Ministerie van Economische Zaken

Berichtnaam: Antwoorden op Kamervraag 2040502220

Datum: 20-12-2004


20 december 2004


De Minister van Economische Zaken, heeft deze vragen mede namens de minister
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer deze vragen als volgt
beantwoord.

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer, de antwoorden op Kamervraag 2040502220. Deze betreft
vragen van het lid Gerkens (SP) aan de ministers van EZ en VROM over het bericht
dat er teveel bijna ongevallen zijn met pijpleidingen in Nederland. Deze vragen
zijn ingezonden op 21 oktober 2004. Bij brief van 15 november 2004 (TP/MO 4071786)
is aan uw Kamer een uitgestelde beantwoording aangekondigd. Hierna volgen de vragen
en antwoorden.

1. Wat is uw mening over het bericht van de vereniging van leidingeigenaren
in Nederland (Velin) dat er teveel bijna ongevallen zouden zijn met pijpleidingen
in Nederland?

In 2004 heb ik door het Nederlands Normalisatie-instituut (NEN) onderzoek laten
uitvoeren naar graafincidenten met kabels en leidingen (getiteld 'Verplichte informatie-uitwisseling
ondergrondse kabels en leidingen', september 2004). Dit onderzoek betreft incidenten
met alle kabels en leidingen terwijl het VELIN-onderzoek zich beperkt tot (bijna)
incidenten met hoofdtransportleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Beide onderzoeken bevestigen dat de kans op graafincidenten momenteel te groot
is. Overigens is die bij risicovolle hoofdtransportleidingen lager dan bij de
rest van de ondergrondse infrastructuur.

Desondanks vind ik de tekort­komingen in de huidige praktijk - gelet op veiligheid,
leveringszekerheid, economische schade en ondergrondse ordening - te groot. In
de brief die ik, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer en de Minister van Verkeer en Waterstaat, hierover op 23 november
2004 aan uw Kamer heb doen toekomen (Kamer­stukken II, 29387, nr.6), vindt u een
uitgebreide uiteenzetting van de huidige situatie. Ook het bij de brief gevoegde
NEN-rapport is hiervoor illustratief. Ik heb in deze brief een wettelijke regeling
(grondroerders­regeling) aangekondigd. Deze grondroerdersregeling verplicht grondroerders
om voorgenomen werkzaamheden te melden bij één centraal loket, om gebleken onjuistheden
in kaartmateriaal terug te koppelen naar de bron (de kabel- en leidingbeheerder),
om de kabels en leidingen op de graaflocatie te lokaliseren en om ook verder zorgvuldig
te werken. Kabel- en leidingbeheerders worden verplicht om de grondroerder tijdig
te voorzien van betrouwbare en bruikbare informatie en om hun eigen registratie
te corrigeren voor gebleken onjuistheden. Daarnaast worden zowel kabel- en leidingbeheerders
als grondroerders verplicht zich aan te sluiten bij het digitale informatie-uitwisselingsysteem.
Mede door de betrokken publieke belangen neig ik ertoe als overheid verantwoordelijk­heid
te nemen voor een beperkt deel van de uitvoering (het beheer van het centrale
loket). Het gaat daarbij om het organisatorisch onderbrengen van het Klic bij
het Kadaster.

Zoals uiteengezet in bovengenoemde brief sta ik dus een brede aanpak voor, waarbij
enerzijds eisen worden gesteld aan de kwaliteit van de informatie en de wijze
waarop deze wordt uitgewisseld en waarbij anderzijds nadere afspraken worden gemaakt
tussen met name grondroerders ter verbetering van de uitvoering (graafprotocollen).
Alhoewel ik van mening ben dat met deze brede aanpak het aantal graafincidenten
aanzienlijk verminderd kan worden, is een (bijna) ongeval nooit geheel uit te
sluiten.

2. Wat is uw mening over de opmerking dat als de informatie wel is aangevraagd,
en het toch bijna misgaat, dit meestal te wijten is aan onvoorzichtig handelen
of gebrekkige communicatie? Bent u van mening dat het Kabels en leidingen informatiecentrum
(Klic) adequate informatie geeft? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?
Tussen het aanvragen van informatie door een grondroerder en het bijna misgaan
(tijdens de graafactiviteiten door dezelfde grondroerder), zit het verwerken van
de aanvraag door Klic en het verstrekken van de gewenste informatie door de betreffende
leiding­beheerder(s) aan de grondroerder. Deze laatste twee elementen, die beide
betrekking hebben op het proces van informatie-uitwisseling waarvoor kabel- en
leidingbeheerders volledig binnen de eigen invloedsfeer orde op zaken kunnen stellen,
worden niet expliciet vermeld in de opmerking zoals genoemd in de vraag. Waardoor
het, ondanks de verbeteringen die binnen het huidige proces van informatie-uitwisseling
mogelijk zijn, lijkt alsof er alleen verbeteringen mogelijk zijn bij de grondroerder.
Zoals uiteen­gezet in mijn antwoord op vraag 1 vind ik dit een te eenzijdige kijk
op de huidige praktijk.

Verder ben ik van mening dat de informatie die het Klic geeft dan wel die de
diverse kabel- en leidingbeheerders geven (in reactie op een Klic-aanvraag) adequater
kan en ook adequater moet worden. Er moet door Klic dan wel kabel- en leidingbeheerders
meer en beter worden ingespeeld op de informatiebehoefte van de graver, zowel
in kwaliteit, in snelheid als in presentatie. Vervolgens zal nog steeds de graver
nadrukkelijk worden aangesproken op zijn verantwoordelijkheid om zorgvuldig gebruik
te maken van deze informatie.

3. Wie controleert of de aannemer daadwerkelijk de graafwerkzaamheden bij
het Klic heeft aangemeld? Welke consequenties heeft het voor de aannemer als hij
de werkzaamheden niet heeft aangemeld? Vindt u dit afdoende? Zo neen, wat gaat
u doen om dat te verbeteren?

Momenteel controleert er vanuit de overheid niemand of een aannemer zijn graafwerk­zaamheden
bij het Klic heeft aangemeld. Wel is het zo dat volgens de jurisprudentie het
niet doen van een Klic-melding beschouwd wordt als belangrijk tekortschieten in
de onderzoeksplicht van de grondroerder. Dat betekent dat de grondroerder in die
gevallen waarin er sprake is van een graafincident zonder dat er een Klic-melding
is gedaan, geen of minder aanspraak kan maken op uitkering door zijn verzekering.
Partijen gaan momen­teel dus zelf na of er in een specifiek (schade)geval een
melding heeft plaatsgevonden.

Overigens is het doen van een Klic-melding, alhoewel een eerste vereiste voor
zorgvuldig graven, op zichzelf nog geen garantie voor het niet veroorzaken van
graafschade. Ik verwijs u graag naar mijn antwoord op vraag 1.
4. Welk overzicht heeft de overheid op de (bijna) ongevallen met pijpleidingen?
Is er een meldpunt bij de overheid? Zo ja, bevestigt deze de berichten van Velin?
Zo neen, hoe is het toezicht dan geregeld? Vindt u dat afdoende? Zo neen, wat
gaat u doen om dat te verbeteren?

Binnen de overheid bestaat hiervoor momenteel geen centraal meldpunt. Er bestaat
binnen de overheid dan ook geen goed totaaloverzicht van (bijna) ongevallen met
pijpleidingen. Wel is er een aantal instanties waaraan ongevallen en ernstige
incidenten worden gemeld. De eerste is de Raad voor de Transportveiligheid (RvTV).
Conform de wet Raad voor de Transportveiligheid, melden pijpleidingeigenaren ongevallen
aan de RvTV. De RvTV gebruikt deze informatie echter uitsluitend voor de invulling
van zijn onafhankelijke onderzoeksfunctie. De tweede is de Dienst uitvoering en
toezicht Energie (DTe). Op grond van de Gaswet rapporteren gasnetbeheerders elk
jaar een aantal indicatoren die de kwaliteit van het gasnet beschrijven aan de
DTe. Daarnaast worden gasnetbeheerders vanaf 1 januari 2005 tevens verplicht om
het aantal ongevallen, het aantal ernstige incidenten en het aantal lekken aan
de DTe te rapporteren. De derde is de Arbeidsinspectie. Hieraan worden ernstige
ongevallen gemeld, indien daarbij de gezondheid van werknemers in het geding is.


Momenteel buigt, in mijn opdracht, de heer Enthoven zich over de belegging van
verantwoordelijkheden rond het pijpleidingendossier. Daarin worden nadrukkelijk
ook aspecten van toezicht op de veiligheid van pijpleidingen en handhaving meegenomen.
Zijn advies wordt nog in december 2004 verwacht.

5. Bent u van mening dat het opstellen van graafprotocollen voldoende is
vooral gezien het feit dat Klic al wijst op de verantwoordelijkheden van de aannemers
en dit er niet toe heeft geleid dat het gros van de aannemers contact opneemt
met het Klic om informatie te krijgen? Zo ja, waarom?
Ik juich de totstandkoming van graafprotocollen toe. Dit komt de veilig­heid
zeker ten goede. Ik ben echter van mening dat uitsluitend het hebben van graaf­protocollen
onvol­doende is om het aantal graafincidenten te verminderen. Zoals uiteen­gezet
in antwoord op vraag 1, zie ik deze als noodzakelijk onderdeel binnen een groter
geheel.

6. gewaarborgd? Zo ja, waarop baseert u dit? Zo neen, wat gaat u doen om
meer publieke verantwoordelijkheid te nemen?

Ik verwijs u graag naar mijn antwoord op vraag 1.

Meer informatie

Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij Postbus 51, telefoon
0800 - 6463951, e-mail: ezinfo@postbus51.nlVoor journalisten: mevr. J. Thompson-Sepmeijer, persvoorlichter, telefoon (070) 379
6174, e-mail: C.J.Thompson-Sepmeijer@minez.nl