Ministerie van Defensie

Datum 17 december 2004

Moties begrotingsbehandeling Defensie

Bij de behandeling van de defensiebegroting voor 2005 heeft de Tweede Kamer op 9 december jl. een aantal moties aangenomen. In de ministerraad van 17 december is hierover gesproken. Naar aanleiding daarvan informeren wij u nader over de uitvoering van de moties. · Een onderscheiding voor deelnemers aan VN-missies waarvoor de Nobelprijs is uitgereikt (29800 X, nr. 20, Aasted-Madsen-Van Stiphout c.s.);
· Een blijk van waardering voor in leven zijnde geallieerde veteranen uit WO-II ( 29800 X, nr. 25, Veenendaal en Herben); · Een postume onderscheiding van generaal Sosabowski (29800 X, nr. 39, Van Baalen en Timmermans).
Wij hebben opdracht gegeven te onderzoeken of, in overeenstemming met het Nederlandse decoratiebeleid, een oorkonde of een medaille kan worden uitgereikt in verband met de Nobelprijs voor de Vrede 1988. Hetzelfde geldt voor een tastbare blijk van waardering voor de nog in leven zijnde geallieerde veteranen die ons land hebben bevrijd. Ook zullen wij het kapittel der Militaire Willemsorde om advies vragen inzake een postume onderscheiding van de Poolse generaal Sosabowski. De bevindingen met de kabinetsreactie zullen u tijdig vóór 5 mei 2005 toegaan.

· Introductie van het `up-or-out' systeem in het personeelsbeleid (29800 X, nr. 21, Eijsink en Veenendaal). Een vergelijkende studie naar het functioneren van een 'up-or-out'-systeem in een aantal landen is inmiddels begonnen. De uitkomsten zullen u, vergezeld van onze beoordeling, in februari 2005 worden aangeboden. · Veteranennota (29800 X, nr. 22, Eijsink en Veenendaal) De integrale veteranennota, waarvan onder meer de zorgvisie deel uitmaakt, zal in overeenstemming met de wens van de Tweede Kamer uiterlijk 1 juni 2005 worden aangeboden.
· Een 'tropenjarenregeling' voor uitgezonden militairen (29800 X, nr. 26, Veenendaal)
Wij hebben opdracht gegeven voor het gevraagde onderzoek naar de tropenjarenregeling in relatie tot vervroegde pensionering. Zoals afgesproken zal een dergelijke regeling worden beschouwd tegen de achtergrond van het kabinetsbeleid inzake vut, prepensioen en de levensloopregeling. De uitkomsten van het onderzoek zullen in april 2005 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
· Een nadere studie naar patrouillevaartuigen voor de marinevloot (29800 X, nr. 34, Kortenhorst c.s.);
· Doorrekening van de GOSKM-studie door de Algemene Rekenkamer (29800 X, nr. 37, Van Baalen).
Wij zullen, uitgaande van de motie-Kortenhorst c.s. onder nummer 34 en wat wij daarover in de tweede termijn van het begrotingsdebat hebben gezegd, een studie uitvoeren naar patrouillevaartuigen die zijn toegerust voor alle kustbeschermings- en patrouilletaken. Als de opties en de daaraan verbonden kosten op tafel liggen, moeten deze worden afgewogen tegen andere prioriteiten. De uitkomst hiervan kunt u over ongeveer drie maanden tegemoet zien.

Wat de motie-Van Baalen met het nummer 37 betreft herinneren wij eraan dat het besluit af te zien van de verwerving van korvetten niet hoofdzakelijk op financiële argumenten berust, maar op defensiebrede afwegingen die uitgebreid zijn uiteengezet en toegelicht in de aanbiedingsbrief bij de studies van 21 september jl. en tijdens de begrotingsbehandeling. Tegen deze achtergrond hebben wij de motie dan ook sterk ontraden. Nu zij is aangenomen, zullen wij de motie uitvoeren. Het uitgangspunt van de beoogde doorrekening is hoofdstuk 9 van de GOSKM-studie, met dien verstande dat de Algemene Rekenkamer zal worden gevraagd zich te richten op de relevante opties, te weten 4-6-0 en 4-4-4. In het bijzonder zal worden gevraagd of het bedrag van 480 miljoen euro dat bij een keuze voor de 4-4-4-optie versneld zou moeten worden geïnvesteerd, kan worden bevestigd, en of de meerkosten van de 4-4-4-optie, gerekend over 22 jaar, ongeveer 80 miljoen euro bedragen, oplopend tot ongeveer 120 miljoen euro indien in die periode de huidige M-fregatten de kustwachttaken zouden uitvoeren met een geringere bemanning. Met deze vragen zullen wij de GOSKM- studie aan de Algemene Rekenkamer toezenden. In het begrotingsdebat hebben wij uiteengezet dat het ministerie van Financiën de door het bedrijfsleven voorgestelde wijze van voorfinanciering niet zal toestaan. Hoe dan ook zouden de extra kosten van voorfinanciering door Defensie moeten worden betaald. Tegen deze achtergrond houden wij overwegende bezwaren tegen voorfinanciering. · Het formeren van een kleine commissie van onafhankelijke deskundigen inzake strafvervolging in zaken die uitgezonden militairen betreffen (29 800 X, nr. 38, Van Baalen en Eijsink). De motie ligt primair op het beleidsterrein van de Minister van Justitie. Na overleg kunnen wij u meedelen dat, nadat in de zaak Eric O. onherroepelijk zal zijn beslist, onder verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie de organisatorische inbedding van het militaire strafrecht, de gevolgde werkwijze en procedures tegen het licht zullen worden gehouden om te bezien of deze

voldoende tegemoet komen aan de hoge eisen en specifieke omstandigheden van militaire operaties in risicogebieden, zoals bij uitzendingen. Over de resultaten ervan zult u te zijner tijd worden geïnformeerd. · De gehele NH90-helikoptervloot op De Kooy stationeren en in onderhoud geven indien daaraan geen wezenlijke additionale kosten of belangrijke operationele beperkingen ten opzichte van Gilze-Rijen zijn verbonden (29800 X, nr. 40, Van Baalen). In plaats van twintig fregattenhelikopters schaft Defensie twaalf fregattenhelikopters en acht maritieme transporthelikopters (MTTH´s) aan die zowel geschikt zijn voor maritieme operaties als voor landoptreden. Het betreft nadrukkelijk een defensiebrede capaciteit. Hoewel het maritieme transporthelikopters betreft, onder meer voor de inzet vanaf het LPD1 en het LPD2, zijn het géén marinehelikopters. De MTTH´s zijn ook bedoeld voor inzet van de Luchtmobiele brigade. Wat betreft opleiding en training wordt veelvuldig samengewerkt met de andere transporthelikopters. Wij achten het daarom noodzakelijk de MTTH-toestellen samen met alle overige transporthelikopters te stationeren op het Defensie Helikopter Commando (DHC) te Gilze-Rijen. Het hoger onderhoud voor álle helikopters zal worden gecentraliseerd op Gilze- Rijen. Omdat het om grote aantallen helikopters gaat, is dit type onderhoud goed te plannen; de NH-90´s kunnen prima samen met de overige helikopters in een schema worden opgenomen. Tegen deze achtergrond is concentratie van het onderhoud op één locatie het meest doelmatig. Uiteraard blijft op De Kooy wel de capaciteit aanwezig voor het beperktere operationele onderhoud en om het personeel te leveren voor de zogenaamde boordvliegtuigploegen van de operationele fregatten.

De concentratie van het hoger onderhoud van alle helikopters op Gilze-Rijen vergt een eenmalige investering van 5 miljoen euro. Daar staan echter structurele, personele besparingen tegenover. Het gaat in totaal om 40 functies op beide velden, voornamelijk in werkplaatsen (plaatwerkerij, spuiterij, houtbewerking) en magazijnen en in de overhead van de onderhoudsorganisatie. Wanneer het hoger onderhoud van de NH-90 op De Kooy gebeurt, wordt de personele besparing niet gehaald, wat zo'n 2 miljoen euro per jaar kost. Het is dus doelmatig om al het hoger onderhoud op Gilze-Rijen te doen. Aan de MTTH´s zijn behalve onderhoudsfuncties ook operationele functies gekoppeld. Het onderbrengen van de MTTH´s op Gilze-Rijen betekent dan ook dat het aantal functies daar zal stijgen en op De Kooy zal verminderen. Het gaat bij benadering om honderd functies. In termen van werkgelegenheid is het echter veel belangrijker dat De Kooy open blijft en vooral op civiel gebied goede groeimogelijkheden krijgt. Dit heeft in onze overwegingen een centrale rol gespeeld.
Zoals wij de Tweede Kamer eerder hebben gemeld, is overleg gevoerd met de civiele medegebruiker van De Kooy, Luchthaven Den Helder B.V., en met de regionale en lokale overheden. Eén van de afspraken uit dit overleg is dat Defensie de procedure in gang zet om stapsgewijs meer civiele vliegbewegingen mogelijk te maken, ten koste van de ruimte voor militaire vliegbewegingen. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd nieuwe bedrijvigheid naar Den Helder te halen. Deze afspraak berust op de stationering van twaalf NFH´s en de twee Dornier-vliegtuigen van de Kustwacht. Bij de komst van de acht MTTH´s naar De Kooy zal Defensie automatisch meer geluidsruimte verbruiken, wat op den duur ten koste zal gaan van de civiele geluidsruimte en dús van de economische groeimogelijkheden in de civiele sector.

Nader contact met de Luchthaven Den Helder B.V. heeft bovendien uitgewezen dat het onzeker is of de recente financiële afspraken ongewijzigd kunnen blijven, indien alsnog besloten wordt ook de acht MTTH´s op De Kooy te stationeren. In dat geval komt namelijk de verdere groei van het civiel medegebruik, die deel uitmaakte van de gemaakte afspraken, onder druk te staan. Om al deze redenen zijn wij van mening dat aan uitvoering van de motie-Van Baalen met het nummer 40 nadrukkelijk wél wezenlijke additionele kosten of belangrijke operationele beperkingen ten opzichte van Gilze-Rijen zijn verbonden. Daarom zullen wij aan deze motie geen uitvoering geven.

DE MINISTER VAN DEFENSIE DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE


---- --