lidstaten over de integratie van minderheden nader vorm moeten krijgen.

2.2.b. Grondrechten in een pluriforme samenleving

Op 20 en 21 november 2003 vond in Den Haag een congres plaats over grondrechten in de pluriforme samenleving. Hierin werd ingegaan op de spanningsvelden die kunnen bestaan tussen verschillende grondrechten, zoals o.a. de vrijheid van meningsuiting, godsdienstvrijheid, het discriminatieverbod en het recht op gelijke behandeling. Deze thematiek werd uitgewerkt aan de hand van case-studies, over o.a. beledigende uitspraken over kwetsbare groepen, het dragen van een hoofddoek in het onderwijs of in publieke functies en geweld tegen vrouwen. Het thema bleek in veel lidstaten zeer actueel te zijn. Deelnemers concludeerden dat conflicterende grondrechten wijzen op het bestaan van een open democratie en dat aanpassing van internationale standaarden niet gewenst is. Op grond van sociale en culturele verschillen dient elke lidstaat te beschikken over een marge van vrijheid in de toetsing. Met deze door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties georganiseerde bijeenkomst heeft Nederland het debat over conflicterende grondrechten binnen de Raad van Europa een nieuwe impuls gegeven. De plv SG van de Raad van Europa heeft de bevindingen van het congres ingebracht in het Comité van Ministers. De resultaten werden voorts mede gebruikt bij het opstellen van de nota `Grondrechten in de pluriforme samenleving' die de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijkrelaties namens het kabinet aan de Tweede Kamer heeft toegezonden.

2.2.c. Integriteit in de publieke sector (openbaar bestuur en politie)

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft op 31 maart en 1 april 2004 in samenwerking met de Raad van Europa de conferentie `Ethische normen in de publieke sector (openbaar bestuur en politie)' georganiseerd. Belangrijkste doelstelling van dit seminar was het uitwisselen van ervaringen en good practices. Een ander centraal thema was de rol van de Raad van Europa en van de nationale, regionale en lokale besturen, alsook de politie bij het streven naar verbeteringen ten aanzien van publieke ethiek en transparantie in hun dagelijkse werkzaamheden. De conferentie, die plaatsvond in Noordwijkerhout, heeft geresulteerd in een handboek ter bevordering van het uitwisselen van good practices ten aanzien van publieke integriteit op lokaal niveau. Tevens zijn de resultaten van het seminar voorgelegd aan het Comité van Ministers en het Congress of Local and Regional Authorities van de Raad van Europa (CLRAE). Verschillende landen hebben aangekondigd dat zij het handboek zullen betrekken bij de scholing van gemeenteraadsleden. Mede op basis daarvan hebben de lidstaten de Stuurgroep voor lokale en regionale democratie gevraagd te bezien op welke wijze aan het handboek en aan het thema integriteit in de publieke sector een gevolg kan worden gegeven.

Het seminar voor de politie was gericht op twee programma's, namelijk `Politie en mensenrechten' en `Ethische code voor de Politie'. Tijdens de workshops werd duidelijk dat bij beide al resultaten zijn behaald, maar dat er ook verbeterpunten zijn. Bijvoorbeeld het ontwikkelen van een sterk netwerk, bedoeld voor uitwisseling van informatie en het stimuleren van samenwerking tussen buurlanden bij ontwikkeling of implementatie van integriteitsprogramma's. Het secretariaat van de Raad van Europa, dat ook intensief was betrokken bij de voorbereiding en uitvoering van het seminar, gaat de uitkomsten van het seminar de komende jaren benutten.

2.2.d. Functie en vormgeving van de openbare bibliotheek

Op 18 en 19 maart 2004 heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in samenwerking met de Vereniging van Openbare Bibliotheken de conferentie Creating public paradise: building public libraries in the 21^st century georganiseerd. Op deze conferentie waren tal van experts aanwezig, die hun visie en praktische benadering van openbare bibliotheken in de 21e eeuw gaven. Naast het feit dat bibliotheekvernieuwing een prioriteit van het kabinet is, paste deze conferentie in het streven van de Nederlandse overheid naar een betere dienstverlening aan de (Europese) burger.

Eén van de conclusies van de conferentie was dat de openbare bibliotheek een belangrijk instituut is met zowel een informatieve als sociaal-culturele en educatieve functie. Deze veelzijdige functie van de openbare bibliotheek komt optimaal tot haar recht als de bibliotheek daarop in fysiek opzicht is aangepast. Een tweede conclusie was dat het fijnmazige en wijdvertakte netwerk van lokale, regionale en landelijke bibliotheken in potentie veel mogelijkheden voor integratie binnen en tussen de lidstaten biedt. Bovendien biedt een internationaal netwerk van openbare bibliotheken de Europese burger mogelijkheden tot kennisname van en kennismaking met elkaars cultuur.

De gemeenschappelijke conclusies en aanbevelingen van bovengenoemde conferentie, zowel op nationaal als internationaal niveau, zijn via de stuurgroep Cultuur voor verdere bespreking aan het Comité van Ministers aangeboden. De lidstaten worden hierbij uitgenodigd de aanbevelingen op te nemen in hun nationale beleid.

2.3 Thema 3:Bevordering synergie Raad van Europa en andere internationale organisaties Top

De in de Raad van Europa afgesproken beginselen op het gebied van democratie, mensenrechten en rechtsstaat vormen de basis voor Europese cohesie en stabiliteit. Hoewel Nederland van mening is dat geen andere Europese organisatie deze functie in dezelfde mate kan vervullen en dat de continuïteit van deze werkzaamheden gewaarborgd dient te blijven, is in toenemende mate zichtbaar dat de Raad van Europa en andere internationale organisaties zich op dezelfde beleidsterreinen begeven, waardoor het risico van overlappende activiteiten ontstaat. Derhalve wordt in de Raad van Europa specifiek aandacht geschonken aan met name de (samenwerkings)relatie met de EU, maar ook die met de OVSE en de VN. Tegen deze achtergrond is bij diverse activiteiten tijdens het Nederlandse voorzitterschap gestreefd naar afstemming met de werkzaamheden van de EU, de OVSE en/of de VN om eventuele overlappende werkzaamheden te voorkomen en de complementariteit en samenwerking tussen de Raad van Europa en andere internationale organisaties te bevorderen. Naast de hierboven omschreven activiteiten op het gebied van `bescherming van mensenrechten in de informatiesamenleving', `inburgering en integratie' en `functie en vormgeving van de openbare bibliotheek' is dit ook het geval geweest bij activiteiten op het gebied van gezondheid en sport en in het kader van het beleid omtrent biologische diversiteit. Het vraagstuk van de synergie tussen instellingen speelt structureel een belangrijke rol in het zogenaamde quadripartite overleg tussen de Raad van Europa en de Europese Unie, een overleg tussen de top van beide organisaties.

2.3.a. Quadripartite overleg Raad van Europa en Europese Unie

Op 22 maart 2004 vond het zgn. quadripartite overleg plaats. Deze halfjaarlijkse bijeenkomst tussen de zittend voorzitter van de Europese Unie, de Eurocommissaris voor Externe Betrekkingen, de Secretaris- Generaal van de Raad van Europa en de zittend voorzitter van het Comité van Ministers van de Raad van Europa heeft als doel om de relaties tussen de Raad van Europa en de Europese Unie te evalueren en daar waar nodig aan te passen. Tijdens het overleg in maart 2004 is gesproken over de uitbreiding van de EU, de IGC, regionale ontwikkelingen (o.a. op de Balkan en in Turkije, Rusland, de Kaukasus, Moldavië en Cyprus), alsmede over de strijd tegen het terrorisme. Het belangrijkste deel van de bijeenkomst was evenwel gewijd aan de samenwerking tussen de EU en de Raad van Europa. Vertegenwoordigers van de Raad van Europa en de Europese Commissie hebben verklaard dat gezien de gemeenschappelijkheid van de waarden van de Raad en de EU, beide organisaties "...are committed to strengthening in a constructive and productive way their co-operation and to sustaining their dialogue on developing the broad field of their future relations".

Een belangrijke stap daartoe zou zijn de vestiging van een Permanente Vertegenwoordiging van de Europese Commissie bij de Raad van Europa. Weliswaar participeert de Commissie in een groot aantal technische bijeenkomsten van de Raad van Europa, maar er wordt onvoldoende deelgenomen aan bijeenkomsten van het Comité van Ministers van de Raad. Ierland als voorzitter van de EU en Nederland als voorzitter van het Comité van Ministers hebben zich tijdens dit quadripartite overleg nadrukkelijk uitgesproken vóór vestiging van een permanente vertegenwoordiging van de Europese Commissie bij de Raad van Europa. Nederland zal de onderhandelingen hieromtrent voortzetten in de daartoe verantwoordelijke EU-raadswerkgroepen. Tevens is de wenselijkheid besproken van de toetreding van de EU tot de relevante verdragen van de Raad van Europa.

2.3.b. Gezondheid

Inzet van het voorzitterschap op het terrein van aan gezondheid gerelateerde activiteiten van de Raad van Europa was een strategische aanpak van de grond te tillen op grond waarvan gezondheidsgerelateerde activiteiten optimaal rendement opleveren voor de Europese burger. De strategische aanpak had zowel een interne (binnen de Raad) als externe (in de relaties met andere organisaties) dimensie.

Intern was het uitgangspunt de huidige vrij willekeurige, ad hoc programmering van intergouvernementele activiteiten in het kader van veelal partiële akkoorden op dit terrein, om te bouwen tot een meer conceptuele strategische benadering, in welk kader aard, inhoud, werkmethode en inbedding van de activiteiten onderbouwd moeten zijn aan de hand van een aantal vooraf vastgestelde criteria.

Extern werd gestreefd naar een versterking van samenwerking tussen de Raad van Europa, de WHO (het regionaal bureau van Europa), en de Europese Commissie, waarbij voor de Raad van Europa de strategisch programmatische benadering als uitgangspunt gold. Een dergelijke externe samenwerking heeft met name in de relatie met de EU evidente voordelen. De Raad van Europa opereert flexibeler dan de EU (door het systeem van aanbevelingen) primair vanuit de mensenrechten benadering en vervult juist daardoor een pioniersfunctie door actuele onderwerpen aan te pakken ook als deze nog niet geheel uitgekristalliseerd zijn. De aanbevelingen van de Raad van Europa kunnen vrij eenvoudig in EU wetgeving worden omgezet. Tijdens het Nederlands voorzitterschap is het proces in gang gezet om te komen tot een Raad van Europa bijdrage aan de EU wetgeving op het gebied van cellen en weefsels, zoals die ook al bestaat op het terrein van veiligheid en kwaliteit van bloed.

Meer in het algemeen kan gezegd worden dat Nederland zowel tijdens het voorzitterschap van de Raad van Europa als tijdens het voorzitterschap van de EU streeft naar een "healthy Europe without divide". Om bovenbedoeld oogmerk conceptueel te kunnen onderbouwen is in oktober 2003 door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een strategisch beraad georganiseerd met belanghebbenden uit diverse lidstaten, alsmede vertegenwoordigers van het secretariaat van de Raad van Europa, van de EC en van het regionaal bureau voor Europa van de WHO. Het strategie-document dat hieruit volgde, werd in de Stuurgroep gezondheid (CDSP) en door het CM positief ontvangen. Momenteel wordt de strategie op verzoek van het CM geoperationaliseerd. Het is de bedoeling dat de nieuwe aanpak voor de gezondheidsgerelateerde activiteiten zowel intern als extern bij aanvang van het komende jaar (2005) integraal wordt toegepast.

2.3.c. Sport

Tijdens het voorzitterschap is door het Ministerie van VWS een onderzoek gestart naar good practices in Europa. Onder deze practices vallen programma's of projecten waarin lichamelijke opvoeding en sport een bijdrage leveren aan meer algemene opvoedingsdoelen, zoals overdracht van normen en waarden. Het onderzoek heeft zich niet alleen gericht op de verzameling en interpretatie van projecten, maar ook een theoretisch kader geboden voor het benutten van de educatieve waarden van sport. Nederland heeft in het sportcomité van de Raad van Europa het onderzoek aan de orde gesteld. De uitkomsten van dit onderzoek worden gebundeld in een boek dat in november aan de deelnemers van de Slotmanifestatie van het EU Jaar van Opvoeding door Sport wordt aangeboden.

2.3.d. Biologische diversiteit

De Raad van Europa is nauw betrokken geweest bij de ontwikkeling van het pan-Europese Ecologische Netwerk (PEEN). Het betreft hier een speerpunt van het Nederlands en Europees natuurbeleid. In april 2004 heeft het ministerie van LNV een seminar getiteld PEEN and People georganiseerd, waar aan de hand van lessons learned en best practices een bijdrage is geleverd aan de verdere ontwikkeling en implementatie van PEEN. De resultaten van het seminar zijn geagendeerd in verschillende expertbijeenkomsten binnen de Raad van Europa. Daarnaast zal het ministerie van LNV de resultaten verder gebruiken tijdens relevante bijeenkomsten gedurende het Nederlandse EU-voorzitterschap.


3. Institutionele aspecten Top

3.1 De rol van het Comité van Ministers Top

Als voorzitter heeft Nederland bijzondere aandacht geschonken aan het bevorderen van de betrokkenheid van lidstaten door het benadrukken van het primaat van het Comité van Ministers boven dat van het secretariaat. Doelstelling hiervan was de sense of ownership van de lidstaten bij de Raad van Europa te vergroten. Dit heeft onder meer geleid tot het maken van afspraken tussen het voorzitterschap van het Comité van Ministers en de Secretaris-Generaal over het wederzijds consulteren, voorafgaand aan het afleggen van verklaringen over ontwikkelingen in de lidstaten van de Raad. Tevens is gewerkt aan een grotere continuïteit in de werkzaamheden van de Raad, door het Bureau van het Comité van Ministers - waar de discussie zich beperkte tot wat op welk tijdstip op de agenda geplaatst diende te worden - om te vormen tot een werkelijk sturingsorgaan. Eveneens is door middel van `mainstreaming' een aanzet gegeven om intergouvernementele activiteiten nauwer te coördineren met de activiteiten van het Comité van Ministers.

In 2003 is al besloten met ingang van 2004 slechts één ministeriële bijeenkomst per jaar te houden. Nederland en Noorwegen (beide verantwoordelijk voor de ministeriële bijeenkomst in mei 2004) hebben op verzoek van het Comité van Ministers in december 2003 voorstellen ingediend voor de hervorming van de opzet van de bijeenkomsten. Nieuw was onder meer het gemeenschappelijke covoorzitterschap van Nederland en Noorwegen, het agenderen van hamer- en discussieonderwerpen en het toevoegen van het agendapunt `politieke actualiteiten'. Met deze laatste aanpassing is getracht de rol van de Raad van Europa als pan-Europees politiek platform voor de discussie over de naleving van verplichtingen op het gebied van mensenrechten, democratie en rechtsstaat te bevorderen. Dit is een succesvolle formule gebleken, aangezien de 114e ministeriële bijeenkomst aanleiding is geweest voor politieke discussies over onder meer het gebrek aan democratische vooruitgang in Wit-Rusland en over Kosovo naar aanleiding van de uitbraak van gewelddadigheden begin 2004. Mede als gevolg van deze nieuwe opzet, waarin over dit soort politieke actualiteiten gesproken kon worden, waren 38 van de 45 lidstaten van de Raad van Europa op politiek niveau vertegenwoordigd. Daarmee werd hopelijk de tendens van verminderde belangstelling voor de ministeriele bijeenkomsten gekeerd. Het is aan opvolgende voorzitterschappen om te verzekeren dat de rol van de Raad als politiek platform overeind blijft. Het is hierbij van belang dat de Raad belangrijke actuele onderwerpen aan de orde stelt en komt tot concrete resultaten.

3.2 Parlementaire Assemblee Top

Eveneens heeft Nederland gewerkt aan verdere verbetering van de contacten tussen het Comité van Ministers en de Parlementaire Assemblee. De communicatie is met name verbeterd door het creëren van een opener dialoog in het driemaandelijkse Comité Mixte (Joint Committee) dat bijeenkomt onder gezamenlijk voorzitterschap van de Voorzitter van de Assemblee en de Voorzitter van het Comité van Ministers. Tweemaal, in januari en april 2004, is de Parlementaire Assemblee geïnformeerd over de voortgang van de werkzaamheden in het Comité van Ministers. Tijdens de bijeenkomst van de Parlementaire Assemblee in januari 2004 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken een visie gegeven over de komende Derde Top van regeringsleiders van de lidstaten. Tijdens de bijeenkomst van april 2004 heeft ook Minister-President Balkenende de Parlementaire Assemblee toegesproken en daarbij aandacht gevraagd voor handhaving van normen en waarden.


4. Het voorzitterschap en de burger Top

Het voorzitterschap is, mede naar aanleiding van commentaren van de Kamer terzake, aanleiding geweest om de Nederlandse bevolking te informeren over de Raad van Europa en waar deze voor staat. Het ministerie van Buitenlandse Zaken, in samenwerking met de andere departementen, de Europese Beweging Nederland en het Nederlands Genootschap Internationale Zaken (NGIZ) heeft een lezingencyclus georganiseerd over verschillende thema's betrekking hebbend op de Raad. Hierin kwamen aan de orde: het Nederlandse voorzitterschap van de Raad (Minister De Hoop Scheffer van Buitenlandse Zaken en plv. SG Raad van Europa mw. mr. drs. M. Bucquicchio-De Boer), de Raad van Europa en gezondheid (mw. prof. mr. dr. H.D.C. Roscam Abbing, ministerie VWS, directie Bestuursondersteuning, eenheid Raadsadviseurs), Mensenhandel (Nationaal Rapporteur Mensenhandel mw. mr. A.G. Korvinus en de Mensenrechtenambassadeur van Buitenlandse Zaken drs. P. de Klerk), Pharmacopeia, de instelling van de Raad van Europa die zich buigt over de kwaliteit van medicijnen (drs. P.H.Vree), en mediavrijheid (prof. mr. E.C.M. Jurgens, ondervoorzitter van de Eerste Kamer en lid van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa sinds 1995).

Een veel gehoorde klacht van beleidsmakers, organisaties en instanties op het terrein van de gezondheidszorg en van degenen die binnen dat veld werkzaam zijn, alsook van patiënten en consumenten, is dat men geen idee heeft van hetgeen de Raad op het terrein van gezondheidspreventie en bevordering en gezondheidszorg kan bijdragen en heeft bijgedragen. Om daaraan tegemoet te komen is als onderdeel van de voorzitterschapsactiviteiten door het ministerie van VWS samen met de gezondheidsafdeling van het secretariaat van de Raad het initiatief genomen een voor een breder publieke toegankelijke publicatie uit te brengen. De vrucht van de arbeid van diverse gezaghebbende auteurs die het werk van de Raad van binnen en buiten kennen zal worden uitgereikt tijdens de 50^e zitting van de Stuurgroep gezondheid, in november dit jaar.

Met steun van Buitenlandse Zaken is de Nationale Jeugdraad van 5 tot en met 7 december 2003 gastheer geweest van een reguliere bijeenkomst van het Council of Europe Affairs Committee (COECOM) van het European Youth Forum (YFJ). Tijdens deze bijeenkomst hebben jongeren uit zowel Nederland als andere Europese landen van gedachten gewisseld over de prioriteiten van het voorzitterschap en over jeugdparticipatie op lokaal en regionaal niveau. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft tevens studenten van de Universiteit Groningen financieel ondersteund voor hun deelname aan het pleitconcours René Cassin te Straatsburg, dat in het teken staat van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

In samenwerking met het Europees Platform voor Onderwijs is in de conferentie `Ben jij al Europees Burger?' aandacht geschonken aan de vraag hoe de Raad van Europa in vakken als maatschappijleer kan worden opgenomen. Het Europees Platform was tevens betrokken bij de realisatie van de voorlichtingsbrochure `Anne en Max' over de Raad van Europa. Hiervan zijn 10.000 exemplaren verspreid aan het lager en middelbaar onderwijs. Een lespakket over het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is toegezonden aan zgn. voorhoede scholen in het middelbaar onderwijs.

Een door het ministerie van Buitenlandse Zaken uitgeschreven tekenwedstrijd onder lagere scholen in Den Haag, waarin scholieren gevraagd werd enkele fundamentele rechten zoals het recht op onderwijs en het recht op huwelijk uit te beelden, is gewonnen door de Cor Emeaus school.

Het Nederlandse voorzitterschap heeft ook in de stad Straatsburg zijn indruk achtergelaten. Tijdens zijn bezoek aan de Parlementaire Assemblee in april 2004 heeft Minister President Balkenende op speciale wijze aandacht geschonken aan het grensoverschrijdende karakter van agressie en geweld door voor het gebouw van de Raad van Europa in Straatsburg een tegel te leggen met het symbool van de Landelijke Stichting Tegen Zinloos Geweld, het lieveheersbeestje.

De Permanente Vertegenwoordiging van Nederland heeft in Straatsburg een uitgebreid cultureel programma georganiseerd. Hiermee heeft het Nederlandse voorzitterschap zich weten te profileren en is de Raad van Europa dichter bij de bevolking van deze internationale stad gebracht. Dit programma was door zijn diversiteit, intensiteit en lange duur, over 6 maanden verspreid, zonder precedent. Mede dankzij deze opzet, waarin gekozen is voor een doorlopend programma in tegenstelling tot het houden van een openings- en slotmanifestatie, heeft het voorzitterschap kunnen rekenen op voortdurende aandacht. Er zijn Nederlandse films getoond, concerten van verschillende muziekstijlen gehouden, tentoonstellingen georganiseerd en gedichten van Nederlandse auteurs in de straten van Straatsburg verschenen.


5. De toekomst van de Raad van Europa/ Derde Top Top

Leden van het parlement hebben voorgesteld om met het oog op het voorzitterschap van het Comité van Ministers de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) te verzoeken een advies te formuleren omtrent de Raad van Europa. Dit verzoek is gehonoreerd en de AIV is onder meer uitgenodigd om in haar advies stil te staan bij de toegevoegde waarde van de Raad van Europa ten opzichte van andere instellingen zoals de OVSE en de EU. In het advies, getiteld `Raad van Europa: Minder en (nog) beter', bepleit de AIV onder andere een afslanking van het takenpakket van de Raad van Europa, waarna die zich meer zou moeten richten op mensenrechten, democratie en de rechtsstaat, alsook vraagstukken omtrent nationale minderheden en culturele diversiteit. In de regeringsreactie op dit advies is, mede naar aanleiding van de ervaringen tijdens het voorzitterschap, aangegeven dat Nederland de strekking van het AIV-advies opvolgt, maar wordt ook gewezen op het belang van andere activiteiten, op het gebied van sociale cohesie bijvoorbeeld, die bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen op de beleidsterreinen waarnaar door de AIV wordt verwezen. Het AIV-rapport heeft ertoe bijgedragen dat Nederland een goede en inhoudelijke inbreng kon leveren aan de gedachtewisseling in het Comité van Ministers over de toekomst van de Raad van Europa in de context van de Europese multilaterale samenwerking. Het rapport is ter info uitgereikt aan de leden van de Parlementaire Assemblee. Ook is het rapport en de daarbij behorende regeringsreactie betrokken in de discussie in Straatsburg over de toekomst van de organisatie. De centrale vraag is of de Raad van Europa het omvangrijke mandaat moet blijven uitvoeren, dan wel omwille van een meer herkenbaar profiel, een grotere effectiviteit en vanwege financiële beperkingen in een meer afgeslankte vorm zijn werkzaamheden moet voortzetten.

Deze discussie zal ook gevoerd worden tijdens de Derde Raad van Europa Top. Al in 2001 is het idee ontstaan voor het houden van een dergelijke top, mede naar aanleiding van de vraag wat de gevolgen zouden zijn voor de Raad van Europa van de toen in het vooruitzicht liggende uitbreiding van de Europese Unie en het eventueel aannemen en in werking treden van het Europees Grondwettelijk Verdrag. Tijdens de 111^e ministeriële bijeenkomst van het Comité van Ministers in november 2002 is het principe besluit genomen zo'n Derde Raad van Europa Top te organiseren. In mei 2003 werd op de 112^e bijeenkomst door lidstaten aangegeven dat deze top, met de titel The future role of the Council of Europe in the building of a Europe without dividing lines, zou moeten plaatsvinden tussen het najaar van 2004 en het voorjaar van 2005. Onder gezamenlijk Noors-Nederlands voorzitterschap is tijdens de 114e ministeriële bijeenkomst nader gediscussieerd over de Derde Top, maar werd besluitvorming hieromtrent uitgesteld in afwachting van de ontwikkelingen in de IGC. Na de afronding van de IGC bleek de weg vrij voor een beslissing omtrent de planning van de top. Op 8 juli jl. is besloten de top op 16 en 17 mei 2005 in Warschau te doen plaatsvinden.

De Nederlandse steun ten aanzien van een Derde Raad van Europa Top is aanvankelijk afhankelijk gesteld van de vraag of zicht zou zijn op concrete resultaten. Als voorzitter heeft Nederland actief bijgedragen aan de formulering van de agenda en mogelijke concrete resultaten, onder meer door in samenwerking met Polen, als voorzitter van de desbetreffende werkgroep, zorg te dragen voor een gemeenschappelijk Pools - Nederlands document met de conceptagenda voor de Derde Top. Dit document heeft aan de basis gestaan van verdere onderhandelingen hieromtrent. Als voorzitter van de EU is Nederland ook in het najaar van 2004 nog actief betrokken bij de voorbereidingen van de Derde Top. Het Nederlands standpunt inzake de Derde Top is te komen tot een duidelijke taakstelling voor de Raad van Europa, die zich in de toekomst zou moeten richten op activiteiten omtrent mensenrechten, democratie en rechtsstaat alsmede activiteiten die bijdragen aan een klimaat waarin deze kunnen worden gehandhaafd (enabling environment).


6. Slot Top

Terugkijkend op het voorzitterschap mag worden gesteld dat Nederland heeft bijgedragen aan de instandhouding en versterking van het acquis van de Raad van Europa op het gebied van mensenrechten. Op het gebied van de eerste prioriteit van het voorzitterschap `bescherming van

de mensenrechten en de effectiviteit van toezichtmechanismen' is onder Nederlandse leiding de hervorming van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) tot stand gekomen. Dit is tot uitdrukking gekomen in Protocol no. 14 bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en de daarbij behorende aanbevelingen aan de Lidstaten. Ook voor wat betreft de naleving van Hofuitspraken is een stap voorwaarts gezet door de hierboven genoemde doorbraak in de zgn. Loizidou zaak. De aandacht voor de noodzaak van naleving van verplichtingen van de Raad van Europa op het gebied van mensenrechten via effectieve monitoring door het Comité van Ministers heeft o.a. geleid tot de vrijlating van politieke gevangenen in Azerbeidjan. Eveneens zijn in het kader van de bijeenkomst over efficiency of justice nieuwe impulsen gegeven aan de noodzaak tot verbetering van de implementatie van de in de Raad van Europa geldende verplichtingen op het gebied van mensenrechten. Door het Nederlandse initiatief op het gebied van de bescherming van mensenrechten in het digitale tijdperk is een volgende stap gezet op het gebied van de bescherming van de rechten van de mens.

Voor wat betreft `Integratie en sociale cohesie' heeft Nederland nieuwe onderwerpen aangedragen bij discussies over een Europese structuur van inburgering en integratie, grondrechten in een pluriforme samenleving, integriteit in de publieke sector en de openbare bibliotheek. De resultaten van de in dit verband gehouden bijeenkomsten zijn en worden ingebracht in de diverse overlegfora van de Raad van Europa.

De invulling van de derde prioriteit van het voorzitterschap, de `bevordering van de synergie tussen de Raad van Europa en andere internationale organisaties', heeft - naast het hierboven genoemde quadripartite overleg - zijn weerslag gekregen in de activiteiten op de gebieden gezondheid, sport en biologische diversiteit. Het AIV-advies over de toekomst van de Raad van Europa uit 2003 is in dit verband van groot belang geweest. Niet alleen wordt daarin bepleit dat de Raad zich dient te concentreren op enkele kernactiviteiten, maar ook dat de samenwerking van de Raad van Europa en andere internationale instellingen dient te worden verbeterd. Aan dit laatste aspect is met name vorm gegeven door de afspraken gemaakt in maart 2004 betreffende de samenwerking tussen de Raad van Europa en de EU. Als voorzitter van de EU zet Nederland zich thans in om de toen gemaakte afspraken en neergelegde gedachten concreet invulling te geven, zowel t.a.v. EU- vertegenwoordiging in Straatsburg, als de toetreding van de EU tot relevante verdragen van de Raad van Europa.

Verbeterde samenwerking tussen de Raad en andere internationale instellingen (met name EU en OVSE) zal naar het zich laat aanzien een van de hoofdthema's zijn van de Derde Raad van Europa Top in mei 2005 te Warschau. Het tweede belangrijke hoofdthema zal zijn de toekomstige oriëntatie van de Raad van Europa. In de reactie op het AIV-advies is aangegeven dat Nederland, in lijn met het advies, zal aansturen op een sterkere focus van de Raad op die onderwerpen (mensenrechten, democratie en rechtsstaat) waaraan de organisatie zijn goede naam te danken heeft. Hierbij zal niet worden veronachtzaamd dat het realiseren van doelstellingen op deze beleidsterreinen slechts mogelijk is wanneer sprake is van een enabling environment. Deze grotere focus op `kerntaken' zal moeten leiden tot een hernieuwd elan, een revitalisering van de Raad, waardoor hij in samenwerking met andere organisaties een waardevolle bijdrage kan leveren aan een Europa zonder scheidslijnen.

Tot slot mag worden gesteld dat door het accent te leggen op (nog) betere tenuitvoerlegging van het reeds bestaande instrumentarium van de Raad en door gedachtevorming te entameren over onderwerpen die leven in de samenleving Nederland een bijdrage heeft geleverd aan het slaan van een brug tussen de discussies in Straatsburg over de waarden en standaarden van de Raad van Europa en de dagelijkse realiteit van de Europese burger.

Zie de notitie "Raad van Europa: bruggen slaan met normen en waarden" (Kamerstukken 2003-2004, 28810, nr. 3, Tweede Kamer dd. 3 november 2003).

Political Message from the Committee of Ministers to the World Summit on the Information Society (WSIS), CM (2003)87 final, 24 June 2003.

Kamerstukken 2003-2004, 29614, nr. 2, Tweede Kamer dd. 18 mei 2004.

Zie tevens de brief van de minister van Buitenlandse Zaken mede namens zijn ambtgenoot van OCW aan de Kamer (Kamerstukken, 2003-2004, 28810, nr. 7, Tweede Kamer dd. 16 augustus 2004)

Zie de brief aan de Kamer met de regeringsreactie op AIV-advies (Kamerstukken 2003-2004, 28 810, Nr. 4, Tweede Kamer dd. 2 maart 2004)

Zie de brief aan de Kamer met de regeringsreactie op AIV-advies (Kamerstukken 2003-2004, 28 810, Nr. 4, Tweede Kamer dd. 2 maart 2004)