Federale regering Belgie
Boodschap Premier nav Nieuwe Jaar
(2004-12-20)
Persdienst Eerste Minister
Boodschap van de Eerste Minister naar aanleiding van het begin van het
nieuwe jaar.
Uit de loopgraven !
De laatste weken kijk ik, zoals ongetwijfeld velen onder ons, met
verbaasde ogen naar ons buurland, Nederland. De moord op Theo Van Gogh
doet er de samenleving overkoken. Scholen en moskeeën worden in brand
gestoken. Kerkhoven worden geschonden. Er woedt een heuse oorlog
tussen het christendom en de islam.
Nederland is geen eiland. In de ganse wereld en in alle segmenten van
onze samenleving zagen we de afgelopen jaren het geweld de kop
opsteken. Vooral het voorbije jaar verviel onze samenleving in wat ik
«de ideologie van de confrontatie» zou willen noemen, de blijkbaar
onstuitbare eruptie om met woorden of met wapens het eigen gelijk
binnen te halen, zich koste wat kost tegen een andere opvatting, een
andere bevolkingsgroep, een andere cultuur of religie af te zetten. De
nasleep van de oorlog in Irak, de verschrikkelijke beelden van
onthoofdingen van gijzelaars, het optrekken van een muur tussen Israël
en Palestina, de terreur in Tsjetsjenië, de tienduizenden doden in
Ivoorkust, Soedan en Centraal-Afrika. Overal is de ideologie van de
confrontatie in opmars. In de Verenigde Staten waar het gevecht woedt
tussen de progressieven aan de Oost- en Westkust en de conservatieven
in het binnenland. Op het oude Europese continent dat ingevolge de
oorlog in Irak en de toetreding van Turkije hopeloos verdeeld raakt.
In de ganse wereld waar naast de gapende kloof tussen noord en zuid,
er een toenemende spanning heerst tussen de «Christian West en Muslim
rest». Zelfs de aloude tegenstelling tussen Oost en West wordt met
Oekraïne nieuw leven ingeblazen.
Maar ook onze eigen samenleving ontsnapt er niet aan. Ook bij ons was
het jaar 2004 een jaar van confrontatie en weerstand. De confrontatie
rond de invoering van het migrantenstemrecht, rond
Brussel-Halle-Vilvoorde, rond de asymmetrische regeringen en de
mogelijke opsplitsing van het land, rond het Blok.
Wat een verschil met vijftien jaar geleden. De muur van Berlijn was
net gevallen. De democratie was bezig aan een onstuitbare opgang. De
wereld leek één lange periode van rust, vrede en welvaart te zullen
beleven. «Het einde van de geschiedenis is nabij» zo noemde Fukuyama
het nog. Vandaag weten we beter. Aan de geschiedenis komt nooit een
slot. Sinds de aanslagen van 11 september 2001 werd de wereld in een
nieuw tijdperk gestort, een tijdperk van terreur, van verschrikking en
van afgrijzen. Een strijd die op het scherp van de snee gevoerd wordt,
zonder nuances, zonder mededogen, waarbij de cultuur of het geloof van
de ander steevast als inferieur wordt gebrandmerkt. Men schijnt
daarbij te vergeten dat er geen minderwaardige culturen bestaan, zomin
als er inferieure religies worden beleden. Er bestaan alleen mensen
die op een minderwaardige manier een inferieure invulling geven aan
hun geloof of cultuurbeleven. Dat is het geval voor
fundamentalistische islamieten die vrouwen een burka opdringen. Dat is
evenzeer zo voor christenen wanneer ze hun haat en afkeer etaleren
voor ongehuwde moeders of homoseksuelen.
De «ideologie van de confrontatie» waaraan de wereld en ons land zich
de voorbije jaren hebben overgeleverd, ontziet niets of niemand. Zelfs
de zo geroemde waarden moeten er aan. Normaal zouden het juist de
waarden moeten zijn die de maatschappelijke tegenstellingen
overbruggen, die rust brengen in de samenleving, met andere woorden
die de confrontatie zinledig en zonder voorwerp maken. Het tegendeel
is waar. De «waarden» zijn nu zelf uitgegroeid tot het voorwerp van
confrontatie. «Waarden zijn zwaarden» geworden. Het zijn niet langer
meer krachtige beginselen of traditionele patronen volgens dewelke men
leeft, maar heilige woorden waarmee de «ongelovige», de vreemdeling
uit de samenleving wordt gestoten. Tenzij hij er zich aan onderwerpen
wil. Vrije meningsuiting is zo synoniem geworden voor schelden.
Vrijheid van geloof idem voor moord. En de gelijkheid van man en vrouw
is een loos begrip geworden. Conservatieven vallen er de islam mee
aan, maar leven er zelf niet of nauwelijks naar. En progressieven die
het universele karakter ervan met hand en tand zouden moeten
verdedigen, proclameren nu het relativisme, waarmee ze in één klap de
mensenrechten ondergeschikt verklaren aan de religie en de cultuur.
Maar wellicht de meest zorgwekkende ontwikkeling van de voorbije jaren
is dat zich op de «ideologie» van de confrontatie een heuse «cultuur»
van de confrontatie heeft geënt. Er gaat geen dag voorbij of we worden
bestookt met krantenartikelen of televisiebeelden waarin die
confrontatie wordt uitvergroot. Meer nog, vandaag is voor de meeste
media slechts iets interessant als het tot openlijke tweedracht en tot
regelrechte heibel leidt. Overigens is de enige manier om nog in het
nieuws te komen of de krant te halen zich tegen iets of iemand af te
zetten, ergens keihard tegen te zijn. Uiteindelijk draait het bij de
media niet langer meer om informatie, maar om confrontatie. Conflict
om het conflict. Conflict verkoopt. De namen van de programmas waarin
de politici en de beleidsmakers aan de tand worden gevoeld, liegen er
niet om: «wit/zwart», «de volksjury», «de leeuwenkuil», programmas die
niet willen aanvaarden dat de waarheid soms een brede streep grijs
vertoont. Hoe ruiger, hoe directer en hoe controversiëler, hoe liever
de televisiemakers en de krantenboeren het hebben. Hoe hoger immers de
lezersaantallen en de kijkcijfers.
Het gevaar is echter dat we allemaal zo beginnen tedenken.In
karikaturen. In grove veralgemeningen. Dé Turken, dé Islamieten, dé
politici, dé Amerikanen, dé migranten, daarbij met het grootste gemak
simplistische antwoorden en oplossingen verzinnend, meestal gespeend
van iedere realiteitszin. De ideologie van de confrontatie verdunt het
gezond verstand. De werkelijkheid is - gelukkig - anders, de
werkelijkheid is genuanceerd, complex, nooit simplistisch. En die
werkelijkheid ontdek je niet door weg te duiken in de loopgraven van
het eigen grote gelijk.
De plaats van een Eerste Minister is niet zich te verschuilen in de
loopgraven. De taak van een Eerste Minister is niet te verdelen, maar
te verenigen, niet te verscheuren maar samen te brengen, de zaak
bijeen te houden als het ware. Het lijkt in het confrontatietijdperk
van vandaag een schier onmogelijke taak. Al vlug lijkt men immers een
Don Quichote die wereldvreemd en tegen beter weten in een positieve
boodschap verkondigt. Nochtans is het dàt waar we nu nood aan hebben,
aan een positieve ingesteldheid, aan een constructieve opstelling, met
andere woorden aan een ideologie van de dialoog en de samenhorigheid
om op die manier te weerstaan aan de lokroep van de heersende
polarisatie.
De samenleving heruitvinden die ons de voorbije jaren beetje bij
beetje is ontglipt, daar draait het om. Hoe? Eerst en vooral door
opnieuw een aangepaste terminologie te ontwikkelen die dwars staat op
de oorlogstaal die we thans hanteren. En verder door positieve
projecten en ingrijpende hervormingen door te voeren die aantonen dat
de samenleving een haven kan zijn van rust, vrede en stabiliteit en
geen synoniem hoeft te betekenen voor haat, geweld en oorlog.
Ik wil u vandaag - zoals dat past bij de aanvang van een nieuw jaar -
een programma van zeven punten voorstellen, een programma dat als doel
heeft die nieuwe, noodzakelijke dialoog in 2005 tot stand te brengen.
(1) België is thans een van de meest welvarende landen van de wereld.
Opdat dit ook in de toekomst zo zou blijven, hebben we in 2005 een
groot, nieuw sociaal akkoord nodig. Daarbij moeten afspraken rond de
eindeloopbaan en de vergrijzing worden gemaakt zodat meer mensen aan
de slag kunnen en meer mensen langer aan het werk kunnen blijven.
(2) Na meer dan veertig jaar spanningen tussen Vlamingen en
Franstaligen in en rond Brussel is de tijd rijp om deze voorgoed te
ontmijnen. Niet door een stemming van Vlamingen tegen Franstaligen,
niet door een confrontatie, maar door een compromis zonder winnaars of
verliezers, door een vergelijk waarmee de twee grote gemeenschappen
van ons land kunnen instemmen.
(3) Het federalisme waarvan we in 2005 het vijfentwintigjarig bestaan
vieren, samen met 175 jaar Belgische onafhankelijkheid, moet worden
afgewerkt. Een Forum zal de Senaat daartoe hervormen tot een Kamer van
de gewesten en gemeenschappen. De onderscheiden bevoegdheden zullen
verder worden verfijnd om tot meer transparantie voor en meer
betrokkenheid van de burger te komen.
(4) Naast de communautaire pacificatie heeft ons land ook nood aan een
interreligieuze dialoog om ten alle prijze confrontaties te vermijden
zoals we die in andere landen zien opduiken. In 2005 zal dan ook een
conferentie plaatsgrijpen met de religieuze leiders van ons land,
waarbij imams, rabbijnen, priesters en vrijzinnigen worden uitgenodigd
om naar elkaar toe te groeien.
(5) In diezelfde geest moet Europa in 2005 toetredingsgesprekken
starten met Turkije. Turkije kan een dam opwerpen tegen het
fundamentalisme en het symbool worden voor vele Noord-Afrikaanse en
Arabische landen dat een moslimland zich wel degelijk ontwikkelen kan
tot een moderne, welvarende staat waarin de democratie en de scheiding
van kerk en staat centraal staan.
(6) In 2005 moeten wij tevens de Europese grondwet goedkeuren, wat een
nieuwe basis en een hechte samenwerking zal creëren om Europa
eindelijk een rol van betekenis in de wereld te laten spelen.
(7) 2005 moet tenslotte ook het jaar worden van een hernieuwd
Atlantisch partnerschap, een nieuwe relatie tussen Europa en de
Verenigde Staten. De kloof werd wijd de voorbije jaren. Die kloof moet
worden gedicht. Dat kan door samen als gelijkwaardige partners een
strategische agenda voor de wereld af te spreken. Een agenda waar
vrede in het Midden-Oosten en de heropbouw van Afrika centraal staan.
Kerst 1914, precies negentig jaar geleden werd de wereld verbaasd. Aan
de IJzer zaten duizenden Britse, Franse en Belgische soldaten
ingegraven in de loopgraven. Aan de andere kant een gelijk aantal
Duitse infanteristen. Enkele onder hen begonnen kerstliederen te
zingen. Na enkele ogenblikken zongen de geallieerde soldaten mee. Tot
het moment waarop één onder hen het aandurfde om uit de loopgraven te
komen en met een witte vlag in de hand het levensgevaarlijke
niemandsland te betreden. Over heel de frontlinie volgden soldaten
zijn voorbeeld. Iedereen verbaasde zich er over dat de tegenstanders
geen monsters waren, zoals ze dachten, maar gewone mensen zoals
zijzelf. Soldaten van de beide kanten van het front begonnen met
elkaar te praten, eten te ruilen, te feesten en zelfs voetbal te
spelen. Dit kerstbestand duurde verschillende weken. Want wie schiet
nu iemand neer, die je kent?
Ik hoop dat in 2005 de mensen over de hele wereld uit hun loopgraven
treden. Opnieuw gaan beseffen dat niet de harde confrontatie, maar
alleen een opbouwende dialoog de basis kan vormen voor de samenhang
van een gezonde samenleving.
Guy Verhofstadt