Ministerie van Economische Zaken

Berichtnaam: Vragen van de leden Gerkens en Vendrik

Datum: 16-12-2004


16 december 2004


De Minister van Economische Zaken, mr. L.J. Brinkhorst heeft deze vragen als
volgt beantwoord.

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen die zijn gesteld door het lid Gerkens
en het lid Vendrik. De vragen zijn mij toegestuurd per brief van 26 november 2004
met kenmerk 2040503830 en 2040503880. De vragen van het lid Vendrik zijn aanvullend
op de vragen van het lid Gerkens gesteld.

1. Wat is uw reactie op het artikel "Groter Europees stroomnet geldverspilling"?
1)

Het artikel suggereert dat er luchtig grote investeringen worden gedaan zonder
na te denken over welke investering het meeste rendement oplevert in termen van
publieke doelstellingen als voorzieningszekerheid en liquiditeit. Deze suggestie
bestrijd ik. Zie verder mijn antwoord op vraag 3 en het antwoord op vraag 4 van
het lid Vendrik.

2. Deelt u de mening van de Union pour la Coordination du Transport de l'Electricité
(UCTE) en de onderzoekers van de Technische Universiteit Delft dat transport van
stroom over grote afstanden onrendabel is? Zo neen, waarom niet?
Ja

Wat is uw reactie op het feit dat met de aanleg van nieuwe 'interconnectiecapaciteit'
miljarden euro's verspild dreigen te worden? Kunt u dit toelichten?
Naar mijn mening is het niet juist dat er miljarden euro's verspild dreigen te
worden.

Aan aanleg van nieuwe interconnectiecapaciteit gaat een zorgvuldig besluitvormingsproces
vooraf, waarbij het belang van systeemintegriteit én het belang van de eindverbruiker
voorop staat. Een nieuwe interconnectie komt er alleen als er, onder andere, een
afweging is gemaakt tussen de kosten van de interconnectie enerzijds en de opbrengsten
en de toegevoegde waarde ervan op de liquiditeit van de markt en de leveringszekerheid,
en de gevolgen ervan op de integriteit van het (internationale) netwerk anderzijds.
In Nederland toetst DTe dergelijke investeringen. Investeringen in uitbreiding
van interconnectiecapaciteit kan op basis van artikel 31 lid 6 van de Elektriciteitswet
1998 worden betaald uit de inkomsten van de veiling op de interconnecties, opgebracht
door marktpartijen, dan wel via artikel 41 derde lid van de Elektriciteitswet
1998 in de tarieven worden berekend.

4. Deelt u de mening van de Europese Commissie dat in een aantal EU-landen op
dit moment geen effectieve concurrentie op de elektriciteitsmarkt is? Zo neen,
waarom niet? Geldt dit ook voor Nederland? Zo neen, waarom niet?
Ja.

5. Deelt u de mening dat in dat geval beter de monopolies in de betreffende
landen aangepakt kunnen worden? Deelt u tevens de mening dat de uitbreiding van
de interconnectiecapaciteit geen oplossing biedt voor het probleem van de gebrekkige
concurrentie? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om meer en betere concurrentie
te bewerkstelligen?

Het opheffen van belemmeringen die een goede concurrentie op de energiemarkt
in de weg staan is van groot belang. Die belemmeringen kunnen gelegen zijn in
de marktstructuur binnen de landsgrenzen, maar ook in beperkingen voor grensoverschrijdend
verkeer. Ik streef ernaar om met de buurlanden op korte termijn tot afspraken
te komen om de benutting van de capaciteit op de interconnectoren verder te vergroten,
zodat meer import beschikbaar komt voor de markt. Uitbreiding van interconnectiecapaciteit
kan eveneens een weg zijn om belemmeringen op te heffen. In de ontwerprichtlijn
Voorzieningszekerheid die is bekrachtigd tijdens de Energieraad op 29 november
jl. wordt een helder kader geschetst over onder andere gebruik en uitbreiding
van interconnecties. U heeft deze week een aparte brief over leveringszekerheid
van elektriciteit in Europees perspectief ontvangen, waarin ik uitgebreid hierop
ben ingegaan. Uitbreiding van de interconnectie is zoals gezegd niet de enige
oplossing op weg naar een concurrerende markt. In sommige lidstaten hebben bedrijven
dominante posities, zodat ook andere maatregelen noodzakelijk zijn. Ik wijs erop
dat per 1 mei 2004 een pakket maatregelen van de Europese Commissie van kracht
is geworden waarmee de effectiviteit van het mededingingsbeleid is vergroot. De
Europese Commissie heeft donderdag 9 december jl. bijvoorbeeld de overname van
het Portugese gasbedrijf GDP door Energias de Portugal en het Italiaanse Eni verboden.
Het is ook aan de lidstaten om de concentratietendens aan te pakken, door bijvoorbeeld
het eigen mededingingsinstrumentarium nader te bezien en eventueel te wijzigen,
het marktgedrag nauwlettend te monitoren en de transparantie te vergroten. Ook
is het terugbrengen van marktaandeel van nationale monopolies een optie, zoals
bij het Italiaanse Enel is gebeurd.

6. Deelt u de mening van de UCTE dat een interconnectieniveau van 10% niet nodig
is en daarnaast ook nauwelijks haalbaar, gezien alle technische en wettelijke
barrières? Zo neen, waarom niet?

Verantwoorde uitbreiding van de interconnectie, is naast een aantal andere maatregelen
wel degelijk nodig om uiteindelijk tot een goed werkende Europese elektriciteitsmarkt
te komen. Het interconnectieniveau van 10% is destijds als politieke beslissing
geponeerd door voormalig Europees Commissaris Energie Palacio. Of tussen lidstaten
inderdaad 10 % moet komen hangt af van de kosten baten analyse, de gevolgen van
de uitbreiding op de liquiditeit van de markt, etc. De doelstelling die hieraan
ten grondslag lag is echter nog steeds actueel, namelijk het versterken van de
voorzieningszekerheid in Europa. Daartoe is 29 november jl. de Europese richtlijn
voorzieningszekerheid aangenomen, een succes onder Nederlands voorzitterschap.
De richtlijn bevat een aantal belangrijke bepalingen zoals harmonisatie op het
terrein van monitoring door toezichthouders en informatie uitwisseling, integriteit
van de netwerken, geen discriminatie bij exportannulering, e.d., juist om technische
en wettelijke barrières weg te nemen. Ik verwijs voor een uitgebreide toelichting
op deze richtlijn naar brief leveringszekerheid van elektriciteit in Europees
perspectief die u op 14 december jl. heeft ontvangen, waarin een schema is opgenomen
waaruit blijkt dat 16 landen van de Europese unie over 10% of meer interconnectiecapaciteit
beschikken.


7. Deelt u tevens de mening van de UCTE dat uitbreiding van de interconnectie
ook niet leidt tot een betrouwbare stroomvoorziening, aangezien dit leidt tot
een toename van kunstmatige handelsstromen die het systeem belasten? Zo neen,
waarom niet?

Één van de voorwaarden bij uitbreiding van interconnectiecapaciteit is dat de
integriteit van het netwerk niet in gevaar mag komen. Die toets wordt dus vooraf
gedaan. De stroomstoring in Italië waaraan wordt gerefereerd, is ontstaan door
gebrek aan transparantie en coördinatie tussen de landelijke netbeheerders, en
niet door tekortkomingen in het systeem. De Europese markt voor elektriciteit
is in een transitieproces. Interconnectiecapaciteit en het daarmee samenhangend
onderwerp leveringszekerheid dient te worden benaderd vanuit een Europees perspectief,
juist om belasting van het systeem te voorkomen. In de ontwerprichtlijn Voorzieningszekerheid
wordt voor verschillende onderwerpen ten aanzien van leveringszekerheid een helder
kader gecreëerd, ter voorkoming van problemen in de leveringszekerheid.
8. Wordt naar aanleiding daarvan de kans op stroomuitval groter? Zo neen, waarom
niet? Zo ja, wat gaat u doen om deze situatie te voorkomen?
We streven naar betere afspraken tussen TSO's om de balans op het net te kunnen
handhaven, ook in crisissituaties. Dit vormt een belangrijk onderdeel van de richtlijn
voorzieningszekerheid. Op de korte termijn is tegelijkertijd een aantal initiatieven
ontplooid om leveringszekerheid in internationaal transport te vergroten. Dat
doen we door concrete afspraken te maken met de buurlanden om de samenwerking
tussen de TSO's en de informatie-uitwisseling tussen TSO's en regulators te verbeteren.
Ik verwijs voor een uitgebreid antwoord op deze vraag naar de eerdergenoemde brief
leveringszekerheid van elektriciteit in Europees perspectief.
Hierbij de antwoorden op de vragen die zijn gesteld door het lid Vendrik (2040503880)
1. Deelt u de opvatting van de onderzoekers 1) dat als de verschillen in regulering
worden opgegeven en een level-playing-field wordt gecreëerd de bodem onder de
internationale stroomhandel wegvalt? Zo neen, waarom niet?
Wanneer de Europese elektriciteitsmarkt volledig zou zijn geharmoniseerd zou
dit leiden tot één interne markt. Dit is echter nog niet aan de orde. Minder dan
de helft van de lidstaten heeft op dit moment de tweede Europese elektriciteitsrichtlijn
geïmplementeerd. Het regime voor juridische unbundling en voor toegang tot netwerken
staat in een aantal lidstaten nog in de kinderschoenen.
Meer harmonisatie kan een impuls geven aan de internationale stroomhandel, aangezien
dan toetredingsdrempels verdwijnen en de markt transparanter wordt. Een volgende
stap zou kunnen zijn om ook in de verschillende landen gehanteerde marktmodellen
nader op elkaar te laten aansluiten. Vraag en aanbod kunnen elkaar dan sneller
(minder zoekkosten) en efficiënter (minder transactiekosten) vinden. Onderscheidende
voor- en nadelen tussen landen, bijvoorbeeld doordat elektriciteitsprijzen mede
worden bepaald door de brandstofmix (kolen, gas, waterkracht, kernenergie), leiden
dan tot optimale allocatie van goederen en diensten met als gevolg een stijging
van de welvaart. Dat leidt dus niet per definitie tot het wegvallen van internationale
stroomhandel.

2. Klopt het dat de rentabiliteitsgrens van het transporteren van elektriciteit
rond 250 kilometer is, waarbij verondersteld wordt dat de stroom onder gelijke
marktcondities en regelgeving is geproduceerd? Zo neen, onder welke voorwaarden
is dat niet het geval?

De grens van 250 kilometer die door de onderzoekers wordt genoemd lijkt bepaald
op grond van de theoretische situatie dat er in een specifiek geval de keuze bestaat
tussen of het transporteren van de elektriciteit vanuit een punt dan wel het transporteren
van de brandstof vanuit dat punt. Het betreft dus een bedrijfseconomische afweging.
Als de prijsverschillen in de markten die door het transport overbrugd worden,
groter zijn dan de kosten van het transport (bijv. de kosten van netverliezen),
zal het transport aantrekkelijk zijn voor marktpartijen, ondanks de afstand. Overigens
ligt dit in de context van het vermaasde Europese net enigszins anders, aangezien
tegengestelde transporten elkaar uitmiddelen: het netwerk transporteert slechts
het gesaldeerde resultaat van alle door de markt gewenste transacties.
3. Deelt u de opvatting van de onderzoekers dat met het ontstaan van een werkelijk
level-playing-field op de elektriciteitsmarkt, ook de noodzaak van het Europese
interconnectiecapaciteitsdoel van 10% vervalt? Zo neen, waarom niet?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 6. van het lid Gerkens.
4. Deelt u de opvatting van de in dit artikel geciteerde woordvoerder 2) van
de Europese Commissie die stelt dat een importniveau van 10% volgens economen
nodig is om nationale monopolies af te breken en dat daarom voor dit instrument
is gekozen? Zo neen, waarom niet?

Ik vraag mij af of de geciteerde woordvoerder van de Europese Commissie deze
verbinding legt. De Europese Commissie heeft nog in haar Strategy Paper van maart
2004 aangeven dat uitbreiding van importcapaciteit nodig is, maar niet de enige
oplossing is voor een goed werkende markt en dat marktdominantie ook op andere
manieren dient te worden aangepakt. Ik ben van mening dat import invloed kan hebben
op de concurrentie op de thuismarkt. De extra import kan gezien worden als een
extra producent op de markt, die de andere marktpartijen scherp houdt in de prijs/kwaliteit
verhouding van hun product.

Overigens wil ik op korte termijn vooral mijn energie richten op het optimaliseren
van de huidige interconnectiecapaciteit. Om technische en bestuurlijke redenen
benutten we een deel van de in principe beschikbare importcapaciteit, namelijk
een capaciteit tussen de 450 en 800 MW op de totale capaciteit van 4700 MW, nog
niet optimaal.

Als private partijen in extra interconnectiecapaciteit willen investeren, zullen
zij hiervoor zelf een kosten- baten analyse moeten maken, aangezien de enige opbrengsten
die een dergelijk project voor private investeerders kan opleveren, de congestieopbrengsten
zijn. Op dit moment beoordeelt de DTe overigens een aanvraag van TenneT voor de
aanleg van een kabelverbinding naar Noorwegen. Daarbij hanteert de DTe dezelfde
uitgangspunten, namelijk dat de kosten-baten afweging van een dergelijke kabel
economisch verantwoord moet zijn, alsmede dat de risico's beheersbaar zijn.
5. Klopt het dat wanneer de EU-lidstaten zich allen stipt zouden houden aan
de afspraken over de liberalisering van de elektriciteitsmarkt, het interconnectieniveau
van 10% niet nodig is?

Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 6 van het lid Gerkens.
meer informatie:

Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij Postbus 51, telefoon
0800 - 6463951, e-mail: ezinfo@postbus51.nl.

Voor journalisten: Dhr. J. Wils, persvoorlichter, telefoon (070) 379 64 64, e-mail:
j.wils@minez.nl