Ministerie van Buitenlandse Zaken

Europese Raad Brussel 16-17 december 2004, bjilage 2

Kamerbrief inzake verslag Europese Raad Brussel 16-17 december 2004, bjilage 2

Brussel, 17 december 2004

Toespraak van Voorzitter Josep Borrell Europese Raad

Dames en heren, leden van de Raad,

Ten eerste wil ik het Nederlandse Voorzitterschap danken voor de getoonde bereidwilligheid jegens het Europees Parlement. Verder wil ik erop wijzen dat dit Voorzitterschap er goed aan heeft gedaan om vooral de nadruk te leggen op het aspect communicating Europe juist nu de voorlichting van de burgers van het grootste belang is.

Een maand geleden beloofde ik u dat het Europees Parlement al het nodige zal doen om te zorgen dat een krachtige Commissie met brede steun van het Parlement aan het werk kan gaan. Wij zijn deze belofte nagekomen.

Maar om wat voor werk gaat het precies?

Op 26 januari 2005 zal Commissievoorzitter Barroso het werkprogramma voor 2005 en het meerjarenprogramma voor de volgende vijf jaar voorleggen. Voor het eerst zal hij, in afwachting van de inwerkingtreding van de Grondwet, een Interinstitutioneel Akkoord voorstellen over de goedkeuring van dit vijfjarenprogramma.

Het Parlement is van zijn kant bereid over zo'n akkoord te onderhandelen, dat voor ons allen een raamwerk voor de komende vijf jaar zal betekenen.

Inmiddels bepalen een aantal kwesties onze politieke prioriteiten. Om te beginnen de financiële vooruitzichten.

Het Europees Parlement neemt, waar het de financiële vooruitzichten betreft, zijn rol uiterst serieus. En zonder het Europees Parlement komen er geen financiële vooruitzichten tot stand.

Wij moeten met elkaar een overeenkomst sluiten voor de periode 2007-2013. Het Parlement heeft daartoe een tijdelijke commissie opgericht, die ik de eer heb voor te zitten, om tot een samenhangend en weloverwogen standpunt te komen. Bij onze werkzaamheden gaan wij uit van de voorstellen van de Commissie.

Wij willen tot een overeenkomst komen, en wel binnen de daarvoor vastgestelde tijd. Maar wij willen niet om het even welke overeenkomst.

Bovendien moeten eerst de lidstaten het onderling eens worden.

In dit verband hebben zes lidstaten officieel hun standpunt te kennen gegeven over de voorstellen die door de Commissie Prodi zijn ingediend en die officieel door de Commissie Barroso zijn overgenomen. Een vergelijking van de cijfers is significant.

Eerst moeten vergelijkbare zaken worden vergeleken. Het is absurd om een Commissievoorstel voor betalingskredieten te vergelijken met een voorstel van de zes lidstaten voor vastleggingskredieten.

Wat we moeten vergelijken is:

- een voorstel van de Commissie voor 1.025 miljard euro voor de periode 2007-2013, d.w.z. 1,26% van het BBP, aan vastleggingskredieten,

- met een voorstel van de zes lidstaten voor 825 miljard euro voor dezelfde periode, d.w.z. 1% van het BBP, aan vastleggingskredieten.

Het voorstel van de zes lidstaten betekent een verlaging met 210 miljard euro ten opzichte van het door de Commissie voorgestelde cijfer.

Betekent deze 1% dat we genoodzaakt zullen zijn onze politieke doelstellingen bij te stellen en terug te komen van gedane toezeggingen?
Ik wil u eraan herinneren dat als het Parlement en de Raad het over het nieuwe meerjarige financiële kader niet eens worden, dit betekent dat:
" we opnieuw op jaarbasis moeten onderhandelen over elk EU-beleid, en " we terugkeren naar de jaarlijkse begrotingsprocedure als vervat in de Verdragen, die overeenstemming tussen de beide takken van de begrotingsautoriteit vereist. Ik ben er zeker van dat noch de Raad noch het Parlement terug wil naar de gevechten zoals in het verleden toen beide partijen hun standpunt wilden doordrukken.

Ik zie niet hoe de Raad de financiële middelen kan verlagen en tegelijkertijd het hoofd kan bieden aan de nieuwe uitdagingen en prioriteiten waar de Unie voor staat, temeer omdat u de cijfers voor de landbouwuitgaven al tot 2013 hebt vastgelegd.

Als ik over uitdagingen en prioriteiten spreek, doel ik met name op: " volledige afronding van de huidige uitbreiding, en op de komende uitbreiding;
" handhaving van het cohesiebeleid, dat een echt instrument van communautaire solidariteit is;
" de steeds belangrijkere rol van de Unie in de wereld en het nieuwe beleid, waaronder met name onderzoek en onderwijs.

Sta mij toe te zeggen dat ik het vreemd vind dat de lidstaten die voor verdere uitbreiding zijn (en in dit verband wijs ik vooral op Turkije) ook degene zijn die het minst voelen voor een adequate financiering.

Ik heb het gevoel dat de Raad telkens meer Europeanen wil maar minder Europa.

Meer Europa voor minder geld is niet mogelijk. De heer Barroso heeft dit onlangs nog in het Parlement verklaard.

Er is echter geen reden voor ongerustheid. In tegenstelling tot alle beweringen is het Parlement geen zorgeloze begrotingsautoriteit, en dit blijkt wel uit de cijfers:

" in de periode 1988-2003 was de Raad van de beide begrotingsautoriteiten degene die de uitgaven onder zijn verantwoordelijkheid, namelijk de verplichte uitgaven, het meest verhoogde;
" terwijl de nationale begrotingen van de vijftien lidstaten tussen 1996 en 2002 gemiddeld met 22,9% stegen, nam de begroting van de Unie slechts met 8,2% toe.

De boodschap die ik vooral wil brengen is dat deze onderhandelingen niet weer uitsluitend een "gevecht om cijfers en percentages" moeten zijn, maar gericht moeten zijn op een Europees project waarvan de financiering in overeenstemming moet zijn met de ambities van de Unie.

Dames en heren,

Alvorens in te gaan op het centrale vraagstuk van deze Europese Raad, namelijk Turkije, zou ik graag een aantal andere punten op de agenda willen aanstippen.

Door de polemiek rond de beslissing over Turkije lijkt de betekenis van uw beslissingen over Bulgarije, Roemenië en Kroatië enigszins op de achtergrond geraakt. Wat betreft Bulgarije waarderen wij de prestaties die het land heeft geleverd, want hierdoor kan Bulgarije zich binnen de geplande termijnen op de weg naar toetreding begeven.

Wat Roemenië aangaat zijn er naar onze mening nog meer inspanningen nodig om te bewerkstelligen dat het rechtsstelsel onafhankelijker wordt, er minder gebruik behoeft te worden gemaakt van noodverordeningen en er in nog sterkere mate wordt gestreefd naar uitroeiing van de corruptie op alle niveaus. Voor het Parlement staat het buiten kijf dat voor Roemenië dezelfde voorwaarden moeten gelden als voor Bulgarije. Niettemin wil ik u zeggen dat het Parlement, ondanks alle technische hindernissen, alles in het werk zal stellen om op 13 april zijn instemming te kunnen betuigen met de afronding van de onderhandelingen.

De vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten

Uw besluit om een vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten te benoemen heeft in het Parlement tot een zekere onrust geleid. Onze Instelling is zoals u weet op dit gebied altijd een voortrekker geweest en heeft de aanzet gegeven tot de clausules over mensenrechten die nu in al onze internationale overeenkomsten zijn opgenomen.

Enerzijds vormen de mensenrechten vanaf het begin een centraal aspect in onze visie van het buitenlands beleid van de Unie, en kan de benoeming van een vertegenwoordiger voor de mensenrechten het belang van deze rechten nog duidelijker onder de aandacht brengen.

Anderzijds heerst er onzekerheid over de vraag of het Parlement wel in staat is de activiteiten van de Unie op dit gebied te controleren. Het Parlement heeft op dit terrein tot dusver altijd goed kunnen samenwerken met de Commissie, en wij achten het van het grootste belang dat deze samenwerking wordt voortgezet.

Hoe zal deze vertegenwoordiger het Parlement op de hoogte houden van zijn activiteiten? Het zou goed zijn als hierover wordt nagedacht voordat er een idee wordt omhelsd dat uiteindelijk tot problemen leidt of tot een zuiver symbolische zaak dreigt te verworden.

Het vredesproces in het Midden-Oosten

Vorige maand zei koning Abdallah van Jordanië tegen het Europees Parlement dat er zich een gelegenheid voor het vredesproces zou voordoen, maar dat deze slechts twee jaar zou bestaan. De presidentsverkiezingen die op 9 januari in Palestina worden gehouden vormen een belangrijke mogelijkheid om het vredesproces op gang te houden. Daarom stuurt het Parlement 30 leden, de grootste delegatie van verkiezingswaarnemers die de Instelling ooit heeft afgevaardigd.

Oekraïne

Voor één keer heeft de Europese Unie laten zien dat zij in staat is op het wereldtoneel een leidersrol op zich te nemen. Ik denk dat wij de Hoge Vertegenwoordiger voor het buitenlands beleid, de heer Solana, wel mogen feliciteren. Zelf ben ik voornemens om een bezoek aan de Oekraïne af te leggen na de verkiezingen en de inauguratie van het nieuwe parlement in Kiev, als symbool van de steun van het Europees Parlement aan het democratisch proces.

Turkije

Het Europees Parlement heeft twee dagen geleden gestemd, en gevraagd de onderhandelingen met Turkije "zonder onnodige vertraging" te openen. Gisteravond heeft de heer Balkenende aangekondigd dat de onderhandelingen met Turkije op 3 oktober zullen beginnen.

De genoemde datum stemt overeen met het standpunt van het Parlement.

Ik hoop dat Turkije vandaag nog de voorwaarden die u gisteren geformuleerd heeft kan aanvaarden.

Het resultaat van de stemming in het Parlement was duidelijk: 407 stemmen voor en 262 stemmen tegen. Maar wat het Parlement heeft goedgekeurd is even belangrijk als wat het heeft verworpen. Het Parlement heeft zich resoluut uitgesproken tegen om het even welk plan B, een geprivilegieerde associatie-overeenkomst of ieder ander alternatief voor volwaardig lidmaatschap. Ons standpunt is duidelijk en definitief. Natuurlijk betekent het openen van onderhandelingen niet dat zij ook worden afgerond. Niemand kan, bij welke toetredingsonderhandelingen dan ook, het eindresultaat voorspellen. Maar het doel van onderhandelingen is volwaardig lidmaatschap.

Het is duidelijk en ik weet dat dit punt onderwerp van inteinsieve onderhandelingen met de heer Erdogan is geweest dat het openen van onderhandelingen erop neerkomt dat Turkije Cyprus erkent. Er zullen 25 landen om de tafel zitten, waaronder Cyprus en Turkije.

Het spreekt voor zich dat onderhandelen met iemand diens erkenning impliceert.

Het Parlement heeft uitvoerig over zijn standpunt gedebatteerd. De afgelopen maanden heeft de kwestie-Turkije de Instelling vrijwel volledig beheerst: conferenties, bezoeken van onder meer premier Erdogan en Leyla Zana, onafhankelijke verslagen, reizen van delegaties naar de regio, hoorzittingen over de rechten van de vrouw, de mensenrechten, enz.

Tijdens mijn bezoek aan Turkije heb ik kunnen vaststellen dat iedereen, van autoriteiten tot voorvechters van de mensenrechten, van de Grieks-orthodoxe patriarch tot vakbondsleiders, werkelijk iedereen, aandrong op het openen van onderhandelingen. Het bleek duidelijk dat het vooruitzicht van toetreding DE grote motor van en nu al de garantie voor politieke, sociale en economische hervormingen is. Een NEE zou betekenen dat dit proces wordt teruggedraaid.

Anderzijds is ook duidelijk dat het enorme inspanningen zal vergen om Turkije in de EU op te nemen, en ik vraag me af of degenen die ik in Turkije heb ontmoet, wel beseffen hoe groot die inspanningen zullen moeten zijn. Het verslag van het Parlement heeft voornamelijk betrekking op hetgeen er moet gebeuren nadat de onderhandelingen van start zijn gegaan. Het Parlement dient de betrekkingen met het maatschappelijk middenveld in Turkije te verstevigen.

Ook zullen wij ons aan de omvangrijke taak moeten zetten de Europese publieke opinie van politieke uitleg te voorzien. Als de kwestie-Turkije wordt gezien als een nieuwe slag bij Lepanto of een nieuw beleg van Wenen, dan bereiken wij niets.

Om deze reden wenst het Parlement te worden geraadpleegd over elk voorstel om de onderhandelingen met Turkije op te schorten. Als het Parlement na afronding van de onderhandelingen de sleutel van de toetreding in handen heeft, zou het vreemd zijn als wij slechts van het genomen besluit in kennis worden gesteld. Temeer daar het Parlement moet worden betrokken bij het uitleggen van de onderhandelingen aan de publieke opinie. Hoe kan het Parlement een beslissing uitleggen als het niet eens bij die beslissing betrokken wordt?

Ten slotte,

Kofi Annan/ Irak

Ik wil het voorzitterschap bedanken voor het initiatief om de heer Kofi Annan te verzoeken u toe te spreken. Een jaar geleden, ter gelegenheid van de uitreiking van de Sacharov-prijs, heeft het Parlement Kofi Annan ontvangen, die naar ik heb begrepen, op dit moment onze steun kan gebruiken. In dit verband zou ik tegen degenen die hem de afgelopen weken hebben aangevallen, willen zeggen dat wie in een glazen huis woont, niet met stenen moet gooien, of, zoals je in het Engels zegt "people who live in glass houses shouldn't throw stones", of in het Frans "Qu'as tu à regarder la paille qui est dans l'oeil de ton frère? Et la poutre qui est dans ton oeil à toi, ne la vois-tu pas?"

Ik dank u wel.