Psychische problemen voor jongeren met chronische pijn
Jongeren met chronische pijn hebben vaker last van faalangst en
angstige en depressieve gevoelens dan jongeren zonder chronische pijn.
Wanneer zij pijn hebben, blijken hun ouders hier minder aandacht voor
te hebben dan ouders van jongeren zonder chronische pijn. Zij vragen
zich soms af of de pijn van hun kind wel echt is of dat het kind de
pijn gebruikt om vervelende situaties te vermijden. Dit concludeert
Vivian Merlijn in haar proefschrift Greep krijgen op pijn. Een model
voor pijn en kwaliteit van leven van adolescenten met chronische
pijnklachten waarop zij woensdag 22 december 2004 promoveert aan de
Erasmus Universiteit Rotterdam.
Chronische pijn komt vaak voor bij Nederlandse jongeren tussen 12 en
18 jaar, meestal hebben zij hoofdpijn, rugpijn, pijn aan de ledematen
of buikpijn. De pijn belemmert hen dikwijls in hun dagelijkse
functioneren.
Vivian Merlijn vergeleek jongeren met chronische pijn zonder
aanwijsbare fysieke oorzaak en hun ouders met jongeren zonder
chronische pijn en hun ouders. Zij onderzocht psychosociale factoren
die veelal worden gerelateerd aan het ontstaan en/of voort blijven
bestaan van chronische pijn en aan kwaliteit van leven. Tevens
ontwikkelde de promovenda een training voor jongeren met chronische
pijn, gericht op het aanleren van manieren om beter om te gaan met
pijn, met onder meer ontspanningsoefeningen en beweging. Ze leren
eveneens negatieve gedachten over de pijn (het wordt alleen maar
erger) bij te stellen. Ook worden ouders en vrienden (-innen)
betrokken bij de training.
Na de training rapporteren jongeren geen vermindering in pijn. De
training heeft vooralsnog ook geen effect op de kwaliteit van leven
van de jongeren. Wel verbetert na de training de relatie tussen
jongeren en hun ouders. En gebruiken de jongeren die de training
hebben doorlopen, minder medicatie. De oorzaak-gevolg relatie tussen
factoren in het kind en de sociale omgeving in relatie tot pijn en
kwaliteit van leven van kinderen met chronische pijn moet verder
worden onderzocht. Dat geldt ook voor het effect van een
trainingsprogramma bij kinderen met chronische pijn die zo erg is dat
zij hiervoor een kliniek bezoeken.
Promotoren: prof.dr. J. Passchier, Medische psychologie en prof.dr.
B.W. Koes, Huisartsengeneeskunde
Erasmus Universiteit Rotterdam