persbericht / nr. 1794
20-december-2004
LEI: Sterke tegenwind voor land- en tuinbouw in 2004
Voor veel agrarische bedrijven wordt 2004 een matig tot (zeer) slecht
jaar. Het gemiddelde inkomensniveau was in jaren niet zo laag. Het is
reëel bijna gehalveerd ten opzichte van midden jaren negentig. Dat
blijkt uit de raming van bedrijfsresultaten en inkomens die het LEI
(onderdeel van Wageningen UR) zoals gebruikelijk in december
publiceert. Vooral de lage prijzen van veel producten leiden in de
tuinbouw, akkerbouw en pluimveehouderij tot een drastische
inkomensdaling. Het inkomen van melkveehouders loopt dit jaar niet
verder terug, dankzij de nieuwe Europese melkpremie. De varkenshouders
zien een inkomensherstel na enkele zeer slechte jaren.
Rundveehouderij: inkomen melkveehouders op peil door premie
De melkprijsdaling van ongeveer 3% wordt dit jaar gecompenseerd door
de nieuwe premie die met de hervorming van het Europese zuivelbeleid
is ingesteld. Vooral door de schaalvergroting in de melkveehouderij
stijgt het inkomen gemiddeld nog met 1.000 euro per bedrijf. Deze
marginale verbetering maakt de inkomensdaling van de afgelopen jaren
niet goed.
Voor de houders van vleesstieren blijft het inkomen ongeveer gelijk,
doordat de lagere aankoopprijs van kalveren de daling van de
opbrengstprijzen compenseert. Vleeskalverhouders zien hun inkomen
licht toenemen. Schapenhouders boeken door de lagere opbrengstprijzen
mindere resultaten.
Intensieve veehouderij: eindelijk verbetering voor varkenshouders,
rampjaar voor pluimveehouders
Varkenshouders krijgen na twee opeenvolgende jaren met negatieve
inkomens eindelijk wat lucht. Hogere prijzen van varkens en biggen
resulteren in een duidelijke inkomensverbetering, al maakt die het
vermogensverlies van de meeste bedrijven in voorgaande jaren nog niet
goed.
Legpluimveehouders zijn dit jaar, na de vogelpest in 2003,
geconfronteerd met een ongekend scherpe daling van de prijzen van
eieren. Hun gemiddelde inkomen daalt naar bijna 120.000 euro negatief.
Vleeskuikenhouders hadden in 2003 al een negatief inkomen; dat is dit
jaar vooral door de hogere voerprijzen verder gezakt.
Akkerbouw: groeizame weersomstandigheden slecht voor het inkomen
Lage prijzen voor aardappelen en uien bepalen het inkomensbeeld in de
akkerbouw. Een groeizaam jaar eindigt hierdoor in mineur. Tegenvallers
in de afzet naar Rusland verscherpen het probleem. Het contrast met de
gunstige prijzen die vorig jaar onder invloed van de droogte werden
bereikt is groot. Het gemiddelde inkomen daalt in 2004 met zo'n 35.000
euro per bedrijf tot minder dan 10.000 euro. Alleen op bedrijven met
overwegend zetmeelaardappelen blijft het inkomen vrijwel gelijk; er
resteert zelfs een klein plusje uit hogere opbrengsten van aardappelen
en suikerbieten.
Glastuinbouw: vooral groentetelers zien inkomen slechter worden
Groentetelers zien, na een goed resultaat in 2003, hun inkomen dit
jaar met meer dan 100.000 euro terugvallen. Vooral lagere prijzen van
de hoofdgewassen tomaat, komkommer, paprika en aubergine dragen
daaraan bij. De prijsdalingen zijn onder andere een gevolg van meer
concurrentie uit Spanje. Voor de snijbloemen- en potplantenkwekers
zijn de inkomensdalingen minder fors. Maar zij kampen eveneens met
tegenvallende prijzen door de stagnerende koopkracht en de dure euro.
De stijging van de olieprijzen zal vooral volgend jaar doorwerken in
hogere gasprijzen. Champignonkwekers hebben al een paar jaar te kampen
met dalende prijzen en inkomens. Door de toenemende concurrentie uit
Polen en China zette dat proces zich in 2004 voort, wat leidde tot een
nieuw dieptepunt.
Tuinbouw in de open grond: alle takken scoren lager
Lagere prijzen voor de meeste groenten leveren een daling op van het
toch al niet florissante inkomen van de telers. De grote fruitoogst
van dit jaar heeft in die sector eenzelfde effect. In de
bloembollenteelt is de malaise van de laatste jaren nog niet voorbij
en moet ook een inkomensdaling worden genoteerd. Ook in de boomteelt
is er sprake van een dalende inkomenslijn.
Conclusie: inkomen sector als geheel op dieptepunt
Voor de land- en tuinbouwsector als geheel gezien betekent het
voorgaande 4% lagere opbrengstprijzen en iets hogere kosten. Het voor
de ondernemers resterende inkomen daalt hierdoor met 30% tot ongeveer
2 miljard euro. In de afgelopen jaren lag het reële inkomen per
bedrijf al duidelijk onder het niveau van het midden van de jaren
negentig, maar nu is het nog amper de helft van destijds. Per
gezinsarbeidskracht (inclusief de ondernemer) is het gedaald tot ruim
15.000 euro. Dit bedrag vormt de vergoeding voor de arbeid en het
geïnvesteerd vermogen.
De terugval van het agrarisch inkomen is dit jaar in Nederland sterker
dan waar ook in de Europese Unie. In de afgelopen jaren raakte
Nederland al een stuk van zijn vroegere voorsprong kwijt. De
Nederlandse land- en tuinbouw blijkt kwetsbaar voor tegenvallers in de
afzet naar het buitenland, waar het grootste deel van de productie
naar toe gaat, en voor de lagere prijzen die de binnenlandse consument
betaalt.
---
Tabel: Rentabiliteit en inkomen op agrarische bedrijven
Bedrijfstype
Opbrengsten-
Gezinsinkomen uit bedrijf
kostenverhouding
per bedrijf (x 1.000 euro)
---
2003
2004
mutatie
2003
2004
mutatie
(voorl.)
(raming)
(voorl.)
(raming)
Melkveebedrijven
73
69
-4
35
36
---
Fokvarkensbedrijven
---
90
13
-15
43
58
Vleesvarkensbedrijven
86
94
---
-6,5
26
32,5
Gesloten varkensbedrijven
81
92
---
-3
56,5
59,5
Leghennenbedrijven a)
108
65
-43
137
-117
-254
Vleeskuikenbedrijven a)
90
85
-5
-8
-40
-32
Akkerbouwbedrijven
89
70
-19
42,5
8,5
-34
Glastuinbouwbedrijven
98
91
-7
73
---
-40
w.v.
glasgroentebedrijven
106
89
-17
124,5
19
-105,5
snijbloemenbedrijven
92
90
-2
38
30
-8
pot- en perkplantenbedrijven
98
95
-3
64,5
47
-17,5
Champignonbedrijven
90
84
-6
37
---
-34
a) inclusief in 2003 door vogelpest geruimde bedrijven.
Bron: Bedrijven-Informatienet van het LEI
---
Actuele ontwikkeling van bedrijfsresultaten en inkomens in 2004. Het
rapport bestellen 'rapport1.04.05'.
LEI