INLIA
Terugkeerdocumenten IND
Inlia verkrijgt o.g.v. de wet openbaarheid bestuur (wob), via de
rechter, de actuele versie van de overzichtslijst van
aanvraagprocedures van verwijderingen per land van bestemming.
In de Vreemdelingencirculaire (VC) in A4 onder 6.2 (Aanvragen
reisdocumenten) staat (letterlijk):
De Immigratie- en Naturalisatiedienst stelt periodiek een overzicht
ter beschikking aan de korpschef waarin de aanvraagprocedures van
verwijderingen per land van bestemming zijn opgenomen. Hierin is ook
per land opgenomen of de korpschef zich zelfstandig kan wenden tot de
betreffende vertegenwoordiging of dat dit door tussenkomst van de
Immigratie- en Naturalisatiedienst dient te gebeuren.
De stichting INLIA heeft deze "overzichtlijst" o.g.v. de Wet
Openbaarheid Bestuur (WOB) in juni 2004 bij de IND opgevraagd. De IND
heeft geweigerd deze lijst te verstrekken. Uiteindelijk heeft de
voorzieningenrechter te Groningen in haar uitspraak van 19 november
2004 de IND opgedragen om een aantal onderdelen van de overzichtslijst
te openbaren. Het gaat hierbij om de volgende onderdelen uit de
overzichtslijst.
* adresgegevens en contactpersonen van de betreffende ambassade;
1. Documenten: onder a, b, c en d;
2. Diplomatieke info: onder b en c;
3. Technische reismogelijkheden
Klik hier om de "overzichtslijst" van oktober 2004 te bekijken.
Passages in de hier bovengenoemde onderdelen van het landenoverzicht,
die volgens de rechter geopenbaard dienen te worden, heeft de IND, in
strijd met de uitspraak, zwart gemaakt (verdonkeremaand). Klik hier
voor een overzicht van de passages die de IND zwart gemaakt heeft. Een
groot gedeelte van de zwart gemaakte passages is echter nog leesbaar
door de betreffende passages met een lamp van onderaf te beschijnen.
Klik hier voor een overzicht van de informatie die nog leesbaar is.
De Stichting INLIA beschikte al over de volledige "overzichtslijst"
uit 2000. Klik hier om de "overzichtslijst" uit 2000 te bekijken.
Uit de "overzichtslijst" blijkt dat het in veel gevallen niet mogelijk
is om binnen de vertrektermijn van 28 dagen een reisdocument voor
terugkeer te bemachtigen. Zoals uit de "overzichtslijst" blijkt, lukt
dit vaak ook niet binnen de wettelijke vertrektermijn van 28 dagen als
de vreemdeling bij de ambassade allerlei identiteitsdocumenten heeft
overlegd. Dit blijkt overigens ook al uit de "overzichtlijst" van 2000
waarover de stichting INLIA beschikt. De staatssecretaris en later de
minister hebben tegenover de Tweede Kamer echter altijd volgehouden
dat het zeer wel mogelijk was om binnen 28 dagen reisdocumenten te
bemachtigen.
In het kamerdebat van 17 november 2004 heeft de minister gesteld dat
asielzoekers "op verschillende momenten in de procedure te horen
dat terugkeer de enige aangewezen optie is als de
asielaanvraag definitief is afgewezen . opdat zij zich tijdig kunnen
voorbereiden op de eventuele terugkeer." Volgens de minister zouden
asielzoekers al voor de aanvang van de 28-dagentermijn voorbereidingen
moeten treffen voor het vertrek, zodat het wel mogelijk is om binnen
28 dagen te vertrekken, indien de asielaanvraag definitief wordt
afgewezen.
Bij deze opmerking zijn een aantal kanttekeningen te plaatsen. Ten
eerste zouden wij erop willen wijzen dat het een fictie is dat iedere
asielzoeker een termijn van 28 dagen heeft waarbinnen de terugkeer
gerealiseerd kan worden, nadat het (eerste) asielverzoek definitief is
afgewezen. Een aanzienlijk deel van de asielverzoeken wordt namelijk
in een aanmeldcentrum in een 48-uurs-procedure afgewezen. In veel
gevallen wordt de asielzoeker vervolgens niet het land uit gezet, maar
wordt hij of zij na het verblijf in het aanmeldcentrum direct op
straat gezet. Met name vanuit het Aanmeldcentrum in Ter Apel gebeurt
dit erg veel. De betreffende vreemdelingen krijgen geen 28 dagen de
tijd om hun terugkeer te realiseren. Zij worden direct op straat
gezet, met een negatieve beslissing van de IND in de hand waarin staat
dat zij Nederland onmiddellijk dienen te verlaten. De mogelijkheid om
al voor het einde van de procedure de nodige voorbereidingen te
treffen voor een eventuele terugkeer gaat voor deze groep eigenlijk
niet op, daar de asielprocedure voor deze mensen slechts 48 procesuren
in beslag neemt. Indien de stelling van minister Verdonk juist zou
zijn dat terugkeer in 28 dagen te realiseren is, mits al enige
voorbereidingen zijn getroffen in de daaraan voorafgaande maanden
(gedurende welke de asielprocedure nog loopt), zou zij hieruit de
conclusie moeten trekken dat de asielzoekers die direct in een
Aanmeldcentrum worden afgewezen, en die dientengevolge vrijwel geen
voorbereidingstijd hebben gekregen, een langere vertrektermijn zouden
moeten krijgen dan de overige asielzoekers. Het is dan onbegrijpelijk
dat juist deze asielzoekers een kortere (lees: geen) vertrektermijn
krijgen. Het beleid lijkt er aldus niet werkelijk op gericht te zijn
om mensen een reële mogelijkheid te bieden om zelfstandig hun
terugkeer te realiseren. Integendeel, het beleid lijkt er vooral op
gericht te zijn om mensen "administratief" te verwijderen, zodat aan
de weerbarstige materie van de terugkeer geen aandacht meer besteed
hoeft te worden.
Deze indruk wordt versterkt door het feit dat de minister, in weerwil
van hetgeen zij publiekelijk in de Tweede Kamer heeft gesteld, ervan
op de hoogte is dat terugkeer binnen 28 dagen in veel gevallen niet
mogelijk is, ook niet wanneer al gedurende de asielprocedure
voorbereidingen voor het vertrek worden getroffen. Het is de minister
namelijk bekend dat van asielzoekers niet mag worden verwacht dat zij
al voordat de rechter het asielverzoek definitief heeft afgewezen bij
de ambassade van hun land van herkomst een aanvraag doen voor een
laissez-passer.
Zo heeft de UNHCR al op 27 augustus 1999 in een brief aan
Vluchtelingenwerk Nederland laten weten dat:
"UNHCR maintains the view that there should not be an obligation for
the asylum-seeker to co-operate towards their expulsion before a final
decision has been taken on their asylum application. In this
connection, UNHCR is also of the opinion that the concerned
authorities are within their rights to "promote" and prepare for an
active return of cases which appear not to be in need of international
protection. However, such preparation measures must not involve any
contact with the Embassy of origin prior to a final decision is
taken."
Ook heeft de Nationale Ombudsman al op 20 november 1998 in een brief
aan de toenmalige Staatssecretaris van Justitie aangegeven dat de
presentatie van een asielzoeker in beginsel niet plaatsvindt, indien
de rechter nog niet heeft beslist op een ingediend verzoek om een
voorlopige voorziening in de asielprocedure. Zie hiertoe ook het
jaarverslag van de ombudsman van 1998. Klik hier en hier voor de
fragmenten uit het jaarverslag van de ombudsman
.
Ten slotte is al op 10 februari 2000 door de Rechtbank Den Haag het
volgende over dit onderwerp geoordeeld:
"In het algemeen wordt naar de ervaring van de rechtbank de uitslag
van de asielaanvraag afgewacht voordat stappen ter bevordering van de
uitzetting van de vreemdeling worden ondernomen."(AWB 00/1010)
Hieruit blijkt dat er grenzen zijn aan wat er aan voorbereidingen voor
een eventueel vertrek verwacht mag worden van een asielzoeker,
gedurende de periode dat er nog geen definitieve uitkomst van de
asielprocedure is. Identiteitsdocumenten, zoals een schoolrapport,
identiteitskaart of geboortebewijs, zouden wellicht al tijdens de
asielprocedure door een asielzoeker bij familieleden kunnen worden
opgevraagd, mits dit veilig kan. Het is echter staand beleid dat van
een asielzoeker pas na een definitieve afwijzing van het asielverzoek
verwacht mag worden dat hij of zij een daadwerkelijke aanvraag voor
het verkrijgen van een laissez-passer doet bij de ambassade van het
land van herkomst. Van de minister mag verwacht worden dat zij op de
hoogte is van dit beleid.
Ook mag van de minister verwacht worden dat zij op de hoogte is van de
(globale) inhoud van de interne documenten van de IND die in het
betreffende kamerdebat aan de orde zijn gekomen. De minister heeft in
haar brief van 1 november j.l. aan de Tweede Kamer blijk gegeven van
haar bekendheid met deze documenten. Zij stelt daarin dat het gaat om
een "overzicht van aanvraagprocedures van verwijderingen per land", en
geeft aan welke gegevens het overzicht bevat. Zij verzuimt echter te
vermelden dat in deze documenten ook wordt vermeld wat de wachttijden
zijn voor het afgeven van een laissez-passer bij de verschillende
ambassades. Juist deze informatie is echter van groot belang.
De Stichting INLIA is thans in het bezit van de actuele versie van dit
overzicht en van een versie uit 2000. In dit overzicht worden bij
verschillende ambassades bij "wachttijden L.P." wachttermijnen genoemd
van meer dan 28 dagen. Dit betekent dat er de afgelopen jaren mogelijk
enkele duizenden asielzoekers ten onrechte op straat gezet zijn met
het argument dat zij allang weg hadden kunnen zijn, indien zij
medewerking hadden verleend aan terugkeer.
In de actuele versie van dit overzicht staan o.a. de volgende
opmerkelijke feiten vermeld:
Azerbeidjan, het zwart gemaakte gedeelte onder 1d: In verband met het
ontbreken van onderzoeksmogelijkheden van de Azerbeidjaanse
autoriteiten in de (Armeense) enclave Nagorny Karabach, zal de
ambassade van Azerbeidzjan geen Laissez passers verstrekken aan
Armeniërs uit deze enclave.
Congo (DRC), onder 1b: Bij de LP aanvraag dient in het kader van het
vooronderzoek tevens het rapport van gehoor gevoegd te worden.
Liberia, het zwart gemaakte gedeelte onder 1b: De ambassade geeft
momenteel géén laissez passers af, alleen maar verklaringen voor wat
betreft de nationaliteit van de vreemdeling. Ministerie van
Buitenlandse Zaken in Liberia geeft momenteel geen toestemming aan de
Ambassade in Brussel voor afgifte van laissez passers.
Stichting INLIA stelt vast dat de minister de uitspraak van de
rechtbank Groningen d.d. 19 november 2004 (nog) niet volledig heeft
opgevolgd en zal via de juridische weg de ten onrechte achtergehouden
gegevens alsnog zien te verkrijgen. Middels deze publicatie willen wij
ondertussen belanghebbenden in staat stellen van de thans beschikbare
informatie kennis te nemen.