Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 22 Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
SV/F&W/04/87763
Onderwerp Datum
Nota naar aanleiding van het verslag inzake 17 december 2004
wetsvoorstel 29 677
Hierbij bied ik u aan, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, de nota naar aanleiding van
het verslag inzake het voorstel van wet tot wijziging van de werknemersverzekeringenwetten, de
Coördinatiewet Sociale Verzekering, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de
loonbelasting 1964 in verband met uitbreiding van de rechtsgevolgen van de verklaring
arbeidsrelatie (Wet uitbreiding rechtsgevolgen VAR).
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
---
29 677 Wijziging van de werknemersverzekeringswetten, de Coördinatiewet Sociale
Verzekering, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting
1964 in verband met uitbreiding van de rechtsgevolgen van de verklaring
arbeidsrelatie (Wet uitbreiding rechtsgevolgen VAR)
Nota naar aanleiding van het verslag
Met waardering heeft de regering kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor Sociale Zaken
en Werkgelegenheid. Evenals de vaste commissie streeft de regering naar een voortvarende behandeling van
dit wetsvoorstel opdat de uitgebreide rechtsgevolgen vanaf 1 januari 2005 aan de verklaring arbeidsrelatie
(VAR) kunnen worden toegekend.
Het wetsvoorstel strekt ertoe aan zelfstandigen de mogelijkheid te bieden om hun (potentiële) opdrachtgevers
vooraf volledige duidelijkheid te verschaffen over de inhoudingsplicht van loonheffing en premies voor de
werknemersverzekeringen. Hiertoe worden de rechtsgevolgen van de VAR-wuo (winst uit onderneming) en de
VAR-dga (werkzaamheden voor rekening en risico van de vennootschap van de directeur-grootaandeelhouder)
uitgebreid tot volledige vrijwaring van loon- en premieheffing. Met de voorgestelde regeling wordt, dit in reactie
op de vraag van de fractie van de PvdA, naar het oordeel van de regering adequaat ingespeeld op de behoeften
van zelfstandige opdrachtnemers en hun opdrachtgevers. Hierbij is rekening gehouden met de belangen van
werkgevers en werknemers.
De leden van de fractie van het CDA vragen of, en zo ja wanneer, ook aan een VAR-row (resultaat uit overige
werkzaamheden) uitgebreide rechtsgevolgen verbonden kunnen worden.
De complexiteit en diversiteit van de regeling van de fictieve dienstbetrekking staan op dit moment in de weg
aan een adequaat onderscheid tussen werknemers met een fictieve dienstbetrekking en resultaatgenieters in het
uitvoeringsproces van de VAR. Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag van de Tweede Kamer1 is
aangekondigd, zal het kabinet in zijn standpunt over de personenkring voor de werknemersverzekeringen in het
bijzonder aandacht besteden aan de regeling van fictieve dienstbetrekkingen. Als door een vereenvoudiging en
harmonisatie van deze regeling een betere afbakening tussen fictieve werknemers en resultaatgenieters
ontstaat, kan worden bezien of deze categorieën ook in het uitvoeringsproces van de VAR kunnen worden
onderscheiden. In dat geval zal opnieuw worden bezien of aan de VAR-row uitgebreide rechtsgevolgen kunnen
worden verbonden.
De leden van de CDA-fractie vragen naar het verband tussen de beperkte onmiddellijke werking zoals
opgenomen in het overgangsrecht en de door amendering opgenomen regeling van doorwerking van de VAR
na het einde van de geldigheidsduur voor lopende contracten. Zij vragen te bevestigen dat hiermee ook de
beperking van de onmiddellijke werking komt te vervallen?
Het overgangsrecht regelt dat verklaringen die zijn afgegeven vóór 1 januari 2005, vanaf die datum de in het
onderhavige wetsvoorstel geregelde rechtsgevolgen verkrijgen als op dat moment wordt voldaan aan de
vereisten zoals opgenomen in het nieuwe artikel 6a van de Wet op de loonbelasting 1964. Indien de
geldigheidsduur van een vóór 1 januari 2005 afgegeven VAR eindigt na 31 december 2005, wordt deze geacht te
eindigen op 31 december 2005.
Als gevolg van het amendement Weekers c.s.2 en de wijziging voorgesteld door de regering3 is daarnaast voor
lopende contracten de doorwerking geregeld van de uitgebreide rechtsgevolgen na het verstrijken van
geldigheidstermijn van de VAR. Deze doorwerking kan ook gelden voor verklaringen die zijn afgegeven vóór 1
januari 2005 waarvan de geldigheidsduur wordt beperkt tot 31 december 2005. De geldigheidsduur van de VAR
wordt beperkt maar de uitgebreide rechtsgevolgen gelden voor doorlopende contracten nog een kalenderjaar
extra. Dit betekent niet, zoals de leden van CDA-fractie veronderstellen, dat de beperkte onmiddellijke werking
komt te vervallen.
1 Kamerstukken II 2004/05, 29 677, nr. 7
2 Kamerstukken II 2004/05, 29677, nr. 9
3 Kamerstukken II 2004/05, 29677, nr. 13
---
De leden van de fractie van de PvdA vragen of naar aanleiding van het wetsvoorstel negatieve gedragseffecten
te verwachten zijn, zoals oneigenlijk gebruik, verstoring van concurrentieverhoudingen en verdringing.
De uitbreiding van de rechtsgevolgen van de VAR-wuo en VAR-dga betekent dat het financiële belang van
deze beschikkingen toeneemt. De volledige vrijwaring van loon- en premieheffing gedurende de looptijd van de
VAR maakt oneigenlijk gebruik voor werkzaamheden die feitelijk in dienstbetrekking worden verricht,
lucratiever. De regering heeft de handhavingsrisico's bij de vormgeving van het wetsvoorstel en bij de
voorbereidingen van het uitvoeringsproces onder ogen gezien. In paragraaf 5.2 van de memorie van toelichting
zijn maatregelen genoemd die deze handhavingsrisico's beperken. De meer selectieve beoordelingsprocedure
vooraf en de controlemogelijkheden achteraf, gecombineerd met de gelimiteerde duur van de VAR, werpen naar
het oordeel van de regering voldoende dammen op tegen oneigenlijk gebruik. Zij gaat er daarom van uit dat de
VAR vooral zal worden benut als beoogd, een faciliteit om zekerheid over rechtsgevolgen te verstrekken aan
zelfstandig ondernemers en hun opdrachtgevers.
De leden van de fractie van de PvdA vragen eveneens of er voldoende adequate mogelijkheden zijn om de
voorliggende risico's buiten de werknemersverzekeringen om te verzekeren.
De regering benadrukt dat dit wetsvoorstel niet als oogmerk heeft om wijzigingen aan te brengen in de
personenkring van de werknemersverzekeringen. Personen die arbeid verrichten in het kader van een
zelfstandige onderneming, zijn voor die arbeid nooit als werknemer verzekerd geweest. Het probleem waar dit
wetsvoorstel een oplossing voor biedt, is dat (vooral) zzp-ers veelal arbeid verrichten op de grens van
werknemerschap en daardoor hun opdrachtgevers geen zekerheid kunnen verschaffen over de
verschuldigdheid van loon- en premieheffing.
Zelfstandigen waren tot 1 augustus jl. voor het arbeidsongeschiktheidsrisico verzekerd via de WAZ. Ongeveer
de helft van de zelfstandigen had daarnaast een aanvullende verzekering tegen het
arbeidsongeschiktheidsrisico. Zelfstandigen kunnen hun arbeidsongeschiktheidsverzekering naar eigen keuze
particulier verzekeren. Voor zelfstandigen die als gevolg van een hoger risico worden geweigerd of die met
uitsluitingen of premieopslagen worden geconfronteerd, is in het kader van de Wet einde toegang verzekering
WAZ in overleg met het Verbond van Verzekeraars een alternatieve particuliere
arbeidsongeschiktheidsverzekering ontwikkeld. Deze alternatieve verzekering is toegankelijk voor alle vroegere
WAZ-verzekerden die zich binnen drie maanden na de inwerkingtreding van voornoemde wet daarvoor hebben
gemeld, en is bovendien toegankelijk voor personen die in de toekomst als zelfstandige starten en niet of
moeilijk verzekerbaar blijken.
De regering verwijst in dit verband verder naar de nota naar aanleiding van het verslag met betrekking inzake
het wetsvoorstel einde toegang verzekering WAZ.4
Het werkloosheidsrisico van zelfstandigen, in feite het risico van een teruglopende orderportefeuille, is nooit
wettelijk verzekerd geweest.
De leden van de fractie van de PvdA vragen om hoeveel betrokkenen het op dit moment bij benadering gaat, en
hoe de minister van SZW de ontwikkelingen taxeert, na aannemen van dit wetsvoorstel. Heeft hij net als deze
leden niet de indruk dat het aantal zzpers snel toe zal nemen? Is zzp niet een arbeidsrelatie die met name gebruikt
zal worden om het langer doorwerken van ouderen te faciliteren?
Op dit moment vragen jaarlijks circa 60.000 personen een VAR aan. Voorlopig wordt verondersteld dat het
aantal aanvragen als gevolg van dit wetsvoorstel niet verder zal toenemen dan tot 180.000. In dit aantal
aanvragen is verdisconteerd dat de geldigheidsduur van de VAR wordt teruggebracht naar 1 jaar.
De uitbreiding van de rechtsgevolgen van de VAR is bedoeld om zowel zelfstandig werkenden als
opdrachtgevers, meer zekerheid te verschaffen over de inhoudingsplicht van loonbelasting en premies
werknemersverzekeringen. Deze zekerheid zal, zoals beoogd, het klimaat voor het zelfstandig ondernemerschap
verbeteren en kan derhalve tot een toename van het aantal VAR-aanvragen leiden.
Het beleid van het kabinet om ondernemerschap te bevorderen richt zich op iedereen, dus ook op ouderen.
Hoewel dit wetsvoorstel de bevordering van de arbeidsparticipatie als zodanig niet als oogmerk heeft, is
natuurlijk niet uitgesloten dat ouderen met behulp van de VAR langer aan de slag blijven. Juist voor ouderen
kan de drempel naar zelfstandige arbeid lager zijn dan naar hervatting in werk in dienstbetrekking.
4 Kamerstukken II 2003/04 29497, nr. 7, p. 13 e.v.
---
De leden van de fractie van de PvdA zouden graag de visie van de minister vernemen op de gewenste mix van
werknemers en zelfstandigen. Moet die grens mogelijkerwijze bewaakt worden om voldoende draagvlak voor dit
type publieke sociale verzekering te behouden, zo vragen deze leden.
Slechts 3,6% van de bevolking tussen 18 en 64 jaar houdt zich bezig met ondernemerschap. In 2002 was dit nog
4,6%. Naar de mening van het kabinet is dit een te laag niveau. Het starten van nieuwe bedrijven is van
essentieel belang voor een gezonde economie. Het leidt tot nieuwe producten, nieuwe werkgelegenheid,
innovatie, een betere concurrentiepositie en investeringen. Het biedt ook kansen in de zin van individuele
ontplooiing, emancipatie en integratie. In het algemeen geldt dat de cultuur ten opzichte van het starten van een
onderneming positief moet zijn en dat belemmeringen moeten worden weggenomen.
Het kabinetsbeleid richt zich op meer en betere ondernemers in Nederland en wordt gecoördineerd door de
minister van Economische Zaken. Het kabinet heeft op 1 juli jl. het actieplan `Meer actie voor ondernemers!' aan
uw Kamer gestuurd waarin de uitwerking van acties om ondernemerschap te stimuleren wordt gepresenteerd.
Het draagvlak voor sociale verzekeringen is afhankelijk van velerlei zaken. Onder andere is dit draagvlak
afhankelijk van de inrichting van het gehele stelsel, ook de economische ontwikkeling speelt een belangrijke rol.
Door onderhavig voorstel zal de kring van verzekerden naar verwachting niet in betekenende mate wijzigen. De
regering verwijst naar hetgeen hieromtrent is opgenomen in de nota naar aanleiding van het verslag van de
Tweede Kamer5.
De leden van de VVD-fractie stellen vragen ten aanzien van de procedure indien een verzoek om een
arbeidsrelatie te beoordelen tegelijkertijd bij twee of meerdere instanties wordt ingediend. De werknemer kan
immers bij het UWV of het Ziekenfonds een beoordeling vragen over de arbeidsrelatie, terwijl de werkgever zich
bij de Belastingdienst moet melden, zo staat in paragraaf 4.5 van de memorie van toelichting.
Voordat deze vraag wordt beantwoord, maakt de regering graag van de gelegenheid gebruik om nog een
verduidelijking aan te brengen. In paragraaf 4.5 van de memorie van toelichting, waarnaar de leden van de VVD-
fractie verwijzen, is uitgewerkt hoe de procedure verloopt indien een opdrachtgever/werkgever of een
opdrachtnemer/werknemer twijfel heeft over de verzekeringsplicht van een individuele arbeidsrelatie. Het gaat
hier dus niet om een situatie waarin een VAR-wuo of VAR-dga is afgegeven, de opdrachtnemer deze heeft
getoond aan de opdrachtgever en deze laatste heeft voldaan aan de administratieve voorwaarden. In die situatie
blijft de beoordeling van de verzekeringsplicht achterwege.
Het antwoord op de vraag van de leden van de fractie van de VVD luidt dat er geen tegengestelde uitspraak kan
voorkomen. Immers, voor de werkgever is er één loket waar hij de vraag omtrent de verzekeringsplicht neer kan
leggen: de Belastingdienst. Hierdoor kunnen zich geen afstemmingsproblemen voordoen.
Voor de werknemer is er niet één loket. De vraag naar een verzekering als werknemer kan aan de orde zijn als hij
een uitkering aanvraagt bij UWV of zich wil inschrijven bij een ziekenfonds. Toch kan ook hier geen
tegengestelde uitspraak voorkomen doordat verzoeken en/of beslissingen in een register, te weten de
polisadministratie, worden bijgehouden. Deze is voor de andere partijen raadpleegbaar. Zodoende wordt
geborgd dat de beschikkingen met elkaar in lijn zijn.
Indien één van de instanties al een uitspraak heeft gedaan over de verzekeringsplicht, volgt de andere instantie
deze uitspraak, tenzij blijkt dat feiten en omstandigheden dusdanig zijn gewijzigd dat de situatie de afgifte van
een andere beschikking rechtvaardigt.6 Ook deze beslissing wordt bijgehouden de polisadministratie.
Vervolgens stellen de leden van de VVD-fractie vragen over het primaat van de Belastingdienst en of het niet
beter zou zijn als de bevoegdheid tot het doen van een uitspraak uitsluitend bij de Belastingdienst zou worden
gelegd.
Het kabinet heeft ervoor gekozen om de verantwoordelijkheid voor de juiste uitvoering van wet- en regelgeving
bij die instantie die daartoe wettelijk is aangewezen. Zo is de Belastingdienst verantwoordelijk voor de heffing
en inning van de loonheffing en per 2006 ook van de premies werknemersverzekeringen. UWV is
verantwoordelijk voor de verstrekking van uitkeringen. Als zodanig is er geen sprake van het primaat van één
5 Kamerstukken II 2004/05, 29 677, nr. 7
6 Zie ook Kamerstukken II 2003/04, 29 529, nr.3, blz. 29-31
5
van de instanties, maar van nevenschikking. Hiervoor is aangegeven hoe geborgd wordt dat er geen
tegengestelde uitspraak kan komen.
Tenslotte zijn de leden van de VVD-fractie bezorgd dat er verwarring zal ontstaan bij de betrokkenen, omdat de
mogelijkheid tot het doen van een uitspraak niet eenduidig is belegd.
Voor de opdrachtgever/werkgever geldt dat hij zijn verzoek om een beoordeling van de verzekeringsplicht van
een individuele arbeidsrelatie alleen kan indienen bij de Belastingdienst. In zoverre leidt dit niet tot verwarring.
Voor de werknemer geldt dat hij een verzoek bij alle genoemde instanties mag indienen. Voor de werknemer
biedt dit voordelen: hij hoeft niet na te gaan bij welke instantie hij wel of niet een verzoek mag indienen. De
instanties verzorgen vervolgens onderling dat er een eenduidige beschikking wordt afgegeven.
De leden van de fractie van het CDA vragen, in het kader van de evaluatie, naar de operationalisering van de
vraag in welke mate het wetsvoorstel bijdraagt aan de rechtszekerheid van zzp-ers en andere opdrachtnemers.
Ook de leden van de PvdA-fractie vragen op welke wijze de wet in 2007 zal worden geëvalueerd. Deze leden
verwijzen naar hun vragen over mogelijke negatieve gedragseffecten, de ontwikkeling van het aantal
zelfstandigen t.o.v. het aantal werknemers en het draagvlak voor de werknemersverzekeringen.
De verbetering van de rechtszekerheid, en daarmee van de concurrentiepositie van zzp-ers en andere
opdrachtnemers is het hoofddoel van het wetsvoorstel. Die positieverbetering draagt bij aan de bevordering
van het ondernemerschap, een belangrijke beleidsdoelstelling van het kabinet. De mate waarin het wetsvoorstel
die rechtszekerheid verbetert, is niet meetbaar als objectief kwantitatief gegeven. Meetbaar is wel de
ontwikkeling van het aantal (startende) ondernemers, de ontwikkeling in het aantal VAR-aanvragen, het aantal
bezwaar- en beroepsprocedures en de tevredenheid over de effectiviteit en de uitvoering van de VAR.
De Belastingdienst en het UWV zullen de gegevens leveren ten behoeve van de monitoring van de uitvoering
en voor de evaluatie van de wet. Daarvoor wordt onder meer bijgehouden hoe vaak een VAR wordt herzien, hoe
vaak bij een vervolgaanvraag geen VAR met uitgebreide rechtsgevolgen wordt verstrekt en hoe vaak personen
aan wie een VAR met uitgebreide rechtsgevolgen is verstrekt, desondanks een uitkering ZW, WAO of WW
aanvragen. Voorts registreert de Belastingdienst het aantal afgegeven verklaringen. Het UWV administreert het
aantal verzekerde dienstbetrekkingen en de loonsom waarover premies worden afgedragen.
Langs afgeleide weg kan hieruit een conclusie over de effectiviteit van het wetsvoorstel worden getrokken.
De leden van de fractie van het CDA vragen of de suggestie aanbeveling verdient om een coördinerend
verantwoordelijke aan te stellen voor de voorlichting met betrekking tot diverse uitvoeringsvragen. Ook de
leden van de PvdA-fractie bepleiten bij de voorlichting en de uitvoering optimale duidelijkheid voor de
betrokken partijen en transparantie van de regelgeving.
De regering onderschrijft het belang van goede voorlichting. Het tijdstip waarop met deze voorlichting actief
kan worden aangevangen, ligt na aanvaarding van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer. De Belastingdienst
is verantwoordelijk voor de invoering van de nieuwe regelgeving binnen haar organisatie. Daarbij hoort ook de
voorlichting.
De Belastingdienst is terughoudend met het starten van de voorlichting voordat het parlementaire traject is
doorlopen. Wel is het zo dat in de Nieuwsbrief Loonbelasting van december 2004 melding is gemaakt van de
komende wetswijziging inzake de VAR.
De Belastingdienst heeft de inhoud van de voorlichtingsproducten afgestemd met het UWV en de Ministeries
van Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De volgende instrumenten worden ingezet bij de voorlichting:
· Er komt een nieuw aanvraagformulier VAR, zowel op papier als te downloaden op
www.belastingdienst.nl ;
· De brochure verklaring arbeidsrelatie wordt aangepast. Deze komt zowel op papier als op
www.belastingdienst.nl beschikbaar;
· De BelastingTelefoon wordt voorzien van een nieuwe set met vragen en antwoorden. Deze vragen en
antwoorden worden ook gepubliceerd op www.belastingdienst.nl ;
· Daarnaast worden andere producten, zoals bijv. het handboek Loonbelasting en premies
werknemersverzekeringen en handboek ondernemen, geactualiseerd.
6
· Begin 2005 worden de huidige VAR-houders geïnformeerd middels een mailing over dit wetsvoorstel
en met name over het overgangsrecht.
De omvang van de voorlichting is hiermee naar het oordeel van de regering in proportie tot de inhoud en het
belang van het wetsvoorstel.
Bij de totstandkoming van het aanvraagformulier en de brochure is overleg geweest tussen de Belastingdienst
en ondernemersorganisaties. Er is rekening gehouden met de suggesties van deze organisaties. Deze
organisaties zijn zelf ook actief bij de voorlichting aan hun achterban.
Het wetsvoorstel heeft geen invloed op de procesmatige kant van de VAR als zodanig. De uitvoering van het
VAR-proces blijft ook na 1 januari 2005 belegd bij het Landelijk Punt Uitgifte Verklaring arbeidsrelatie te
Winterswijk.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid