Provincie Groningen

Maatregelen kaden langs Eemskanaal
19 december 2004

De provincie Groningen en de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa's hebben - naar aanleiding van een onderzoek van het ingenieursbureau FUGRO - een aantal afspraken gemaakt over de kaden langs het Eemskanaal. Het gaat om werkzaamheden en verder onderzoek, nodig om de veiligheid ook in de toekomst te waarborgen. De drie organisaties verwachten geen ernstige acute veiligheidsproblemen.

Er zijn in het onderzoek van FUGRO drie probleemsoorten onderzocht. Het gaat om stabiliteit en twee vormen van piping. Hieronder vindt u een uitleg van deze technische begrippen en de globaal te nemen maatregelen.

Stabiliteit
De stabiliteit van een kade is afhankelijk van de vorm en de opbouw van de dijk. Een dijk kan ondermeer verzakken doordat er veel water in de grond zit. Om verzakking te voorkomen moet er onderaan de dijk meer tegenwicht geboden worden (massa), waardoor de dijk niet naar beneden kan zakken. Maatregelen zijn het verleggen van de kwelsloot of het verhogen van de bermen onderaan de dijk.

Uit onderzoek van het ingenieursbureau FUGRO blijkt dat van de 51 kilometer boezemkade langs het Eemskanaal, 41,9 km voldoet aan alle normen voor stabiliteit. Van de 9,1 km die niet voldoet ligt 2,3 km aan de zuidzijde en is in beheer van het waterschap Hunze en Aa's . 6,8 km ligt aan de noordzijde en is in beheer van het waterschap Noorderzijlvest.

Er is afgesproken dat de provincie op korte termijn maatregelen neemt, om veiligheid ook in de toekomst te kunnen waarborgen. De maatregelen rond stabiliteit zullen al in 2005 van start gaan. Acute maatregelen zijn echter niet nodig. De precieze planning van werkzaamheden is in februari/maart 2005 gereed. De kosten, geraamd EUR1,8 miljoen, komen voor rekening van de provincie Groningen en komen ten laste van het convenant hoofdkanalen. Mogelijk is daarbij voorfinanciering noodzakelijk.

Piping
Piping betekent het stromen van water onder de kade of door de kade heen, waarbij door de stroming ook grond meegenomen wordt. Dit leidt bij piping uiteindelijk tot ondermijning van de dijk. Wanneer het water geen grond meeneemt is het proces meestal onschuldig.

Wanneer er water onder de dijk komt kan een oplossing gevonden worden door de kwelsloot te verleggen of door een berm aan te leggen. Hierdoor zal het water onder de dijk door minder krachtig of niet meer stromen. Deze vorm van piping hoeft in het geval van het Eemskanaal geen groot probleem te zijn. Om hier zeker van te zijn, laten de waterschappen en de provincie pompproeven uitvoeren. Op basis van die gegevens zullen de drie partijen - ook in de periode februari/ maart 2005 - zo nodig een pakket van maatregelen opstellen voor maximaal 16,7 kilometer van het traject.

Bij piping door de dijk heen ligt de oplossing in het vervangen van de boordvoorziening (damwand) en het aanbrengen van een kleilaag op het talud aan de kanaalkant van de dijk. Uit het onderzoek van FUGRO blijkt dat het probleem langs het Eemskanaal op 6 kilometer speelt. De provincie Groningen vervangt de beschoeiingsconstructie vanaf 2005 in het reguliere onderhoud.

Eigendom en onderhoud
Op 1 januari 2000 is onder de naam B-Akwa een bestuurlijke overeenkomst tussen waterschappen en provincie gesloten waarbij het 'operationeel kwantiteitsbeheer' is overgedragen van de provincie naar de beide waterschappen. Dit betekent bijvoorbeeld dat het beheer en onderhoud van de kaden langs het Eemskanaal onder de hoede van de waterschappen is gekomen. Er is destijds een voorwaarde gesteld dat het definitieve eigendom pas wordt overgedragen wanneer er onderzoek naar de stabiliteit van de dijken was gedaan en zo nodig maatregelen door de provincie werden uitgevoerd. Dat onderzoek is dus nu in eerste fase afgerond. Het beheer van het Eemskanaal zelf als vaarwater (inclusief beschoeiing) is onder beheer van de provincie gebleven en blijft dat in de toekomst ook.