SGP
SGP kiest voor duaal bestel
Datum publicatie: 20-12-2004
Bron: Persbericht
Auteur: drs. J. Mulder
Voor de SGP is artikel 23 van de Grondwet nog steeds uitgangspunt van
beleid. De huidige redactie van het artikel over de vrijheid van
onderwijs komt volledig tegemoet aan de eisen die vanuit de
samenleving worden gesteld. Er is voor de SGP geen zwaarwegende reden
om het duale bestel af te schaffen. Integendeel, het stelsel schept
ruimte voor verscheidenheid van aanbod en dus aan keuzemogelijkheden
voor ouders en leerlingen.
Dat stelt de Guido de Brès-Stichting, het studiecentrum van de SGP in
de nota âVan ideaal naar werkelijkheid. SGP-visie op onderwijsâ die
vanmiddag (17.00- 18.00 uur) wordt aangeboden aan mevrouw M.J.A. van
der Hoeven, minister van OCenW.
De nota beschrijft de visie van de SGP op het primair en voortgezet
onderwijs en het onderwijsbeleid in de context van de veranderende
samenleving. De BVE-sector en het HBO/WO komen zijdelings aan de orde,
omdat trends in deze sectoren feitelijk trendsettend blijken te zijn.
Artikel 23 van de Grondwet
De SGP steunt de opvatting dat dit artikel voldoende flexibel en
vitaal is om hedendaagse problemen aan te pakken, zodat er geen reden
is om dit artikel aan te passen. De SGP pleit voor handhaven van het
duale bestel in de lijn van artikel 23 van de Grondwet, met name
vanwege grondwettelijke ankerpunten die recht doen aan het onderwijs
in de samenleving.
De keuzevrijheid van ouders, die ten grondslag ligt aan het duale
bestel, biedt pedagogische, religieuze en culturele minderheden de
ruimte om in een seculiere meerderheidscultuur hun specifieke visie en
identiteit in eigen instellingen tot uitdrukking te brengen en te
beleven. De school is dan een middel om in een pluriforme samenleving
een brug te slaan tussen de diverse populaties en naar de samenleving
als geheel.
In de visie van de SGP dient er openbaar onderwijs te blijven.
Eventuele plannen voor aanpassing van het scholenbestand gelden ook
voor de openbare scholen, met dien verstande dat de garantiefunctie
van het openbaar onderwijs gehandhaafd blijft. Ter wille van
bestuurlijke verhoudingen verdient het wel de voorkeur de openbare
school meer op afstand van de gemeente te zetten.
Keus voor bijzonder onderwijs
De SGP keert terug naar het standpunt van de partij in 1918. In het
eerste onderwijsartikel wordt de roeping van de ouders voorop gesteld.
Met andere woorden: het bijzonder onderwijs regel, het openbaar
onderwijs aanvulling. De SGP volgt als het ware Groen van Prinsterer
en zijn worsteling voor openbaar of bijzonder onderwijs. Daar komt bij
dat het duale onderwijsbestel thans de enige manier is om in het
onderwijs de band tussen ouders, school en kerk op principiële
gronden gestalte te geven.
Het ideaal van de SGP blijft dat alle kinderen bij de geopende Bijbel
onderwijs krijgen, zoals ook in 1918 is verwoord. Aan de ene kant
spreekt de SGP de overheid aan op haar taak om de kinderen onderwijs
te doen verstrekken bij een geopende Bijbel. Anderzijds is het van
belang dat, zolang de overheid haar taak in dit opzicht verwaarloost,
de SGP pleit voor het gebruik maken van de vrijheid om eigen scholen
op te richten en in te richten.
De ouders
De SGP staat op het standpunt dat de ouders de
eindverantwoordelijkheid voor de opvoeding van hun kinderen dragen. Ze
hebben vanwege die verantwoordelijkheid initiatieven genomen tot het
oprichten van scholen waaraan ze hun kinderen toevertrouwen en dienen
daar hun consequenties uit te trekken. De ouders zijn mede
verantwoordelijk voor het ontstaan van een opvoedingsgemeenschap, die
vorm krijgt als zij hun pedagogische verantwoordelijkheid behartigen,
in samenwerking met instituten die vanuit een zelfde
geloofsgemeenschap leven. Ouders kunnen hun verantwoordelijkheid niet
afwentelen op de school, de kerk of de overheid. Voor de SGP is dit
het leidend beginsel en ze erkent het grondwettelijk recht van
âverenigdeâ ouders om te beslissen over de aard en de richting van het
onderwijs dat op school wordt gegeven.
De school als medeopvoeder
In de visie van de SGP is de school medeopvoeder. Dat stelt des te
meer eisen aan de identiteit en de kwaliteit van de school en de
aansluiting bij de thuissituatie. In het opvoedingsproces worden
kinderen vanuit de overzichtelijkheid van de eigen omgeving naar een
volwassen deelname aan de samenleving geleid. Er dient binnen de
school sprake te zijn van een verantwoord en veilig pedagogisch
klimaat, van waaruit het kind zich kan ontwikkelen tot volwassene en
zich kan voorbereiden op een plaats in de maatschappij. De school is
primair verantwoordelijk voor de overdracht van kennis en het
ontwikkelen van vaardigheden teneinde mede de attitude van jongeren te
vormen. Kennis mag echter niet op zichzelf staan en vraagt erom
toepassings- en vaardigheidsgericht te zijn. Het gaat om een goede
maatschappelijke voorbereiding, waarbij respect voor de medemens ook
op de scholen een punt van aandacht moet zijn.
De kerk
Het onderwijs op school gaat ook de kerk aan; het mag de kerk immers
niet onverschillig zijn waarin de doopleden van de gemeente worden
onderwezen. In het christelijk onderwijs is sprake van de trits
gezin-school-kerk vanuit de overtuiging het onderwijs te plaatsen in
de continuïteit van de opvoeding. Het is geen taak van de kerk om
scholen te stichten, maar onderwijs is wel een duidelijke zorg van de
kerk. Het is dan ook juist wanneer in de kerk voorbede plaatsvindt
voor school en overheid. Kerken kunnen hun daadwerkelijk betrokkenheid
tonen bij het schoolleven, bijvoorbeeld door deel te nemen aan
bijeenkomsten waarin scholen hun jaarverslagen en andere
beleidsstukken presenteren. Het is ook de profetische taak van de kerk
de overheid aan te spreken op ontwikkelingen die naar haar oordeel
bijstelling behoeven.
De overheid
Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de overheid te zorgen dat
er voldoende scholen zijn, in een onderwijsstructuur waarin alle
leerlingen onderwijs ontvangen overeenkomstig hun talenten en
capaciteiten binnen de grondwettelijke kaders van de vrijheid van
onderwijs, als ook voor een bijbels verantwoorde invulling ervan. De
intentie waarmee aan deze vrijheid vulling wordt gegeven, dient
ingebed te zijn in het besef van verantwoordelijkheid van eigen doen
en laten, van verantwoordelijkheid voor God en tegenover God en de
medemens.
Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de overheid er op toe te
zien dat de scholen hun pedagogische of levensbeschouwelijke
identiteit waar maken. Het is voorts de verantwoordelijkheid van de
overheid er op toe te zien dat het onderwijs van de 21ste eeuw een zo
goed mogelijke bijdrage levert aan de toerusting van burgers voor de
kennissamenleving en voor de arbeidsmarkt door zeer alert te zijn op
het voorkomen van achterstanden en sociale uitsluiting.
Onderwijs en levensbeschouwing
In de visie van de SGP is de kracht van het onderwijs in de toekomst
de samenhang tussen de identiteit van de school enerzijds en de
pedagogiek en de didactiek anderzijds. Scholen met een sterke
levensbeschouwelijke identiteit staan steviger in een pluriforme
samenleving, omdat ze ingebed zijn in een gemeenschap die deze
levensbeschouwing draagt.
Het is van belang de vraag onder ogen te zien of de
levensbeschouwelijke uitwerking in het onderwijs voldoende verscheiden
is om de eigen schoolstichting en richting te rechtvaardigen. De
legitimatie ligt in de concretisering van godsdienst en
levensbeschouwing als ordenend principe voor het onderwijs als geheel.
Direct verbonden met de levensovertuiging is het pedagogisch klimaat
en de visie op leren. Dit alles staat nog steeds recht overeind, omdat
het tot de kern van de vrijheid van onderwijs behoort bij en past in
onze tijd. Het onderwijsartikel in de Europese Grondwet hanteert
hetzelfde vertrekpunt. Kern van dit artikel is dat de overheid alle
onderwijsvragers recht moet doen door te voorzien in onderwijs
overeenkomstig hun godsdienstige en levensbeschouwelijke overtuiging.
De SGP aanvaardt de levensbeschouwelijke segregatie ten aanzien van
het onderwijs, want scholen dienen zoveel mogelijk een afspiegeling te
zijn van hun levensbeschouwelijke achterban. Er dient geen
verplichting te komen voor middelgrote en grote gemeenten om in
samenwerking met alle scholen jaarlijks een plan op te stellen om
segregatie tegen te gaan. Het is aan de scholen hoe zij dit doen. Daar
komt bij dat de vraag gerechtvaardigd is óf men moet integreren in de
samenleving. In de visie van de SGP is het wel van groot belang in de
samenleving te participeren en de leerlingen daarop voor te bereiden.
Daarmee is niet gezegd dat er sprake is van assimilatie. De scholen
met een sterke levensbeschouwelijke identiteit staan steviger in het
proces van integratie. Juist het streven naar integratie vanuit een
sterke levensbeschouwelijke identiteit, maakt het proces van
bewustwording groter waardoor een constructieve houding naar de
samenleving kan worden ingenomen. Naar de opvatting van de SGP zijn
âzwarteâ scholen onontkoombaar, omdat de ouders intensief gebruik
maken van hun keuzerecht.
Kwaliteit van onderwijs
De SGP deelt de visie dat er meer aandacht nodig is voor kwaliteit van
scholen, kwaliteitszorg en informatie daarover. Het is denkbaar dat de
wettelijke eisen van deugdelijkheid (zoals kerndoelen en exameneisen)
waarop de inspectie de instellingen moet beoordelen, niet meer
toereikend zijn om voldoende informatie over de kwaliteit van het
onderwijs te vergaren. Er is ook behoefte aan informatie over andere
kenmerken van kwaliteit, zoals de zorg voor leerlingen, het
pedagogisch klimaat en het didactisch handelen. De zorg voor goede
kwaliteit van het onderwijs is een gezamenlijke verantwoordelijkheid
van instellingen, overheid en burgers. Bekostigingssancties kunnen
alleen volgen als een instelling niet voldoet aan de wettelijke eisen
van deugdelijkheid.
Drs. J. Mulder e.a., Van ideaal naar werkelijkheid. SGP-visie op
onderwijs, Den Haag 2004, ISBN 90-807629-6-2, 166 p., ⬠15,00.
Voor info: drs. J. Mulder (jmulder@sgp.nl), tel. 070 - 3029068