Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Vernieuwd convenant Lectoren en Kenniskringen in het hoger beroepsonderwijs
Partijen,
1. De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap mede namens de minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, hierna te noemen de staatssecretaris,
en
2. De Vereniging van Hogescholen, de HBO-raad, hierna te noemen de vereniging,
Overwegen als volgt:
In 2001 is tussen de vereniging en de toenmalige minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
een convenant gesloten waarbij voor de periode 2001-2004 subsidie is verleend om lectoren en
kenniskringen in het hbo te introduceren. Lectoren en kenniskringen hebben tot doel te komen tot
verbetering van de externe oriëntatie, curriculumvernieuwing, professionalisering van docenten en
versterking van kenniscirculatie en kennisontwikkeling binnen hbo-instellingen. Uit de evaluatie van
20041 is gebleken dat lectoren en kenniskringen hieraan een succesvolle bijdrage leveren.
De positie van hogescholen in de Nederlandse kennisinfrastructuur is in beweging. Hogescholen
vormen samenwerkingsverbanden met bedrijven en instellingen en met andere kennisinstellingen om
te komen tot ontwikkeling en toepassing van nieuwe kennis en nieuw onderwijs die optimaal aansluit
bij de behoefte in het werkveld. Deze beweging is van groot belang om het potentieel van hogescholen
in de Nederlandse kennisinnovatieketen maximaal te benutten. Lectoren en kenniskringen zijn
hiermee onlosmakelijk verbonden en vervullen een initiërende rol. De kennisinnovatiefunctie binnen
het hbo zal verder moeten worden ontwikkeld en zal gaan behoren tot de kerntaken van hogescholen.
Door middel van dit convenant wordt een aantal stappen gezet om dit te bewerkstelligen.
De staatssecretaris en de vereniging kiezen ervoor om een convenant af te sluiten dat het mogelijk
maakt om in de komende periode door middel van lectoren en kenniskringen de kenniscirculatie en de
kennisontwikkeling binnen hogescholen te verstevigen en te vergroten.
Lectoren zijn hoog gekwalificeerde professionals die ruime ervaring hebben met onderwijs en
onderzoek in een bepaald vakgebied en die door hun prestaties een groot gezag genieten als
deskundige. Lectoren worden ingezet als centrumfunctie in kenniskringen, waaraan naast de lector
ook andere docenten deelnemen.
Binnen deze kenniskringen wordt de inhoudelijke expertise in een bepaald gebied gebundeld en verder
ontwikkeld. De professionalisering van docenten moet door de kenniskring gestalte krijgen in een
personeelsbeleid, gericht op bredere en meer gevarieerde taken én door het scheppen van ruimte voor
een gerichte verdere ontwikkeling van de vakinhoudelijke component, die zijn doorwerking krijgt in het
curriculum van de hogescholen.
1 Stichting Kennisontwikkeling HBO, "Een steen in de vijver: de introductie van Lectoraten in het hbo",
Rapport van de Commissie Tussentijdse Evaluatie Lectoren en Kenniskringen en de evaluatie van de
vereniging.
---
De staatssecretaris en de vereniging beogen dat in de periode 2005-2008 de gezamenlijke hogescholen
in staat zullen zijn gebleken om zowel de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren als de externe
oriëntatie te vergroten. Daarom zijn er in de periode 2005-2008 in de begroting van OCW additionele
middelen geraamd voor de instelling van lectoren en kenniskringen op hogescholen.
De vergroting van de kennisinnovatie in het hoger beroepsonderwijs en de daarmee samenhangende
kwaliteitsverbetering van het onderwijs enerzijds en de versterking van de externe oriëntatie
anderzijds komt volgens partijen tot uiting doordat in 2008:
a. bij de kwaliteitsverbetering van het onderwijsproces in elk geval de kennisontwikkeling in de
kenniskringen zijn doorvertaling zal hebben gevonden in het onderwijsaanbod, via onder meer
de verandering van opleidingstructuren, de aanpassing van curricula en de professionalisering
van docenten. Dit zal tot uitdrukking komen in het feit dat:
· deze doelstellingen zijn doorvertaald in de meerjarenplannen en het HRM beleid van de
hogeschool en
· lectoren en kenniskringen een inhoudelijke relatie onderhouden met soortgelijke verbanden
van docenten bij andere instellingen voor het hoger onderwijs en onderzoek.
b. de onderwerpen van lectoraten aansluiten bij regionale zwaartepunten en/of sectoren waar de
hogescholen vanuit hun strategisch profiel een rol als kennispartner willen vervullen. Dit komt
tot uitdrukking in het feit dat:
· lectoren en kenniskringen met landelijke of regionale bedrijven en instellingen
samenwerkingsverbanden aan zullen zijn gegaan;
· vanuit het perspectief van bedrijven en instellingen, met name het mkb, de toegankelijkheid
van de hogescholen vergroot is, evenals de functie van hogescholen als kennispoort en
· lectoren en kenniskringen ertoe bijgedragen hebben dat de inkomsten uit contractactiviteiten
in de periode 2005-2008 substantieel zullen zijn toegenomen.
Om goed te kunnen beoordelen of de bovenstaande doelen zijn bereikt, is het noodzakelijk voor
bovenstaande punten indicatoren te benoemen, en dat:
A. mede op basis van de in 2004 uitgevoerde evaluaties, met inachtneming van de indicatoren, de
huidige situatie op hogescholen en die van lectoraten en kenniskringen wordt beschreven;
B. streefwaarden worden vastgesteld, aan de hand waarvan kan worden beoordeeld in hoeverre
de beoogde doelen zijn bereikt;
C. de evaluatie na afloop van het convenant of eerder als daartoe noodzaak is, zal plaatsvinden;
D. tussentijds gemonitord wordt door middel van een rapportage over de belangrijkste
ontwikkelingen.
---
Vanuit het perspectief dat de kennisinnovatiefunctie een kerntaak van hogescholen moet zijn,
beogen de staatssecretaris en de vereniging het sturings- en bekostigingsmodel hiermee in
overeenstemming te brengen. Uitgangspunt hierbij is, dat het niet voor de hand ligt ook op de lange
termijn een aparte financieringsstroom in stand te houden voor een kerntaak van hogescholen. Vanaf
het moment van invoering van een nieuw bekostigingsmodel zullen de middelen voor kennisinnovatie in
het hbo daarom onderdeel gaan uitmaken van de reguliere bekostiging.
Beide partijen zetten zich in om in goed overleg deze verandering vorm te geven. Partijen zullen hierbij
- mede in overleg met andere relevante partijen - afspraken maken over:
1. de methode van verantwoording;
2. een systeem van kwaliteitszorg en monitoring;
3. de rol van de Stichting Kennis Ontwikkeling;
4. de benoeming van lectoren en
5. de verdelingssystematiek.
Tot het moment van invoering van het nieuwe bekostigingsmodel gelden de in dit convenant
vastgelegde afspraken ten aanzien van de verantwoording en monitoring.
Om aan haar verplichtingen in dezen te kunnen voldoen, heeft de vereniging gekozen voor voortzetting
van de Stichting Kennisontwikkeling HBO (SKO). In het bestuur van de Stichting SKO zitten personen
met verschillende achtergronden, variërend van bedrijfsleven, onderzoekswereld tot hoger onderwijs.
Komen het volgende overeen:
1. De vereniging en staatssecretaris spreken af dat - met het oog op vergroting van de
kenniscirculatie en de kennisontwikkeling binnen hogescholen - het aantal lectoren en
kenniskringen bij hogescholen substantieel wordt vergroot.
2. De vereniging zal de Stichting SKO opdragen om toe te zien op een zodanige inzet van de
middelen door de afzonderlijke instellingen, dat de beoogde doelen daadwerkelijk kunnen
worden bereikt. Door het maken van de hiervoor benodigde afspraken met de Stichting SKO
waarborgt de vereniging dat zij aan haar verplichtingen tegenover de staatssecretaris kan
voldoen.
3. De staatssecretaris zet zich, onder voorbehoud van goedkeuring door de begrotingswetgever,
ervoor in om voor de instelling van lectoren en kenniskringen op hogescholen tenminste de
volgende bedragen beschikbaar te stellen (afgerond op één decimaal)
- in 2005 35,4 miljoen euro
- in 2006 38,4 miljoen euro
- in 2007 50,4 miljoen euro*
- in 2008 50,4 miljoen euro*
* Deze middelen worden vanaf het moment van invoering van een nieuw bekostigingsmodel
opgenomen in de reguliere bekostiging en vormen een apart deel voor kennisinnovatie in het hbo.
Hogescholen kunnen deze middelen o.a. inzetten voor lectoren en kenniskringen.
4. a. De Stichting SKO draagt zorg voor een uiterlijk in 2008 te verrichten evaluatie. Uit deze
evaluatie moet blijken in hoeverre de gebruikte middelen hebben geleid tot de gestelde doelen.
b. In verband met de evaluatie zal de Stichting SKO, aan de hand van de in dit convenant
---
opgenomen indicatoren en op basis van de door de evaluatie van de vereniging en de Stichting
SKO verzamelde gegevens, een schriftelijke beschrijving van de situatie ten tijde van de
evaluaties op de hogescholen, uiterlijk 1 maart 2005 aan de staatssecretaris overleggen.
c. Partijen zullen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 1 september 2005, de beginsituatie en de
streefwaarden gezamenlijk vaststellen.
5. a. Alle geschillen in verband met dit convenant zijn in eerste instantie onderwerp van onderling
overleg. Indien daarvoor geen oplossing wordt gevonden, wordt een geschil beslecht door een
bindend advies, te geven door drie adviseurs. Van deze adviseurs wordt één benoemd door de
staatssecretaris, één door de vereniging en één door de vereniging en de staatssecretaris
gezamenlijk.
b. Een geschil bestaat, indien de staatssecretaris of de vereniging dat schriftelijk aan de
andere partij mededeelt.
c. De financiële paragraaf in dit convenant is niet in rechte afdwingbaar.
6. Uit dit convenant voortvloeiende subsidiëring wordt geregeld in een aparte
subsidiebeschikking.
Datum: Datum:
Plaats: Plaats:
De staatssecretaris van Onderwijs, De voorzitter van de Vereniging van
Cultuur en Wetenschap Hogescholen, de HBO-raad
Mede namens de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit
---