Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
1 Inleiding
In dit ambtsbericht wordt de situatie in Somalië beschreven, voorzover deze van
belang is voor de beoordeling van asielverzoeken van personen die afkomstig zijn
uit Somalië en voor de besluitvorming over de terugkeer van afgewezen
Somalische asielzoekers. Dit ambtsbericht is een actualisering van eerdere
ambtsberichten over de situatie in Somalië (laatstelijk maart 2004). Het algemeen
ambtsbericht beslaat de periode 1 maart 2004 tot en met 22 november 2004.
Dit ambtsbericht is deels gebaseerd op informatie van openbare bronnen. Bij de
opstelling is gebruik gemaakt van informatie van verschillende organisaties van de
Verenigde Naties, niet-gouvernementele organisaties, vakliteratuur en
berichtgeving in de media. Een overzicht van de geraadpleegde openbare bronnen
is opgenomen in de literatuurlijst. Daarnaast liggen vertrouwelijke rapportages van
Nederlandse vertegenwoordigingen (onder andere te Nairobi, Kenia) en EU-
rapportage aan dit algemeen ambtsbericht ten grondslag. Ook is informatie
opgenomen die werd verzameld tijdens werkbezoeken in mei en september 2003
aan Somaliland (Hargeisa, Burao en Berbera) en in juni 2004 aan Bosasso in
Puntland.
In hoofdstuk twee wordt ingegaan op recente ontwikkelingen op politiek,
veiligheids- en sociaal-economisch gebied. Deze beschrijving wordt voorafgegaan
door een overzicht van de geschiedenis van Somalië. Ook is een korte passage
over de geografie en de bevolking van Somalië opgenomen.
In hoofdstuk drie wordt de mensenrechtensituatie in Somalië geschetst, gevolgd
door de beschrijving van de naleving dan wel schending van enkele klassieke
mensenrechten. Ook wordt in dit hoofdstuk de positie van specifieke groepen
belicht, zoals die van minderheden, vrouwen en minderjarigen.
In hoofdstuk vier komen de opvang van ontheemden en van minderheden, het
beleid van een aantal andere Europese landen inzake asielzoekers uit Somalië en
activiteiten van internationale organisaties, waaronder de positie van UNHCR, aan
de orde.
Een algehele samenvatting volgt in hoofdstuk vijf.
4
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
2 Landeninformatie
Somalië ligt in de Hoorn van Afrika aan de Indische Oceaan (in het oosten) en aan
de Golf van Aden (in het noorden). In het westen grenst het aan Kenia en Ethiopië,
in het noordwesten aan Djibouti en in het zuiden aan Kenia.
Het grootste deel van Somalië bestaat uit woestijn en semi-woestijn; droogte
vormt een altijd aanwezige dreiging. Savannen met enige boomgroei bedekken
meer dan de helft van het land. Ze worden gebruikt als graasgebieden en voor de
productie van brandstof (houtskool). Akkerbouw is mogelijk op ongeveer 8
miljoen hectare, of 13% van het gebied, waarvan 1 miljoen hectare regelmatig
wordt bebouwd.
De akkerbouwgebieden liggen voornamelijk in de valleien van de rivieren de Juba
en de Shabelle in het zuiden. Voor de kust van Somalië, de langste van alle
Afrikaanse landen, bevinden zich rijke visgronden. De belangrijkste steden zijn de
hoofdstad Mogadishu, de havensteden Kismayo (in het zuiden), Berbera (in
Somaliland) en Bosasso (in Puntland) en de hoofdstad van Somaliland, Hargeisa.1
De meeste bewoners behoren tot de etnische groep der Somali (85%). In dit
rapport wordt de term Somali gebruikt voor leden van de etnische groep van de
Somali, terwijl de term Somaliërs wordt gebruikt voor de inwoners van de
(voormalige) Republiek Somalië. Met de term Somalië wordt het grondgebied van
de (voormalige) Republiek Somalië aangeduid, dus inclusief Somaliland, tenzij
anders aangegeven.
De Somali zijn onder te verdelen in twee groepen: de noordelijke en de zuidelijke,
die zich weer laten verdelen in zes clanfamilies2.
Tot de noordelijke Samaal-groep behoren vier clanfamilies die oorspronkelijk
leefden van nomadische veeteelt: Issaq, Hawiye, Dir en Darod; tot de zuidelijke
Saab-groep behoren twee clanfamilies die oorspronkelijk van de landbouw
leefden: de Digil en de Rahanweyn3.
1 Economist Intelligence Unit (EIU), Country profile Somalia, augustus 2004.
2 Mogelijke verwarring kan ontstaan rond de begrippen clanfamilie en clan. In dit ambtsbericht
wordt de term `clanfamilie' gebruikt voor de zes grote afstammingsgroepen (Issaq, Hawiye,
Dir, Darod, Digil en Rahanweyn). Met `clan' wordt het niveau hieronder aangeduid, zoals
bijvoorbeeld de clan Majerteen van de clanfamilie Darod. In veel Engelstalige literatuur en
door vele Somaliërs worden deze begrippen en met name het woord `clan' niet altijd
eenduidig gebruikt. Welk niveau van de afstammingsgroep wordt bedoeld met het woord
`clan' moet dan uit de context blijken.
3 In dit ambtsbericht worden Rahanweyn en Mirifle als synoniem gebruikt. Digil is in deze
indeling een andere, zij het verwante, clanfamilie. Voor beiden geldt dat zij in het algemeen
een maatschappelijk zwakkere positie innemen dan de nomadische clanfamilies.
---
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Het woongebied van de Somali omvat van oudsher een deel van Djibouti, Oost-
Ethiopië, Somalië en Noord-Kenia. In Somalië komt, naast de Somali, een aantal
kleinere groepen voor die volgens hun tradities (en ten dele door de wetenschap
gesteund) van andere etnische afkomst zijn dan de Somali. In dit ambtsbericht
worden deze niet-Somali groepen aangeduid als minderheden (zie paragraaf
3.4.1)4. Voor de goede orde wordt er op voorhand op gewezen dat onder
wetenschappers noch onder Somaliërs zelf volledige overeenstemming bestaat
over de exacte indeling in clans en minderheden. In dit ambtsbericht wordt waar
mogelijk gekozen voor de meest gebruikelijke indeling; in een aantal gevallen
worden verschillende indelingen naast elkaar genoemd.
Somaliërs spreken vrijwel allen dezelfde taal, het Somali (zij het met een aantal
varianten)5 en hebben in grote meerderheid dezelfde godsdienst: de soennitische
islam. De omvang van de bevolking is moeilijk vast te stellen, onder andere als
gevolg van grote aantallen nomaden, vluchtelingen en andere migranten. In 2001
werd deze op 10,46 miljoen geschat. Ongeveer 24% van de bevolking woont in de
steden, 59% is nomadisch veeteler en 17% is werkzaam in akkerbouw7.
Naar de schatting van de UNHCR bevinden zich 400.000 Somaliërs in de
buurlanden8. Daarnaast bevinden zich circa 120.000 Somaliërs in de landen van de
Europese Unie (EU), waarvan circa 25.000 in Nederland9. In totaal wordt de
Somalische diaspora op circa 1 miljoen mensen geschat.10
2.1.1 Geschiedenis11
Sinds de tiende eeuw wonen de Somali in het oostelijk deel van de Hoorn van
Afrika, in een gebied dat naast het huidige Somalië ook Noord-Kenia, Oost-
Ethiopië en Djibouti beslaat. Van oudsher wonen ook andere bevolkingsgroepen
langs de kust van de Hoorn van Afrika: groepen van Arabische en Perzische
afkomst (Benadiri); Swahili-sprekende vissers aan de zuidkust (Bajuni); en Bantu-
groepen, die landbouw bedreven in de rivierdalen in Zuid-Somalië. Naast de
4 Deze definitie is afkomstig uit Lee Casanelli, Victims and vulnerable groups in Southern
Somalia, Ottawa 1995. De Digil en Rahanweyn nemen hier een tussenpositie in, d.w.z. tussen
de nomadische clans en de minderheden in strikte zin.
5 In 1973 werd het Somali als officiële landstaal ingevoerd. Deze taal maakt gebruik van het
Latijnse alfabet en werd vanaf dit jaartal de eerste instructietaal in het onderwijs.
6 Economist Intelligence Unit (EIU), Country Profile Somalia , december 2004.
7 UNDP, Human Development Report Somalia 2001.
8 UNHCR, Position on the return of rejected asylum-seekers to Somalia , januari 2004.
9 Centraal Bureau voor de Statistiek, meest recente peildatum 1 januari 2004.
10 UNDP, Human Development report Somalia 2001.
11 De inhoud van deze paragraaf is gebaseerd op de volgende literatuur: I.M. Lewis,
Understanding Somalia, guide tot the culture, history and social institutions 1993; Somalia
recent history, Europe Publications; Africa, south of the Sahara 2000 (London, 1999); UNDP
Human development report Somalia 2001.
---
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
overheersende, Somalische nomadische cultuur bestaat tot op de dag van vandaag
een verscheidenheid aan groepen met een daarvan afwijkende cultuur, zoals de
Benadiri, Bajuni en Bantu, maar ook de clanfamilies Digil en Rahanweyn, die
landbouw in plaats van veeteelt bedrijven.
Het eind van de 19e eeuw markeerde het begin van de koloniale tijd. Frankrijk
nam het gebied rond de stad Djibouti als Frans Somaliland in haar bezit, Groot-
Brittanië verklaarde het noordelijke gedeelte tot protectoraat (Brits Somaliland);
Italië vestigde een kolonie in het zuidelijke gedeelte, het Ogaden district (thans
Oost-Ethiopië) kwam onder feitelijk gezag van toenmalig Abyssinië en het
zuidelijk woongebied kwam als onderdeel van Kenia onder Britse jurisdictie te
staan.
Onafhankelijkheid
Op 1 juli 1960 werd de onafhankelijke republiek Somalië uitgeroepen. De
republiek was een samensmelting van Brits Somaliland en Italiaans Somalië en
viel dus niet samen met het woongebied van de Somali. Een meerderheid van de
Somali woonde buiten de grenzen van Somalië, in Djibouti (voormalig Frans
Somaliland), in Ethiopië (het Ogaden-gebied) en in Kenia. Er ontstond een
nationale beweging om deze vier woongebieden van Somali tot één staat te
verenigen. Omdat Ethiopië en het Britse bewind weigerden hun gebieden af te
staan, mislukte dit Pan-Somali ideaal.
De eerste periode van de onafhankelijkheid (1960-1969) bracht Somalië een
meerpartijendemocratie geleid door een burgerbestuur, die uitmondde in
clanpolitiek en corruptie. Toen daarenboven het Pan-Somali ideaal mislukte,
ontstond een situatie waarin legercommandant Siad Barre in 1969 zonder geweld
de macht kon overnemen. Siad Barre startte in 1977 een oorlog met Ethiopië,
omdat hij de Ogaden regio wilde annexeren. Na een jaar eindigde deze
Ogadenoorlog in een zware nederlaag voor Somalië, mede doordat Ethiopië werd
gesteund door de toenmalige Sovjet-Unie.
Uiteenvallen Somalische staat: 1991
Na de verloren Ogadenoorlog raakte de Somalische politiek in een neerwaartse
spiraal van opstand, repressie, militarisme en corruptie. In dit klimaat ontstond
onder de Issaq in het noordwesten van Somalië (het huidige Somaliland) een breed
gesteunde onafhankelijkheidsbeweging, de Somali National Movement (SNM).
Siad Barre probeerde deze opstand keihard neer te slaan, onder andere door
grootschalige luchtbombardementen op burgerdoelen uit te voeren. Zo kwamen
tienduizenden burgers om het leven toen in 1988 de stad Hargeisa volledig werd
verwoest. Deze meedogenloze aanvallen op de Issaq hebben een tot op heden
onoverbrugbare kloof geschapen tussen de Somalilanders en de rest van Somalië.
7
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Als gevolg van de oorlog in het noord-westen kwamen grote vluchtelingenstromen
op gang in de richting van Djibouti en Egypte. Door teruglopende inkomsten
(donorsteun werd ingetrokken; overmakingen uit de Golfregio liepen terug door de
Irak/Iran oorlog) stortte de economie verder in. Bovendien verloor Barre (zelf
Darod/Marehan) de steun van de Ogadeni, etnisch Somali behorende tot de Darod
clanfamilie. Nadat Barre in 1991 na een volksoproer vluchtte, viel de Somalische
staat uiteen.
Het uiteenvallen van de Somalische staat leidde tot een periode van gewapende
conflicten tussen clanmilities, met name in het centrale en zuidelijke deel van
Somalië, die tot op de dag van vandaag voortduren. Het bezit van land (landbouw-
en weidegronden, waterplaatsen, infrastructuur) vormt een belangrijke factor in de
geschillen.
Internationaal ingrijpen: 1992-1995
Begin 1992 leidde een ernstige droogte in combinatie met de burgeroorlog tot
hongersnood. De internationale gemeenschap verschafte voedselhulp. Deze
voedselhulp werd echter voorwerp van strijd tussen de facties. Dit leidde tot een
grootschalige internationale interventie eind april 1992, nadat de VN-
Veiligheidsraad de oprichting van een `United Nations Operation in Somalia'
(UNOSOM) goedkeurde. De VN slaagde er echter niet in de humanitaire crisis te
verlichten. Daarop besloten de VS en de VN 'Operation Restore Hope' op te
zetten. In december 1992 arriveerden in dat kader de eerste Amerikaanse
militairen van de 'Unified Task Force' (UNITAF), spoedig gevolgd door militairen
uit 21 landen. De operatie werd door de meeste Somalische partijen verwelkomd.
De UNITAF-operatie slaagde erin de humanitaire crisis te beëindigen en de
gevechten tussen de facties te bevriezen. De milities werden echter niet
ontwapend. Als opvolger van UNITAF werd op 26 maart 1993 UNOSOM II door
de Veiligheidsraad opgericht. Deze VN-missie had als mandaat de vrede af te
dwingen (peace enforcement), de strijdende partijen te ontwapenen en de
hulpverleners te beschermen. UNOSOM II faalde echter in deze doelstellingen,
ondanks tientallen vredesconferenties.
Uiteindelijk raakte UNOSOM II in gewapend conflict met de milities van
Generaal Aideed in Mogadishu, waarbij Pakistaanse en Amerikaanse soldaten
gedood werden. In oktober 1993 begon de VS een gefaseerde terugtocht.
Uiteindelijk verliet UNOSOM II Somalië in maart 1995, zonder vrede of herstel
van de staat tot stand te hebben gebracht. Het betekende het einde van de
grootschalige internationale bemoeienis met Somalië.
Periode na de interventie: 1995-2000
In de periode na de internationale interventie laaiden de gevechten tussen
clanfamilies en clans weer op, met name in Mogadishu, Baidoa en Kismayo. Ook
banditisme was inmiddels wijdverbreid. Facties versplinterden in steeds kleinere
8
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
subclan-groeperingen. Pogingen tot regionale bestuursvormen te komen, kwamen
niet van de grond. Na verovering van Baidoa in juni 1999 op troepen van de
krijgsheer Generaal Aideed12 door een nieuw opgekomen militie van de
Rahanweyn, het Rahanweyn Resistance Army (RRA), ontstond in de provincies
Bay en Bakool tijdelijk een regionaal bestuur.
Het noorden van Somalië bleef grotendeels gespaard voor deze versplintering en
gewelddadigheden. In het noordwesten had de SNM reeds in mei 1991 eenzijdig
de onafhankelijkheid van 'Somaliland' uitgeroepen. Internationale erkenning als
staat bleef (en blijft vooralsnog) echter uit. Vanaf 1996 breidde de regering van
Somaliland gestaag haar gezag uit over het noordwesten van Somalië.
Ook in het noordoosten was, vanaf 1993, een proces van regionale
bestuursvorming op gang gekomen. In augustus 1998 nam de Garowe Conferentie,
waaraan 300 lokale leiders deelnamen, het Handvest van de Staat Puntland aan,
dat gezien werd als een overgangsgrondwet (voor drie jaar). De Garowe
Conferentie koos in juli 1998 Abdullahi Yusuf tot president. In tegenstelling tot
Somaliland streeft Puntland geen onafhankelijke staat na, maar een zekere mate
van autonomie binnen een Somalische federale staat.
IGAD-vredesbesprekingen vanaf 2000
Na enkele vruchteloze regionale vredesinitiatieven begon in mei 2000 op initiatief
van de Inter-Governmental Authority on Development (IGAD)13 een
vredesconferentie in de Djiboutiaanse plaats Arta. Bijna 2.000 Somaliërs,
waaronder clanoudsten, religieuze leiders, zakenlieden en intellectuelen namen
deel aan deze conferentie. Na maandenlange beraadslagingen kozen de
delegatieleden in augustus 2000 de leden van een nieuw, uit 245 leden bestaand
nationaal overgangsparlement (Transitional National Assembly, TNA). De TNA
koos Abdiqasim Salad Hassan, van de Hawiye/Habar Gedir/Ayr14, als president
voor de overgangsperiode van drie jaar. Zijn verkiezing werd verwelkomd door
onder meer de VN, EU en de Arabische Liga. In oktober 2000 vestigden de TNA
en de nieuwe regering (de Transitional National Government, verder: TNG) zich
in Mogadishu.15
12 Het betreft Hussein Aideed, de zoon en opvolger van de in 1995 vermoorde generaal Aideed.
13 De IGAD is een intergouvernementele regionale organisatie voor de Hoorn van Afrika, waar
Ethiopië, Eritrea, Kenia, Djibouti, Somalië en Uganda lid van zijn. Donoren, waaronder
Nederland, zijn hierbij betrokken via het IGAD Partners Forum (IPF).
14 Met betrekking tot het aanduiden van clans wordt in dit ambtsbericht de volgende
schrijfwijze gebruikt: clanfamilie/clan/subclan/sub subclan/etc.
15 Het feit dat de TNG in verschillende internationale fora (VN, IGAD, Afrikaanse Unie,
Arabische Liga) de Somalische zetel innam, laat onverlet dat deze regering niet door alle
staten, inclusief die van de EU, is geaccepteerd als rechtmatig vertegenwoordiger van de staat
Somalië.
---
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Al snel distantieerde niet alleen Somaliland16 zich van de TNG, maar ook de
meerderheid van de Darod/Majerteen17, Hawiye18, Rahanweyn19 en een aantal
krijgsheren in Mogadishu20. De tegenstanders van de TNG sloten begin 2001 een
coalitie, in een poging te komen tot een verenigd front21. Dit leidde in januari 2001
tot een gezamenlijke verklaring22 en uiteindelijk tot de oprichting van de Somali
Reconciliation and Restoration Council (SRRC).23 President Yusuf van Puntland
maakte hier formeel geen deel van uit, doch kon wel tot dit kamp gerekend
worden.
Toen gaandeweg duidelijk werd dat de TNG in Somalië geen gezag en steun onder
de Somalische bevolking genoot en het geweld met name in het zuiden van
Somalië in hevigheid toenam, besloot de IGAD opnieuw een poging te doen de
14e internationale poging sinds 1991 duurzame vrede en ontwikkeling in
Somalië te brengen. Op 15 oktober 2002 ging in Eldoret in Kenia een
16 De regering van Somaliland onder leiding van president Egal had al vroeg in het Arta-
vredesproces te kennen gegeven alleen geïnteresseerd te zijn in samenwerking met een
eventuele nationale regering indien Somaliland werd erkend als gelijkwaardige
gesprekspartner, dat wil zeggen van regring tot regering. Toen deze erkenning achterwege
bleef, distantieerde Somaliland, en hiermee ook de Issaq clanfamilie, zich van de TNG.
17 De regionale autoriteiten van Puntland stonden aanvankelijk positief ten aanzien van het
Arta-vredesproces. Desalniettemin trok het grootste deel van de delegatie zich al in een vroeg
stadium uit het vredesproces terug, omdat zij de vanuit Puntland uigenodigde deelnemers aan
de conferentie niet representatief vonden voor de Darod. [Zie: Puntland position on peace and
national reconciliation in Somalia (29-9-2002)]. hiermee kwam een groot deel van de steun
van de in Puntland dominante Darod/Majerteen clan aan de TNG te ontvallen.
18 Hoewel de belangrijkste machtsbasis van de TNG lag bij de Hawiye, bleek deze clanfamilie
sterk verdeeld ten aanzien van deze nationale overgangsregering.
19 De leider van het RRA, Mohammed Hassan Nur (ook bekend als Shatiguduud), verklaarde
eind oktober 2000 de TNG niet langer te steunen. Binnen het RRA ontstond een tweedeling
tussen voor- en tegenstanders van de TNG, waarbij de spanningen hoog opliepen.
20 Van de krijgsheren in Mogadishu stelden Ali Mahdi, Hussein Bod en Mohamed Qanyare
Afrah zich achter de TNG. De andere krijgsheren (met name Hussein Aideed, Osman Ato en
Musa Sudi Yalahow) zetten hun pogingen voort om één front tegen de TNG te vormen.
21 Deze coalitie bestond uit de SPM, het RRA, een factie van SNF, BIREM en `president'
Yusuf van Puntland.
SPM : Somali Patriotic Movement, politiek/miltaire factie o.l.v. kolonel Omar Jess;
SNF : Somali National Front, verbond van vier Darodclans (Majerteen, Marehan, Ogaden en
Dulbahante);
BIREM : Bimal resistance Movement, politieke beweging van de Bimal, o.l.v. Sheikh
Ismael.
22 De zogenaamde El Berde Declaration.
23 De SRRC werd opgericht tijdens vervolgbesprekingen in maart 2001 in de plaats Awasa in
Ethiopië. Bij die besprekingen had zich nog een extra groep tegenstanders van de TNG
aangesloten, te weten Hawiye-krijgsheren in Mogadishu. De deelnemers waren een SNF-
factie o.l.v. generaal Masale, de SPM o.l.v. generaal Mohamed Said Hersi `Morgan', het
RRA o.l.v. generaal `Shatiguduud', BIREM o.l.v. Abdullahi Sheikh Ismael, `president'
Yusuf van Puntland en de Mogadishu krijgsheren Hussein Aideed, Osman Ato en Musa Sudi
Yalahow.
10
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
verzoeningsconferentie van start waaraan bij aanvang alle Somalische partijeen
deelnamen met uitzondering van Somaliland. Het eerste deel van het vredesproces
werd eind oktober 2002 afgesloten met een verklaring die voorzag in het staken
van onderlinge vijandelijkheden voor de duur van de conferentie. Echter, reeds een
paar dagen later braken in het zuiden van Somalië wederom gevechten uit.
Op 12 augustus 2003 liep formeel het driejarige politieke mandaat van de TNG af.
Desondanks bleef de TNG aan, in afwachting van de uitkomst van de
vredesbesprekingen. De moeizame en langdurige onderhandelingen, die vanaf
februari 2003 in Mbagathi (voorstad van Nairobi) werden voortgezet, brachten
uiteindelijk op 15 augustus 2003 een ontwerp-grondwet voort, die uitgaat van een
federale staat, die door een interim regering binnen een periode van vier jaar moet
worden gerealiseerd. Deze uitkomst verdeelde de conferentiedeelnemers. TNG-
president Abdiqassim Salad Hassan en een aantal zuidelijke krijgsheren24 bleven
vasthouden aan hun voorkeur voor de huidige eenheidsstaat Somalië en besloten
niet meer aan het verdere overleg in Mbagathi deel te nemen. Een impasse in het
vredesproces was het gevolg. Onder grote druk van de presidenten van Uganda en
Kenia kwam het tot een doorstart van het vredesproces, met deelname van
(vrijwel) alle groeperingen. Op 29 januari 2004 werd alsnog een akkoord bereikt
over een geamendeerde grondwet en over de verdeling van de 275 zetels van het
overgangsparlement.25
Ontwikkelingen in Somaliland
In Somaliland vond op 31 mei 2001 een referendum plaats over de grondwet.
Deze volksraadpleging luidde het begin in van een nieuwe fase, waarin het bestuur
is gebaseerd op een moderne meerpartijendemocratie. Aangezien de grondwet is
opgesteld voor een onafhankelijk Somaliland, ging het referendum indirect ook
over de afscheiding van de rest van Somalië. 97% van de bevolking stemde voor26,
hetgeen werd geïnterpreteerd als brede steun voor de gekozen lijn van
onafhankelijkheid.
Met de oprichting in oktober 2001 van een zevental politieke partijen kreeg het
democratiseringsproces een belangrijke impuls. In december 2001 werd de
kieswet van kracht, die het mogelijk maakte dat een jaar later in de zes `regions',
in dit ambtsbericht aangeduid als provincies te weten Awdal, Hargeisa
(Galbeed), Sahil, Togdheer, Sanaag en Sool, gemeenteraadsverkiezingen
24 Het betreft Osman Ato, kolonel Barre Hirale van de Juba Valley Allinace, Mohamed Habsade
van het RRA en Muse Sudi Yalahow. Deze krijgsheren hebben zich verenigd in de Somali
National Salvation Council (SNSC), geleid door Muse Sudi Yalahow.
25 United Nations Security Council: Report of the SG on the situation in Somalia, S/2004/115,
12 februari 2004.
26 Cijfers afkomstig van de Somalilandse regering: www.somalilandgov.com/const_ref.htm, site
bezocht juli 2004.
---
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
plaatsvonden. De UDUB-partij27 van president Kahin kwam hierbij als winnaar uit
de bus, gevolgd door KULMIYE28, UCID29 en drie kleinere partijen.
In april 2003 volgde de verkiezing van de president, die met geringe voorsprong
werd gewonnen door UDUB-kandidaat Kahin, die mei 2003 als president werd
beëdigd. De verkiezing is volgens aanwezige waarnemers uit diverse landen
ordelijk en rechtmatig verlopen. Parlementsverkiezingen zijn voorzien in 2005.
Sinds het najaar 2003 zijn in Somaliland een aantal moordaanslagen op
buitenlandse hulpverleners gepleegd.30 Volgens de Somalilandse regering zijn de
aanslagen gepleegd door Somaliërs afkomstig uit het zuiden, die Somaliland
wilden destabiliseren door de hulporganisaties te verjagen en de indruk te creëren
dat de Somalilandse autoriteiten niet in staat zijn voor veiligheid te zorgen.31 Kort
na de laatste aanslag verordonneerde president Kahin (op 23 oktober 2003) dat alle
`buitenlanders' zonder verblijfsvergunning Somaliland dienden te verlaten.32
Hoewel gedwongen uitzetting nog niet heeft plaats gevonden, zijn veel
ontheemden sindsdien naar Puntland of het buitenland vertrokken.33
De territoriale claim van Somaliland op de provincies Sanaag en Sool (die voor de
onafhankelijkheid van Somalië tot het grondgebied van Brits Somaliland
behoorden), leidde in december 2003 tot een hooglopende ruzie met Puntland die
pas tot bedaren kwam nadat IGAD, EU, de Secretaris Generaal van de VN en de
buurlanden Kenia en Ethiopië hiertoe een krachtige oproep hadden gedaan34.
Puntland
Het democratiseringsproces dat in Puntland sinds 1998 op gang was gekomen,
kwam in 2001 tot stilstand. Er ontstond een machtsstrijd tussen president Yusuf,
die verlenging van het presidentschap claimde en zijn tegenstander Ali Jama, de
leider van de in oktober 2001 opgerichte Puntland Salvation Council (PSC). De
laatstgenoemde was door het parlement in Garowe in november 2001 tot president
gekozen. De hieruit voortkomende gewapende confrontaties tussen beide
voormannen duurden met tussenpozen tot december 2002 en werden uiteindelijk
27 UDUB, Democratic United National Party.
28 KULMIYE, Solidariteitspartij.
29 UCID, Justice and Welfare Party.
30 Het betreft hier de moorden op dr. Annalena Tonelli (oktober 2003) oprichtster van een
ziekenhuis in Borama en op een Brits onderwijzersechtpaar in Sheikh (eveneens in oktober
2003). Zie ook UNSC: Report of the SG on the situation in Somalia, S/2004/115, 12 februari
2004.
31 Zie paragraaf 2.2: het merendeel van de daders van een derde moordaanslag (op medewerkers
van de Duitse ontwikkelingsorganisatie Deutsche Gesellschaft für Technische
Zusammenarbeit) bleek inderdaad uit Zuid-Somalië te komen.
32 UNSC, Report of the SG on the situation in Somalia, S/2004/115, 12 februari 2004.
33 Press Review of the European Commission Liaison Office in Mogadishu (in dit ambtsbericht
afgekort als ECLO-Mog Press Review), 24 januari 2004.
34 ECLO-Mog Press Review, 24 januari 2004.
12
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
in het voordeel van Yusuf beslist. Na bemiddeling door vertegenwoordigers van
beide subclans verzoenden president Yusuf (Darod/Majerteen/Omar Mahamud)
en de opvolger van Ali Jama, generaal Mahamoud Muse Hirsi Ade
(Darod/Majerteen/Osman Mahamud) zich op 17 mei 2003. Deze verzoening, die
gaandeweg duurzamer werd, had een stabiliserende invloed op de samenleving in
Puntland.
Ten aanzien van de noordelijke provincies Sanaag en Sool claimt Puntland evenals
Somaliland zeggenschap. Het grootste deel van de bevolking in dit gebied behoort
tot de Warsengeli en Dulbahante, subclans van de Darod clanfamilie waartoe ook
de Majerteen van Puntland behoren. Op basis van deze clansamenstelling en van
de deelname van deze clans aan de vorming van de autonome regio in 1998, blijft
Puntland beide provincies tot haar grondgebied rekenen.
In tegenstelling tot Somaliland onderschrijft Puntland de integriteit van het
grondgebied van Somalië en richt het zich op een nationale staat Somalië.
2.1.2 Bestuurssituatie35
In Somalië kan men niet spreken van een centraal bestuur of van een eenduidige
inrichting van de staat. Het land is hiervoor te zeer verdeeld. Wel is in een aantal
gebieden een min of meer duidelijke en effectieve gezagsstructuur ontstaan.
Somaliland
Somaliland, met een bevolking van circa 2 miljoen36, kent een duidelijke en
effectieve regionale overheidsstructuur. Het gebied omvat zes `regions', te weten
Awdal, Hargeisa (Galbeed), Sahil, Togdheer, Sanaag en Sool. In dit ambtsbericht
worden deze als provincies aangeduid. Als eerder aangegeven wordt de hegemonie
over de twee laatstgenoemde provincies door Puntland betwist.
De in mei 2001 aangenomen grondwet voorziet in een scheiding van de
uitvoerende, wetgevende en rechterlijke machten. Aan het hoofd van de
uitvoerende macht, de regering, staat de president. De wetgevende macht bestaat
uit twee Kamers, de Volksvertegenwoordiging (75 leden) en de Senaat ofwel
Guurti, eveneens bestaande uit 75 leden. Volgens artikel 5 van de grondwet is de
wetgeving gebaseerd op de shari'a en ongeldig als ze hiermee in strijd is. De
rechterlijke macht wordt geleid door de president van het hooggerechtshof. Dit
hooggerechtshof bewaakt de toepassing van de grondwet.
35 Bronnen o.a. UNDP, Human Development Report Somalia 2001; EIU, Country Profile
Somalia 2004; Ken Menkhaus, Somalia: A situation analysis and trend assessment,augustus
2003.
36 Ken Menkhaus, Somalia: State collapse and the threat of terrorism, maart 2004, p. 20.
13
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Puntland
Geografisch omvat Puntland de provincies Bari, Nugal en de noordelijke helft van
Mudug (tot en met het noorden van Galkayo). Puntland telt circa 600.000
inwoners.37 Puntland claimt ook zeggenschap over Sanaag en Sool, onder meer
gebaseerd op de clansamenstelling in deze provincies. De Garowe Conferentie, de
oprichtende vergadering van het autonome Puntland, nam in 1998 een Handvest
aan voor een overgangsperiode van drie jaar, op grond waarvan een `president',
een kabinet van negen ministers en een parlement van 69 leden werden benoemd.
Verschil in interpretatie over de vervulling van het presidentschap na de
overgangsperiode leidde in 2001 tot een crisis die gewapenderwijs werd
uitgevochten tussen president Yusuf en zijn tegenstrever Ali Jama van de PSC (zie
paragraaf 2.1.2). Ondanks de verzoening in mei 2003 tussen president Yusuf en de
nieuwe leider van de PSC, generaal Ade, bleef onduidelijk wat de formele basis
voor de positie van president Yusuf is, en die van de diverse instellingen.38
Puntland kent geen Senaat of Hogerhuis. Politieke partijen zijn nog altijd niet
toegestaan. De shari'a is formeel de basis voor de wetgeving in Puntland. De
structuur van de rechterlijke macht dateert uit de eerste jaren van de
onafhankelijkheid en omvat rechtbanken, regionale hoven voor beroep en een
hooggerechtshof in Garowe.
Lokale besturen in Centraal en Zuid-Somalië
In Centraal en Zuid-Somalië beperkt de invloed van de verschillende
bestuursvormen zich tot provinciaal of lokaal niveau.
In de provincies Hiiran, Galgadud en het zuiden van Mudug spelen clanoudsten en
shari'agerechtshoven een belangrijke rol bij het handhaven van rust en orde. In
Zuid-Somalië (de provincies Middle Shabelle en Gedo) is dit niet het geval en
wordt het lokale bestuur dikwijls gevormd door factieleiders en militieleden.
In Kismayo heerst een `verenigd' bestuur, de Juba Valley Alliance, dat veel moeite
heeft de orde te handhaven. De rest van de Juba-provincies wordt beheerst door
plaatselijke besturen en clanoudsten.
Bay en Bakool
In de provincies Bay en Bakool is het Rahanweyn Resistance Army (RRA) sinds
juni 1999 de leidende militaire en politieke macht. Het RRA oefent vanuit Baidoa
controle over deze provincies uit. Het opzetten van duurzame civiele
bestuursstructuren is nog geenszins geslaagd. Op 1 april 2002 kondigde het RRA
de oprichting af van een regionaal autonoom bestuur, met de naam `State of South-
Western Somalia', waarvan het grondgebied in theorie de provincies Bay, Bakool,
Lower Shabelle, Middle en Lower Juba omvat. In de praktijk heeft het RRA alleen
37 Ken Menkhaus, Somalia: State collapse and the threat of terrorism, maart 2004, p. 20.
38 Zie hierover ook paragraaf 2.4.
14
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
zeggenschap over Bay en Bakool. Door de voortdurende strijd binnen het RRA is
dit bestuur tot op heden niet van de grond gekomen. Evenmin kan worden
gesproken van een scheiding van machten. De gerechtshoven onder de controle
van het RRA zijn volgens waarnemers semi-militaire hoven met willekeurige
procedures39.
Mogadishu
De bestuurlijke reikwijdte van de TNG als uitvoerende macht in Mogadishu is
gering. Het Transitional National Charter dat in Arta (zie 2.1.2) was
overeengekomen, is de overgangsgrondwet van de TNG. De wetgevende macht,
de Transitional National Assemblee (TNA), is langs clanlijnen samengesteld. Ook
minderheidsgroepen en vrouwen zijn hierbij vertegenwoordigd. De positie van de
rechterlijke macht is onduidelijk. Aanvankelijk werden de in Mogadishu
opererende shari'ahoven geïntegreerd in de TNG. De indruk bestaat dat inmiddels
de rol van de shari'ahoven feitelijk is overgenomen door de clanoudsten in het
desbetreffende gebied.40
2.2 Politieke ontwikkelingen
Somaliland
In de verslagperiode deed de regering van Somaliland opnieuw pogingen om de
internationale erkenning van de onafhankelijke staat Somaliland op de politieke
agenda te krijgen. Op 12 maart 2004 reisde president Kahin met een delegatie naar
het VK om de Somalilandse zaak te bepleiten41. Hij kreeg daar van zijn gastheren
(waaronder minister voor Ontwikkelingssamenwerking Hilary Benn) te horen dat
Engeland het vredesproces in Mbagathi blijft steunen. Ten aanzien van een
eventuele erkenning van Somaliland is het VK van mening dat de Afrikaanse
staten hierin voor moeten gaan.
De ontvangst van de Somalilandse delegatie ontlokte protest bij TNG-president
Abdiqassim, die daarop zijn minister voor Visserij naar de Britse minister-
president stuurde met een schriftelijke oproep niet tot erkenning van Somaliland te
besluiten42.
Op 16 juni 2004 deed de Somalilandse minister van Buitenlandse Zaken, mevrouw
Edna Aden Ismail, tijdens een bezoek aan Genève om fondsen te werven voor de
39 UN Economic and Social Council, Commission on Human Rights: Report of the
Independent Expert, E/CN.4/2003/115, 31 december 2002, p. 15.
40 Matt Bryden, No quick fixes, coming to terms with terrorism, Islam and statelessness in
Somalia, juli 2003.
41 Gezamenlijke persdienst van ANP, Reuters, Associated Press, Deutsche Presse Agentur en
Agence France de Presse (in dit ambtsbericht aangegeven als ARADA persbericht), 13 maart
2004.
42 ECLO-Mog Press Review, 15 maart 2004.
15
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
rerïntegratie van teruggekeerde Somalilandse vluchtelingen, eveneens een oproep
aan de wereld om de onafhankelijkheid van Somaliland te erkennen43.
Na de eerder genoemde moorden in oktober 2003 op buitenlandse hulpverleners in
Boroma en Sheikh vond in Somaliland in de verslagperiode opnieuw een
moordaanslag plaats44. Op 19 maart werd op de weg van Berbera naar Hargeisa
een Keniaanse medewerkster van de Duitse ontwikkelingsorganisatie Deutsche
Gesellschaft fr Technische Zusammenarbeit (GTZ), doodgeschoten. Haar Duitse
collega en de Somalische chauffeur raakten bij de aanslag ernstig gewond. De
daders konden door de Somalilandse politie bij de grens met Ethiopië worden
aangehouden. Op 2 april 2004 maakte de minister van Binnenlandse zaken van
Somaliland bekend dat de aanslag was gepleegd door vijf Somaliërs uit
Mogadishu die allen banden hebben met de islamitische beweging Al-Ittihad45.
Voorts liet de minister weten dat het doel van de arrestanten was alle buitenlandse
hulpverleners in Somalië te vermoorden. De moord op het Britse
onderwijzersechtpaar in Boroma zou volgens de arrestanten zijn ingegeven omdat
zij met hun werkzaamheden het christendom zouden verspreiden46.
Direct na de aanslag op de GTZ-hulpverleners werden door de VN
(verantwoordelijk voor het verblijf van hulporganisaties in Somalië) en de EU alle
buitenlandse hulpverleners uit Somaliland teruggetrokken. Hierdoor kwamen de
hulpprogramma's onder druk te staan hetgeen de Somalilandse autoriteiten
betreurden. Een delegatie van het Somali Aid Coordination Body (SACB)47 kwam
op 27 april 2004 naar Hargeisa om met de Somalilandse overheid de ontstane
situatie en de veiligheid van de internationale hulpverleners te bespreken48. Na
toegezegde maatregelen om hun veiligheid te waarborgen keerden een deel van de
hulpverleners naar Somaliland terug. De VN legden de hulpverleners
bewegingsbeperkingen op. In Hargeisa werd het aantal buitenlandse stafleden van
150 teruggebracht naar 40 en mochten zij zich buiten de stad niet zonder politie-
escorte begeven.
Op 4 juni 2004 maakte de Somalilandse minister van Binnenlandse Zaken bekend
dat een speciale eenheid, de Special Protection Unit, is opgericht om de
medewerkers van VN-, EU- en andere buitenlandse hulporganisaties in
43 Arada persbericht, 16 juni 2004. Minister Edna Aden bezocht in mei 2004 voor dit doel
eveneens het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag.
44 ECLO-Mog Press Review, 20 en 22 maart 2004.
45 Zie paragraaf 2.3 voor meer informatie over Al-Ittihad.
46 Arada persbericht, 2 april 2004.
47 Het Somali Aid Coordination Body werd in 1994 opgericht en de leden ervan zijn donoren,
VN-organisaties, en (I)NGO's die in Somalië werkzaam zijn.
48 Verklaring van Somalilandse autoriteiten en SACB, 27 mei 2004; ECLO-Mog Press Review,
28 april 2004.
16
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Somaliland maximaal te beschermen. Hij heeft Duitsland verzocht te helpen bij de
training van de leden van deze eenheid49.
Op 16 juni 2004 veroordeelde een rechtbank in Hargeisa 30 leden van het Ogaden
National Liberation Front (ONLF) tot gevangenisstraffen van 2 tot 5 jaar.
Betrokkenen zouden vanuit Somaliland aanslagen op Ethiopië hebben beraamd en
in Eritrea zijn opgeleid50. Eind juni 2004 werd opnieuw een achttal gewapende
ONLF-leden door de Somalilandse politie opgepakt.
Zoals vermeld in paragraag 2.1.1, claimt zowel Somaliland als Puntland
zeggenschap ten aanzien van de noordelijke provincies Sool en Sanaag. De
provincies maakten deel uit van het voormalige Brits Somaliland, maar het
grootste deel van de bevolking behoort tot de Warsengeli en de Dulbahante,
subclans van de Darod clanfamilie waartoe ook de Majerteen van Puntland
behoren. In 1998 sloten de Warsengeli en de Dulbahante zich aan bij de oprichting
van de autonome regio Puntland. In de praktijk heeft Somaliland noch Puntland
veel gezag in Sool en Sanaag en proberen deze provincies hun eigen gang te gaan.
Economisch heeft Sanaag nauwe banden met Puntland; vrijwel alle importen
komen via Bosasso binnen. Voor Sool daarentegen worden de meeste
hulpgoederen vanuit Hargeisa gedistribueerd.
Sinds de inname van Las Anod, de hoofdstad van de provincie Sool, door troepen
van Puntland in december 2003 is de spanning in de verhouding tussen beide
regio's toegenomen.51Op 23 september en 29 oktober 2004 kwam het tot
gewapende confrontaties waarbij aan beide zijden militairen sneuvelden 52(zie
paragraaf 2.3.2 Veiligheidssituatie). De Afrikaanse Unie riep begin november
2004 partijen op de strijd onmiddellijk te staken en de Ethiopische regering bood
aan in het conflict te bemiddelen. Een delegatie van Somaliland, onder leiding van
minister Aden van Buitenlandse Zaken, heeft tijdens een bezoek aan Addis Abeba
begin november 2004 laten weten dat Puntland onverwijld zijn troepen uit de
provincie Sool moet terugtrekken voordat Somaliland met de TFG een dialoog wil
aangaan over de toekomst van Somalië.
49 Afrol News, 4 juni 2004.
50 Arada persbericht, 17 juni 2004.
51 Mede ter illustratie van de troebele verhouding kan bericht van 27 april 2004 worden
genoemd waarin werd gemeld dat Puntlandse gouverneur van de provincie Sool was
overgelopen naar Somaliland. Hij had zich bij het bestuur in Burao gemeld. Puntland
bestreed deze lezing van het voorval. De gouverneur zou reeds eerder door de regering in
Garowe uit zijn functie zijn ontheven en kon gaan en staan waar hij wilde. ECLO-Mog Press
review, 28 april 2004.
52 Persbericht van het Integrated Regional Information Network (in dit ambtsbericht
aangegeven als IRIN persbericht), 1 november 2004; ECLO-Mog, 1 novemver 2004.
17
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
De humanitaire situatie in de twee provincies Sool en Sanaag is, ondanks de inzet
van internationale hulporganisaties, in deze verslagperiode niet verbeterd. Door de
aanhoudende droogte is er veel sterfte onder het vee, waardoor veel veehouders
(voornamelijk leden van de Warsangeli clan) naar steden in deze provincies zijn
getrokken. In oktober 2004 viel er opeens heel veel regen, hetgeen in het gebied
overstromingen veroorzaakte.
Puntland
De verzoening tussen president Yusuf en de leider van de PSC, generaal Ade, is
tot nu toe duurzaam gebleken. Er werden geen berichten ontvangen over
gewapende conflicten tussen beide kampen. Wel bestond en bestaat in Puntland bij
lokale en regionale besturen ontevredenheid over de langdurige afwezigheid van
president Yusuf, die voordurend bij het vredesoverleg in Nairobi verbleef en geen
aandacht schonk aan de problemen in Puntland. Toen het mandaat van de regering
in Garowe in juni 2004 was verlopen en president Yusuf desondanks aanbleef,
zegde het parlement van Puntland het vertrouwen in de regering op. Om deze
crisis het hoofd te bieden, keerde president Yusuf op 26 juni 2004 naar Garowe
terug. In afwachting van het eindresultaat van het vredesproces in Mbagathi is het
mandaat van de regering in Puntland inmiddels met zes maanden verlengd.
Het besluit van de Keniaanse autoriteiten van 15 april 2004 om houders van
Somalische paspoorten niet meer toe te laten op Keniaans grondgebied bracht
Puntland op 26 april 2004 ertoe deze maatregel te reciproceren. Keniaanse
paspoorthouders dienden Puntland daarop binnen zeven dagen te verlaten.
De SACB onderstreepte in een brief van 18 mei 2004 het belang van de voortgang
van hulpprojecten in Puntland en de aanwezigheid van hulpverleners daarbij,
waarvan velen afkomstig zijn uit Kenia. De regering van Puntland annuleerde
vervolgens de eerder genomen maatregel.
Centraal en Zuid-Somalië
De politieke ontwikkelingen in Centraal en Zuid-Somalië stonden het afgelopen
half jaar in het teken van het voortgaande vredesproces in Mbagathi. Als eerder
gemeld (paragraaf 1.2.1) vonden de TNG en de SNSC elkaar in hun kritiek op de
voortgang en resultaten van het vredesoverleg.
Ook andere Somalische deelnemers aan het vredesproces namen politieke posities
in. Begin maart werd in Jowhar de Somali National Council (SNC)53 opgericht. Bij
deze alliantie, onder leiding van de gouverneur van de provincie Middle Shabelle,
Mohamed Omar Habeb `Mohamed Dhere', sloten onder andere Adan Madobe
(RRA) en generaal Mohamed Saeed `Morgan' (SRRC) zich aan. De leden vonden
dat de IGAD te veel oog had voor de belangen van de TNG en wilden een
vredesoverleg in Somalië zonder buitenlandse betrokkenheid. Nadat de IGAD-
ministers van Buitenlandse Zaken en de Secretaris Generaal van de Verenigde
53 ECLO-Mog Press review, 14 maart 2004.
18
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Naties op alle Somalische leiders druk hadden uitgeoefend hun
verantwoordelijkheid in het vredesproces te nemen en hun meningsverschillen
opzij te zetten, begaven de leden van de SNC zich alsnog naar de conferentietafel
in Mbagathi54. Generaal `Morgan' bleef zich van het vredesproces distantiëren.
In Zuid-Somalië werd op 27 maart 2004 Mohamed Ibrahim Habsade benoemd tot
leider van het RRA. Zijn voorganger Adan Madobe had zich bij de SNC
aangesloten, terwijl het RRA de belangen van de zuidelijke provincies bij het
vredesproces beter gediend zag door de SNSC waar de huidige leider Habsade
zich bij had aangesloten55. Met deze benoeming dreigden nieuwe gewelddadige
confrontaties tussen de kampen van beide aanvoerders.
Regionale betrokkenheid56
De Arabische Liga (in het bijzonder Egypte, Saudi-Arabië en Libië) is voorstander
van een unitaire, islamitische Somalische staat. Voor Egypte en Sudan vormt
daarbij een belangrijke overweging dat een sterk Somalië extra tegenwicht biedt
tegen Ethiopische invloed in de regio.
De TNG ontvangt omvangrijke financiële steun van Saudi-Arabië.57 Ook van
Libië krijgt de TNG steun op financieel/economisch gebied.
Ook Djibouti, waar de bevolking voor de helft uit etnisch Somali (van de
Somalilandse clans Issaq en Digil) bestaat, is voorstander van een unitaire staat,
mede om de invloed van het naburige Somaliland in te perken.
Eritrea levert wapens en training aan anti-Ethiopische facties in Somalië, zoals het
Ogaden National Liberation Front (ONLF)58, die deels vanuit Somalië opereren.59
Eritrea heeft de TNG erkend, voornamelijk om Ethiopië dwars te zitten.
Ethiopië heeft belang bij een stabiel, vreedzaam en seculier Somalië en denkt dat
dit het best te bereiken is door het vormen van een federatief Somalië. Ethiopië
heeft de TNG niet erkend en steunt daarentegen de SRRC. Het land zou graag een
eind zien aan het gebruik van Somalisch grondgebied door Ethiopische
rebellengroeperingen.60 Ethiopië heeft een sterke militaire aanwezigheid in het
54 AFP persbericht, 8 juli 2004.
55 ECLO-Mog Press Review, 28 maart 2004.
56 Matt Bryden, No quick fixes, coming to terms with terrorism, Islam and statelessness in
Somalia, ICG juli 2003.
57 In twee jaar tijd kreeg de TNG in totaal zo'n USD 50 miljoen van de Golfstaten. Ken
Menkhaus, Somalia: State collapse and the threat of terrorism, maart 2004, p. 46.
58 Sub Saharan Informer, 25 juni 2004; The Somaliland Times, 14 december 2003.
59 Een deel van de Somali bevolkingsgroep in de Ogaden voert reeds jarenlang een gewapende
strijd tegen de Ethiopische autoriteiten.
60 Zoals het Oromo Liberation Front, het Ogaden National Liberation Front en het Islamic
Front for the Liberation of Oromia (IFLO).
19
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
grensgebied met Somalië. Eind juni 2004 werd melding gemaakt van de
aanwezigheid van Ethiopische troepen in de Zuid-Somalische provincie Gedo om
daar aan de zijde van de SRRC de gevechten tussen de Marehan- en Eli Dheere
subclans tot bedaren te brengen.61
Voorts hoopt Ethiopië in Somalië een medestander te vinden in de strijd tegen de
islamitische beweging Al-Ittihad. Ethiopië steunt reeds de strijd van president
Yusuf van Puntland tegen Al-Ittihad. Ook in meer algemene zin steunt Ethiopië
partijen die van betekenis kunnen zijn in het tegengaan van de islamisering van
Somalië.
Voorts is het voor Ethiopië van strategisch en economisch belang gebruik te
kunnen maken van zeehavens op relatief korte afstand van haar landsgrens.
Naarmate de Ethiopische relatie met Eritrea en Djibouti verslechterde, nam het
belang van de havens in Somalië (te weten Berbera in Somaliland, Bosasso in
Puntland en Mogadishu in het zuiden) voor Ethiopië toe.
Tot slot is voor Ethiopië een regering die wederom een "groot-Somalië" (inclusief
de Ogaden-regio) nastreeft, niet acceptabel.
Kenia wenst vooral stabiliteit in Somalië, zodat er een einde komt aan de stroom
vluchtelingen en wapens vanuit Somalië en de criminaliteit en terroristische
dreiging wordt verminderd. Kenia stelt zich op als neutrale bemiddelaar tussen de
Somalische strijders.
Medio april 2004 besloten de Keniaanse autoriteiten uit veiligheidsoverwegingen
houders van Somalische paspoorten niet meer op haar grond gebied toe te laten.62
De maatregel veroorzaakte aan Somalische zijde veel verontwaardiging en protest.
De Somalische leiders dreigden het vredesproces te boycotten indien Kenia het
besluit niet introk63. De Keniaanse autoriteiten lieten weten aan hun maatregel vast
te houden doch voor de Somalische deelnemers aan het vredesoverleg een
uitzondering te maken, evenals voor Somaliërs die bij NGO's werkzaam zijn, en
die voor dit doel Kenia moeten bezoeken64.
De autoriteiten van de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) maakten begin mei
2004 bekend dat ook zij met onmiddellijke ingang geen visa meer geven aan
houders van Somalische paspoorten. Somaliërs die in bezit zijn van een
verblijfsvergunning voor de VAE zijn hiervan uitgezonderd. Deze maatregel zal
Somalië bijzonder treffen omdat de VAE van oudsher voor Somalië fungeren als
voornaamste transithaven voor personen- en goederenverkeer. Somalië betrekt
vrijwel alle importen vanuit deze Golfstaten65.
61 ECLO-Mog, Press review, 26 juni 2004.
62 Zie paragraaf 2.3.4 voor informatie over grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme.
63 ECLO-Mog Press review, 19 april 2004.
64 Brief van het Somalia Aid Coordination Body (SACB) aan president Yusuf, 18 mei 2004.
65 BBC News, 10 mei 2004.
20
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Internationale positie
De Verenigde Naties, de Verenigde Staten en de Europese Unie steunen de
vredesinitiatieven van de IGAD. De VS en de EU zijn de belangrijkste donoren
van het vredesproces in Mbagathi. De westerse landen zullen Somaliland niet
erkennen zolang het land niet door tenminste een van de Afrikaanse buurlanden is
erkend.
Het IGAD vredesproces
Op 29 januari 2004 werd een amendement op de nieuwe grondwet aangenomen
waardoor alle clanfamilies een gelijk aantal zetels kregen toegewezen. Het
amendement werd onmiddellijk betwist door de SRRC, de SNC en president
Yusuf van Puntland, die vonden dat de grotere clanfamilies meer zetels
toekwamen. Betrokkenen meldden zich daarop af voor het vervolg van het
vredesoverleg66. Om alle partijen van het vredesproces weer om de tafel te krijgen,
werd maandenlang aan diverse fronten met deelnemende fracties overleg gevoerd.
Dankzij de interventie van president Museveni van Uganda (dit land is voorzitter
van de IGAD) werd de impasse doorbroken67. Uiteindelijk werd op 22 mei 2004
de start van het derde en tevens laatste gedeelte van het vredesproces door de
IGAD ministers van Buitenlandse Zaken (naast die van Kenia, Ethiopië en
Djibouti ook die van Eritrea, Sudan en Uganda) aangekondigd. In deze fase
hebben de clanfamilies Hawiye, Darod, Rahanweyn en Dir elk hun 61
vertegenwoordigers aangewezen, die zitting nemen in het Transitional Federal
Assembly (TFA), het nieuwe parlement van de Federale Republiek Somalië. Ook
de minderheidsgroepen hebben hun gezamenlijke 31 zetels bezet.
Op 22 augustus 2004 werden in het gebouw van de VN in Nairobi de leden van de
TFA beëdigd68 waarna zij op 15 september 2004 uit hun midden Sharif Hassan
Sheikh Aden (RRA) als parlementsvoorzitter kozen69.
Op 10 oktober 2004 kozen de leden van het TFA Abdullahi Yusuf Ahmed, tot dat
moment president van Puntland en behorende tot de Darod clanfamilie, tot
president van de Federale Republiek Somalië voor een termijn van vijf jaar. Met
deze verkiezing is het vredesproces formeel ten einde gekomen. Na de inauguratie
van president Yusuf op 14 oktober 2004 is de voorgaande overgangsregering TNG
officieel afgetreden. Op 3 november 2004 heeft president Yusuf de tot de Hawiye
clanfamilie behorende Ali Muhammed Gedi als eerste minister aangewezen. Deze
zal een kabinet formeren waarvan het aantreden is voorzien voor medio december
2004.70
66 ECLO-Mog Press review, 9 maart 2004.
67 Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA) : Report on affected
populations in the Horn of Africa region, 31 mei 2004.
68 Met de beëdiging van de TFA-leden hield de TNA formeel op te bestaan.
69 IRIN persbericht, 16 september 2004.
70 Persberichten van IRIN, ARADA en ECLO-Mog Press Reviews, 11 en 15 oktober 2004, 4
november 2004.
21
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
2.3 Veiligheidssituatie
In deze paragraaf zal eerst een overzicht worden gegeven van de
veiligheidssituatie per regio. Vervolgens zal aandacht worden besteed aan de
effectiviteit van de politie en aan terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit.
In diverse delen van Zuid- en Centraal-Somalië71 en in Mogadishu kwam het in de
verslagperiode wederom tot gewapende confrontaties tussen politieke allianties en
aan Somalische clanfamilies gelieerde facties. Onderstaand volgt een overzicht
van de belangrijkste ontwikkelingen die op het gebied van veiligheid in de
verslagperiode plaatsvonden. Het betreft geen uitputtend overzicht van alle
gewelddadige incidenten.
Aangezien in de verslagperiode geen sprake is geweest van een duidelijk verschil
in het aantal gewapende confrontaties tussen de `conflictgebieden' en de
`overgangsgebieden' (zoals genoemd in voorgaand algemeen ambtsbericht van 24
maart 2004), is in dit ambtsbericht gekozen voor een indeling van Somalië in twee
zones, te weten het relatief onveilige gebied en het relatief veilige gebied.
De indeling van Somalië naar veiligheidssituatie, op grond van de mate van risico
die de burgerbevolking loopt om slachtoffer te worden van gewelddadigheden, is
thans als volgt:
- het relatief onveilige gebied : Mogadishu, Kismayo, de omgeving van
deze steden, de provincies Bay (en dan met name de hoofdstad Baidoa en
omgeving), Bakool, Lower en Middle Juba, Lower en Middle Shabelle,
Gedo, Hiiran en Galgadud.72
- het relatief veilige deel van Somalië: de zes noordwestelijke provincies
Awdal, Galbeed, Toghdeer, Sahil, Sanaag en Sool, de noordoostelijke
provincies Bari, Nugal en het noorden van Mudug (tezamen Somaliland
en Puntland), het zuiden van Mudug en de eilanden voor de kust van Zuid-
Somalië.73
71 Zuid-Somalië omvat de provincies Bay, Bakool, Lower en Middle Juba, Lower en Middle
Shabelle en Gedo. Centraal-Somalië omvat de provincies Galgadud en Hiiran.
72 Hier zijn in totaal bijna 4,4 miljoen mensen woonachtig. Ken Menkhaus, Somalia: State
collapse and the threat of terrorism, maart 2004, p. 20.
73 Hier zijn in totaal ruim 2,6 miljoen mensen woonachtig. Ken Menkhaus, Somalia: State
collapse and the threat of terrorism, maart 2004, p. 20.
---
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
2.3.1 Het relatief onveilige gebied
Het gebied werd gekenmerkt door een opeenvolging van gewapende conflicten,
waarbij tientallen burgerslachtoffers vielen74. Deze conflicten concentreerden zich
in de verslagperiode in Zuid-Somalië in en rond de steden Mogadishu en Kismayo,
de provincie Lower Juba en het noordwestelijk deel van de provincie Galgadud. In
de plaatsen Baidoa en Dinsor, en in de provincie Bay werden eveneens
clangevechten gemeld.
Ook in deze verslagperiode maakten factiemilities zich geregeld schuldig aan
ontvoeringen, berovingen en plunderingen, welke voor hen een belangrijke bron
van inkomsten vormen.
In de provincies Lower Juba, Bay, Bakool, Galgadud en Hiiran zijn veel wegen en
gebieden onveilig door landmijnen en andere explosieven.75 Recente cijfers zijn
niet beschikbaar, maar naar verwachting zijn ook in de verslagperiode tientallen
mensen gedood of gewond geraakt door mijnen en onontplofte explosieven.
Mogadishu
Mogadishu kwam in de verslagperiode in een spiraal van geweld terecht. In de
Bermuda wijk in het zuiden van de stad kwam het op 6 april 2004 tot een treffen
tussen rivaliserende Wa'esli subclans van de Hawiye/Abgal. Clanoudsten wisten
na enkele weken de partijen uit elkaar te halen. 13 mensen kwamen bij deze
gevechten om het leven, 29 raakten gewond.
Begin mei 2004 ontstonden gevechten tussen Hawiye/Abgal subclans Warsangeli
en Wahuban. Deze confrontatie hield het openbare leven in het noordelijke deel
van Mogadishu gedurende de maand mei volledig in haar greep. Een ruzie tussen
bewakers van een hotel (Wahuban subclan) en milities van een Somalische
zakenman (Warsangeli subclan) escaleerde in snel tempo tot een onbeheersbare
veldslag die zich tot de haven El Ma'an uitstrekte. De Wahuban kregen steun van
milities van krijgsheer Muse Sude Yalahow en de Warsangeli werd versterking
geboden door milities van Mohamed Dhere, de gouverneur van de provincie
Middle Shabelle. Na wekenlange gevechten wisten clanoudsten op 30 mei 2004
een wapenstilstand te bewerkstelligen, doch het duurde tot eind juni voordat de
milities zich terugtrokken. De gevechten eisten meer dan 100 levens, waaronder
die van veel burgers, en 175 gewonden.
74 Voor informatie over de gewapende gewapende conflicten in Somalië, die in deze paragraaf
zijn beschreven, werd geput uit IRIN- en Arada-persberichten, en ECLO-Mog Press Reviews.
75 Somalia, Landmine Monitor Report 2003, 25 augustus 2003. Hoewel weinig informatie
beschikbaar is over mijnongelukken zijn volgens dit rapport in de provincies Bay, Gedo, en
Middle Shabelle in 2002 tenminste 27 mensen bij mijnexplosies om het leven gekomen.
23
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Op 27 juni 2004 vielen milities van de Dubule clan een militair kamp van de TNG
in Mogadishu aan in een poging meer controle over het betreffende stadsdeel te
krijgen. Bij de aanval kwamen dertien militieleden om het leven en vielen tien
gewonden.
Kismayo
Op 17 juni 2004 braken in de stad Kismayo gevechten uit tussen eenheden van de
JVA en rebellen onder leiding van generaal `Morgan'. Inzet hierbij was de
controle over de haven van Kismayo. Vier burgers en twee militieleden kwamen
om het leven, acht anderen raakten gewond. Op 21 juni werd de strijd voortgezet,
waarbij drie doden en twee gewonden vielen. Na een wapenstilstand van een
tweetal maanden werden de gevechten op 15 september 2004 hervat in het dorp
Halima Adey nabij Kismayo in de provincie Lower Juba. Tenminste vijftien
slachtoffers waren te betreuren, waaronder negen militieleden. Honderden burgers
vluchtten voor het geweld de grens met Kenia over. Op 20 september vielen bij
gevechten bij Doble nog eens twaalf doden en raakten meer dan 100 mensen
gewond76.
Bay en Bakool
In de provincies Bay en Bakool, die deel uitmaken van het traditionele
woongebied van de Rahanweyn clanfamilie, werd het voortdurende conflict om
het leiderschap binnen het RRA eind maart 2004 beslist in het voordeel van
Ibrahim Habsade. Na een periode van relatieve rust kwam het op 6 juni 2004 in
Baidoa wederom tot gevechten tussen milities van de Hadame (Madobe) en
Leysan (Habsade) subclans. Aanleiding vormde een dispuut over de opbrengst van
het openbaar vervoer. Drie burgers en twee milities waren hiervan het slachtoffer.
In Dinsor in de provincie Bay raakten eind mei leden van de Luway en Dabare,
subclans van de Rahanweyn/Digil-Mirifle, met elkaar slaags na onenigheid over
het gebruik van land. Op 6 juni werd gemeld dat de gevechten die zich in de
omgeving van de stad verspreidden, tot dan toe 25 slachtoffers hadden gemaakt.
De gevechten begonnen opnieuw op 17 augustus waarbij 20 doden vielen77. Bij
clangevechten in Bioley in de provincie Bakool op 13 juni 2004, vielen vijf doden
en tien gewonden.
Galgadud
Vanwege het geweld dat sinds maart 2003 in het noordwestelijke deel van de
provincie Galgadud in Centraal-Somalië - te weten het gebied ten westen van de
verbindingsweg tussen Abud Waq en Herale - voortduurt, moet dit gebied tot het
relatief onveilige gebied worden gerekend. De heerschappij over land en
waterbronnen bleef de inzet van gevechten tussen clans van de Darod/Marehan en
die van de Dir. Na gewapende confrontaties op 13 maart 2004 in de dorpen
76 IRIN persberichten, 16 en 20 september 2004.
77 IRIN persbericht, 17 augustus 2004.
24
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Dhegafiin en Wahara Adeeys, waarbij 38 doden vielen en meer dan 20 mensen
gewond raakten, beleefde het conflict op 18 maart 2004 een nieuw dieptepunt: bij
gevechten in Herale vielen meer dan 70 doden en 120 gewonden. Oproepen van
clanoudsten en van clanleden uit het buitenland de strijd te beëindigen, hebben nog
niet het beoogde resultaat opgeleverd.
Begin maart 2004 was een dispuut over het gebruik van land de oorzaak van een
hevig gevecht tussen milities van de Hawiye/Habr Gedir subclans Duduble en
Suleiman in Hingudud in het zuidoosten van de provincie Galgadud. 25 mensen
vonden de dood en 35 raakten gewond.
Lower en Middle Juba
Begin maart 2004 verdreven milities van de Rahanweyn/Tuni clan leden van de
Hawiye/Sheikhal clan uit het dorp Haramka in het Jilib district van de provincie
Lower Juba. De gevechten tussen beide clans om de heerschappij in het gebied
bleven met tussenpozen tot eind mei voortduren, waarbij in totaal 39 doden vielen
en 60 mensen gewond raakten.
Lower en Middle Shabelle
Milities van de Murosade clan en van de Hawiye/Habr Gedir/Ayr subclan stonden
op 8 juni 2004 tegenover elkaar in Afgoie in de provincie Lower Shabelle. De
aanleiding van het conflict, waarbij zeven doden en 20 gewonden vielen, betrof
het eigendom van een boerderij in de direkte omgeving van het dorp.
In Ged Madowley vonden op 28 juni 2004 wraakacties plaats tussen de
Abgal/Warsangeli subclan en de Garre clan waarbij negen mensen om het leven
kwamen.
Gedo
In Bula Hawa in de provincie Gedo, op de grens met Kenia (Mandera) braken op
11 mei 2004 gevechten uit tussen Darod/Marehan subclans Reer Hasan en Eli
Dheere. Het conflict betrof de benoeming van een nieuw districtshoofd die
tegenstand van de Reer Hasan opriep. Begin juni had het geweld 60 slachtoffers
geëist en waren er 52 gewonden. Meer dan 2.000 inwoners vluchtten de grens over
naar de Keniaanse plaats Mandera.
Hiiran
In de provincie Hiiran kwam het weer tot botsingen tussen de traditionele vijanden
Hawiye/Hawadle en Hawiye/Galjaal. De conflicten zijn terug te voeren op het
gebruik van land en waterbronnen en concentreerden zich in en rond de stad Beled
Weyne. Het geweld eistte de afgelopen maanden in totaal 40 slachtoffers. Beide
clans hebben een deel van de stad in handen; de Hawadle bevinden zich aan de
oostkant van de rivier, de Galjaal aan de westkant.
25
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
2.3.2 Het relatief veilige deel van Somalië
Somaliland
In de verslagperiode hebben zich in Somaliland geen gewapende confrontaties van
substantiële omvang voorgedaan. Als eerder beschreven in paragraaf 2.2 werd
Somaliland op 19 maart 2004 opgeschrikt door een aanslag op drie GTZ
hulpverleners op de weg van Berbera naar Hargeisa. Hierbij werd een Keniaanse
medewerkster gedood en raakten de anderen zwaar gewond. De vijf daders, allen
Somaliërs uit Mogadishu, konden door de politie bij de grens met Ethiopië worden
gearresteerd. De Somalilandse minister van Binnenlandse Zaken maakte bekend
dat de daders van de aanslag op de GTZ hulpverleners banden hebben met de
islamitische beweging Al-Ittihad (zie verderop in deze paragraaf). Eind juli
ontsnapten een Sudanese en een Zuidafrikaanse gastdocent, die aan de universiteit
van Somaliland zijn verbonden, in Boroma aan een aanslag. De daders wisten te
ontkomen78. De meeste NGO's en internationale organisaties hebben voor hun
stafleden reisrestricties afgekondigd (zie paragraaf 2.2).
In Somaliland liggen nog steeds honderdduizenden landmijnen en onontplofte
explosieven. Internationale hulporganisaties en de Somalilandse autoriteiten
hebben in de afgelopen tien jaar middels een breed scala aan activiteiten dit
probleem aangepakt: door bewustwordingscampagnes zijn mensen geïnformeerd
over de risico's van mijnen en explosieven; burgers krijgen een financiële
beloning indien zij de explosievenopruimingsdienst waarschuwen dat zij een
explosief hebben gevonden; tienduizenden explosieven en grote stukken land79
zijn inmiddels opgeruimd; andere stukken land zijn afgezet als gevaarlijk gebied.
Desondanks worden jaarlijks 100 tot 150 mensen verwond of gedood door mijnen
en andere explosieven.80
Sool en Sanaag
In paragraaf 2.2 over de politieke ontwikkelingen werd gemeld dat de spanning
tussen Somaliland en Puntland over hun beider aanspraak op de provincies Sool en
Sanaag in de verslagperiode tot gewapende confrontaties heeft geleid. Op 23
september 2004 vielen drie gewonden bij gevechten tussen verkenningseenheden
van beide zijden in Abeseoly (nabij Las Anod, de hoofdstad van de provincie
Sool). Op 29 oktober 2004 kwam het tot een kortdurend maar hevig treffen bij het
dorp Adi Adeye (20 kilometer ten noorden van Las Anod) waarbij volgens
78 ECLO-Mog Press Review, 28 juli 2004.
79 In september 2003 hadden de internationale hulporganisaties HALO Trust, Danish Demining
Group en Saint Barbara Foundation in totaal 115 niljoen m2 land schoongeveegd.
80 UNDP, Human Development Report Somalia 2001, p. 64-65. ; Police Explosive Ordnance
Destruction 20/9/03; Halo Trust 22/9/03; UNDP 20/9/2003.
26
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
onbevestigde berichten meer dan honderd militairen zouden zijn gesneuveld.81
Beide zijden eisten de overwinning op en beschuldigden elkaar ervan met de strijd
te zijn begonnen. Op 18 november werd bericht dat in het dorp Qarar gevechten
plaatsvonden waarbij twee slachtoffers en vier gewonden vielen. Onbekend is wat
de oorzaak van het treffen is geweest.82
In de verslagperiode hebben zich voor zover bekend geen gevechten voorgedaan
tussen clans in Sool en Sanaag. Wel was er van tijd tot tijd sprake van intra-clan
vergeldingsacties. Zo vielen vijf doden bij gevechten tussen twee Dulbahante
subclans in Dagaag, nabij Las Anod op 13 en 14 april 2004.
Ondanks de hierboven beschreven gewapende confrontaties worden de provincies
Sool en Sanaag in dit ambtsbericht tot de relatief veilige gebieden gerekend.
Reden hiervoor is dat slechts sporadisch gevechten tussen militaire eenheden
hebben plaatsgevonden in een geografisch zeer beperkt gebied (te weten nabij Las
Anod) en dat daarbij voor zover bekend geen burgerslachtoffers zijn gevallen.
Puntland
In Puntland was in de afgelopen periode evenmin sprake van gewapende
conflicten van substantiële omvang. Wel was en is er in en rond de havenplaats
Bosasso sprake van onrust, mede als gevolg van spanning tussen de Dashishe en
de Ali Soleiban subclans. Daarnaast bestond bij de politie ontevredenheid omdat
agenten al meer dan zes maanden geen salaris hadden ontvangen.
Op 23 mei 2004 kwamen twee politieagenten om bij een ruzie tussen leden van
Majerteen clans over een stuk land aan de rand van Bosasso.
Op 28 juni 2004 werd de burgemeester van Bosasso, Mohamed Saeed Aden
(Dashishe clan van de Darod clanfamilie) vermoord. De commissaris van politie,
Ali Hussain Gasod (Ali Soleiban clan, eveneens van de Darod clanfamilie), die
hem vergezelde, kwam bij de aanslag eveneens om. De gemeentesecretaris raakte
zwaar gewond. De moordenaar wilde - voor zover bekend - zijn broer (Ali
Soleiban clan) wreken, die in maart door een Dashishe clanlid werd vermoord. De
daders zijn voortvluchtig.
Eind juli werd in Bosasso een Somalische zakenman vermoord83. Nadien kwam
het op straat een paar keer tot confrontaties tussen politie en onruststokers die op
roof en diefstal uit waren. Hierbij zijn voor zover bekend geen doden of gewonden
81 IRIN perbericht, 1 november 2004. ECLO-Mog van 1 november 2004 bericht over het treffen
op 29 oktober 2004 zonder melding te maken van slachtoffers. ARADA persbericht van 30
oktober 2004 geeft aan dat Somaliland bekend had gemaakt dat 60 militairen van Puntland
waren gesneuveld en vijf van Somaliland.
82 ARADA persbericht, 18 november 2004. Aangehaalde bronnen geven tegenstrijdige
informatie over het ontstaan van deze confrontatie: het zou gaan om politieke spanning of
ruzie over het gebruik van land en water.
83 Over het motief van de moord danwel over dader(s) werd geen informatie ontvangen.
27
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
gevallen. Het Rode Kruis heeft naar aanleiding van de recente moorden en de
daaruit voortkomende onrust besloten om haar activiteiten in Bosasso (distributie
van medicijnen) op te schorten84.
Galkayo85
Galkayo, de hoofdstad van de provincie Mudug, wordt door de zogeheten green
line verdeeld. Het noorden, dat 4/5 deel van de stad beslaat, wordt door de
Darod/Majerteen/Omar Mahamoud gedomineerd. Het zuiden, dat 1/5 deel beslaat,
wordt door de Hawiye/Habar Gedir/Sa'ad gedomineerd. Alleen het noorden van
Galkayo hoort bij Puntland. Voor de Sa'ad en Majerteen kan het risico's opleveren
indien zij naar het stadsdeel van de ander toegaan.
Galkayo kent een zeer gemêleerde bevolking: in heel Galkayo zijn ook mensen
van tal van andere clans en minderheidsgroepen woonachtig. Zo wonen in het
noorden ook veel Bantu en bijvoorbeeld Lel Kese en Arab Zara. Ook in het zuiden
wonen Bantu. Daarnaast zijn er onder andere Rahanweyn, Tumal, een paar
Ajuraan en meer dan 5.000 Midgan. Er zijn veel huwelijken tussen de
verschillende groepen (bijvoorbeeld tussen Bantu en Rahanweyn of tussen Midgan
en Tumal); soms zelfs tussen een Somali clan en een minderheidsgroep,
bijvoorbeeld tussen een Midgan en een Darod of tussen een Bantu en een
Majerteen.
In 1991 raakten in Galkayo de Hawiye en Darod met elkaar in gevecht. Sinds de
vredesakkoorden van 1993 hebben zich echter in Galkayo geen grootschalige
gevechten meer voorgedaan. Meestal worden conflicten tussen de clans door
onderhandelingen in plaats van het organiseren van een militie beslecht, doch
kortstondige conflicten (vanwege onder andere bloedwraak en kamelendiefstal)
komen in Galkayo tussen deze clans met enige regelmaat voor.
De meeste dezerzijds geraadpleegde bronnen zijn van mening dat criminaliteit in
Galkayo vaker voorkomt dan in de rest van Puntland. Minimaal een keer per week
doet zich een incident voor, meestal diefstal (waaronder kamelendiefstal), maar
soms ook verkrachting en moord. In 2003 behandelde het ziekenhuis van Galkayo
961 patiënten die als gevolg van geweld verwondingen hadden opgelopen, in
meerderheid schotwonden.86 Zoals gezegd, is tussen de (sub-)clans met enige
regelmaat sprake van onderlinge afrekeningen. Volgens de traditie mag moord of
kamelendiefstal met moord vergeld worden, in geval de clans onderling niet tot
overeenstemming komen over compensatiebetalingen. Ook komt het voor dat
minderheden het slachtoffer worden van criminele clanleden. Daarnaast vindt
regelmatig geweld plaats tussen en binnen minderheidsgroepen (zie hieronder).
84 ECLO-Mog Press Review, 20 en 27 juli 2004.
85 Médecins Sans Frontières (MSF) Holland, The situation in Galkayo, mei 2004.
86 MSF Holland, The situation in Galkayo, mei 2004.
28
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Voorts wordt een deel van de criminaliteit gepleegd door drugs87- en
alcoholverslaafden.88
De green line is gevaarlijker dan andere delen van de stad, maar incidenten
kunnen zich overal voordoen. Voor de burgeroorlog was er aanmerkelijk minder
criminaliteit, omdat de autoriteiten effectieve controle uitoefenden en in
voorkomende gevallen ingrepen, tezamen met de clanoudsten. Er was een
effectieve politiemacht in Galkayo, die aan beide zijden van de green line
werkzaam was. Rond 2000 hebben de autoriteiten in Mogadishu daar echter een
einde aan gemaakt, omdat zij bang waren dat op deze wijze Zuid-Galkayo binnen
de invloedssfeer van het noorden zou worden getrokken. De politie van Noord-
Galkayo werkt sindsdien nog wel samen met de clanoudsten uit Zuid-Galkayo.
De green line is een soort niemandsland van circa 2 kilometer breed dat dwars
door de stad loopt.89 Vanwege de nabijheid van de markt is het land hier nog
steeds veel waard voor winkeleigenaars. Aangezien minderheden traditioneel
werkzaam zijn als kleine zelfstandigen (kappers, leerbewerkers, smeden et cetera)
wonen veel van hen in het gebied van de green line. Iedere verkoper op de markt
heeft gewapende bewakers. Tussen marktlui aan weerszijden van de green line
bestaat een goede relatie.
De minderheden Midgan en Tumal zijn thans goed bewapend in Galkayo, en in
mindere mate- ook op het platteland van Mudug. Binnen de Midgan (meer dan
5.000 personen in Galkayo) is sprake van een proces van emancipatie en
bewustwording. De Midgan beschikken over een affiliatie met een van de clans90
en genieten daardoor in belangrijke mate clanbescherming. Inmiddels hebben ze
echter een eigen leider aangewezen en zijn ze steeds beter in staat zichzelf te
beschermen en zich onafhankelijker op te stellen. Ook bij de lokale autoriteiten
hebben de Midgan een steeds belangrijker stem, hoewel zij vooralsnog alleen
lagere functies bezetten.
De Bantu en Rahanweyn daarentegen beschikken niet over dergelijke
clanbescherming en zijn slechts licht bewapend (de Bantu dragen doorgaans grote
messen). Veel van de agressie jegens de Bantu en Rahanweyn komt van de kant
van de Midgan. De vele relaties tussen deze groepen (veel familie- en zakelijke
relaties) kunnen conflictstof opleveren. Daarnaast zijn er geregeld gevechten
tussen Bantu onderling. De Bantu zijn onderverdeeld in vele, sterk rivaliserende
subgroepen.
87 Hiermee wordt geen qat bedoeld.
88 Drugs- en alcoholverslaving komen volgens verschillende bronnen (aanzienlijk) vaker voor
onder ontheemden dan bij de rest van de bevolking. O.a. UN Economic and Social Council,
Commission on Human Rights: Report of the Independent Expert, E/CN.4/2004/103, 30
november 2003, p. 17.
89 Amnesty International (AI) Nederland, brief van 27 mei 2004.
90 Midgan uit Zuid-Galkayo hebben een affiliatie met de Hawiye; Midgan uit Noord-Galkayo
met de Majerteen.
29
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Discriminatie door de clans, maar ook door groepen als de Midgan, tegenover
ontheemden en minderheden als de Bantu vindt plaats, onder andere door de
politie (zie hieronder) en op het gebied van gezondheidszorg.91
Zuid-Mudug en de eilanden voor de kust van Zuid-Somalië
In de verslagperiode werden geen berichten ontvangen over gewelddadige
gebeurtenissen in het zuiden van de provincie Mudug. Dit geldt eveneens voor de
eilanden voor de kust van Zuid-Somalië, waar de leden van de Bajuni minderheid
met de Darod/Marehan woonachtig zijn.92
2.3.3 Clanbescherming, criminaliteit en effectiviteit politie in relatief veilige
gebieden
Clanbescherming
Na het wegvallen van de centrale overheid in Somalië en daarmee haar rol in het
handhaven van de veiligheid, nam het belang van de clan(familie) in de
bescherming van het individu toe. Na het uitbreken van de burgeroorlog zocht een
groot aantal ontheemden bescherming in hun traditionele clangebied dan wel in
het gebied van de clan waarmee de eigen groep een patroon/cliënt-relatie kent.
Met name in het relatief veilige gebied van Somalië, waar regionale en lokale
besturen er in toenemende mate in slagen de veiligheid te handhaven, is de
noodzaak van bescherming door de clan(familie) afgenomen en zijn de
mogelijkheden om buiten de eigen traditionele clangebieden te leven, als `gast'
van de ter plekke dominante clan93, toegenomen. Dit wil uiteraard niet zeggen dat
de rol van de clan(familie) is verdwenen.
De clan(familie) speelt weliswaar van oudsher een centrale rol in de Somalische
samenleving, maar zeker niet op een altijd voorspelbare, vaste en statische wijze.
Ten eerste hangt het niveau waarop de clan gemobiliseerd wordt af van de situatie
die het hoofd geboden moet worden. Of een beroep kan worden gedaan op de
loyaliteit van de familie, de subclan, de clan of de clanfamilie in een specifieke
situatie hangt ervan af of de belangen die op het spel staan de familie dan wel de
91 Ontheemden en minderheden hebben gelijke rechten op toegang tot het ziekenhuis. Echter,
als gevolg van discriminatie door met name de Majerteen, wordt in de praktijk de toegang tot
gezondheidszorg tot op zekere hoogte belemmerd. Zo meldt MSF Holland dat Majerteen in
de wachtkamer voordringen omdat ze het niet acceptabel vinden te moeten wachten omdat
bijvoorbeeld een Bantu eerder aan de beurt is. MSF Holland, The situation in Galkayo, mei
2004.
92 Home Office, Immigration and Nationality Directorate, Operational Guidance Note
Somalia, (version 6), mei 2004.
93 Ken Menkhaus, Somalia: a Situation Analysis,2000, p. 10.
30
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
subclan of nog hogere clanverbanden aangaan (een Somalisch gezegde luidt: "Ik
tegen mijn broer, mijn broer en ik tegen de clan, de clan en ik tegen de wereld").
Ten tweede kan de clanafstamming van een persoon of groep aangepast worden
aan veranderde omstandigheden. Clanafstamming kan immers niet alleen als een
antropologisch gegeven maar ook als een politieke stellingname worden gezien.
Zowel individuen als groepen kunnen aansluiting zoeken bij een andere clan dan
de eigen clan. Indien zij geaccepteerd worden, hebben ze de zogenaamde 'shegad'-
status; na verloop van tijd raken ze geïntegreerd in de nieuwe clan en passen ze
hun stamboom aan om de nieuwe situatie te weerspiegelen.94
Ten derde zijn er naast de banden met de eigen, vaderlijke, clan ook banden met
de clan van de moeder, de echtgeno(o)t(e) en eventueel de huwelijkspartners van
de kinderen. Op deze banden kan veelal in tijd van nood een beroep worden
gedaan.
Ten vierde zijn de oude regels aan verandering onderhevig als gevolg van
verstedelijking en oorlogsgeweld. In de steden zijn andere netwerken met leden
van verschillende clans van belang geworden naast de clan: school- en
beroepsgenoten, buurtgenoten, zakenpartners etc. Door de oorlog zijn evenwel
tegenstellingen tussen clans vaak weer aangescherpt.
Specifiek ten aanzien van de landbouwende Somali clanfamilies Rahanweyn en
Digil geldt dat zij, anders dan de nomadische Somali, eerder georganiseerd zijn op
basis van de woonplaats (het dorp) dan op basis van clanafkomst.95
In deze context is het derhalve moeilijk algemene uitspraken te doen met
betrekking tot de vraag in welke omstandigheden een individu clanbescherming
nodig heeft dan wel er op kan rekenen die te verkrijgen.
Doorgaans heeft elke Somali het eigen clangebied waar hij in principe wordt
beschermd tegen geweld van andere (sub)clans. Indien het eigen clangebied is
gelegen in het relatief onveilige gebied kan hij/zij echter wel te vrezen hebben
voor algehele onveiligheid als gevolg van conflicten met andere clans of
banditisme.
Criminaliteit en effectiviteit politie96
94 O.a. UNDP, Human Development Report Somalia , 2001, p. 149.
95 I.M. Lewis, Peoples in the Horn of Africa, 1994.
96 Gebaseerd op o.a. MSF Holland, The situation in Galkayo, mei 2004; UNDP Somalia, Rule
of Law and Security Programme: Progress Report January-June 2003 ; UNDP, Human
Development Report Somalia 2001; Ken Menkhaus, Somalia: State collapse and the threat of
terroris, maart 2004.
31
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Zeker vergeleken met andere landen in Afrika (zoals Kenia), komt criminaliteit in
de relatief veilige gebieden weinig voor volgens alle dezerzijds in Somalië
geraadpleegde bronnen.97 Zo laten marktkooplui hun koopwaar `s avonds gewoon
in hun kraam liggen wanneer zij naar huis toe gaan, omdat ze er op vertrouwen dat
er niets gestolen zal worden.98 Wel komt het met enige regelmaat voor dat
conflicten tussen families, dikwijls over begrenzing van hun land, hoog oplopen.99
Soms leiden dergelijke conflicten zelfs tot bloedwraak.100
In het algemeen zijn de lokale en regionale besturen in de relatief veilige gebieden
in staat de openbare orde te handhaven, zonodig met behulp van de politie.101 In de
Somalische samenleving is rechtshandhaving (van het traditionele en shari'a
recht) overigens altijd al102 primair het domein geweest van clanoudsten,
dorpsoudsten, imams en andere gemeenschapsleiders, waardoor het wegvallen van
de centrale structuren niet heeft geleid tot een volledige ineenstorting van het
systeem van handhaving van recht en openbare orde.103
De grote sociale controle in combinatie met het systeem van
compensatieregelingen (de diya) hebben een duidelijke preventieve werking.
Immers, wanneer een clanlid een misdaad pleegt tegen een lid van een andere
(sub)clan, kan het slachtoffer in principe niet alleen de dader, maar ook diens
familie in brede zin, en zonodig ook de (sub)clan, verantwoordelijk stellen.
Doorgaans zullen de groepen onderling een compensatieregeling overeenkomen,
bijvoorbeeld door het gestolen goed terug te geven en/of geld of een aantal
kamelen of geiten aan (de familie van) het slachtoffer te geven. Indien (de clan
van) de dader niet bereid is compensatie te betalen, kan het slachtoffer zonodig
een beroep doen op de steun van familie en clan om de compensatie af te dwingen,
of anders te retaliëren (bloedwraak).104
97 Hetzelfde stelt Ken Menkhaus, Somalia: State collapse and the threat of terrorism, maart
2004.
98 Dezerzijds is niet bekend of dit ook voor Galkayo geldt; het geldt in ieder geval wel voor de
rest van Puntland en Somaliland.
99 Somalië kent geen kadaster, waar landeigendom wordt geregistreerd. Om de vele conflicten
over landeigendom te beperken, helpt UNDP Somaliland om een kadaster op te zetten.
100 Bloedwraak wordt in Somalië niet als een criminele daad beschouwd, omdat op basis van
lokaal recht en de tradities bloedwraak gerechtvaardigd is.
101 Bij rechtshandhaving wordt voornamelijk gebruik gemaakt van het traditionele en shari'a
recht. Zie paragraaf 3.1 voor meer informatie hierover.
102 Dus ook vóór het uitbreken van de burgeroorlog.
103 Ken Menkhaus, Somalia: State collapse and the threat of terrorism, maart 2004, hoofdstuk
1.
104 Bij een enquête van UNICEF werd op de vraag hoe gehandeld zou worden indien een 14-
jarige jongen een moord had gepleegd, door 47% geantwoord "clanbijeenkomst en
compensatie slachtoffer"; ruim 25% antwoorde " traditionale rechtbank en compensatie
slachtoffer"; 10% "Somalische rechtbank en gevangenis"; 6% "retaliatie door de clan van het
slachtoffer door de dader te vermoorden"; 5% "inschakelen religieuze leider om uit koran te
prediken". UNICEF Somalia, A study on child protection in Somalia, juli 2003, p. 37.
32
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Deze traditionele vorm van rechtshandhaving is naar zijn aard veel minder
effectief wanneer het slachtoffer lid van een minderheidsgroep is, dan wel van een
kleine, slecht bewapende clan. In dat geval heeft het slachtoffer immers niet de
bijstand van een hele clan als "stok achter de deur", met behulp waarvan desnoods
met geweld compensatie kan worden afgedwongen. Met name ontheemden en
onbewapende minderheden, zoals de Bantu, vormen hierdoor een kwetsbaar
doelwit voor criminelen. Dit geldt in mindere mate voor de Midgan, die zoals
gezegd dankzij hun affiliatie met een bepaalde clan in belangrijke mate
clanbescherming genieten105 en die dikwijls zelf ook over (lichte) wapens
beschikken.
Dit betekent geenszins dat een clan een crimineel uit eigen gelederen onder alle
omstandigheden zal beschermen indien het slachtoffer "maar" van een minderheid
is. Ernstige misdrijven als verkrachting en moord106 vormen een dusdanig grote
inbreuk op de traditionele normen en waarden van de gemeenschap, dat de clan in
veel gevallen zelf ook bestraffing van de dader wenselijk zal achten.107 Voor
dergelijke misdaden kan een clanlid zelfs door de gemeenschap worden verstoten
(een van de ergst mogelijke sancties in de Somalische context).
In de relatief veilige gebieden kan eenieder voor bescherming een beroep doen op
de politie. De politie neemt daadwerkelijk actie als hun hulp wordt ingeroepen en
is over het algemeen redelijk effectief. In sommige gevallen grijpt de politie echter
niet meteen in, maar probeert de politie in eerste instantie een oplossing te vinden
via de traditionele mechanismen, eventueel tezamen met clanoudsten en andere
gemeenschapsleiders. Bij de politie van een bepaalde stad zijn leden van alle daar
woonachtige clans werkzaam, benevens enkele leden van minderheidsgroepen en
een klein aantal vrouwen (in Somaliland meer dan in Puntland).108 Soms,
bijvoorbeeld bij een geschil tussen clans over landeigendom, wordt de effectiviteit
van de politie beperkt doordat deze zich via clanlijnen verdeelt en zodoende niet
meer als onafhankelijke derde kan ingrijpen.
Volgens de meeste dezerzijds geraadpleegde bronnen is bij de politie sprake van
discriminatie tegen minderheden en ontheemden. Het komt echter zelden voor dat
de politie ronduit weigert om actie te ondernemen. In geval een ontheemde of
minderheid slachtoffer is van criminaliteit in de zin van bijvoorbeeld diefstal of
een geweldsmisdrijf, zal de politie doorgaans redelijk adequaat optreden, hoewel
het aannemelijk is dat de politie dan minder hard haar best zal doen dan voor
lokale bewoners behorend tot de clans. Echter, indien sprake is van een geschil
met een clanlid over bijvoorbeeld landeigendom of achterstallige betalingen voor
105 Dit geldt in principe niet als de dader afkomstig is van de clan waarmee de Midgan is
geaffilieerd.
106 Bedoeld wordt moord om andere redenen dan bloedwraak.
107 In de relatief veilige gebieden zijn de tradtionele normen en waarden nog grotendeels intact.
Dit in tegenstelling tot de relatief onveilige gebieden.
108 Onbekend is of het hier vrouwen van dominante clans betreft.
---
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
geleverde diensten, is de kans groot dat de politie partij zal kiezen voor het clanlid.
In een enkel geval zijn er aanwijzingen dat politieagenten zelf misdaden begingen
tegen ontheemden of minderheden.109
In heel Somalië geldt dat de politie slecht getraind is en nauwelijks over uitrusting
beschikt. Corruptie is binnen de politie alom aanwezig.110 Als gevolg van het
wapenembargo is het in principe niet toegestaan uniformen of andere uitrusting te
leveren voor politieagenten in Somalië. 111 Mede hierdoor beschikt slechts een
klein deel van de politie over uniformen, waardoor agenten niet altijd goed
herkenbaar zijn. In zowel Somaliland als Puntland is het overigens voor burgers
verboden in het openbaar wapens te dragen (hoewel bijna iedere Somaliër thuis
wel een wapen bezit).
Somaliland beschikt over ongeveer 15.000 politieagenten, aangevuld met
Darawish (militaire politie). UNDP verzorgt sinds enkele jaren training, onder
andere over de mensenrechtennormen die bij arrestatie en detentie in acht
genomen dienen te worden. Ook is een politieacademie opgericht.112
In Bosasso bestaat de politie uit circa 8.000 manschappen, aangevuld met enige
Darawish. Alle in Bosasso aanwezige clans zijn in de politie vertegenwoordigd.
Daarnaast werkt een handjevol leden van de Bantu minderheid bij de politie. Ook
werken enkele vrouwen bij de politie. Volgens alle in Bosasso geraadpleegde
bronnen onderneemt de politie daadwerkelijk actie als deze om hulp wordt
gevraagd. In de meeste gevallen van gerapporteerde criminaliteit (doorgaans
diefstal, beroving) is de politie echter niet in staat gebleken de dader(s) op te
sporen en aan te houden. In Galkayo beperkt de politie zich tot het ingrijpen bij
reguliere criminaliteit; zij mengt zich niet in clandisputen en vergeldingsacties.
Om bovengenoemde redenen kan in algemene zin gesteld worden dat
achtergestelde groepen zoals minderheden en ontheemden vaker dan gemiddeld
109 MSF Holland, The situation in Galkayo, mei 2004.
110 US Department of State, Somalia Country report on human rights practices 2003, 25
februari 2004.
111 Verschillende regeringen en bedrijven hebben een paar jaar geleden een pleidooi gehouden
voor het toestaan van de export van uniformen en andere politie-uitrusting (niet zijnde
wapens) naar Somalië. Het VN panel van experts, dat rapporteert over naleving van het
wapenembargo, oordeelde echter dat dergelijke export onder het wapenembargo verboden is,
omdat ook uniformen e.d. zouden "bijdragen aan de algehele effectiviteit van
gevechtseenheden". Zie UN Security Council, Report of the Panel of Experts on Somalia,
S/2003/1035, 4 november 2003, p. 17-18. Overigens heeft UNDP wel circa 600 uniformen
ter beschikking mogen stellen aan door hen getrainde agenten in Somaliland, Kismayo en
Jowhar. Zie UNDP Somalia, Rule of Law and Security Programme: Progress Report
January-June 2003.
112 Overigens vindt ook training plaats van Openbaar Ministerie, advocatuur en rechterlijke
macht. UNDP Somalia, Rule of Law and Security Programme: Progress Report January-
June 2003.
34
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
slachtoffer van criminaliteit worden. Bovendien krijgen zij aanmerkelijk minder
vaak dan gemiddeld genoegdoening, in de zin van schadeloosstelling en
bestraffing van de dader.
2.3.4 Grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme
Transnationale criminaliteit
Zoals gezegd, is de criminaliteit in Somalië zelf dankzij rechtshandhaving door
gemeenschapsleiders in recente jaren minder omvangrijk geweest dan verwacht
zou kunnen worden in een land waar het centrale gezag is verdwenen. In de
afgelopen tien jaar is gaandeweg steeds meer macht overgegaan van de krijgsheren
en militia naar de zakenlieden, islamitische bewegingen als Al-Islah, clanoudsten
en NGO's. In Mogadishu lag het omslagpunt in 1999; sinds die tijd weten de
zakenlieden hun handel te beschermen door de kleinschalige criminaliteit in
Mogadishu beperkt te houden, met behulp van de militia die zij hebben
weggekocht bij de krijgsheren. Tegelijkertijd zorgen zij er voor dat de
straffeloosheid van kracht blijft voor hun eigen grootschalige, dikwijls
transnationale criminaliteit, waaronder misdrijven tegenover de burgerbevolking,
dwangarbeid, onteigening, valsmunterij, geld witwassen, smokkel, piraterij, en
verduistering van belastinggeld en buitenlandse hulp. 113 Dankzij de hechte
diaspora (naar schatting 1 miljoen Somaliërs leven in het buitenland) hebben
kwaadwillenden de beschikking over een wereldwijd netwerk voor smokkel van
mensen114, wapens, drugs, geld en goederen.
Wapenhandel
Vrijwel alle Somalische milities bleven - ook tijdens de vredesbesprekingen -
wapens en munitie uit buurlanden ontvangen, zulks in strijd met het
wapenembargo dat in 1992 van kracht werd.115 Onderzoek116 wijst uit dat de
handel in wapens en munitie vooral via handelaren in Jemen plaatsvindt. Het gaat
om relatief goedkope, lichte wapens die in vissersboten of tezamen met andere
lading in kleine vliegtuigen naar Somalië worden overgebracht. Ook vanuit
Ethiopië worden via de vrijwel onbewaakte landgrens wapens Somalië binnen
gebracht. Binnenslands geldt Mogadishu als de markt- en distributieplaats waar
113 Ken Menkhaus, Somalia: State collapse and the threat of terroris, maart 2004.
114 In geval van mensensmokkel naar Europa reizen de Somalische migranten doorgaans tegens
kostprijs (gemiddeld zo'n USD 5.000-10.000) via een Somalisch netwerk, met behulp van
paspoorten van tot EU-burger genaturaliseerde Somaliërs (als look-alike, of met behulp van
foto-substitutie). O.a. The Irish Times, Desperate parents want children sent to Europe , 18
januari 2003; NRC Handelsblad, Meer misbruik paspoorten voor mensensmokke , 5
oktober 2004.
115 VN-resolutie 751, 1992.
116 UN Securuty Council, Report of the panel of experts on violations of the arms embargo
against Somalia, 4 november 2003.
35
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
militieleiders hun wapentuig kopen. Het onderzoek geeft voorts aan dat de
financiering van wapens vaak geschiedt uit de opbrengst van exportbelasting,
havengelden, de export van houtskool, piraterij en het `beheer' van lokale
vliegvelden. De onderzoekscommissie concludeerde voorts dat een meer
effectieve controle op het reeds bestaande wapenembargo noodzakelijk is, waarbij
voor de buurlanden van Somalië en de lidstaten van de Afrikaanse Unie een
belangrijke rol is weggelegd. De commissie deed tevens een beroep op de
internationale donoren om de AU hierbij technische en materiële assistentie te
verlenen117.
Op 16 december 2003 besloot de Veiligheidsraad van de VN een
waarnemerscommissie te benoemen die overtreding van het wapenembargo voor
Somalië in kaart moest brengen. Deze rapporteerde op 11 augustus 2004 dat in- en
uitvoer van wapens ongehinderd door blijft gaan. Met name Somalische
zakenlieden spelen bij de handel in wapens een prominente rol. Wapens worden
thans vooral via zee en over de weg Somalië binnen gebracht en in mindere mate
door de lucht.118
Terrorisme en radicale islam119
Met name na de aanslagen van 11 september, bestond bezorgdheid dat "failed
state" Somalië, evenals Afghanistan ten tijde van de Taliban, gebruikt zou worden
door terroristische organisaties als Al-Qaeda. In de praktijk is deze vrees slechts
ten dele bewaarheid. Toch hebben de afgelopen jaren een toenemende
betrokkenheid van Somalië bij internationaal terrorisme laten zien.120
In 1990 werd in Somalië de islamitische beweging Al-Ittihad al-Islami121
opgericht.122 Mede vanwege de Somalische argwaan tegen en afkeur van
117 UN Press Release SC/7940, 2 december 2003.
118 UN Security Council, Report of the monitoring group on violations of the arms embargo to
Somalia, 11 augustus 2004.
119 Ken Menkhaus, Somalia: State collapse and the threat of terrorism, maart 2004; Matt
Bryden, No quick fixes,coming to terms with terrorism, Islam and statelessness in Somalia,
juli 2003.
120 Tenminste vier buitenlandse Al-Qaeda verdachten hebben gedurende langere tijd in
Mogadishu bescherming genoten van machtige zakenlieden. De aanslagen op de
Amerikaanse ambassades in Kenia en Tanzania (augustus 1998) en op een hotel in
Mombasa120 (december 2002) werden in Somalië voorbereid. Bij een mislukte Al-Qaeda
aanslag op de Amerikaanse ambassade in Nairobi (juni 2003) waren voor het eerst
Somalische en Keniaanse Somali als terroristen betrokken.
121 Ook wel: Al-Itixaad al-Islaami.
122 Medio jaren '70 startte dictator Siad Barre onder het mom van het socialisme een keiharde
campagne tegen religieuze leiders. Degenen die de executies en arrestaties wisten te
ontvluchten, kwamen in de Golfstaten onder invloed te staan van het wahabisme.
Tweehonderd Somaliërs namen deel aan de jihad in Afghanistan. In de nadagen van Barre
36
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
islamitische extremisten leed de beweging de ene militaire nederlaag na de andere:
in 1991 werden zij door generaal Aideed uit Kismayo verjaagd; in 1992 kwamen
honderden aanhangers om bij een mislukte coup tegen de SSDF in Puntland; en in
1996 werd de rest van de beweging door Ethiopische troepen verslagen, in reactie
op een aantal aanslagen door de Somali-Ethiopische tak van Al-Ittihad123. In 1996
gooide Al-Ittihad het roer radicaal om. De beweging, die dwars door clanlijnen
liep en in heel Somalië aanwezig was, organiseerde zich in cellen op het sub-clan
niveau, die zich over het algemeen niet langer openlijk manifesteerden.124 Van tijd
tot tijd mengde Al-Ittihad zich toch weer in de politiek, onveranderlijk met slechte
resultaten. Zo verloor Al-Ittihad veel geloofwaardigheid toen zij haar steun gaf aan
de TNG in ruil voor een aantal ministersfuncties. De strategie is thans integratie in
de lokale gemeenschap, teneinde van binnenuit de Somalische samenleving
geleidelijkerwijs om te vormen tot een islamitische staat. Aanhangers van Al-
Ittihad zijn inmiddels sterk vertegenwoordigd in het zakenleven, de rechterlijke
macht, het onderwijs en de media.
De Verenigde Staten125 en Ethiopië beschouwen Al-Ittihad als een terroristische
organisatie. Ook in Puntland is de organisatie verboden. Eind 2001 bevroor de VS
de tegoeden van de Al-Barakaat Group of Companies126 wegens financiering en
transacties ten behoeve van Al-Qaeda en Al-Ittihad.127 Ook islamitische
liefdadigheidsorganisaties als Al-Haramain, die in Somalië op grote schaal scholen
en weeshuizen financierden, werden door de VS verdacht van banden met
terroristische organisaties. In juli 2004 werd Al-Haramain door de VN op de lijst
van terreurorganisaties plaatst.128
Sinds 1992 heeft de militante tak van Al-Ittihad herhaaldelijk aanslagen gepleegd
op buitenlandse hulpverleners. Recentelijk werd bekend dat Al-Ittihad-leden uit
keerden deze wahabisten terug naar Somalië, waar zij Al-Ittihad oprichtten. Matt Bryden, No
quick fixes,coming to terms with terrorism,Islam and statelessness in Somalia, juli 2003.
123 In de periode 1995-1996 zijn bomaanslagen op hotels en een markt in Ethiopië gepleegd,
benevens moordaanslagen op hoge Ethiopische functionarissen en westerse hulpverleners.
124 Er zijn echter grote regionale verschillen. In delen van Zuid-Somalië (bv. Gedo, Lower Juba)
treedt Al-Ittihad wel op de voorgrond. In Somaliland zijn ze volledig ondergronds. In Sool en
Sanaag zijn ze sterk aanwezig, evenals in Puntland. In Puntland roerden ze zich voor het
laatst openlijk ten tijde van de machtsstrijd, waarbij zij Jama Ali Jama steunden; reden
waarom president Yusuf met steun van de VS en Ethiopië- sindsdien nog harder optreedt
tegen leden van Al-Ittihad. In heel Somalië heeft Al-Ittihad overigens vooral aanhang onder
de clan Darod.
125 Al-Ittihad staat op de Comprehensive List of Terrorists and Groups van 23 september 2001.
126 Omdat de meeste overboekingen vanuit het buitenland via dit bedrijf verliepen, was de
sluiting van al-Barakaat in eerste instantie een grote klap voor Somaliërs. Andere Hawilaad-
kantoren namen de zaken echter al snel over.
127 Bij onafhankelijke waarnemers bestaat echter twijfel of deze actie gegrond is geweest. Ken
Menkhaus, Somalia: State collapse and the threat of terrorism, maart 2004; Matt Bryden, No
quick fixes, coming to terms with terrorism,Iislam and statelessness in Somalia, juli 2003.
128 NRC Handelsblad, Sanctie tegen Al-Haramain, 10 juli 2004.
37
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Mogadishu verantwoordelijk waren voor de aanslag op de GTZ hulpverleners in
Somaliland op 19 maart 2004. Dit zou ook het geval zijn geweest bij de moorden
in oktober 2003 op het Italiaanse hoofd van een ziekenhuis in Boroma en op een
Engels onderwijzersechtpaar in Sheikh, en bij de overval op een auto van WFP.
Doel van de aanslagen was Somaliland in diskrediet te brengen en buitenlandse
hulpverleners te verjagen.
Als gevolg van hun onzekere bestaan en het gebrek aan toekomstperspectieven,
wenden Somaliërs zich in toenemende mate tot hun geloof voor steun de
dagelijkse problemen het hoofd te bieden. Er is een duidelijke trend van
islamisering en toegenomen druk in de samenleving om zich te conformeren aan
islamitische gedragsregels. Hoewel de meerderheid van de Somaliërs nog steeds
een sterk door het soefisme geïnspireerde, gematigde vorm van islam belijdt, zijn
twee neo-fundamentalistische stromingen in opkomst: het salafisme (dan wel
wahabisme), dat een extreem conservatieve, intolerante islamitische staat
nastreeft; en de Moslim Broederschap, die een moderne, sociale, pluralistische
islamitische maatschappij voor ogen staat. De belangrijkste beweging behorende
tot die tweede stroming is Al-Islah.129 Al-Islah is zowel op politiek als op sociaal
terrein zeer actief, met name in Mogadishu.130 Ook het grootste deel van de
aanhangers van Al-Ittihad behoort tot deze stroming en niet tot de militante islam.
2.4 Sociaal-economische situatie
Volgens de UNDP `Human Development Index' is Somalië een van de minst
ontwikkelde landen ter wereld. Het inkomen per hoofd van de bevolking bedraagt
circa 200 US dollar. In 2001 bezette Somalië de op twee na laatste plaats van 163
ontwikkelingslanden.131 Dit is grotendeels te wijten aan de burgeroorlog en het
ontbreken van een centrale overheid gedurende de afgelopen dertien jaar. Sociale
voorzieningen als onderwijs en gezondheidszorg hielden, zeker in het zuiden,
grotendeels op te bestaan, terwijl de productieve sectoren (voornamelijk veeteelt
en landbouw) zwaar hebben geleden. De armoede werd vervolgens weer oorzaak
129 Al-Islah heeft vooral Hawiye-aanhang. Andere bewegingen zijn Al-Wahda (vooral clan
Issaq) en Majma al-`Uliima al-Islamiya.
130 Al-Islah krijgt haar geld van islamitische liefdadigheidsorganisaties, de diaspora en deels
door gebruikskosten in rekening te brengen voor geleverde diensten. In Mogadishu hebben
100.000 scholieren en 5.000 studenten hun onderwijs aan Al-Islah te danken. Daarnaast
worden sociale diensten verleend, moskeeën gebouwd en investeringen in bedrijven gedaan.
Al-Islah speelde een sleutelrol tijdens de Arta vredesconferentie en wist naar verluidt een
kwart van de 245 TNA-zetels te bemachtigen (Al-Ittihad zou er 12 hebben). In mei 2003 liet
Al-Islah voor het eerst haar (potentiële) politieke macht blijken, toen zij een vredesstaking
organiseerde, waarbij alle scholen en ziekenhuizen hun deuren sloten en mensen deelnamen
aan protestmarsen.
131 Alleen Niger en Sierra Leone staan nog lager. Overigens is de Human Development Index
van Somalië sinds 1998 wel gestegen van 0.240 naar 0.282. In 1989-'90 bedroeg de index
0.303. Zie UNDP, Human Development Report Somalia, 2001.
38
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
van conflicten, bijvoorbeeld doordat jongeren bij gebrek aan werk of
opleidingsmogelijkheden geen andere keus zagen dan zich aan te sluiten bij de
milities. Ook leidden de armoede, de gebrekkige voorzieningen en de conflicten
tot een grote uittocht van met name de beter opgeleide Somaliërs. De armoede
treft vooral de kwetsbaren in de samenleving: met name alleenstaande vrouwen,
ontheemden en leden van minderheidsgroepen. In meer algemene zin zijn
eveneens kwetsbaar huishoudens die geen geld ontvangen van familie uit het
buitenland, en dan in het bijzonder gezinnen die geheel afhankelijk zijn van
loonarbeid132 en werklozen.
Werkloosheid is nog altijd een groot probleem. Er zijn onvoldoende banen voor de
grote aantallen ontheemden, terugkerende vluchtelingen en ex-militieleden die
geherintegreerd dienen te worden. 133 Daarnaast achten veel Somalische mannen
met clanafkomst vele beroepen134 niet in overeenstemming met hun status. Tal van
beroepen zijn voorbehouden aan minderheidsgroepen (bouw, nijverheid, visserij,
etc.), die hiermee in hun onderhoud voorzien.
De toegenomen consumptie van qat135 werkt belemmerend op de economische
ontwikkeling; niet alleen daalt de productiviteit, ook kost de aankoop van qat een
groot deel van het gezinsinkomen. Een belangrijke economische rol in de
Somalische samenleving is dan ook weggelegd voor vrouwen, hoewel dit zich tot
op heden nog niet heeft vertaald in een brede aanwezigheid van vrouwen in hogere
(overheids) functies.
Somalië herstelt thans langzaam van het in september 2000 door de Golfstaten
ingestelde invoerverbod op alle soorten vee uit de Hoorn van Afrika, wegens
infectie met Rift Valley fever. Tot 2000 exporteerde Somalië jaarlijks 3 tot 3,5
miljoen stuks vee, met een opbrengst van USD 120 miljoen.136 De Verenigde
Arabische Emiraten en Jemen hebben het verbod eind 2002 opgeheven. Naar
Saudi-Arabië, voorheen de grootste afnemer, wordt (illegaal) via Jemen
geëxporteerd.
132 Loonarbeid is een relatief onbetrouwbare bron van inkomsten. Bovendien zijn de lonen laag;
doorgaans minder dan 1 US dollar per dag. Zie UNDP, Human Development Report Somalia,
2001.
133 Zie paragraaf 4.2.2 voor een definitie van ontheemden en terugkerende vluchtelingen.
134 Het betreft hier onder andere beroepen in de landbouw, visserij, nijverheid (bij voorbeeld
kleermaker, kapper, schoenmaker) en de bouwsector.
135 Qat is een milde drug. Het kauwen van verse qat-blaadjes vormt een traditie onder
Somalische mannen. Er worden grote hoeveelheden ingevoerd uit Ethiopië en Kenia. In de
afgelopen jaren is het gebruik door mannen in het land (onder andere Somaliland) aanzienlijk
toegenomen. Ook heeft het Qatgebruik zich verbreid onder vrouwen en opgroeiende jeugd.
Bron: Time Europe, 20 december 1999.
136 In 1997-98 brak Rift Valley Fever uit onder het vee in de Hoorn van Afrika. Saudi-Arabië
stelde een importverbod in, dat na 9 maanden weer werd opgeheven. Echter, toen in
september 2000 100 mensen in Saudi-Arabië en Jemen stierven als gevolg van Rift Valley
Fever, werd door de Golfstaten een importverbod op alle vee uit de Hoorn van Afrika
ingesteld. UNDP, Human Development Report Somalia 2001, p. 98.
39
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Juist rond dezelfde tijd dat het importverbod werd ingesteld, brachten Somalische
zakenmannen uit Mogadishu op grote schaal Somalische shillingen op de markt
die zij zelf in het buitenland hadden laten drukken. Hierdoor ontstond
hyperinflatie, waar met name de toch al kwetsbare groepen in de samenleving
slachtoffer van werden.137 In de afgelopen paar jaar is hierdoor de koopkracht van
huishoudens zonder toegang tot buitenlandse valuta, afgenomen.138
Somalische burgers blijven in hoge mate afhankelijk van geld dat zij van
familieleden uit het buitenland ontvangen.139 Jaarlijks wordt 0,8 tot 1 miljard US
dollar overgemaakt, voor het merendeel via het systeem van informele financiële
overmakingen, hawilaad genaamd.140 De Somalische gemeenschap in Nederland
maakt in een jaar ongeveer 25 miljoen naar Somalië over.141
Op initiatief en met steun van UNDP werd op 4 december 2003 in Londen de
Somali Financial Services Association (SFSA) opgericht, een vereniging van 14
Somalische banken (waaronder Dahabshiil) die zich, naast het verzorgen van
overmakingen, richt op technische ondersteuning van het kleinbedrijf in
Somalië142.
Ondanks de vele problemen in Somalië heeft zich wel degelijk enige economische
ontwikkeling voorgedaan. De belangrijkste inkomstenbron is het transitverkeer:
vanuit Somalië worden de via de havens belastingvrij ingevoerde goederen
geëxporteerd (dikwijls via de smokkelkanalen) naar de buurlanden. Daarnaast is
de dienstensector (telecom, financiële transacties) sterk gegroeid. Ook heeft
particulier initiatief van uit het buitenland terugkerende Somaliërs gezorgd voor
enige economische opleving.143 In Zuid-Somalië brachten Somalische
investeerders (verenigd in de United Bottling Company) meer dan acht miljoen
dollar bij elkaar voor een nieuwe frisdrankenfabriek die op 5 juli 2004 in
Mogadishu in bedrijf werd gesteld. De fabriek biedt werk aan 150 werknemers en
137 De koers van de Somalische Shilling kelderde van SolSh. 7.400 voor 1 USD naar een
dieptepunt van SoSh. 21.000 voor 1 USD in mei 2002. De munt heeft zich sindsdien
gaandeweg hersteld. Medio 2004 moest SoSh. circa 17.000 voor 1 USD worden betaald.
138 UNDP, Human Development Report Somalia 2001.
139 Per hoofd van de bevolking bestaat gemiddeld 22% van het gezinsinkomen uit zogenaamde
remittances. UNDP, Human Development Report Somalia 2001, p. 105.
140 O.a. via de Dahabshiil bank met vestigingen in 24 landen, en via andere banken als Dalsan,
Kheyrat, Amal en Red Sea Bank. Door deze banken wordt jaarlijks naar schatting 750
miljoen USD afkomstig van de diaspora naar Somalië overgemaakt. UN Security Council,
Report of the SG on the situation in Somalia, S/2004/115 , 12 februari 2004; EIU, Country
Report Somalia, augustus 2004) .
141 Jelle van der Meer, `Stille gevers, migranten en hun steun aan het thuisland', januari 2004,
p. 24.
142 IRIN persbericht, 5 december 2003, UN Security Council, Report of the Secretary General
on the situation in Somalia, 9 juni 2004.
143 UNHCR persbericht, 4 augustus 2003.
40
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
70 distributeurs.144 De diaspora-investeringen in produktiefaciliteiten lopen thans
echter terug, omdat het investeringsklimaat slecht is, met name vanwege de alom
aanwezige, grootschalige corruptie, waar in het geheel niet tegen wordt
opgetreden.145 Wel worden nog steeds heel veel nieuwe huizen gebouwd in de
Somalische steden, met behulp van geld dat familie uit het buitenland stuurt.
Ernstige droogte, die reeds langer dan vier jaar aanhoudt en slechts af en toe door
een korte regenbui wordt onderbroken, treft meer dan 600.000 bewoners in het
noordwesten en noordoosten van Somalië in hun voedselbehoefte. Velen van hen
trokken om deze reden naar de steden. Ook de provincies Bari, Nugal, Mudug en
Galgadud hadden onder de droogte te lijden. In Somaliland en Puntland kondigden
de autoriteiten in de noordelijke provincies de noodtoestand af en vroegen om
internationale hulp.146 Ook in de zuidelijke provincies Lower Juba, Gedo, Hiiran
en Bakool viel te weinig regen, waardoor veel landbouwgewassen schade hebben
opgelopen. Het voedselagentschap van de Verenigde Naties (WFP) deed een
beroep op internationale donoren extra geld beschikbaar te stellen om slachtoffers
van de droogte te steunen147.
Eind september 2004 werd de provincie Sool (Siradlei gebergte) na drie droge
jaren getroffen door overvloedige zware regens. Nadat de droogte eerder onder het
vee veel sterfte had veroorzaakt, zijn thans naar schatting 3600 schapen, kamelen
en ezels in het water omgekomen. Meer dan 350 gezinnen werden dakloos en
raakten ontheemd148. Ook in de provincies Bari, Nugal, Mudug en Galgadud, die
eveneens onder de droogte hadden te lijden, is regen gevallen.
Westerse en Arabische landen verlenen hulp aan Somalië. Somaliland en Puntland
ontvangen sinds enkele jaren wederopbouwhulp, veelal via particuliere -en VN-
kanalen. In het zuiden en in de noordelijke provincies Sool en Sanaag wordt
noodhulp verleend. Nederland besteedde in 2003 3,9 miljoen in Somalië aan
humanitaire hulp, eenzelfde bedrag is voor 2004 gereserveerd.
In Somalië hebben dit jaar 1 miljoen mensen behoefte aan voedselhulp; 616.300
van hen (veelal ontheemden) hebben dringend hulp nodig. WFP heeft donoren
verzocht voor het einde van 2004 USD 14 miljoen beschikbaar te stellen.149
Gezondheidszorg
Het niveau van gezondheidszorg is laag. De medische voorzieningen zijn over het
algemeen gebrekkig en zijn voor een groot gedeelte afhankelijk van internationale
(non-gouvernementele) organisaties. Zelfs in de betere ziekenhuizen in de steden
144 De fabriek zal onder licentie o.a. Coca Cola produceren. IRIN persbericht, 5 juli 2004.
145 UNDP, Human Development Report Somalia 2001; Ken Menkhaus, Somalia: State collapse
and the threat of terrorism, maart 2004.
146 IRIN-persbericht, 1 september 2004.
147 IRIN-persbericht, 1 juli 2004.
148 ARADA persbericht, 27 september 2004.
149 UN OCHA, Update: Affected populations in the Horn of Africa Region, 15 september 2004.
41
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
kunnen alleen eenvoudige operaties worden uitgevoerd, wegens het ontbreken van
geavanceerde apparatuur. Daarnaast is er een groot gebrek aan adequaat getraind
medisch personeel. Oorzaken hiervan zijn dat veel artsen het land hebben verlaten
en medische opleidingen nauwelijks nog functioneren.150 Voor mensen met geld
zijn medicijnen bij handelaren te koop, hoewel niet alles altijd voorradig is. Er is
in ziekenhuizen echter een groot tekort aan medicijnen die gratis of tegen sterk
gesubsidieerde tarieven verstrekt kunnen worden aan armlastige mensen.
Onderwijs
Het onderwijssysteem verkeert, bij gebrek aan een goed functionerende overheid,
nog altijd in slechte staat. Slechts 17,1% van de Somalische bevolking kan lezen
en schrijven.151
Tot het einde van het bewind van Siad Barre in 1991 bestond in geheel Somalië de
leerplicht. Na het uiteenvallen van de Somalische staat raakte het onderwijs door
de burgeroorlog in verval. Leerkrachten en leerlingen vluchtten en zochten in het
gebied van hun clan bescherming. Ruim 90% van de schoolgebouwen raakte voor
onderwijsdoeleinden in ongerede en diende veelal als onderkomen voor
vluchtelingen. Tijdens de vredesconferentie in Arta in 2000 werd in de grondwet
van de overgangsregering de leerplicht (tot de leeftijd van 14 jaar152) opnieuw
opgenomen. Door de voortdurende onveiligheid, een gebrek aan financiële
middelen en capaciteit alsmede omdat de TNG effectief gezag ontbeert, heeft de
TNG aan deze bepaling vrijwel geen uitvoering kunnen geven. Ook lokale
besturen zijn hierin niet geslaagd.
Omdat de overheid in Somalië niet meer in openbare onderwijsfaciliteiten kon
voorzien, ontstonden lokale (privé) initiatieven om met steun van internationale153
en non-gouvernementele organisaties onderwijsprojecten op te zetten. Aldus is in
Somalië een variëteit aan privé-scholen ontstaan die voorziet in met name lager
onderwijs. Het bedrag dat ouders aan schoolgeld betalen, varieert gelijk met de
kwaliteit- sterk per school.154 Voor veel ouders vormt het schoolgeld een grote,
soms zelfs onoverkomelijke uitgave. Om deze reden wordt er dikwijls voor
gekozen alleen de zonen naar school te laten gaan.
150 Zie voor meer informatie UNDP, Human Development Report Somalia 2001; UNHCR,
UNHCR Position on the return of rejected asylum-seekers to Somalia, januari 2004.
151 In 1985 was dit nog 24% (22,1% man; 12% vrouw). UNDP, Human development report
Somalia, 2001, p. 82-86.
152 World Education Services, 8 januari 2003.
153 Zo werd door UNICEF het Non-Formal Education Project in Somalië verspreid: een
onderwijsprogramma dat is gericht op lezen, schrijven, rekenen en levensonderhoud. Ook
werden voor de uitvoering van dit programma in 2002 510 leraren opgeleid.
154 In Somaliland wordt voor de lagere school USD 1-15 per maand betaald; in Puntland 2,50-
20. Voor de middelbare scholen is dit USD 5-25 per maand. Hier bovenop komt de aanschaf
van leermiddelen.
42
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
De scholen bevinden zich vooral in bevolkingscentra en/of de directe omgeving
ervan. Door gebrek aan gekwalificeerde leerkrachten, uniforme leerplannen en
leermiddelen is de kwaliteit van het onderwijs in het algemeen, naar Europese
maatstaven, van laag niveau155. In Somaliland heeft de overheid een
onderwijsstructuur ingevoerd, gebaseerd op het systeem van vóór 1991. Hoewel
nog rudimentair, bestaat thans een leerlingregistratiesysteem en is er toezicht op
het onderwijs. In Somaliland en Puntland zijn er centrale examens op de
middelbare scholen, die worden afgenomen en nagekeken door de NGO British
Teachers' Association.
In het lager onderwijs is het Somali de eerste èn de instructietaal. Daarnaast wordt
het Arabisch als taal onderwezen. Op veel middelbare scholen is het Somali de
voertaal en het Engels de instructietaal. Op islamitische scholen wordt in de
Arabische taal onderwezen waarbij het leerplan parallellen kent met dat van de
scholen in Saoedi-Arabië, Egypte en Koeweit. Uit cijfers van UNICEF over 2002-
2003 blijkt dat het aantal lagere scholen in Somalië in de jaren ervoor gegroeid is
tot inmiddels 1.192. Op deze scholen stonden ruim 280.000 leerlingen
ingeschreven, een hoger aantal dan in de jaren '90 (150.000) en ook hoger dan het
aantal in het beste schooljaar van voor de burgeroorlog .156 Procentueel gaat nog
steeds een zeer klein deel van de kinderen naar school: thans zo'n 15%.157 Het
komt soms voor dat scholen wegens plaatsgebrek een kind weigeren.
Voor de burgeroorlog bestonden in Somalië 103 middelbare scholen; dit aantal
was in 1997 afgenomen tot slechts drie. In 2001 volgden ongeveer 5300 leerlingen
secundair onderwijs op 20 scholen. 10% van hen waren meisjes. Ook hier blijft de
kwaliteit van het onderwijs onder de maat, mede door het tekort aan
gekwalificeerde docenten.158
Het tertiaire onderwijs is in Somalië nog nauwelijks tot ontwikkeling gekomen.
Sinds 1998 zijn universiteiten opgericht in Hargeisa, Boroma, Bosasso en
Mogadishu met vooralsnog een beperkt aantal studierichtingen. Deze instellingen
zijn afhankelijk van fondsen die door Somaliërs uit de diaspora en door
islamitische stichtingen worden verstrekt.159
155 International Organisation of Migration (IOM) Den Haag, rapport van maart 2003: Prepared
Return Somalia.
156 Unicef: Survey of Primary Schools in Somalia 2002/2003, september 2003.
157 In 2001 was dit 13,6%, waarvan voor klas 1 t/m 4 37% meisjes en voor klas 5 t/m 8 29%.
UNDP, Human development report Somalia, 2001, p. 203.
158 UNDP, Human development report Somalia, 2001, p. 82-86.
159 idem
43
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
3 Mensenrechten
3.1 Waarborgen
Door het uiteenvallen van de Somalische staat in 1991 zijn de grondwet en de
overige nationale wetgeving, evenals de naleving door Somalië van internationale
verdragen, niet langer effectief. Verschillende gemeenschappen in Somalië passen
thans verschillende regels toe. Deze regels berusten op traditioneel clanrecht,
gewoonterecht, de shari'a , de wetgeving uit de periode van onafhankelijkheid
vóór Siad Barre of die uit de periode Barre, of een combinatie van deze systemen.
Over het algemeen is in die gebieden waar het bestuur verder is ontwikkeld, de
rechtsgang formeler geïnstitutionaliseerd. Dit laat onverlet dat zelfs in Somaliland
de kwaliteit van de rechtsgang zwak is160.
De grondwet van Somaliland (mei 2001), het handvest van Puntland (augustus
1998) en de overgangsgrondwet (Arta, oktober 2000) maken melding van de
rechten en de plichten van de burgers alsmede van onafhankelijke rechtspraak
gebaseerd op shari'a (islamitisch recht).161 In letterlijke zin zijn deze bepalingen
waarborgen tegen schending van mensenrechten en bieden kaders voor precisering
in lagere wetgeving. Tot uitwerking hiervan is het echter nooit gekomen. In het
beste geval wordt hieraan gewerkt (Somaliland).
In andere regio's in Somalië worden verschillende rechtssystemen toegepast,
gewoonlijk gebaseerd op (een combinatie van) traditioneel recht, de shari'a,
wetgeving uit de periode van onafhankelijkheid vóór Siad Barre en uit de periode
Barre.162 Met name het gebrek aan actuele wetgeving met betrekking tot eigendom
van land en gebouwen vormt een groot probleem, daar deze zaken de basis
vormen voor conflicten.163
In verschillende delen van Somalië functioneren nog steeds shari'ahoven. Deze
hoven hebben verbetering gebracht op het gebied van de openbare orde en de
rechtshandhaving. Hier staat tegenover dat sommige shari'astraffen, zoals
amputatie van handen in geval van diefstal, of steniging in geval van overspel, in
strijd zijn met internationaal aanvaarde mensenrechten.
160 Naar de mening van de onafhankelijk mensenrechtendeskundige van de VN voor Somalië, dr.
Ghanim Alnajjar. Zie zijn rapport E/CN.4/2004/103, 30 november 2003.
161 UNDP, Human Development Report Somalia, 2001.
162 US Department of State, Somalia, Country Reports on Human Rights 2003, 25 februari
2004.
163 Comments on the Action Plan for Somalia adopted by the High Level Working Group on
Asylum and Migration, Amnesty International, 1 december 1999.
---
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
3.2 Toezicht
De TNG bezette de zetel van Somalië bij de VN. Internationaal toezicht uit hoofde
van de verdragen waarbij dit land partij is, wordt evenwel bemoeilijkt door het feit
dat het gezag van de TNG is gemarginaliseerd. Er is dan ook geen sprake van
rapportage door de TNG aan de verscheidene verdragscomités. Een onafhankelijke
deskundige voor Somalië rapporteert jaarlijks aan de VN-
Mensenrechtencommissie. Sinds juni 2001 wordt deze functie bekleed door dr.
Ghanim Alnajjar.
Ook draagt informatie van de diverse in Somalië werkzame VN-organisties
(waaronder UNHCR en het Bureau van de Hoge Commissaris voor de
Mensenrechten), het Internationale Rode Kruis (ICRC) en andere internationale
NGO's (waaronder Amnesty International en Artsen zonder Grenzen) bij aan het
toezicht op naleving van de mensenrechten.
In Somalië zijn tal van lokale NGO's actief, waaronder
mensenrechtenorganisaties. In Somaliland zijn dit onder andere Somaliland Horn
Watch, Nagaad (een overkoepelende organisatie van mensenrechten-NGO's,
gericht op de economische, sociale en politieke emancipatie van vrouwen) en
COSONGO (Consortium of Somaliland NGOs). In Mogadishu werken de Dr.
Ismail Juma'le Human Rights Organization en het Peace and Human Rights
Network, dat 21 Somalische NGO's verenigt en zich met name sterk maakt voor
duurzame vrede en versterking van het maatschappelijk middenveld (civil society).
Daarnaast bestaat in Zuid-Somalië NETSON (Network for Somali NGOs). In
Puntland zijn twee NGO-consortia opgericht, te weten Talal Wadaq (ongeveer 20
NGO's die zich voornamelijk richten op capaciteitsopbouw in geheel Puntland) en
WAWA (28 vrouwen-NGO's actief op gebied van vrouwenrechten)164. Tien
organisaties die worden gesteund door NOVIB en zich hebben verzameld onder de
naam G-10, doen in Somalië systematisch onderzoek naar
mensenrechtschendingen.
3.3 Naleving en schendingen
Hieronder wordt - voor zover bekend - de naleving en schending van een aantal
klassieke grondrechten in de verschillende delen van Somalië behandeld.
164 De afkorting WAWA staat voor We Are Women Activists. Deze koepelhulporganisatie is met
name actief op het gebied van capaciteitsopbouw voor vrouwen-NGO's en
vrouwenemancipatie door middel van workshops op het gebied van organisatiemanagement,
leiderschap, strategische planning, mensenrechten en vredesopbouw, FGM, HIV/Aids,
financieel management, ICT, Engelse taalles en alfabetisering.
45
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
3.3.1 Persvrijheid en vrijheid van meningsuiting
Aangezien in Somalië slechts 17,1% van de bevolking kan lezen en schrijven165, is
de orale traditie sterk ontwikkeld.166 Nieuws wordt doorverteld, waardoor het zich
zelfs in afwezigheid van de media over grote gebieden snel verspreidt. Onder
andere in de vele `qat'-café's verzamelen zich dagelijks mannen om de meest
uiteenlopende onderwerpen te bespreken, waaronder politiek.
Slechts een klein deel van de bevolking bezit een radio en een nog geringer aantal
heeft een televisietoestel. Waar een radio of TV aanwezig is, komen echter grote
groepen familie, vrienden en buurtbewoners langs om mee te luisteren en/of te
kijken. De radio is nog steeds het belangrijkste medium voor massacommunicatie.
Televisieprogramma's worden door een vijftal stations uitgezonden167.
Er zijn circa 12 radiostations.168 De BBC zendt dagelijks een radioprogramma uit
in de Somalische taal. De geschreven pers bestaat voornamelijk uit kranten met
een kleine oplage, die in de grotere steden verschijnen. In Mogadishu verschijnen
ongeveer twintig dagbladen. Somaliland heeft twee dagbladen, een overheidskrant
en een onafhankelijke, daarnaast is er een Engelstalige weekblad. In heel Somalië
verschijnen ongeveer 40 dagbladen. 169 Inmiddels heeft ook het internet zijn
intrede gedaan in Somalië. In veel Somalische steden zijn internetcafés geopend.
In heel Somalië wordt de persvrijheid over het algemeen gerespecteerd170. Er is
geen sprake van censuur of een verbod op bepaalde media. In de afgelopen jaren
heeft zich wel een aantal incidenten voorgedaan van hinder, arrestatie en detentie
van journalisten. Dit gold voor alle delen van het land.
Voorjaar 2004 werd in Bosasso een journalist van de krant Qaran gedurende 40
dagen gedetineerd omdat hij een artikel had gepubliceerd waarin hij stelde dat de
Puntlandse minister van Financiën 700 ton voedsel, die beschikbaar was gesteld
door het ICRC als noodhulp wegens de droogte, had verkocht in Jemen. Nadat de
journalist en zijn advocaat voor de rechtbank van Bosasso hadden bewezen dat de
minister zich daadwerkelijk schuldig had gemaakt aan corruptie, werd de
journalist vrijgesproken. De minister is overigens niet vervolgd voor
165 Zie paragraaf 2.4, Onderwijs.
166 Somaliërs staan bekend als meesters in het vertellen van verhalen die zij in indrukwekkende
aantallen geheel gememoriseerd hebben.
167 TV-zenders zijn: Horn Afrik, Somali Television Network, Somaliland Television, STV en
TV Burco (bron: UNDP Human Development Report Somalia 2001).
168 Lokale radio zenders zijn o.a: BBC Somali Service, Bosasso FM, Horn Afrik Radio, Radio
Baidoa, Radio Free Somalia, Somali Television Network Radio, Voice of the Holy Koran,
Voice of the People, Voice of the Republic of Somalia, Voice of the Republic of Somaliland.
(UNDP Human Development Report Somalia 2001, pagina. 87).
169 US Department of State, Somalia Country Reports Somalia 2003, 25 februari 2004; UNDP
Human Development Report Somalia 2001, pagina. 87-88.
170 Volgens de onafhankelijke deskundige van de VN voor Somalië, dr. Ghanim Alnajjar, is er
in Mogadishu, Somaliland en Puntland in hoge mate sprake van vrijheid van meningsuiting.
46
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
corruptie.Begin mei 2004 werden in Jowhar in de provincie Middle Shabelle, twee
journalisten gearresteerd en twee dagen vastgehouden omdat hun publicaties over
de voortgang van het vredesproces in Nairobi volgens de lokale leiders onjuist
waren171.
Begin juli kwam uit Garowe het bericht dat een journalist van de krant Shacab
werd vastgehouden vanwege zijn publicatie over de ontwikkelingen binnen de
regering van Puntland172.
In Hargeisa, Somaliland werd op 31 augustus 2004 de hoofdredacteur van het
dagblad Jamhuuriya door de politie gearresteerd vanwege zijn artikel over de
opstelling van de regering van Somaliland ten aanzien van het vredesproces in
Mbagathi. Lokale organisaties voor persvrijheid en de Somali Journalists Network
(SOJON) protesteerden krachtig tegen deze arrestatie.173
3.3.2 Vrijheid van vereniging en vergadering
Over het algemeen kunnen NGO's ongehinderd hun activiteiten ontplooien.174 In
de verslagperiode werd in een geval melding gemaakt van problemen met de
autoriteiten. In Bosasso kreeg de NGO Social Centre Association medio juni 2004
te maken met een inval door de politie, waarbij de inboedel werd meegenomen.
Het Social Centre is opgezet met het doel aan ontheemden tegen geringe betaling
een opleiding aan te bieden op het gebied van gezondheid, nijverheid en
computers. Volgens lokale waarnemers was de reden van de inval dat de politie
middels verkoop van de inventaris (onder andere kopieermachines en computers)
inkomsten wilde verwerven. De politie had namelijk al een half jaar geen salaris
meer uitbetaald gekregen. Na interventie van de vertegenwoordiging van de
Europese Commissie en een buitenlandse NGO gaf de burgemeester van Bosasso
opdracht de inboedel terug te geven, dan wel te vergoeden. Inmiddels functioneert
het Social Centre weer.
In Somaliland kan publiekelijk oppositie worden gevoerd. In juni 2000 stemde het
parlement in met een wet die de vorming van politieke partijen toestaat. De
nieuwe grondwet bevestigt de vrijheid van vereniging. Thans zijn negen politieke
partijen geregistreerd en hebben verkiezingen voor de gemeenteraden en voor de
president in respectievelijk december 2002 en in april 2003 plaatsgevonden.
Hoewel de regeringspartij UDUB domineert, kan niet gesteld worden dat de
171 IRIN persbericht, 10 mei 2004.
172 BBC News, 3 juli 2004. Dezerzijds is niet bekend of betrokkene inmiddels weer is
vrijgelaten.
173 Committee to protect journalists, News Alert, 2 september 2004. Dezerzijds is niet bekend of
betrokkene inmiddels weer is vrijgelaten.
174 US Department of State, Somalia, Country reports on Human Rights Practices 2003, 25
februari 2004; UN Economic and Social Council, Commission on Human Rights: Report of
the independent expert, E/CN.4/2004/103, 30 november 2003.
47
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
oppositie stelselmatig gedwarsboomd wordt. Tijdens de campagne voor de
presidentsverkiezing werden demonstraties echter verboden.175 De Somalilandse
regering bleef ook hierna beducht voor massale protestuitingen van de bevolking.
Na een toespraak van president Kahin op de onafhankelijkheidsdag (18 mei 2004)
brak onder de toehoorders protest uit dat onder meer te maken had met het ontslag
van de minister van Handel. De menigte werd door de politie uiteen geslagen
waarbij vier gewonden vielen en 150 arrestaties werden verricht.
In Puntland zijn politieke partijen nog altijd niet toegestaan. Mensen mogen wel
bij elkaar komen en over politiek praten. De islamitische beweging Al Ittihad is
verboden. Leden van Al Ittihad die zich profileren, lopen grote kans te worden
gearresteerd. In de verslagperiode werd geen melding van arrestaties van politieke
activisten ontvangen.
In de `grondwet' van de overgangsregering, het Transitional National Charter176,
wordt niet gesproken over de vrijheid van vereniging en vergadering. Vele clans
hielden bijeenkomsten in de loop van het jaar, zij het in de relatief onveilige
gebieden onder strikte veiligheidsmaatregelen om zo zichzelf te beschermen. Zo
vormt de slechte veiligheidssituatie in Mogadishu de voornaamste beperking van
vrijheid van vergadering. Politieke bijeenkomsten vergen doorgaans wel
instemming van de dominante clan in het desbetreffende gebied.
3.3.3 Vrijheid van godsdienst
Vrijwel alle Somaliërs zijn soennitisch moslim.177 Er is een sterke sociale druk om
de islamitische tradities na te leven. In Somaliland vormt de shari'a de basis van de
grondwet. In verschillende gebieden van Somalië zijn shari'ahoven invloedrijk,
bijvoorbeeld in Mogadishu.178
Er is een kleine, onopvallende christelijke gemeenschap. Mensen die openlijk
verklaren geen moslim te zijn, kunnen worden lastig gevallen. De lokale traditie
verbiedt zending onder moslims; dit wordt dan ook niet getolereerd. Internationale
christelijke hulporganisaties kunnen in Somalië in het algemeen wel ongestoord
werken.179
Een incident deed zich in de verslagperiode voor in Merka, in de provincie Lower
Shabelle. Het uitdelen van cadeaus door internationale hulpverleners aan
175 US Department of State, Somalia, Country reports on Human Rights Practices 2003, 25
februari 2004.
176 Het betreft hier de grondwet die in mei 2002 in Arta werd opgesteld.
177 Zie paragraaf 2.3 over neo-fundamentalistische stromingen binnen de islam.
178 US Department of State, Somalia, International Religious Report 2004, 15 september 2004.
179 US Department of State, Somalia Country Reports on Human Rights Practices 2003, en
International Religious Freedom Report 2004, 15 september 2004.
48
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
scholieren leverde de toorn op van orthodoxe Somalische moslims. In de
pakketten zouden volgens hen bijbels zijn aangetroffen, hetgeen door de
hoofdonderwijzer van een van de scholen werd ontkend. De pakketten waren
afkomstig uit Duitsland, Finland, Nederland, Frankrijk en de Verenigde Staten. In
Mogadishu werd gedemonstreerd tegen deze uitdeelactie, die door de plaatselijk
ulema's180 als poging tot bekering tot het christendom werd veroordeeld181.
3.3.4 Bewegingsvrijheid182
Over land kunnen Somaliërs het land ongehinderd in en uit reizen. Dit is overigens
in lijn met een eeuwenoude nomadische traditie. De zuidgrens met Kenia is geheel
open, dat wil zeggen zonder bewaking183. De 1600 kilometer lange grens met
Ethiopië in het westen is eveneens open. In het droge, slecht toegankelijke
grensgebied bestaat een aantal overgangen zoals bijvoorbeeld bij de plaatsen
Menelik, Tarara, Shilabo, Yeed, Ferfer, El Berde en Borama. Grenscontrole vindt
nauwelijks plaats. Veel (vracht)verkeer tussen beide landen vindt plaats buiten de
grensposten om184.
Op grond van veiligheidsoverwegingen besloten de Keniaanse autoriteiten met
ingang van 17 april 2004 om houders van Somalische reisdocumenten niet zonder
meer op Keniaans grondgebied toe te laten. Somalische deelnemers aan het
vredespoces in Nairobi werden hiervan uitgezonderd. Deze visum-maatregel heeft
in Somalië veel protest veroorzaakt (zie paragraaf 2.2). Somalische
paspoorthouders die Kenia willen bezoeken, moeten thans bij de Keniaanse
immigratiedienst een visum aanvragen.
In mei 2004 besloten de autoriteiten van de VAE aan Somaliërs geen visa meer af
te geven. Aan dit besluit wordt in de praktijk streng de hand gehouden. De
categorie Somaliërs die over een geldige vergunning tot verblijf in de VAE
beschikt, wordt wel tot de VAE toegelaten.
Binnen Somalië wordt de bewegingsvrijheid niet ingeperkt door regelgeving. In de
praktijk legt de veiligheidssituatie echter beperkingen op. In het relatief veilige
deel van Somalië (zie 2.3) kunnen Somaliërs vrij en normaal gesproken veilig
180 Ulema: islamitische schriftgeleerde.
181 ARADA persberichten, 21 en 22 april 2004.
182 Zie ook paragraaf 4.3
183 UNDP, Somalia desk Nairobi, 9 december 2003. Volgens het Africa Research Bulletin
(uitgave mei 2003) zou Kenia in mei 2003 twee bataljons soldaten langs de grens met
Somalië hebben gestationeerd als maatregel in zijn strijd tegen het terrorisme.
184 UN Security Council, Report of the panel of experts on violations of the arms embargo
against Somalia, 4 november 2003. Ook in het rapport van de VN-onderzoekscommissie van
11 augustus 2004 wordt gesproken over "the porous borders and the heavy human traffic
across this border".
49
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
reizen. Het komt voor dat zich op sommige wegen door milities bemande posten
bevinden waar de reiziger voor gebruik van de weg moet betalen. In het relatief
onveilige gebied van Somalië en in de conflictgebieden zijn de risico's van reizen
groter, met name in de buurt van steden of andere lokaties waar strijd wordt
geleverd. Daarnaast is melding gemaakt van controleposten waarbij de militie
geen doorgang verleende aan leden van bepaalde clans of facties.185
Ondanks de slechte conditie van de wegen is er veel verkeer tussen de
noordoostelijke en noordwestelijke regio's, en tussen de noordoostelijke regio's en
de aangrenzende regio's in het zuiden. Voor Somaliërs is het gebruikelijk om bij
het reizen hun voorzorgen te nemen (bepaalde plaatsen en tijden vermijden, in
groepen reizen, etc.).
Banditisme komt voor in de relatief onveilige gebieden en geldt als voornaamste
bedreiging van de veiligheid.186 Ook in de relatief veilige gebieden zijn reizigers
soms slachtoffer geworden van criminaliteit. Zo werd in de verslagperiode onder
bedreiging met een pistool een auto van WFP187 gestolen. De politie wist de auto
de volgende dag terug te halen. Buitenlandse hulpverleners lopen een verhoogd
risico slachtoffer te worden van criminelen, die worden aangetrokken door de dure
landrovers en de verwachting veel geld en waardevolle spullen aan te treffen. Om
deze reden reizen zij dan ook gewoonlijk onder gewapende escorte.
In de provincies Lower Juba, Bay, Bakool, Galgadud en Hiiran zijn veel wegen
onveilig door landmijnen en andere explosieven188. Mijnen komen eveneens nog
voor langs de wegen in Somaliland.
3.3.5 Rechtsgang
De eerste Somalische wetten na de onafhankelijkheid werden opgesteld met
behulp van VN-deskundigen uit verschillende landen (Egypte, Pakistan, India en
Italië), met als resultaat dat het Somalische recht een mengsel vormde van
verschillende systemen.189 Er waren in die tijd (1960) geen shari'agerechtshoven,
en de rechterlijke macht was grotendeels onafhankelijk. Vóór en in de eerste jaren
na de onafhankelijkheid nam de invloed van het traditionele clansysteem van
conflictoplossing (materiële compensatie voor misdaden, het betalen van de
185 US Department of State, Somalia Country reports on human rights practices 2003, 25
februari 2004.
186 Joint Danish, Finnish, Norwegian and British fact-finding mission to Nairobi, Kenya:
Human rights and security in central and southern Somalia, maart 2004.
187 WFP is de afkorting van World Food Programme, de VN voedselorganisatie.
188 Landmine Monitor, Report Somalia 2003, 25 augustus 2003. Hoewel weinig informatie
beschikbaar is over mijnongelukken zijn volgens dit rapport in de provincies Bay, Gedo, en
Middle Shabelle in 2002 tenminste 27 mensen bij mijexplosies om het leven gekomen.
189 UNDP, Human Development Report Somalia 2001.
50
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
zogenaamde diya190, tussen de betrokken clangroepen) af. In de latere jaren van
Barre werd, met de afname van het vertrouwen in het moderne juridische systeem
en de wederopleving van het clandenken, het traditionele systeem weer in
toenemende mate toegepast als een meer doelmatige manier van conflictoplossing.
Ook de toepassing van shari'arecht kwam op. Als gevolg van deze complexe
historie hebben vele Somaliërs weinig vertrouwen in moderne rechtspraak. De
naleving van de wetten wordt in de meeste gebieden afgedwongen door de
clanoudsten, de clanmilities, en/of de shari'amilities191.
In paragraaf 2.1.3 is reeds ingegaan op het geldende rechtsstelsel in de diverse
regio's van Somalië. In het algemeen kan worden gesteld dat de rechtsgang in alle
regio's van het land in de praktijk wordt gehinderd door onder andere gebrekkige
infrastructuur, onvoldoende goed opgeleide (en betaalde) rechters en
rechtbankpersoneel, corruptie en beïnvloeding. Eenduidige interpretatie van de
rechtsregels wordt hierdoor bemoeilijkt192. Aangezien in Somalië geen sprake is
van een coherent rechtsstelsel, hebben uitspraken van een shari'ahof slechts
rechtskracht binnen een beperkte geografische straal193. Het is dus mogelijk dat
een veroordeelde zich aan bestraffing kan onttrekken door zich elders te vestigen.
3.3.6 Arrestaties en detenties
Willekeurige detentie door diverse facties bleef in Zuid-Somalië voorkomen.194
Aanhoudingen kunnen op hardhandige wijze plaatsvinden. Mishandeling van
gedetineerden komt voor, zowel op politiebureaus als in gevangenissen. Nadere
informatie over de politie wordt in hoofdstuk 4 vermeld.
In Somaliland vond in januari 2004 een politieke arrestatie plaats. De politie
arresteerde een prominente Somalilander, Usman Mahamoud, wegens
staatsgevaarlijke activiteiten. Hij geldt als voorstander van de hereniging van
190 Traditioneel werden conflicten waarbij bloed vloeide (moord, verwonding) of bezittingen
werden geschaad in de Somalische samenleving beslecht door betaling van compensatie, in
het Arabisch diya (in het Somalisch: mag) geheten. Compensatie werd (veelal in de vorm van
kamelen) betaald door de groep van de dader aan de groep van het slachtoffer. Dit komt tot
op de dag van vandaag voor. De wederzijdse verplichtingen tot betaling van compensatie
worden vastgelegd in `contracten' tussen de betrokken families.
191 Volgens de programme officer Legal & Human Rights van DIAKONIA wordt traditioneel
gewoonterecht thans in geheel Somalië toegepast en zijn clanoudsten de ruggegraat van de
rechtspraak (Joint Danish, Finnish, Norwegian and British fact-finding mission to Nairobi,
Kenya, Human rights and security in central and southern Somalia, maart 2004 .
192 UN Economic and Social Council, Commission on Human Rights, Report of the independent
expert, E/CN.4/2004/103, 30 november 2003.
193 UNDP, Human development report Somalia, 2001.
194 US Department of State, Somalia Country report on human rights practices 2003, 25 februari
2004.
51
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Somaliland met de rest van Somalië en had met autoriteiten uit Puntland contact
gezocht om de spanning tussen Somaliland en Puntland over de provincies Sool en
Sanaag te verminderen.195
Ook in de provincie Sool vond eind mei 2004 een politieke arrestatie plaats. In Las
Anod werd een lid van het Somalilandse parlement door leden van de Darawish
(militaire politie in Puntland) zonder opgaaf van reden aangehouden196. Ook in het
verleden kwamen in Puntland politieke arrestaties voor. Voor informatie hierover
wordt verwezen naar het ambtsbericht van maart 2004.
De omstandigheden in de gevangenissen variëren per regio, maar zijn over het
algemeen slecht197. In Somaliland kwalificeerde de onafhankelijke deskundige van
de VN voor Somalië deze omstandigheden als subhuman198. Naar zijn mening
waren de omstandigheden sinds zijn bezoek in 2002 verslechterd. In de
verslagperiode kreeg een delegatie van Amnesty International van de regering van
Somaliland toestemming de gevangenissen te bezoeken199.
Er is in Somalië geen speciaal jeugdstrafrecht. Volgens de shari'a mogen kinderen
onder de 15 jaar niet gedetineerd worden. Jongens zitten samen met mannen in de
cel. Vrouwen worden vrijwel nooit gearresteerd of gedetineerd. Mocht dit wel het
geval zijn, dan worden vrouwen in geen geval samen met mannen in een cel
ondergebracht. Er zijn geen vrouwengevangenissen. In het uitzonderlijke geval dat
een vrouw gedetineerd wordt, gebeurt dit in de cel van een politiebureau. In
Somaliland en Puntland is een aantal vrouwen werkzaam bij de politie, doorgaans
in administratieve functies. Bij arrestatie van een vrouw wordt in principe gebruik
gemaakt van de vrouwelijke politiemedewerkers.
3.3.7 Mishandeling en foltering
In het relatief onveilige gebied in Somalië hebben leden van milities zich
regelmatig schuldig gemaakt aan mishandeling en verkrachting200.
195 G-10, koepel van 10 mensenrechtenorganisaties in Somalië: Status Report 2004. Niet bekend
is of hij sindsdien is vrijgelaten.
196 ECLO-Mog Press Review, 31 mei 2004. Omtrent deze aanhouding werden geen
vervolgberichten ontvangen.
197 US Department of State, Somalia Country reports Somalia on human rights practices 2003,
25 februari 2004; UN Economic and Social Council, Commission on Human Rights, Report
of the independent expert, E/CN.4/2004/103, 30 november 2003.
198 UN Economic and Social Council, Commission on Human Rights, Report of the independent
expert, E/CN.4/2004/103, 30 november 2003.
199 ECLO-Mog Press Review, 21 juni 2004. Amnesty International heeft (nog) geen rapport
gepubliceerd over de gevangenisbezoeken.
200 US Department of State, Somalia, Country Reports on human rights practices 2003, 25
februari 2004.
52
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Zoals vermeld komt in Somaliland en in Puntland mishandeling van gedetineerden
voor, zowel op politiebureaus als in gevangenissen.
Door de shari'a-wetgeving kunnen zweepslagen of amputatie van ledematen
opgelegd worden. Zeker sinds 1996 zijn geen gevallen van amputatie bekend,
evenmin over het toepassen van zweepslagen.201 In juni 2002 werd (voor zover
bekend voor het laatst) een vonnis tot steniging door een hof in Mogadishu
uitgesproken, maar na een storm van kritiek van de bevolking werd het vonnis
onder druk van de TNG ingetrokken.202
Het in Somalië wijdverbreide gebruik van vrouwenbesnijdenis (genitale
verminking) wordt behandeld in 3.4.4, evenals (seksueel) geweld tegen vrouwen.
3.3.8 Verdwijningen en ontvoeringen
Er zijn geen berichten bekend over verdwijningen in Somalië. Er kan echter vanuit
worden gegaan dat deze in het relatief onveilige gebied voorkomen en voor de
buitenwacht (media, non-gouvernementele organisaties) gemakkelijk verborgen
kunnen blijven. Waren daarentegen verdwijningen in het relatief veilige gebied
voorgekomen dan zouden deze naar verwachting in de openbaarheid zijn
gekomen. Alle geraadpleegde bronnen stellen derhalve dat verdwijningen in de
relatief veilige gebieden bij hun weten niet voorkomen.
In het zuiden van Somalië bleven ontvoeringen tegen losgeld voorkomen, met
name in Mogadishu203. Volgens de dr. Ismail Juma'le Human Rights Organization
vonden in 2003 in Mogadishu tenminste 185 ontvoeringen tegen losgeld plaats.
Op 29 januari 2004 werd in de nabijheid van Kismayo, in de provincie Lower
Juba, een Duits staflid van de Verenigde Naties ontvoerd en een maand later vrij
gelaten.
In de relatief veilige gebieden heeft zich voor zover bekend één geval van
ontvoering voorgedaan. Eind juni 2004 werden vijf medewerkers van een Engels
bedrijf dat landmijnen opruimt bij Las Anod ontvoerd. Somaliland gaf de schuld
201 In 1993 zijn wel een aantal vrouwen in Somaliland gestenigd in opdracht van islamitisch
fundamentalisten. Dit leidde tot een heftige reactie van de kant van traditionele, gematigde
religiezue leiders en de bevolking. Sindsdien spelen de fundamentalisten geen rol van
betekenis meer in het bestuur en de rechterlijke macht van Somaliland. (Matt Bryden, No
quick fixes, coming to terms with terrorism, Islam and statelessness in Somalia, voor IGC,
juli 2003).
202 Amnesty International, januari 2003.
203 UN Economic and Social Council, Commission on Human Rights: Report of the independent
expert, E/CN.4/2004/103, 30 november 2003.
53
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
hiervan aan milities uit Puntland, die betrokkenen naar Garowe zouden hebben
overgebracht.204
3.3.9 Buitengerechtelijke executies en moorden
Zoals beschreven in hoofdstuk 2.3 hebben gewapende conflicten tussen diverse
facties en milities in de verslagperiode wederom veel slachtoffers geëist. Er zijn
echter geen berichten bekend dat lokale autoriteiten in het relatief onveilige gebied
zich schuldig zouden hebben gemaakt aan buitenrechtelijke executies. Dit geldt
eveneens voor de autoriteiten in het relatief veilige gebied.
In de verslagperiode werden geen berichten van politiek gemotiveerde moorden
ontvangen.
In Somaliland werden de daders van een moordaanslag op buitenlandse
hulpverleners aangehouden (zie hoofdstuk 2.3). De daders maakten deel uit van de
islamitische beweging Al Ittihad.
In Puntland vond op 28 juni 2004 een moordaanslag op de burgemeester van
Bosasso plaats (zie hoofdstuk 2.3) en enkele dagen later op een zakenman uit deze
stad. Voor zover bekend lagen aan beide moorden geen politieke motieven ten
grondslag.
3.3.10 Doodstraf
De doodstraf wordt door plaatselijke autoriteiten in het relatief onveilige gebied
regelmatig uitgesproken en in een beperkt aantal gevallen ook uitgevoerd. Zo
werd bijvoorbeeld in juli 2001 een militielid door de RRA-autoriteiten
geëxecuteerd wegens moord. Het traditionele recht kent de doodstraf voor moord
als de familie of de clan van het slachtoffer niet tot overeenstemming komt met de
familie of de clan van de dader over de compensatieregeling (diya). Ook de
shari'ahoven kennen de doodstraf (bijvoorbeeld steniging in geval van overspel)
maar voor zover bekend heeft executie door middel van steniging nooit plaats
gevonden.
De wet in Somaliland kent de doodstraf voor moord. De voltrekking ervan wordt
evenwel doorgaans afgewend door betaling van compensatie. In de verslagperiode
zijn geen gevallen van tenuitvoerlegging bekend geworden. Wel is op 10 juli 2004
door het regionale gerechtshof te Hargeisa de doodstraf opgelegd aan twee
204 ARADA persbericht, 1 juli 2004. Omtrent de reden en afloop van de ontvoering werd geen
bericht ontvangen.
54
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
mannen die betrokken waren bij rellen in juni 2003, waarbij twee mensen waren
omgekomen.205
Ook in Puntland bestaat de mogelijkheid van de doodstraf, uitsluitend voor
bewezen moord. Op 21 juli 2003 werden voor dit vergrijp in Bosasso drie
personen ter dood gebracht.
3.4 Positie van specifieke groepen
In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de positie van een aantal specifieke
groepen, te weten: minderheden; bepaalde, aan clans gerelateerde groepen;
vrouwen; en minderjarigen. Tot slot volgen enkele opmerkingen over gedwongen
rekrutering.
3.4.1 Minderheden206
In deze paragraaf wordt eerst ingegaan op de positie van de niet-Somali
minderheden in het algemeen. Daarbij wordt in het bijzonder ingegaan op de
belangrijkste groepen, te weten de Bantu, Benadiri, Bajuni, de beroepskasten
(Midgan, Tumal en Yibir ofwel tezamen Gaboye), en Eyle.
Zoals vermeld in paragraaf 2.1.1 bestaat er naast de overheersende, Somalische
nomadische cultuur een verscheidenheid aan groepen met een daarvan afwijkende
cultuur, zoals de landbouwende Somali clanfamilies en de niet-Somali
minderheden.
De van de landbouw levende Somali clanfamilies Rahanweyn en Digil worden
door de nomadische Somali clanfamilies als minder 'nobel' beschouwd. Nog lager
is de status van de niet-Somali minderheden, die naar schatting 15% van de
Somalische bevolking uitmaken207. De niet-Somali minderheden kennen geen
clanstructuur dan wel een clanstructuur die veel minder uitgesproken is dan die
205 In juni 2003 werd generaal Jama Mohamed Ghalib, een voormalig lid van het Somalilandse
parlement die zich later aansloot bij zuidelijke facties, uit Somaliland gezet nadat hij zonder
toestemming op het vliegveld van Hargeisa was geland. Tijdens rellen die hierdoor
ontstonden op het vliegveld van Hargeisa kwamen twee mensen om het leven, waaronder een
politieagent. Naast de twee doodvonnissen, werd aan andere veroordeelden straffen opgelegd
variërend van 5 tot 20 jaar gevangenis. EIU, Country report Somalia, augustus 2004.
206 O.a. gebaseerd op: Report on Minority Groups in Somalia, door de Joint British, Danish and
Dutch factfinding mission, uitgave september 2000; Joint Danish, Finnish, Norwegian and
British fact-finding mission to Nairobi, Human rights and security in central and southern
Somalia, maart 2004. In het laatstgenoemde rapport melden VN-instellingen en NGO's dat
de informatie, opgenomen in het eerst genoemde rapport van september 2000, nog steeds
geldig is. Daarnaast zijn tijdens bezoeken aan Somalië bronnen ter plaatse geraadpleegd over
de positie van minderheden.
207 CIA World Factbook 2004, 11 mei 2004.
---
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
van de nomadische Somali clanfamilies. Om die reden worden de minderheden
ook wel 'clanlozen' genoemd. Traditioneel vielen deze minderheden buiten de
Somali (clan)wet, waardoor zij geen bescherming genoten, tenzij een Somali clan
had geaccepteerd hen te beschermen. Verschillende vormen van affiliatie en
integratie van minderheden met Somali clans kwamen voor, en konden leiden tot
bescherming van de minderheid door de clan. Huwelijken van Somali met leden
van minderheidsgroepen zijn traditioneel niet toegestaan (ofschoon in de praktijk
er wel voorbeelden van bekend zijn, zie ook paragraaf 2.3.2 Galkayo). In het
algemeen hadden de minderheden zwaar te lijden onder de gewapende conflicten,
daar zij ongewapend waren en door hun beroepen veelal over enige financiële
middelen beschikten. Zij waren gemakkelijke slachtoffers van roof, plundering en
moord door milities.
Vele leden van de minderheidsgroepen in het zuiden zijn in de loop van de
burgeroorlog gevlucht, met name naar Kenia en westerse landen, maar ook naar
Somaliland en Puntland. Het voortbestaan van een aantal minderheden in Zuid-
Somalië als groep met hun specifieke cultuur is thans onzeker, zoals bijvoorbeeld
de Reer Brava. Volgens sommigen heeft zich in de jaren `90 de laatste fase
afgespeeld van een proces van verdrijving van minderheden van hun grondgebied
door de Somali clans, dat al veel eerder was begonnen.
In het relatief onveilige gebied is de positie van minderheden als slecht te
kenmerken. Voor de leden van de minderheden geldt in dit gebied nog steeds dat
zij, eerder dan de Somali, slachtoffer kunnen worden van intimidatie en misbruik
door gewapende leden van de milities. Niettegenstaande deze onveiligheid is het
niet zo dat alle personen die tot een bepaalde minderheidsgroep behoren voor (op
de persoon gerichte) vervolging hebben te vrezen wegens het behoren tot die
minderheid. Zoals uit het onderstaande mag blijken, is voorts de situatie niet voor
alle minderheden dezelfde.
Voor wat betreft de positie van minderheden in het relatief veilige deel van
Somalië, wordt verwezen naar paragrafen 2.3 en 4.2.
Het is niet exact bekend hoeveel en welke minderheden in Somalië bestaan.
Hieronder volgt voor een aantal belangrijke minderheden - de Bantu, Benadiri (of
Reer Hamar), Bajuni, de beroepskasten (Midgan, Tumal en Yibir ofwel tezamen
Gaboye), en de Eyle - een korte beschrijving van hun kenmerken en van hun
huidige woonplaatsen in Somalië.
Bantu
56
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
De Bantu208 bevolkingsgroepen stammen af van de oorspronkelijke bevolking van
Zuid-Somalië en van bevrijde Bantu slaven uit latere perioden. De meeste Bantu
zijn geassimileerd in lokale Somali clans (met name Rahanweyn) of hebben zich
als beschermelingen bij hen aangesloten. Huwelijken met Somali zijn echter
zeldzaam. Zij wonen langs de oevers van de twee rivieren (Juba en Shabelle), het
gebied tussen de rivieren en langs de kust. Afhankelijk van hun woonplaats
spreken zij het (Somali) dialect van de Rahanweyn of het (Somali) dialect van de
Benadiri, naast wellicht een Bantu-taal. Zij zijn veelal landbouwers, maar ook zijn
er verstedelijkte groepen met een veelheid aan beroepen (bouw, kleinbedrijf).
De Bantu (evenals de Rahanweyn en de Digil) hebben geleden onder het bewind
Barre door de nationalisatie van hun landbouwgronden en door plunderingen ten
tijde van de verdrijving van Barre. Vele Bantu zijn gevlucht209, veelal binnenlands.
In Zuid-Somalië maken de Bantu een groot deel uit van de bevolking van dit
gebied. Hun economische rol wordt door Somalische clans niet erkend. Segregatie
wordt nog sterk doorgevoerd door etnische Somali. Deze discriminatie is meer
feitelijk dan formeel: er zijn geen wetten die het de Bantu verbieden bepaalde
beroepen uit te oefenen, markten te bezoeken, scholen te bezoeken210, etc., maar
deze handelingen worden sociaal onaanvaardbaar geacht.
Een aantal Bantu (naar schatting enkele duizenden) is gevlucht naar Somaliland en
Puntland. Een beschrijving van hun positie in deze relatief veilige gebieden is
opgenomen in hoofdstuk 4.2.
Benadiri
Sinds de negende eeuw vestigden zich in de steden Mogadishu, Merka en Brava
aan de kust mensen van onder andere Perzische, Indiase, Arabische en later
Portugese afkomst. Zij mengden zich in verschillende mate met de oorspronkelijke
bevolking en met latere nieuwkomers. Tegenwoordig worden ze gewoonlijk
208 Andere benamingen zijn: jar(e)er, habash, shanqila, adoon, gosha, mushunguli, dalgolet,
molema, mlima, watoro, oji; zie: Report on Minority Groups, september 2000 p. 31, 32. Naar
schatting van UNCU/UN-OCHA in A study on minority groups in Somalia (2002) wonen in
Somalië ongeveer 1 miljoen Bantu (15% van de totale bevolking)
209 Een deel van de Bantu is naar het buitenland gevlucht, met name naar Kenia. Nadat eerder
Tanzania en Mozambique hun uitnodiging moesten intrekken wegens interne problemen,
heeft UNHCR bij de Amerikaanse regering een groep van 11.800 in Kenia verblijvende
Bantu vluchtelingen in aanmerking gebracht voor hervestiging in de Verenigde Staten. In mei
2003 is aan deze hervestiging gevolg gegeven (Arada persbericht, 21 mei 2003).
210 Het volgen van onderwijs wordt de Bantu door de etnische Somali ernstig bemoeilijkt. In
woongebieden van de Bantu zijn geen of minder scholen dan in gebieden en steden waar de
clans domineren. Kinderen van Bantu-ouders worden op scholen gediscrimineerd en zijn
buitengesloten van beurzen of andere steun (www.culturalorientation.net, geraadpleegd op 17
september 2004).
57
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
aangeduid als Benadiri. Deze term is afgeleid van Benadir, de naam van de
administratieve eenheid Groot-Mogadishu en is dus oorspronkelijk een
geografische aanduiding en geen etnische. De term Benadiri werd niet als zodanig
gebruikt vóór de burgeroorlog en correspondeert niet met enige goed
gedefinieerde sociologische of etnische realiteit.
Ook de term Reer Hamar is oorspronkelijk een geografische aanduiding, namelijk
van de bevolking van Hamar (de naam van een wijk in Mogadishu, ook wel
gebruikt voor heel Mogadishu). De term Reer Hamar wordt tegenwoordig zowel
in enge als in brede zin gebruikt. In enge zin doelt de term op de Benadiri die in
Mogadishu wonen of uit Mogadishu afkomstig zijn. In brede zin wordt de term
Reer Hamar gebruikt als synoniem voor de Benadiri. In dit ambtsbericht wordt
Reer Hamar211 in brede zin gebruikt; uit oogpunt van consistentie wordt echter bij
voorkeur de term `Benadiri' gebruikt. Er zijn overigens geen aanwijzingen dat de
situatie van de Reer Hamar (in enge zin gebruikt) op het gebied van
mensenrechten of veiligheid afwijkt van de situatie van andere Benadiri.
De term Reer Brava is oorspronkelijk eveneens een geografische aanduiding,
namelijk van de bevolking van Brava. De term Reer Brava wordt tegenwoordig
gebruikt om de Benadiri die in Brava wonen of uit Brava afkomstig zijn aan te
duiden.
Elke Benadiri-groep kan zijn afkomst herleiden tot één voorvader. Benadiri
noemen die afstammingsgroepen veelal clans. Niet alle Benadiri kennen alle clans
van de Benadiri. Zelfs de kennis van de oudsten op dit punt lijkt beperkt en vooral
betrekking te hebben op de eigen woonplaats. Zo maakte een groep Benadiri-
oudsten, afkomstig uit Mogadishu en Merka de volgende onderverdeling binnen
de Benadiri:
1. Hamar, bestaande uit Qalmashube, Dhabar Weyn, Shanshiya, Morshe
(Moorshe), Bandhahwaw (Bandabow, Bandhowow), Reer Faqi;
2. Shangani, bestaande uit Amudi, Baa Fadal, Reer Sheich, Abakarow;
3. Twaalf kleinere clans in de plaats Merka: Shukereere, Ahmed Nur, Ali'iyo
Mohammed, Duruqbe, Gameedle, en anderen;
4. Ashraf, bestaande uit twee groepen, volgens de overlevering nakomelingen
van de twee kleinzonen van de Profeet Mohammed, Hassan en Hussein:
a. Hussein: Reesharif Magbul, Sharif Ahmed, Sharif Balaaw, en anderen;
b. Hassan: Mohammed Sharif, Sharif Ali, Sharif Ahmed, Ashraf Sarman,
en anderen.
211 Naar schatting van UNCU/UN-OCHA in A strudy on minority groups in Somalia 2002,
wonen in Somalië ongeveer 35.000 Reer Hamar (0,5% van de totale bevolking).
58
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Ook deze indeling lijkt deels geografisch te zijn (Hamar, Shangani en Dhabar
Weyn zijn wijken van Mogadishu, Merka is een kustplaats), deels genealogisch
(waarin de subgroepen vernoemd zijn naar de stamvader).
Ashraf is het meervoud van de arabische term Sharif, de eretitel die de profeet
Mohammed volgens de traditie aan de zonen van zijn dochter Fatima en haar
echtgenoot Ali verleende. Ashraf (Asheraf, Asharaf) worden ook wel aangeduid
als Sharifians. Leden van deze groep voeren `Sharif' in hun naam. Al deze
groepen claimen een gemeenschappelijke afkomst. Zij hebben hun woongebied in
Zuid- en Centraal Somalië, met name in stedelijke gebieden zoals Bardere,
Kismayo, Baidoa, Hoddur, Merka, Brava en Mogadishu. Daarnaast wonen in de
Ogaden-regio in Ethiopië ook Ashraf-gemeenschappen. Traditioneel houden zij
zich bezig met religieuze taken. Niet zeker is of de Ashraf-groepen die niet in het
kustgebied maar verder in het binnenland wonen ook tot de Benadiri worden
gerekend (`Benadiri' is immers een geografische aanduiding); wel worden alle
Ashraf-groepen beschouwd als één etnische groep die tot de minderheden behoort.
In deze indeling zijn de Benadiri clans uit Brava212 niet genoemd. Een groep
oudsten uit deze plaats deelde hun gemeenschap in in twee subgroepen: Reer
Brava (Brawa, Bravanese) en Tunni.
Beide subgroepen komen uit de plaats Brava, kennen grotendeels dezelfde cultuur
en trouwen onderling. Verschil is echter dat de Reer Brava zichzelf tot de Benadiri
rekenen, terwijl de Tunni zich tot de Digil-clanfamilie rekenen. In voorkomende
gevallen rekenen Tunni zich echter ook tot de Reer Brava213. Een overzicht:
a. Reer Brava, onderverdeeld in: Bida, Hatimi, Ashraf;
b. Tunni, onderverdeeld in Tunni Torre en vijf subgroepen (gamas genaamd):
Da'afarad, Goygal, Daqtiro, Hayo, Werile.
Vanwege hun doorgaans lichtere huid worden sommige Benadiri ook wel 'gibil
adde' (witte, of gele huiden214) genoemd. Andere Benadiri met een meer donkere
huid worden `gibil madow' genoemd. Huwelijken vinden plaats tussen Benadiri
onderling, maar naar verluidt niet tussen de lichtere en de donkere Benadiri.
De Benadiri spreken een Somalisch dialect dat afwijkt van dat van de nomadische
Somali clans. Binnen dit dialect doen zich weer onderlinge verschillen voor,
bijvoorbeeld tussen Mogadishu (Af-Reer Hamar) en Merka (Af-Merka). De taal in
Brava (Chimini) wijkt sterk af en is een dialect van het Swahili. De Ashraf die
212 Naar schatting van UNCU/UN-OCHA in A study on minority groups in Somalia 2002,
wonen in Somalië (stad Brava) ongeveer 35.000 Bravanese (0,5% van de totale bevolking).
213 Situation of human rights in Somalia, UN/ECOSOC (1999), p. 44.
214 Ook wel geschreven als 'gibil cad'.
59
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
wonen in de provincie Bay spreken het Rahanweyn dialect. De meeste Benadiri
spreken en begrijpen het `normale' Somali wel.
De Benadiri staan niet in een bijzondere relatie tot een of meer van de Somali
clanfamilies en kunnen derhalve niet rekenen op clanbescherming. Sinds het
uitbreken van de burgeroorlog werden de Benadiri vanwege deze relatief
geïsoleerde sociale positie en hun vermeende rijkdom eerder het slachtoffer van
beroving en plundering. Ook is melding gemaakt van verkrachtingen en
gedwongen huwelijken (afgedwongen door individuen uit Somali clans, doch niet
geaccepteerd door de Somali clan noch door de Benadiri). Als gevolg van deze
problemen is een groot deel van de Benadiri naar het buitenland gevlucht.
Diegenen die gebleven zijn, hebben veelal hun eigendommen geheel of
gedeeltelijk verloren. Hoewel de schaal van het geweld sterk is afgenomen,
bevinden zij zich in het relatief onveilige gebied nog immer in een kwetsbare
positie.
De Bravanese (Reer Brava) , met hun eigen taal en cultuur, nemen sterk in aantal
af. Om te kunnen overleven zijn Bravenese thans aangewezen op een
huwelijksrelatie met clanleden van de Hawiye of van de Darod/Marehan.
Sinds enkele jaren komen huwelijken met leden van clanfamilies derhalve wel
voor. Vanwege hun lichte huid zijn zij gewilde huwelijkspartners.
De Amarani zouden deel uitmaken van de Benadiri. Het betreft een groep van
hooguit duizend mensen, die naar verluidt nakomelingen zijn van een Israelitische
groep die met de komst van de islam uit het Arabisch schiereiland zou zijn
verjaagd. Zij spreken een dialect genaamd Chimbelazi (ook wel Chimini), dat
beïnvloed is door het Portugees, Swahili, Arabisch en Somali.215
Bajuni
De Bajuni vormen een kleine gemeenschap langs de kust van Somalië216 vanaf (en
inclusief) Kismayo naar het zuiden (dorpen Nchoni, Istanbul, Burkavo,
Raskamboni) en op de bewoonbare eilanden voor de zuidkust (Koyoma, Kudai,
Ngumi, Chovaye, Chula, Fuma Iyu Na Tini, Ndoa). Andere bekende benamingen
voor de Bajuni zijn `tiku' en `jazira' (= eilandbewoners). Zij spreken een eigen
taal, het Kibajuni, een dialect van het Swahili217. De meeste Bajuni spreken
eveneens Somali.
De meeste Bajuni leven van de visserij. De vis, afkomstig uit de wateren rond de
eilanden voor de kust van Zuid-Somalië, werd door de Bajuni-vrouwen verkocht
215 M.A. Perouse de Montclos: Minorities and Discrimination, Exodus and Reconstruction of
Identities: the case of Somali refugees in Mombasa, 1997.
216 Naar schatting van UNCU/UN-OCHA in A study on minority groups in Somalia,2002 wonen
langs de zuidkust en op de eilanden voor de kust van Somalië ongeveer 14.000 Bajuni (0,2%
van de totale bevolking).
217 L. Cassanelli, Victims and Vulnerable Groups in Southern Somalia,1995.
60
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
in Kismayo en in andere plaatsen langs de kust tot aan Mogadishu. In het
visseizoen kwam het voor dat Bajuni vissers een bepaalde periode van het jaar in
een kamp op de kleine, onbewoonde eilanden verbleven om de vis te laten drogen
alvorens deze te kunnen verkopen.
Omdat zij na de val van Siad Barre in 1991 door de Darod/Ogaden clan en door
troepen van generaal Aideed van de eilanden werden verdreven, zijn vele Bajuni
in de burgeroorlog gevlucht naar Kenia, vooral naar de kust bij Mombasa. Eind
1998 kondigde de Keniaanse regering aan het vluchtelingenkamp Jomvu, waar
veel Bajuni zich bevonden, te sluiten. De vluchtelingen konden kiezen voor
hervestiging in het kamp Kakuma (in het noordwesten van Kenia) of voor
gefaciliteerde terugkeer. De helft koos voor het laatste en keerde per boot terug.
Nadat Kismayo in juni 1999 in handen viel van de SNA/SNF218, staken de milities
over naar de eilanden voor de kust en maakten zich daar schuldig aan
plunderingen van Bajuni eigendommen.
Sinds 2001 hebben leden van de Darod/Marehan clan de controle over de eilanden.
De teruggekeerde Bajuni zijn wederom werkzaam in de visserij en zijn in dienst
van de Marehan. Een eigen visbedrijf wordt hen door de Marehan niet gegund,
evenmin als eigen gemotoriseerde vissersboten. Wel kunnen Bajuni vissers
eigenaar zijn van de traditionele zeilschepen die eveneens voor de visvangst
worden gebruikt. Bajuni worden door de Marehan fysiek niet mishandeld
(Marehan zijn economisch afhankelijk van de Bajuni) maar misbruik en uitbuiting
komt voor, bijvoorbeeld door de Bajuni niet het beloofde bedrag voor hun vis te
betalen219.
Beroepskasten: Midgan, Tumal en Yibir (Gaboye)220
De traditionele Somalische maatschappij kent een aantal `beroepskasten',
minderheden die, in een cliënt-relatie tot de nomadische Somali clans, werkzaam
zijn in bepaalde specifieke beroepen. De terminologie is, zoals vaker in de
Somalische context, niet eenduidig. De noordelijke221 Somali nomadische
maatschappij kent drie beroepskasten: de Midgan (ook wel Madhiban), Tumal
(Tum Tum, Tomal, Tumaal) en Yibir (Yibro, Hebrew), tezamen ook wel
Gaboye222 of Baidari genoemd. Overigens zijn beide laatste termen denigrerend.
218 SNA: Somali National Alliance, politieke factie van de Hawiye/Habar Gedir; SNF: Somali
National Front, politieke factie van de Darod/Marehan in de provincie Gedo.
219 Joint British-Danish factfinding mission to Nairobi, Kenya, Report on political, security and
human rights developments in southern and central Somalia, juli 2002.
220 Naar schatting van UNCU/UN-OCHA in A study on minority groups in Somalia,2002.
wonen in Somalië ongeveer 105.000 Gaboye (1,5% van de totale bevolking).
221 Met `noordelijke' wordt bedoeld: ten noorden van de Shabelle rivier.
222 Door sommige bronnen wordt de term Gaboye gelijkgesteld aan Midgan (bijvoorbeeld in G.
Ambroso, Somalis in the Horn of Africa, z.j.).
61
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Volgens een andere bron kunnen de Midgan worden onderverdeeld in de sub-
groepen Madhiban, Musa Dheryo, Tumal, Yaher, Yibir en Jaji223. In dit
ambtsbericht wordt uitgegaan van de meest gehanteerde indeling, te weten de
indeling in Midgan, Tumal en Yibir, waarbij de Midgan zijn onderverdeeld in
twee subgroepen, Madhiban en Musa Dheryo (Musa Dheere).
De Midgan zijn doorgaans leerbewerkers of kappers, die overigens ook
besnijdenissen uitvoeren; de Tumal zijn smeden en de Yibir, de kleinste groep,
van oorsprong professionele magiërs. Families van deze minderheden waren
traditioneel als beschermelingen/cliënten verbonden aan families binnen de Somali
clans, voor wie zij werkten. Zij wonen dan ook verspreid binnen de gebieden van
de Somali clans en hebben geen eigen, aaneengesloten woongebied. Naar de
Somali clan waarmee de cliënt-patroon relatie bestaat, kunnen deze minderheden
worden onderscheiden in bijvoorbeeld Hawiye-Midgan, Darod-Midgan en Issaq-
Midgan. De Hawiye-Midgan worden ook wel aangeduid als zuidelijke Midgan.
Voor de positie van de zuidelijke Midgan in het noorden wordt verwezen naar
hoofdstuk 4.2.
Ook in het zuiden wonen beroepskasten verspreid onder de clans, met eigen
namen en als verzamelnaam 'boon', 'gum' of `sab'. Over deze beroepskasten
bestaat geen nadere informatie.
Eyle
Er is in het huidige Somalië nog een kleine Eyle gemeenschap224, verspreid over
Zuid-en Centraal Somalië, met name woonachtig in Bulo Burte in de provincie
Hiiran en Bur Hakaba in de provincie Bay. Zij leefden traditioneel in het gebied
tussen de twee grote rivieren in Somalië, geminacht door andere, Somali,
bewoners van dat gebied, de Hawiye en Digil/Mirifle. Hun aantal is sinds 1960
gestaag teruggelopen als gevolg van assimilatie met de Rahanweyn- en Bantu-
gemeenschappen en door migratie naar de steden225. Vandaag de dag bevinden zij
zich nog altijd in een kwetsbare positie, daar zij ongewapend zijn en de
bescherming missen van een nomadische Somali clan. Dit wil overigens niet
zeggen dat zij specifiek doelwit zijn van bepaalde clans.
3.4.2 Specifieke clans
Over een aantal specifieke groepen bleek in het verleden onduidelijkheid te
bestaan, onder meer in die zin dat niet duidelijk was of zij tot de minderheden dan
223 Over de Jaji (ook wel geschreven als Jaje) zie ook 3.4.2.
224 Naar schatting van UNCU/UN-OCHA in A study on minority groups in Somalia 2002,
wonen in Somalië ongeveer 14.000 Eyle (0,2% van de totale bevolking).
225 Mohamed Diriye Abdullahi: Minorities of Somalia: Victims forgotten ammid war and chaos
(1998).
62
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
wel tot de Somali clan(familie)s moesten worden gerekend, en, in dat laatste geval,
tot welke clan(familie). Hieronder wordt een aantal van deze `twijfelgevallen'
besproken, achtereenvolgens de Galgale, Shekhal, Ajuraan, Galadi en Jaji. Hun
situatie is niet (wezenlijk) veranderd.
Galgale
De meerderheid van de Galgale (niet te verwarren met de Galjaal, zie 2.4) worden
thans gerekend tot de Darod/ Majerteen, subclan Ali Soleiban. De Majerteen
hebben deze Galgale geaccepteerd als behorend tot hun clan, ofschoon ze in hun
ogen minderwaardig blijven. Deze Galgale zijn met de Majerteen meegetrokken
naar Puntland. Een minderheid van de Galgale rekent zich tot de Hawiye/Abgal,
hoewel deze clan hen niet als zodanig accepteert. Systematische vervolging van
Galgale door Abgal komt niet meer voor. Wel kunnen Galgale die zich temidden
van Abgal profileren daarvan hinder ondervinden.
Shekhal
De Shekhal worden door sommigen beschouwd als een minderheid en door
anderen als een clan dan wel als een hieraan gerelateerde groep. Het meest
gezaghebbend lijkt de zienswijze om de Shekhal (ook wel: Sheikhal, Sheikal,
Shekal of Shekhash; met als subgroepen Shekhal Lobogi en Shekhal Gendershe)
als een aan de Hawiye clanfamilie gerelateerde clan te beschouwen. Deze
zienswijze wordt onder meer ondersteund door het feit dat de Shekhal thans vijf
van de 61 Hawiye zetels in de Transitional Federal Parliament, het nieuwe
overgangsparlement, krijgen toebedeeld226. In de TNA bezetten zij drie van de 49
Hawiye zetels.
De Shekhal hebben geen specifiek woongebied en wonen verspreid over
verschillende gebieden, onder meer in Mogadishu, Beled Weyn, Johwar, in de
provincies Middle en Lower Juba en Gedo. Traditioneel waren zij de religieuze
leiders en rechters (sheikhs respectievelijk qadis), maar vandaag de dag hebben
vele Shekhal seculiere beroepen. De Shekhal waren vroeger ongewapend doch
sinds de burgeroorlog beschikken zij over een eigen militie met lichte en zware
wapens. Zij hebben een verwantschap met de Hawiye clans Haber Gedir en Abgal,
hetgeen mag blijken uit de talrijke huwelijken met deze clans . Overigens komen
ook huwelijken tussen leden van de Shekhal en van de Darod/Majerteen clan voor.
Ajuraan
Over de precieze afstamming van de Ajuraan bestaan verschillende lezingen.
Sommige bronnen zien de Ajuraan als een Hawiye- dan wel een aan de Hawiye
gelieerde subclan227. Een andere bron associeert de Ajuraan met de Rahanweyn,
226 ECLO-Mog Press Review, 7 juli 2004.
227 Onder meer I.M. Lewis: Peoples of the Horn of Africa, p. 30; G. Ambroso: Somalis in the
Horn of Africa, Fig. 9.
63
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
maar geeft aan dat de Ajuraan een duidelijke voorkeur hebben om zich als
(zelfstandige) Ajuraan en niet als Rahanweyn aan te duiden228. Zij zijn traditioneel
woonachtig in de provincies Middle Juba en Gedo en in Mogadishu (alsook in
Ethiopië en Kenia). In Mogadishu worden ze gerekend tot de Morshe, een groep
behorend tot de Benadiri. Weer een andere bron laat weten dat de Ajuraan lang
geleden een machtige clan was met een eigen koninkrijk in het noordoosten van
Somalië. Na het afnemen van hun macht vestigden zij zich in de Juba-vallei. In
1994 zijn velen van hen vanwege het geweld vanuit de provincies Bay en Bakool
naar het noorden gevlucht. De Ajuraan zijn in Puntland volledig geaccepteerd en
huwelijken tussen hen en leden van de Darod/Majerteen komen voor. Ajuraan
worden niet als minderheid, maar als clan gezien. Zij hebben een hogere status dan
bijvoorbeeld de Midgan. De Ajuraan die in de jaren '90 naar Somaliland
vluchtten, zijn voor het merendeel in het afgelopen jaar naar Bosasso vertrokken
als gevolg van het Somalilandse decreet dat alle `buitenlanders' het land dienden
te verlaten.
Galadi
Op de vraag tot welke bevolkingsgroep de Galadi (Geledi) behoren, worden
verschillende antwoorden gegeven. Lewis beschrijft de Galadi als de belangrijkste
clan van de Rahanweyn clanfamilie, wonend aan de rivier de Shabelle tot aan de
steden Lugh en Brava. Cassanelli rekende de Galadi in 1995 tot de Digil
clanfamilie, woonachtig in de Lower Shabelle en Juba valleien, en later tot de
Rahanweyn. Volgens andere bronnen, worden de Galadi tot de Digil clanfamilie
gerekend, met als woongebied Lower Shabelle. Volgens een andere bron kunnen
sommige Galadi met een lichtere huidskleur tot de Benadiri gerekend worden.
De Galadi wonen in het district Afgoie, regio Lower Shabelle, en ook verspreid in
de Lower Shabelle regio, in Merka en Qorioley. In deze laatste plaatsen, die
worden gedomineerd door Hawiye/Habr Gedir, vormen zij echter getalsmatig een
minderheid. Voor zover bekend verblijven er slechts zelden Galadi in de relatief
veilige gebieden in Somalië en hebben zij er traditioneel ook nooit gewoond.
Jaji
Traditioneel wordt de naam Jaji gebruikt als verzamelnaam voor etnische Somali
die als vissers langs de kust in hun levensonderhoud voorzien en afstammen van
verschillende Somalische clans. De naam Jaji duidt dus niet op genealogische
afstamming, maar op het gemeenschappelijke beroep.
De Jaji stammen voornamelijk af van de Darod/Majerteen- en de Hawiye/Abgal-
clans, maar er zijn ook Jaji die van andere Hawiye-clans of van Dir-clans
afstammen.
228 Khalid Medani: Report on Internal Migration and Remittance Inflows, 2000.
64
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Binnen de Jaji zijn verschillende groepen te onderscheiden, naar afstamming en
naar woonplaats. Naar afstamming wordt een onderscheid gemaakt in Jaji van de
Majerteen en Jaji van de Abgal. Na het uitbreken van de burgeroorlog (1991
1992) zijn de Jaji-groepen die behoorden tot de Darod/Majerteen-clan zijn, evenals
een groot deel van de Darod/Majerteen zelf, gevlucht naar Bosasso, terwijl de Jaji-
groepen van de Abgal achterbleven in Mogadishu. In de jaren '90 gingen vele Jaji,
die oorspronkelijk van de Darod clanfamilie afstamden, terug naar hun traditionele
(Darod-) woongebieden en beriepen zich, met succes, opnieuw op hun identiteit
als lid van de diverse (Darod-)subclans.
De positie van de Jaji in Somalië is bijzonder, aangezien zij niet tot de
minderheidsgroepen horen, maar ook niet tot de Somalische clans. De Somali zijn
zich ervan bewust dat de Jaji afstammen van `pure' Somali zoals zijzelf, maar zij
kijken neer op het beroep van visser. In het algemeen worden Jaji groepen
beschouwd als zijnde van dezelfde `boon', ofwel (inferieure) klasse, als de
Midgan. Leden van de Jaji trouwen niet met Somali behoudens enkele
uitzonderlijke gevallen waarin de Jaji-man het vissersberoep had opgegeven). Zij
beschikken niet over een eigen grondgebied of over eigen milities. Zij worden
beschermd door de clan waartoe zij behoren.
3.4.3 Vrouwen
In deze paragraaf wordt ingegaan op de positie van de vrouw in de Somalische
maatschappij in het algemeen, alsmede de positie van alleenstaande vrouwen en
vrouwen die buiten de eigen clan gehuwd zijn. Ook wordt ingegaan op het
wijdverbreide gebruik van genitale verminking van vrouwen (Female Genital
Mutilation).
In de Somalische cultuur wordt de afstamming langs de vaderlijke lijn bepaald en
gaat de vrouw na het huwelijk bij de familie van de man wonen. Conform de islam
mag de Somalische man met vier vrouwen gehuwd zijn. In de Somali clanfamilies
werden huwelijken traditioneel gearrangeerd door oudere verwanten van de
betrokkenen, maar 'samen vluchten' (ten minste de afstand die een kameel in drie
dagen kan afleggen) is altijd veel voorgekomen. In de steden kiezen individuen
tegenwoordig meer en meer hun eigen partner. De vrouw blijft na het huwelijk
behoren tot de clan van haar vader, terwijl haar kinderen behoren tot de clan van
haar man (hun vader). Na haar huwelijk staat de vrouw onder de zorg en
bescherming van haar man en zijn clan, maar de banden met de eigen clan (en
vooral de broer) blijven voor haar en haar kinderen belangrijk. In het geval de man
overlijdt, wordt de vrouw gezamenlijk beschermd door haar broer en het nieuwe
hoofd van de familie waartoe zij door huwelijk behoort. De oude traditie dat de
broer van een overleden man de weduwe trouwt (dumaal is de term voor een
dergelijk huwelijk) is sinds de oorlog door de veranderende cultuur zo goed als
65
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
verdwenen. Huwelijken zijn dikwijls instabiel en scheidingen komen veel voor.
Gescheiden vrouwen hertrouwen veelal.
Somali vrouwen hebben van oudsher een ondergeschikte positie. Traditiegetrouw
werden zij uitgehuwelijkt teneinde bondgenootschappen te sluiten met andere
groepen binnen of buiten de clan. Enerzijds kon een vrouw in een gemengd
clanhuwelijk met loyaliteitsproblemen te maken krijgen op het moment dat de
clans met elkaar in oorlog raakten. Anderzijds fungeerden `gemengd gehuwde'
vrouwen, soms ook tijdens ernstige clanconflicten, als een communicatiekanaal
tussen de strijdende clans. In het noorden bestaat voorkeur voor een huwelijk met
een persoon van een andere clan binnen de clanfamilie229. Ook huwelijken tussen
leden van verschillende clanfamilies kwamen geregeld voor, al zouden deze na het
uitbreken van de burgeroorlog in aantal zijn afgenomen. Bij de Rahanweyn en
Digil kwamen huwelijken tussen neef en nicht veel voor230.
Vrouwen hebben in de veehouderij een rol in het hoeden van kleinvee, maar
worden buiten de waardevolle kamelenfok gehouden. Evenmin hebben ze formeel
aandeel in de besluitvorming binnen de familie of de clan. Somali vrouwen
genieten de reputatie krachtdadig te zijn en hun mond open te doen. Zij hebben
grote vrijheid van beweging en grote onafhankelijkheid231. De maatschappelijke
status van een vrouw neemt enigszins toe wanneer zij trouwt, zeker als zij de
eerste vrouw van de betrokken man is. Ook neemt haar status toe naarmate zij
meer kinderen en dan vooral zonen krijgt en naarmate zij ouder wordt. Ten slotte
is de maatschappelijke status van de vrouw groter naarmate haar eigen clan sterker
is. Voor het goede begrip: deze verschillen in status zijn relatief in de context van
de lage sociale status van de vrouw.
Bovengenoemde tradities zijn in het huidige Somalië aan verandering onderhevig
door het wegvallen van de staat, de oorlogen en de verstedelijking. Onder het
bewind van Barre werd de wetgeving met betrekking tot de rechten van vrouwen
gemoderniseerd (familie- en arbeidswetgeving, politieke rechten). Tot uitvoering
kwam het nauwelijks, mede door de oorlogen die volgden. Waar clans met elkaar
in conflict kwamen, werden de regels ten aanzien van de gemengde huwelijken
tussen deze clans niet langer nageleefd. Verkrachting werd een oorlogswapen voor
de milities en bandieten, onder meer in kampen voor ontheemden en
vluchtelingen.
Aan de andere kant zijn vrouwen na de ineenstorting van de staat gedwongen een
grotere economische rol op zich te nemen. Volgens een schatting uit 1998 is 80%
van de Somalische huishoudens geheel afhankelijk van het inkomen verdiend door
229 B. Helander, The Somali Family, in: Conference Report I, Life and Peace Institute, z.j. (ca.
1993). Voorzover uit de tekst kan worden opgemaakt wordt 'clan' hier gebruikt in dezelfde
betekenis als in dit ambtsbericht.
230 idem; en: I.M. Lewis, Understanding Somalia 1981, 1993.
231 Olivia Bennett, Jo Bexley en Kitty Warnock, Vrouwen in Oorlog, NOVIB 1995.
---
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
de vrouwen232. Ook het toegenomen gebruik van qat door mannen drijft vrouwen
de arbeidsmarkt op.
Vrouwen zijn ook actief in de oprichting van NGO's op het gebied van
vrouwenrechten en vredesbevordering. In het Transitional Federal Parliament
zijn 33 van de 275 zetels voor vrouwen bestemd233. Voor zover bekend zijn echter
slechts voor 22 zetels vrouwen benoemd.
In vele delen van Somalië is de laatste jaren een trend van islamisering
waarneembaar en dragen vrouwen in toegenomen mate hoofddoeken die het haar
geheel bedekken en gezichtssluiers. Volgens diverse vrouwen verbonden aan
Somalische NGO's zijn het doorgaans de vrouwen zelf die besluiten meer bedekte
kleding te gaan dragen. De islamisering wordt in het algemeen door vrouwen niet
als verontrustend beschouwd, omdat in hun ogen de elementaire rechten van de
vrouw benoemd zijn in de Koran en beschermd worden door shari'a wetgeving.
Wat door kritische vrouwen wel als onderdrukkend wordt ervaren, is de uitleg van
de betekenis van deze rechten door mannelijke schriftgeleerden en rechters. Bij
deze gezagsdragers heerst nog steeds de traditionele interpretatie, waardoor in de
praktijk de rechten van de vrouw onderbelicht blijven.
Somalië kent sinds het uitbreken van de burgeroorlog een groot aantal
alleenstaande vrouwen, ofwel omdat de vrouw is gescheiden (of verlaten), ofwel
omdat de man is omgekomen of elders werk heeft gezocht. Als gevolg van de
burgeroorlog is het aantal gezinnen waar de alleenstaande vrouw aan het hoofd
staat, sterk gegroeid. Zo toont een recente studie van UNICEF aan dat het
percentage van dergelijke gezinnen in Galkayo in de periode 1990-2004 is
gestegen van 10% naar 54%. In het zuiden van Somalië is dit percentage nog
aanmerkelijk hoger. Zoals hieronder wordt toegelicht, kunnen alleenstaande
vrouwen doorgaans voor bescherming terugvallen op familie en de clan. In
sociaal-economisch opzicht zijn de `female headed households' echter zeer
kwetsbaar. Bij kinderen van deze gezinnen komt ondervoeding geregeld voor.
Een Somali weduwe kan in het algemeen terugvallen op zowel de familie van de
overleden echtgenoot als op haar eigen familie.
De familie van de overleden echtgenoot heeft de eerste verantwoordelijkheid en
veelal zal de vrouw bij de clan van de overleden echtgenoot blijven wonen. Het is
echter niet ongewoon dat overleg plaatsvindt tussen de vader van de weduwe en
de familie van haar overleden echtgenoot, waarbij ook de vrouw haar voorkeur
kan uiten. Zou de vrouw bijvoorbeeld behoren tot een clan die niet in het
woongebied gevestigd is, dan zou zij in een sociaal isolement kunnen raken door
te blijven na het wegvallen van de echtgenoot. In dat geval kan ervoor worden
gekozen dat zij teruggaat naar haar eigen clan. Leeftijd en geslacht van de
kinderen spelen bij de beslissing waar de vrouw heen gaat een ondergeschikte rol.
232 UNDP, Human Development Report Somalia 1998.
233 Door Somali leiders werd tijdens het vredesproces in Mbagathi op 29 januari 2004
overeengekomen dat vrouwen 33 zetels in de TFA kregen toebedeeld.
67
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
De kinderen blijven bij de moeder, al zullen vooral oudere jongens liever bij de
familie van de vader blijven. Een weduwe en haar kinderen zullen zelden zonder
bescherming achterblijven.
Een gescheiden Somali vrouw kan in het algemeen niet op bescherming rekenen
van de clan van haar ex-echtgenoot. Wel kan zij in principe terugvallen op haar
eigen clan en clanfamilie. Kinderen, die zoals vermeld behoren tot de clan van de
vader, blijven na een scheiding veelal bij de moeder als ze jong zijn. Als ze ouder
worden, kunnen ze zelf kiezen. Het is moeilijk om algemene uitspraken te doen
over de positie van een gescheiden vrouw en haar kinderen in het geval het
huwelijk (vóór de scheiding) gemengd was en er ernstige conflicten zijn, of in het
recente verleden waren, tussen de desbetreffende clans (zie voor de clans die
betrokken zijn bij ernstige recente conflicten 2.3 en 4.2). Het is mogelijk dat de
vrouw en met name haar kinderen in zo'n situatie minder welkom zijn bij de eigen
clan. De vrouw of de kinderen kunnen te maken krijgen met pesterijen en vooral
met het weigeren van steun bij het opbouwen van een nieuw bestaan en het
verwerven van inkomen. Ook de status van de vrouw (zie hierboven) speelt een
rol. Is haar status hoger, dan is de kans op problemen kleiner.
Indien een gemengd gehuwd gezin er voor kiest zich te vestigen in het clangebied
van de vrouw, zal haar clan in het algemeen bescherming bieden aan haar en haar
gezin. Maar in het geval van ernstige recente conflicten tussen de clans van de
echtgenoten, kunnen de echtgenoten en met name de man, bij vestiging in het
clangebied van de vrouw, te maken krijgen met moeilijkheden van de kant van de
clan van de vrouw. Indien de echtgenoot zich in het verleden politiek of militair
geprofileerd heeft in een conflict met de clan van de vrouw, kan hij zeker
problemen verwachten bij vestiging in het clangebied van de vrouw.
Indien een vrouw vanwege een huwelijk met een man uit een minderheidsgroep is
verstoten door haar clan, kan zij niet op deze clan terugvallen bij het overlijden
van haar man. Ook eventuele kinderen uit dit huwelijk worden door de clan van de
vrouw niet geaccepteerd.
Over de positie van (alleenstaande) vrouwen behorend tot minderheidsgroepen is
weinig specifieke informatie beschikbaar. Het is niet bekend in hoeverre de
hierboven gegeven informatie over de positie van alleenstaande Somali vrouwen
en over gemengde huwelijken ook van toepassing is op vrouwen uit de diverse
minderheden. In het algemeen kan gesteld worden dat de positie van deze
vrouwen een kwetsbare is.
In het uitzonderlijke geval van een huwelijk tussen een Somali man en een vrouw
uit en minderheidsgroep kan de vrouw in het algemeen niet rekenen op
bescherming door de clan van haar man na scheiding of na het overlijden van de
man.
68
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Het is mogelijk dat alleenstaande vrouwen die niet kunnen terugvallen op een
sociaal vangnet van de kant van leden van dezelfde clan of minderheid in een zeer
kwetsbare of zelfs in een persoonlijk onveilige situatie komen te verkeren. Dit
geldt met name voor de relatief onveilige gebieden, waar zij aanzienlijke risico's
lopen op mishandeling, verkrachting en soms zelfs moord. Ook in de relatief
veilige gebieden bevinden binnenlands ontheemde alleenstaande vrouwen zich in
een kwetsbare positie (zie paragraaf 4.2).
Mishandeling en verkrachting
In de Somalische cultuur en in de islam is het mishandelen van vrouwen een
schande234, en is verkrachting een grote schande.235 Overigens is ook in de
wetgeving in Somalië verkrachting verboden.236
In het zuiden van Somalië, waar een hele generatie is opgegroeid in een situatie
van burgeroorlog, heeft een deel van de jonge mannen deze traditionele normen en
waarden verloren. Mishandeling en verkrachting van vrouwen komt daar dan ook
geregeld voor, voornamelijk door militieleden.237 Zo meldt een lokale
mensenrechtenorganisatie dat in 2003 in Mogadishu 31 vrouwen zijn verkracht.238
Alle dezerzijds in Somalië geraadpleegde bronnen stellen dat verkrachting in de
relatief veilige gebieden, waar de traditionele normen en waarden in het algemeen
nog steeds worden gerespecteerd, slechts incidenteel voorkomt. Gesprekspartners
in Bosasso waren bekend met 1 tot 3 gevallen van verkrachting per jaar in
Bosasso. Het werkelijke aantal verkrachtingen moet echter hoger liggen,
aangezien de slachtoffers dikwijls de verkrachting geheim proberen te houden om
stigmatisering te vermijden. De slachtoffers zijn meestal vrouwen die 's avonds
laat naar huis teruglopen van hun werk als hulp in de huishouding (meestal
ontheemden). Ook komt het voor dat vrouwen die als huishoudster werken,
worden lastig gevallen of zelfs verkracht door mannen in het huishouden waar zij
werkzaam zijn.239 In de ontheemdenkampen zelf zijn de vrouwen naar eigen
zeggen veilig; daar worden zij beschermd door de andere kampbewoners. Een
234 Het is wel toegestaan vrouwen `correctief te slaan', maar dit mag niet dusdanige vormen
aannemen dat de vrouw er verwondingen aan overhoudt.
235 O.a. Ken Menkhaus, Somalia: State collapse and the threat of terrorism (maart 2004).
236 Met `wetgeving in Somalië' wordt bedoeld: wetgeving uit de periode voor het uitbreken van
de burgeroorlog, traditioneel recht en shari'a recht. Er bestaat echter geen wetgeving die
verkrachting binnen het huwelijk strafbaar stelt. Zie US Department of State, Somalia,
Country Reports on human rights practices 2003, 25 februari 2004.
237 Ken Menkhaus, Somalia: State collapse and the threat of terrorism (maart 2004), p. 32.
238 Het betreft de NGO `Dr. Ismael Jumale Human Rights Center', geciteerd in US Department
of State, Somalia, Country reports on human rights practices 2003, 25 februari 2004.
239 Zo meldt in het rapport van MSF, The situation in Galkayo, Somalia (mei 2004) een
directeur van een vrouwen-NGO dat vrouwen van de Rahanweyn in Galkayo regelmatig
worden misbruikt door jongemannen van de familie waar zij als huishoudelijke hulp
werkzaam zijn.
69
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
paar jaar geleden hebben wel een paar verkrachtingen plaatsgevonden in de
ontheemdenkampen in Bosasso, maar hieraan kwam een einde dankzij effectief
optreden van de burgemeester en de politie, die tot actie waren gemaand door
NGO's en vrouwenactivisten.
In Galkayo komen alle vormen van misdaad, dus ook verkrachting, iets vaker voor
dan in de andere steden van het relatief veilige gebied, waaronder bijvoorbeeld
Bosasso.240 Verkrachting komt met enige regelmaat voor in Galkayo, terwijl dit
voor het uitbreken van de burgeroorlog vrijwel nooit voorkwam. Meestal zijn
vrouwen van minderheden of ontheemde vrouwen hiervan slachtoffer, met name
omdat de dader dan in veel mindere mate te vrezen hoeft voor eventuele eisen van
genoegdoening van de familie van het slachtoffer.241
Geen van de dezerzijds in Somalië geraadpleegde bronnen is echter iets bekend
over groepsverkrachtingen in Galkayo, zoals door Artsen zonder Grenzen werd
gerapporteerd in mei 2004.242 Zelfs reeds vele jaren in Galkayo werkzame
hulpverleners hadden nog nooit iets gehoord over het plaatsvinden van
groepsverkrachtingen. Zij achten het uitgesloten dat in Galkayo een dergelijke,
bijzonder ernstige misdaad heeft kunnen plaatsvinden zonder dat zij er iets over
hebben vernomen. Bovendien zijn volgens hen de traditionele normen en waarden
in Galkayo nog in voldoende mate intact, dat mannen het niet zouden aandurven
in alle openheid, in aanwezigheid van tal van getuigen, een of meerdere vrouwen
te verkrachten.
Van seksueel misbruik wordt vrijwel nooit aangifte gedaan. In de enkele gevallen
waarin wel aangifte werd gedaan, is het soms voorgekomen dat de politie geen
actie ondernam, omdat zij het een familie-aangelegenheid achtten.243 Traditioneel
wordt een verkrachting namelijk `afgehandeld' doordat de familie van het
slachtoffer middels de diya genoegdoening van de familie van de dader eist.
Doorgaans wordt dan een regeling overeengekomen waarbij de familie van de
dader een boete (in geld of bijvoorbeeld kamelen) aan de familie van het
slachtoffer betaalt. Het komt ook voor dat de familie van het slachtoffer eist dat de
dader met haar trouwt. Dikwijls probeert een vrouw haar verkrachting geheim te
houden wegens de schande en stigmatisering die het voor haar (en haar familie)
zal meebrengen.244
240 Zie paragraaf 2.4 voor meer informatie over de veiligheidssituatie in Galkayo, een stad die
verdeeld is tussen twee rivaliserende clans.
241 De meeste minderheden en ontheemden ontberen de steun van een clan. Zoals in paragraaf
2.3 staat vermeld, hebben diverse minderheidsgroepen in Galkayo zich in de afgelopen jaren
in toenemende mate bewapend, waardoor ze beter in staat zijn hun leden te beschermen en
zonodig een eis om genoegdoening (diya) kracht bij te zetten. Echter, indien de dader van een
dominante Somali clan afkomstig is en het slachtoffer van een minderheid of groep
ontheemden, dan zal de familie van het slachtoffer dikwijls geen diya durven eisen.
242 Zie MSF, `The situation in Galkayo, Somalia', mei 2004.
243 Er zijn echter ook gevallen bekend, onder andere in Bosasso, waarin de politie verkrachters
heeft weten te arresteren, die vervolgens door een rechtbank zijn veroordeeld.
244 O.a. Vluchtelingenwerk Nederland, Put to the test , juni 2004; Report G 10, 2004.
70
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Mishandeling van vrouwen door hun man komt geregeld voor en is toegenomen
als gevolg van de burgeroorlog en het toenemend aantal mannen die niet werken
en/of verslaafd zijn aan qat. Indien de mishandeling ernstige vormen aanneemt en
de schoonfamilie er geen actie tegen onderneemt, kan een vrouw zich voor
bescherming wenden tot haar vader of broer. Of deze bereid en in staat zijn haar
echtgenoot tot de orde te roepen, zal van geval tot geval verschillen. Er kan echter
van worden uitgegaan dat een interventie van de familie van de vrouw slechts in
een minderheid van de gevallen soelaas kan bieden. Een mishandelde vrouw heeft
desgewenst recht op een echtscheiding. In geval van huiselijk geweld kan van de
kant van de politie niet op bescherming gerekend worden.
Genitale verminking bij vrouwen (vrouwenbesnijdenis)
Naar schatting 98% van de Somalische meisjes ondergaat genitale verminking.
Van deze `besnijdenissen' vindt ruim 70% plaats door infibulatie en de overige in
een minder ingrijpende vorm, die ook wel sunna wordt genoemd. De ingreep vindt
meestal plaats bij de leeftijd tussen 6 en 10 jaar.245 In de steden worden meisjes op
jongere leeftijd (doorgaans 5 tot 9 jaar) besneden dan op het platteland, waar de
leeftijd kan oplopen tot 13 jaar. Eén bron meldde dat in de afgelopen twee jaar in
een paar uitzonderlijke gevallen meisjes op het platteland nog besneden werden op
14 en 15-jarige leeftijd.246 Geen van de overige geraadpleegde deskundigen op het
gebied van genitale verminking was bekend met gevallen van besnijdenis van
meisjes ouder dan 13 jaar. Bij een meisje ouder dan 13 jaar is de ingreep bijzonder
riskant en verloopt het genezingsproces langzaam.
Naast UNIFEM zijn tal van internationale NGO's actief op het gebied van de
emancipatie van Somalische vrouwen, inclusief het bestrijden van `female genital
mutulation' (FGM). Voorts zijn door lokale koepel-NGO's (Cogwa in Mogadishu,
Nagaad in Somaliland, NPA in Galkayo en WAWA in Bosasso) campagnes
opgezet met als doel genitale verminking van vrouwen in de Somalische
samenleving bespreekbaar te maken en ter discussie te stellen. Deze campagnes
richten zich op bewustwording onder de bevolking. Hierbij wordt uitgelegd dat
besnijdenis niets van doen heeft met religie, zoals de heersende opvatting wil,
maar alles met traditie. Daarnaast wordt gewezen op de gevaren van genitale
verminking. Een effectieve aanpak van genitale verminking is alleen mogelijk met
245 Volgens UNIFEM vindt besnijdenis bij Somalische meisjes plaats op 6-7 jarige leeftijd.
(Human rights and security in central and southern Somalia report, maart 2004).
246 Normaal gesproken vindt genitale verminking plaats in het regenseizoen, wanneer er niet veel
werk gedaan kan worden en de werkkracht van de dochter dus enige tijd gemist kan worden.
Als gevolg van de droogte in de afgelopen jaren was er echter geen sprake van een
regenseizoen. Bovendien liepen de inkomsten sterk terug, waardoor er soms geen geld was
voor de festiviteiten die na de besnijdenis plaats behoren te vinden. Om deze reden werd op
het platteland in de afgelopen jaren besnijdenis nogal eens uitgesteld; in een heel enkel geval
zelfs tot de leeftijd van 15 jaar.
71
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
de hulp van de imams en de sheiks, omdat het zeer moeilijk is gebleken de diep
ingewortelde traditie van vrouwenbesnijdenis te wijzigen. Vrijwel alle imams zijn
bereid gevonden hun gemeenschap te vertellen dat de Koran geen genitale
verminking, doch een zeer milde vorm van besnijdenis (zowel voor mannen als
voor vrouwen) voorschrijft, waaraan reeds is voldaan indien door een klein sneetje
een druppel bloed heeft gevloeid. Zowel de sheiks247 als de imams zijn inmiddels
over het algemeen overtuigd dat genitale verminking dient te worden uitgebannen,
maar vooral de sheiks zijn meestal niet bereid FGM actief te bestrijden, uit angst
zodoende hun gemeenschap tegen zich te keren.
Ook worden bijvoorbeeld Midgan- en Yibir vrouwen, die de ingreep doorgaans
uitvoeren, in de campagnes betrokken. Zij kunnen financiële steun van de NGO's
ontvangen wanneer zij zich op ander werk richten. Op 7 februari 2004, de
internationale dag van de vrouw, werd het jaar van Zero Tolerance met betrekking
tot FGM uitgeroepen. In een aantal Somalische steden, onder andere in
Mogadishu, Hargeisa en Bosasso, werd tegen FGM gedemonstreerd 248.
Volgens vertegenwoordigers van hulpverleningsorganisaties begint onder invloed
van deze campagnes een verschuiving plaats te vinden van de meest ingrijpende
vorm van FGM (infibulatie) naar de lichtere vorm van besnijdenis, de sunna249.
Deze sunna, die varieert van een een kleine snee in de clitoris tot het geheel
wegsnijden ervan. De voorlichtingscampagnes bereiken vooralsnog alleen de
grotere bevolkingscentra. Toegang tot het platteland wordt bemoeilijkt door
vrijwel afwezige infrastructuur.
Ondanks de campagnes wordt vrouwenbesnijdenis in de Somalische samenleving
nog steeds beschouwd als onderdeel van de cultuur en de identiteit van de vrouw.
Ouders willen om die reden hun dochters laten besnijden; van dwang is geen
sprake. Normaalgesproken laat de vader beslissingen inzake besnijdenis over aan
de moeder. Indien de vader, de moeder of het meisje zelf aangeeft geen
besnijdenis te wensen, zal de ingreep niet worden uitgevoerd. Echter, zoals gezegd
is FGM vooralsnog zo diep geworteld in de cultuur en traditie, dat slechts 2% van
de ouders er voor kiest de dochters niet te laten besnijden. In de praktijk zal het
niet voorkomen dat de meisjes zelf besnijdenis weigeren. Het gaat immers om
(zeer) jonge meisjes, die vaak juist zelf om besnijdenis vragen, omdat hun
vriendinnen ook besneden zijn en zij erbij willen horen en omdat ze uitkijken naar
het feest dat op de besnijdenis volgt.
247 De meeste clanleiders laten een sunna-besnijdenis uitvoeren.
248 Islam Online News Agencies, 7 februari 2004.
249 Volgens Ken Menkhaus hebben veel Somalische ulema's (islamitische schriftegeleerden)
reeds in het openbaar verklaard dat genitale verminking van vrouwen geen oorsprong heeft in
de Koran en dus moet stoppen (Warlords and Landlords: non-state actors and humanitarian
norms in Somalia, november 2003).
72
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Alle geraadpleegde deskundigen op het gebied van FGM achten het uitgesloten
dat ouders of meisjes daadwerkelijk gedwongen zouden worden tot genitale
verminking.250 Wel zal sprake zijn van druk vanuit de familie (met name de
grootmoeder) om aan de traditie te voldoen. In geval ouders er voor kiezen hun
dochters niet te laten besnijden, zal dit door de gemeenschap getolereerd worden,
hoewel ouders wel op onbegrip en spot kunnen rekenen. Om die reden komen
ouders die hun dochters niet hebben laten verminken, daar doorgaans niet openlijk
voor uit.251
Het komt veelvuldig voor dat in het buitenland verblijvende Somaliërs hun
dochters in Somalië laten besnijden. Ook een groot deel van de Somaliërs in
Europa (waaronder Nederland) laat meisjes nog steeds besnijden, veelal tijdens
vakantie in Somalië (jaarlijks komen meer dan 20.000 Somaliërs vanuit Europa
met vakantie naar Somalië252), maar de ingreep wordt ook uitgevoerd in grote
Somalische gemeenschappen (o.a. Birmingham, Leicester, Italië, Dubai). In het
afgelopen jaar werd in veel Noordeuropese landen, waaronder Nederland, de
wetgeving aangepast om genitale verminking ook strafbaar te stellen indien de
ingreep in het buitenland plaatsvond.253
In de grondwet van Somaliland is een verbod op FGM inbegrepen in het verbod
op schadelijke traditionele praktijken, terwijl in Puntland een expliciet verbod op
FGM is opgenomen in de wetgeving. Geen van de geraadpleegde NGO's die
Somalië rondreizen met bewustwordingscampagnes tegen FGM is ooit benaderd
door ouders, broers of zussen of de meisjes zelf met een verzoek besnijdenis te
helpen voorkomen. Er zijn geen gevallen bekend van aangifte bij de politie, dan
wel van rechtszaken die werden aangespannen wegens FGM. Van strafrechtelijke
vervolging van uitvoerders van FGM is geen sprake.
Naar inschatting van dezerzijds geraadpleegde deskundigen ondervinden
onbesneden vrouwen geen significante problemen bij het vinden van een
huwelijkspartner. Bij gearrangeerde huwelijken zullen ouders doorgaans nog wel
een besneden vrouw voor hun zoon kiezen. Bij daarop volgende huwelijken,
250 Dit geldt voor alle Somaliërs: zowel Somaliërs die permanent in Somalië verblijven, als
Somaliërs die op vakantie naar Somalië komen, als Somaliërs die terugkeren na een verblijf
in het buitenland.
251 Contrast 2, 30 januari 2004.
252 In zomer 2000 kwamen naar schatting van de luchtvaartmaatschappijen 15.000 Somaliërs
met vakantie naar Somaliland. Dit fenomeen doet zich echter in heel Somalië voor (hoewel
het meest in de relatief veilige gebieden), dus het totale aantal moet een stuk hoger liggen.
UNDP, Human Development Report Somalia 2001 .
253 Onder ander Esther Rosenberg, `Vechten tegen vooroordelen over besnijdenis', in NRC
Handelsblad, 6/7 maart 2004; Lidy Nicolasen, `Besnijdenis raakt uit taboesfeer', in de
Volkskrant, 4 maart 2004; BBC News, `Female Circumsision Act in force', 3 maart 2004;
Aftenposten, `Immigranten moeten weten dat gedwongen huwelijken verboden zijn', 28
maart 2004.
73
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
waarbij de man zelf kiest, zouden volgens verschillende bronnen veel mannen een
voorkeur hebben voor onbesneden vrouwen.
3.4.4 Minderjarigen
De positie van minderjarigen in Somalië, met name in het relatief onveilige
gebied, is sterk beïnvloed door ruim twaalf jaar van gewapende conflicten, met
alle ontwrichtende effecten van dien. In het gehele land staan de rechten van het
kind onder druk, hoewel er vooral in de relatief veilige gebieden ook bescheiden
positieve ontwikkelingen te melden zijn.
Bij het onderstaande dient te worden aangetekend dat in Somalië kinderen
traditioneel als volwassen worden beschouwd vanaf hun 15e jaar. Volgens het
Burgerlijk Wetboek (1973) is de leeftijd van meerderjarigheid 18 jaar; in de Wet
op de Somalische nationaliteit van 1962 is deze 15 jaar.
Kinderarbeid
In heel Somalië komt kinderarbeid veel voor. Daarbij moet worden bedacht dat
vele van de door kinderen uitgevoerde werkzaamheden (zoals hoeden van geiten
en schapen, helpen in de huishouding) in Somalië worden beschouwd als
onderdeel van de opvoeding. Andere kinderen, onder andere die behoren tot een
minderheidsgroep, werken buiten het gezinsverband, bijvoorbeeld als afwasser in
een restaurant, als schoenpoetser op straat of als vuilnisophaler.
Kindsoldaten
Volgens de onafhankelijke deskundige voor Somalië van de VN worden kinderen,
met name in het zuiden van het land, gerecruteerd in clanmilities.254 UNICEF
geeft aan dat recrutering van kinderen voor milities een groeiende trend is.255
Hierbij dient aangetekend te worden dat het in Somalische ogen bij recrutering
van 15-jarigen of ouder niet om kinderen gaat, maar om volwassenen. Overigens
komt het wel geregeld voor dat kinderen aanwezig zijn bij bijvoorbeeld
wegversperringen. Zij zijn dan echter meegegaan met hun vader of oudere broer
en maken geen onderdeel uit van de militie.
In Somalië is geen sprake van gedwongen recrutering bij de verschillende
clanmilities. Wel kunnen honger en armoede op straat levende jongeren ertoe
brengen zich bij milities aan te sluiten. Zij willen overleven en zijn op deze wijze
254 In zijn rapport E/CN.4/2003/115 (31 december 2002) geeft de onafhankelijke expert van de
VN aan dat er geen eenduidige gegevens m.b.t. kindsoldaten voor handen zijn. Hij heeft
echter geconstateerd, dat, hoewel in Somaliland en in Puntland geen kinderen in milities
dienen, in de Darawishta van Puntland toch enkele jongens van 16 jaar zijn opgenomen. In
zijn rapport van 30 november 2003 (E/CN.4/2004/103) citeert de VN-expert uit het rapport
van UNICEF (A study on child protection in Somalia) en geeft hij aan dat de gemiddelde
leeftijd van kindsoldaten 12 jaar is.
255 UNICEF, From perception to reality: a study on child protection in Somalia, december 2003.
74
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
tenminste verzekerd van onderdak en eten.256 Een politieke of ideologische
motivatie speelt bij hun keuze geen rol.
Alleenstaande kinderen
Mede als gevolg van de oorlog kent Somalië relatief veel alleenstaande kinderen.
Ouders kunnen zijn gedood, of het gezin kan uiteengerukt zijn. Alleenstaande
kinderen worden in beginsel opgevangen door de familie, hetzij van vaders-, hetzij
van moederskant. In het licht van de ontberingen die het leven in Somalië
traditioneel met zich brengt, is het niet ongebruikelijk dat kinderen worden
grootgebracht door anderen dan de ouders.257 Het feit dat er niettemin veel
kinderen op straat leven of zijn opgenomen in weeshuizen, duidt erop dat de
flexibiliteit van de extended family niet onbeperkt is.258 De burgeroorlog heeft in
een aantal gevallen het traditionele familienetwerk onder druk gezet, zo niet
ontwricht.
In Somalië bestaat een aantal weeshuizen. Een onderzoek van UNICEF in 2003 bij
34 weeshuizen geeft een wisselend beeld van de kwaliteit, ook gemeten naar
lokale maatstaven.259 De weeshuizen voorzien in dag- en nachtopvang, voeding,
kleding en scholing. Van de 18 weeshuizen die in het centrale deel van Somalië
en Puntland werden bezocht, werden van 13 de genoemde voorzieningen als
redelijk tot goed gekwalificeerd, 7 scoorden onvoldoende tot slecht. In Somaliland
werden voor hetzelfde onderzoek 16 weeshuizen bezocht: van 5 werd een
voldoende tot goede indruk gekregen, 11 onderkomens werden onvoldoende
bevonden. Niettemin waren de meeste kinderen ingenomen met de regelmatige
voeding en onderwijsmogelijkheden die zij in de weeshuizen ontvingen.
256 Joint Danish, Finnish, Norwegian and British fact-finding mission to Nairobi, Kenya, Report
on political, security and human rights in central and southern Somalia, maart 2004.
257 B. Helander, The Somali Family , 1993.
258 In Somalië is het concept van de extended familiy nog sterk aanwezig, waarbij weeskinderen
door gezinnen van familie in zeer brede zin worden opgevangen. Sinds de oorlog is het
moeilijker geworden opvanggezinnen te vinden omdat de meeste ouders al moeite hebben
hun eigen kinderen te onderhouden. Veel weeshuizen functioneren hierom als dagverblijven
waar kinderen scholing en eten krijgen, waarna ze 's avonds voor overnachting naar hun
opvanggezin gaan.
259 UNICEF, From Perception to Reality, a study on child protection in Somalia, december
2003.
75
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
4 Migratie
4.1 Motieven
Migratie binnen het woongebied der Somali, op zoek naar gebieden met
voldoende water en grasland voor de kuddes, vormt voor de nomadische
Somaliërs een eeuwenoude traditie. De val van het regime Barre en de daarop
volgende burgeroorlog hebben dit nomadische migratiepatroon verstoord. Meer
dan twee miljoen Somaliërs zochten een veilig heenkomen, zowel binnen Somalië
als in de buurlanden.
Sinds 1993 beperkt het geweld zich grotendeels tot het zuiden. Een groot deel van
de Somalische vluchtelingen is sindsdien vanuit met name Ethiopië en Kenia
teruggekeerd naar Somalië, met name naar de relatief veilige gebieden. Migratie
van Zuid-Somaliërs naar het noorden is in de loop der jaren sterk afgenomen. De
slechte veiligheidssituatie blijft voor Zuid-Somaliërs een reden om het land te
verlaten. 260 Daarnaast is sprake van omvangrijke migratie vanuit met name Zuid-
Somalië naar welvarender landen. Onderzoek onder Somalische emigranten toont
aan dat een belangrijke reden om Somalië te verlaten, het gebrek aan economische
perspectieven is: met name als gevolg van de burgeroorlog is Somalië een zeer
arm land, met hoge werkloosheid en gebrekkige voorzieningen op het gebied van
gezondheidszorg en onderwijs.
De Somalische migranten zijn voor het merendeel jonge mannen, die in het
buitenland (meestal de Golfstaten) werk willen zoeken, om met hun verdiensten de
in Somalië achter gebleven familieleden bij te staan.
4.2 Binnenlandse migratie: vestigingsmogelijkheden binnen Somalië
In deze paragraaf wordt besproken in hoeverre de verschillende Somali clans en
Somalische minderheidsgroepen zich kunnen vestigen261 in het relatief veilige
gebied in Somalië. Vervolgens wordt een beschrijving gegeven van de
leefomstandigheden van ontheemden in Somaliland en Puntland. Voor de vraag in
260 UNDP, Human Development report Somalia, 2001, p. 61. Uit navraag door UNHCR onder
Somalische migranten die te Jemen arriveren, blijkt dat 70% van hen primair om
economische redenen is vertrokken. 20% noemt veiligheid als de belangrijkste reden en 5%
onderwijs. Van de ondervraagde migranten is ruim 80% afkomstig uit de relatief onveilige
gebieden van Somalië. (UNHCR Jemen, december 2003). Zie paragraaf 2.4 voor meer
informatie over de sociaal-economische situatie in Somalië.
261 Tenzij anders aangegeven wordt met de term `vestigen' in dit hoofdstuk bedoeld: wonen,
verblijven, zich verplaatsen en in het levensonderhoud voorzien.
76
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
hoeverre bescherming door een Somali clan noodzakelijk is alsmede voor
informatie over criminaliteit en de effectiviteit van de politie in de relatief veilige
gebieden, wordt verwezen naar paragraaf 2.3.
4.2.1 Feitelijke vestigingsmogelijkheden
Leden van de Darod, Hawiye, Issaq en Dir clanfamilies (de nomadische
clanfamilies) kunnen zich in het algemeen veilig vestigen in het gehele
woongebied van de eigen clanfamilie in het relatief veilige deel van het land,
tenzij sprake is van ernstige, gewapende conflicten (elders in Somalië) in het
heden of recente verleden binnen de clanfamilie. Ook kunnen zij zich in het
algemeen veilig vestigen in gebieden waar andere clanfamilies de meerderheid
uitmaken of politiek overheersen, tenzij sprake is van ernstige, gewapende
conflicten (elders in Somalië) in het heden of verleden tussen betrokken
clanfamilies. Bescherming door de eigen clan(familie) is dus niet in alle gevallen
noodzakelijk. Als Somali zich vestigen in een gebied waar de eigen clan niet
overheerst, wordt wel van hen verwacht dat zij zich aanpassen aan de bestaande
machtsverhoudingen en dat zij zich niet politiek of economisch profileren.
De positie van een Somali die zich vestigt in het woongebied van een andere clan
of clanfamilie is sterker indien hij/zij bijvoorbeeld via moeder of echtgeno(o)t(e)
een relatie heeft met de overheersende clan. Somali die zich in het verleden
politiek of militair hebben geprofileerd in conflicten tegen een bepaalde clan,
kunnen problemen ondervinden bij vestiging in het woongebied van die clan.
Samengevat betekent het bovenstaande dat vestiging in het relatief veilige deel
van Somalië al dan niet in het woongebied van de eigen clan(familie) in veel
gevallen mogelijk is, maar ook aan beperkingen onderhevig is. Hieronder wordt
nog een aantal beperkingen en mogelijkheden voor specifieke clan(familie)s
genoemd, zoals die op dit moment nog steeds gelden. Ook wordt ingegaan op de
vestigingsgebieden van minderheden.
Bij dit alles dient aangetekend te worden dat Somaliland in oktober 2003 heeft
gedecreteerd dat Somaliërs die niet over banden met Somaliland beschikken, in
principe geen verblijfsrecht krijgen in Somaliland.
Hawiye
De Hawiye-clans hebben hun traditionele woongebied voornamelijk in de
provincies Hiiran, Mudug en Galgadud. In de verslagperiode vonden gevechten
plaats in de provincies Galgadud en Hiiran. In de provincie Mudug, waarvan het
zuiden wordt bewoond door Hawiye, kunnen Hawiye veilig verblijven. De enige
uitzondering vormt in principe het noorden van de stad Galkayo, dat door de
---
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Darod/Majerteen wordt bewoond. Het zuiden van Galkayo wordt wel door
Hawiye bewoond.262
Binnen de Hawiye clanfamilie stonden ook deze verslagperiode milities van Abgal
subclans tegenover elkaar in Mogadishu (zie paragraaf 2.2). In het algemeen zijn
de effecten van deze conflicten op het woongebied van de Hawiye in Centraal
Somalië beperkt. Voor het goede begrip moet worden vermeld dat de meeste
Hawiye sinds het uitbreken van de burgeroorlog in 1991 steeds in Mogadishu zijn
gebleven; Mogadishu wordt gedomineerd door Hawiye-clans.
Darod
Leden van Darod-clans (waaronder die van de Marehan) kunnen zich zonder
problemen vestigen in Puntland.
Leden van de Galgale clan die tot de Darod clanfamilie wordt gerekend, wonen
met leden van de Majerteen/Omar Mahamoud met name in Galkayo maar ook in
de rest van Puntland. De in het zuiden (Mogadishu) gevestigde leden van de
Galgale clan vormen een affiliatie met de Hawiye/Abgal.
Rahanweyn en Digil
De Rahanweyn en Digil zijn tijdens de gewelddadigheden in de jaren `90
herhaaldelijk het slachtoffer geworden van moord, plundering en andere
mensenrechtenschendingen. Vanaf juni 1999 verbeterde de veiligheidssituatie in
hun traditionele woongebieden, met de verovering van de provincies Bay en
Bakool door het RRA. Sinds de oprichting van het regionale bestuur van de State
of Southwestern Somalia op 1 april 2002 is de situatie echter weer verslechterd.
Gezien het voortduren van de gewapende conflicten blijkt het RRA niet in alle
gevallen in staat de orde en veiligheid in Bay en Bakool te handhaven.
In het noorden van Somalië verblijven duizenden Rahanweyn en Digil, waarvan
naar schatting 6.000 in Puntland (aldaar dikwijls Eelay genoemd, naar één van de
Rahanweyn-clans). Hun positie is (iets) sterker dan die van andere ontheemden uit
het zuiden, omdat ze althans gedeeltelijk onder de clanwetten vallen, zij het als
minder `nobel'.
Specifieke clans
Shekhal
Als aangegeven in 3.4.2 wonen de Shekhal als families tussen andere clans, met
name de Hawiye clans Habar Gedir en Abgal, maar in mindere mate ook de
Darod/Majerteen. De meeste Shekhal wonen in het zuiden (onder andere in de
steden Merka en Mogadishu), maar ook in Galkayo verblijven Shekhal.
262 Zie paragraaf 2.3 voor meer informatie over de veiligheidssituatie in Galkayo.
78
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Ajuraan
De Ajuraan zijn in de Somalische samenleving volledig geaccepteerd en
huwelijken met leden van onder andere Darod/Majerteen komen voor. Ajuraan
worden niet als minderheid gezien en hebben derhalve een hogere status dan de
Midgan. Er zijn duizenden Ajuraan woonachtig in Puntland, met name in Bosasso.
In het afgelopen jaar hebben zich daarnaast ontheemden van de Ajuraan uit
Somaliland naar Bosasso begeven.
Galadi
Voorzover bekend verblijven er slechts zelden leden van de Galadi in de relatief
veilige gebieden in Somalië en hebben zij er traditioneel ook nooit gewoond.
Jaji
Als vermeld (zie 3.4.2) leven de Jaji langs de kust van Somalië en voorzien met
vissen in hun bestaan. De Jaji stammen af van een clan, bijvoorbeeld van de
Hawiye/Abgal of van de Darod/Majerteen. Het enige onderscheid tussen de Jaji en
de overige clanleden is dat de Jaji als gevolg van economische noodzaak het als
minderwaardig beschouwde beroep van visser zijn gaan uitoefenen. In tijden van
vrede kunnen de Jaji-leden van beide clans zonder problemen met elkaar omgaan.
Dit zal echter niet het geval zijn wanneer sprake is van conflicten tussen Hawiye-
en Darodclans. Leden van de Jaji kunnen dan voor bescherming terug vallen op de
clan waarmee zij verbonden zijn. In Puntland wonen de Jaji aan de kust bij
Bosasso en langs de kust met de Indische oceaan.
Minderheden
Ook minderheidsgroepen hebben zich in Somaliland en Puntland gevestigd, zij het
in verschillende aantallen. Of en zo ja, in hoeverre, zij zich ook in de overige
gebieden van het relatief veilige deel van Somalië hebben gevestigd, is
grotendeels onbekend.
Bantu
Naar schatting hebben enkele duizenden Bantu zich gevestigd in Somaliland en
Puntland. In Bosasso bedraagt hun aantal ongeveer 3.000. In Galkayo wonen circa
2.000 Bantu, verspreid over zowel het zuidelijke stadsdeel (dat wordt
gedomineerd door de Hawiye/ Habar Gedir/Sa'ad) als het noordelijke standsdeel
(waar de Darod/Majerteen het voor het zeggen hebben).
Benadiri
Benadiri, ook wel Reer Hamar genoemd, komen vrijwel niet voor in het noorden
van Somalië (in Bosasso maximaal 100). De aantallen zijn te klein om algemene
uitspraken over te doen. In de periode 1992-1996 passeerden veel Benadiri Noord-
79
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Somalië263, op doorreis naar (onder meer) Jemen. Slechts weinigen zijn gebleven,
bijvoorbeeld na een huwelijk met een inwoner van dit gebied.
In Centraal-Somalië bestaat een affiliatie tussen de Reer Hamar/Dabarweyn en de
Hawiye/Hawadle, van welke clan leden van de Dabarweyn bescherming
ontvangen.
Bajuni
De Bajuni verblijven, voor zover dezerzijds bekend, niet in Puntland of
Somaliland. Zij wonen voornamelijk op de eilanden voor de zuidkust van Somalië
en zijn werkzaam in de visserij (zie 3.4.1).
Reer Brava en Eyle
Van de Reer Brava en de Eyle is niet bekend of en zo ja, in welke getale zij in het
noorden van Somalië leven.
Gaboye (beroepskasten Midgan, Tumal en Yibir)
Ten aanzien van de beroepskasten dient een onderscheid gemaakt te worden
tussen enerzijds diegenen die van oudsher in Noord-Somalië wonen en traditioneel
een cliënt-relatie hebben met de Darod- of Issaq clanfamilie en anderzijds
diegenen die afkomstig zijn uit Zuid- en Centraal Somalië en traditioneel een
cliënt-relatie hebben met de Hawiye clanfamilie.
Na de oorlog tussen de SNM en president Barre, eind jaren tachtig, brak er voor
leden van de Gaboye in Somaliland, niet alleen vanwege hun achtergestelde
economische positie, een moeilijke tijd aan. Veel leden van deze groepen hadden
destijds dienst genomen in het regeringsleger van president Barre. Hierdoor
werden de Gaboye na afloop van de oorlog door de Somalilanders als verraders
beschouwd. Er zijn in Somaliland echter tekenen van een veranderende houding
onder de Somalilanders. Teruggekeerde Gaboye vluchtelingen hebben een groot
deel van hun vooroorlogse bezittingen herkregen.264 Hun beroepsmogelijkheden
zijn nog steeds grotendeels beperkt tot de traditionele beroepen zoals kapper en
schoenmaker.265
263 Noord-Somalië omvat Somaliland, Puntland en het zuiden van de provincie Mudug.
264 In 1998 zijn tenminste 2.000 Gaboye teruggekeerd, grotendeels uit Ethiopië, vooral naar
Hargeisa. Rebuilding from the ruins: Somaliland Centre for Peace and Development/War-
torn Societies Project (WSP).
265 Plan of Action for Repatriation, Rehabilitation and Reintegration, Initiative of the
Administration of Somaliland with the support of UNDP and UNHCR, juli 1999. Zie ook:
Joint British, Danish and Dutch factfinding mission to Nairobi, Kenya: Report on minority
groups in Somalia , 17-24 september 2000.
80
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
In Puntland worden de leden van beroepskasten die van oudsher in het gebied
wonen en een cliënt-relatie hebben met de Darod/Majerteen, de `Majerteen
Midgan'266, als autochtoon geaccepteerd.
Er is daarnaast een groep Midgan woonachtig in de ontheemdenkampen in
Bosasso. Doorgaans betreft het Midgan die voor de burgeroorlog met de
Darodclans naar het zuiden waren getrokken, en die medio jaren negentig wegens
de vijandelijkheden tussen de Darod en de Hawiye met de Darod terugkeerden
naar Puntland.
Leden van beroepskasten die van oudsher in Zuid- en Centraal Somalië woonden
en traditioneel een cliënt-relatie hadden met de Hawiye, de `Hawiye Midgan' (ook
wel zuidelijke Midgan genoemd), zijn voor zover bekend niet of nauwelijks
woonachtig in Puntland en Somaliland, al dan niet in ontheemdenkampen.
Vestiging in Puntland of Somaliland zou voor hen moeilijk zijn: aansluiting bij de
Darod-Midgan (ook wel noordelijke Midgan genoemd) zal niet gemakkelijk
lukken en de Hawiye-Midgan zouden naar verwachting in een ontheemdenkamp
terechtkomen, waar hun positie zeer kwetsbaar zou zijn.
Naar verwachting zullen de Hawiye-Midgan minder problemen ondervinden bij
het zoeken van aansluiting bij de Hawiye clans in het relatief veilige gebied in
Mudug.
Voor de goede orde wordt herhaald dat de Gaboye - naar de aard van deze groep -
geen eigen traditioneel woongebied hebben.
4.2.2 Positie van ontheemden267
Door de burgeroorlog raakten 1,5 à 2 miljoen mensen ontheemd binnen
Somalië268, en vluchtten ruim een half miljoen Somaliërs naar met name de
buurlanden. Het oplaaiende en voortdurende geweld in het zuiden van Somalië
dreef vele Somaliërs naar veiliger gebieden en steden in het noorden. Eind jaren
negentig was sprake van grootschalige, vrijwillige terugkeer naar Somalië vanuit
de buurlanden. Een deel van de terugkerende vluchtelingen269 kreeg assistentie
van UNHCR.
266 In het Report on Minority Groups in Somalia (Joint British, Danisch and Dutch factfinding
mission, september 2000) kent de Midgan twee sub-groepen, t.w. de Madhiban en de Musa
Dheere.
267 In dit ambtsbericht wordt met ontheemden bedoeld Somaliërs die door externe
omstandigheden (veiligheids- en/of economische redenen) zijn gedwongen hun woonplaats te
verlaten en in hun nieuwe woongebied (in Somalië) nog niet (volledig) zijn geïntegreerd.
268 Schattingen zijn moeilijk te maken, alleen al omdat ontheemden die door
verwanten/clangenoten worden opgenomen, niet meer als zodanig zichtbaar zijn.
269 In dit ambtsbericht wordt met teruggekeerde vluchtelingen bedoeld de Somaliërs die door
externe omstandigheden (veiligheids- en/of economische redenen) zijn gedwongen hun land
te verlaten en die sindsdien zijn teruggekeerd naar Somalië met als doel zich daar wederom
permanent te vestigen.
81
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Sinds de burgeroorlog zijn de steden in de relatief veilige gebieden explosief
gegroeid, deels door toestroom van ontheemden uit het zuiden en deels door
migratie van het platteland naar de steden. Zo groeide Bosasso van 7 à 8.000 naar
circa 200.000 inwoners270 en Hargeisa van enige tienduizenden naar een half
miljoen271.
De omvang van de hervestiging in Noord-Somalië is niet precies bekend. Veel
ontheemden wisten zich duurzaam te hervestigen in hun nieuwe woongebied.
Deze ontheemden beschikten vrijwel altijd over banden met de bewoners van hun
nieuwe woongebied, bijvoorbeeld omdat zij van dezelfde clanfamilie (in brede
zin) afkomstig zijn, of omdat een familielid272 afkomstig is uit het nieuwe
woongebied. Ook andersoortige banden voorzagen in een sociaal vangnet, zoals
relaties met oude schoolvrienden, buren of zakenpartners.273
Voorts is een aanzienlijke groep ontheemden in de afgelopen tien jaar
doorgetrokken naar het buitenland, met als uiteindelijke bestemming doorgaans de
Golflanden of het Westen.
In de rest van dit hoofdstuk zal de groep ontheemden die inmiddels goed
geïntegreerd is in het noorden, buiten beschouwing worden gelaten. Met de term
ontheemden wordt in het onderstaande de groep mensen aangeduid, die in
ontheemdennederzettingen woonachtig is en slechts in geringe mate is
geïntegreerd in de nieuwe woonplaats. Overigens zullen ook nieuw gearriveerde
ontheemden die over banden met de bewoners van hun nieuwe woongebied
beschikken, doorgaans worden opgenomen binnen de gemeenschap en dus na
enige tijd niet langer als ontheemden zichtbaar zijn. Tegelijkertijd geldt dat
ontheemden die niet over dergelijke banden beschikken, vrijwel zonder
uitzondering in armzalige ontheemdennederzettingen terecht zullen komen, zonder
reële kans op daadwerkelijke integratie.
Sinds 1995 is het aantal ontheemden gestabiliseerd op circa 350.000 mensen,
waarvan circa 250.000 in en rond Mogadishu. In Puntland wordt het aantal
ontheemden op ruim 30.000274 geschat, waarvan rond Bosasso 28.000. In
Somaliland verblijven thans nog 5.800 ontheemden.275
270 Schatting Vertegenwoordiging Europese Commissie te Bosasso, juni 2004. Volgens de
autoriteiten van Bosasso heeft de stad thans 600.000 inwoners; UNDP ging (in 2001)
daarentegen uit van 60.000 inwoners (UNDP, Human Development Report Somalia 2001 , p.
58).
271 Schattingen UNDP-vertegenwoordiging te Hargeisa, september 2003.
272 Bv. vader, moeder, oom, tante, grootouder van een van beide echtelieden.
273 UNDP, Human Development Report Somalia, 2001.
274 UNSC, Report of the SG on the situation in Somalia, 9 juni 2004.
275 OCHA Regional Support Office, Affected populations in the Horn of Africa Region, 31 mei
2004.
82
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Het leeuwendeel van de ontheemden verblijft derhalve in de relatief onveilige
gebieden. In het onderstaande wordt de positie van de circa 36.000 ontheemden in
Puntland en Somaliland beschreven. Deze beschrijving is vooral gebaseerd op
eigen onderzoek ter plaatse, omdat in relevante rapporten de verzamelde
informatie veelal wordt samengevat tot een beschrijving van de situatie van
ontheemden in Somalië in algemene zin, zonder onderscheid te maken tussen de
leefomstandigheden van de circa 310.000 ontheemden (ongeveer 90%) in de
relatief onveilige gebieden en de veel kleinere groep ontheemden (ongeveer 10%)
in de relatief veilige gebieden.276
Ontheemden in Puntland
In Puntland zijn in de afgelopen jaren meer dan 100.000 mensen zelf, en ruim
6.000 met assistentie van UNHCR uit de buurlanden teruggekeerd.277 Thans
verblijven nog circa 30.000 ontheemden in ontheemdennederzettingen in
Puntland, waarvan 28.000 in Bosasso (op een stad met circa 200.000 inwoners)278
en circa 2.400 in Galkayo.279 De meerderheid van de ontheemden in en rond
Bosasso is afkomstig uit Zuid-Somalië en bestaat voornamelijk uit Rahanweyn,
Ajuraan en leden van de minderheden Midgan en Bantu. Veel ontheemden zijn al
zo'n tien jaar woonachtig in de provisoire ontheemdennederzettingen. Daarnaast
zijn in het afgelopen jaar zo'n 2.000 ontheemden (met name Ajuraan) vanuit
Somaliland gearriveerd, als gevolg van het Somalilandse decreet dat alle
"buitenlanders" dienden te vertrekken. Voorts zijn er Ethiopische vluchtelingen in
Bosasso, voor het merendeel etnisch Somaliërs uit de aangrenzende Ogadenregio,
dikwijls als tussenstop op doorreis naar de Golfstaten. 280
In Bosasso zijn thans in totaal acht spontane nederzettingen van ontheemden
aanwezig, doorgaans kampen genoemd.281 Het aantal inwoners per kamp varieert
tussen 1.500 en 8.000 personen. De kampen worden niet door een
276 Bv. NRC/Global IDP Report, Profile of internal displcement in Somalia, 6 mei 2004, waaruit
een algemene samenvatting over ontheemden in Somalië werd aangehaald in het rapport van
de VN-mensenrechtenexpert voor Somalië (E/CN.4/2004/103, 30 november 2003);
Vluchtelingenwerk Nederland haalt in het rapport Put to the Test van juni 2004, eveneens
algemene conclusies over Somalische ontheemden aan uit het NRC-rapport en het rapport
van de VN-mensenrechtenexpert.
277 UNHCR, Position on the return of rejected Somali asylumseekers to Somalia, januari 2004.
278 Volgens de gemeente Bosasso bevinden zich in en rond de stad zo'n 75.000 ontheemden uit
het zuiden.
279 OCHA Regional Support Office, Affected populations in the Horn of Africa Region, 31 mei
2004.
280 Informatie van de NGO Africa-70, juli 2004; Khalid Medani (UN consultant), Report on
internal migration and remittance inflows, 2000.
281 Onderstaande informatie is verzameld tijdens een werkbezoek aan Bosasso in juni 2004,
waarbij een tweetal ontheemdenkampen (Boqolka Bush, waar 1.600 gezinnen, d.w.z. 8.000
mensen, en het kamp Ajuran met 680 families, d.w.z. 3.400 mensen) werd bezocht en werd
gesproken met kampbewoners, lokale en internationale NGO's, internationale organisaties en
de lokale autoriteiten.
83
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
vluchtelingenorganisatie of de autoriteiten beheerd, doch door de bewoners zelf,
die zich georganiseerd hebben in door hen zelf gekozen kampcomités.282
Ontheemden van dezelfde clan of minderheid wonen bij elkaar, waardoor de
kampen een verschillende etnische samenstelling hebben. De acht grote
nederzettingen vallen om die reden verder onder te verdelen in zo'n 20 min of
meer etnisch homogene kampen, die dikwijls vlak naast elkaar liggen. De meeste
bewoners zijn vrouwen en kinderen.283 De mannen hebben vaak meerdere
vrouwen en werken doorgaans in de bouw (Bantu), als vakman, veelal kleermaker
(Midgan), of ze bedelen (Ajuraan en Rahanweyn). De meeste vrouwen werken als
schoonmaker, straatveger of vuilnisophaler.284 Veel kinderen verdienen bij als
schoenpoetser. Volgens de kampbewoners is het niet moeilijk werk te vinden in
Bosasso, maar ligt het loon heel erg laag. Over het algemeen verdienen de
bedelaars meer geld dan de vaklui, omdat de inwoners van Bosasso, conform
islamitische traditie, doorgaans vrijgevig zijn tegenover bedelaars. De ontheemden
hebben het afgelopen jaar de effecten gemerkt van de economische achteruitgang:
mede door inflatie werden de lonen lager en namen de opbrengsten van het
bedelen af.
De kampterreinen zijn particulier eigendom van inwoners van Bosasso. In de
meeste kampen moeten de bewoners aan de eigenaar huur betalen voor het stuk
grond dat zij in gebruik hebben. Voor de behuizing, die uit schamele hutjes
bestaat, moeten de bewoners zelf zorgen. In sommige kampen vraagt de eigenaar
geen huur, maar worden relatief hoge prijzen in rekening gebracht voor de
(weinige) faciliteiten, zoals watertappunten, latrines en een levensmiddelenwinkel,
waar bewoners feitelijk verplicht zijn hun inkopen te doen. Al met al zijn de
bewoners van kampen waar huur wordt betaald, goedkoper uit. Ook in de kampen
waar huur betaald wordt, dient water gekocht te worden. Er zijn verschillende
watertappunten, in handen van concurrerende eigenaars. De bewoners achten de
waterprijs betaalbaar.285 In de kampen zijn tal van kleine winkeltjes met diverse
koopwaar die door de bewoners zelf worden geëxploiteerd. De zeer populaire
openlucht bioscoop van het kamp Boqolka Bush zit de meeste avonden helemaal
vol.286
282 In deze kampcomités hebben zowel mannen als vrouwen zitting. In het kamp Boqolka Bush
wordt de functie van voorzitter door een vrouw wordt bekleed.
283 Voor heel Somalië geldt dat 75% van de ontheemden vrouwen en kinderen zijn. Zie
Vluchtelingenwerk Nederland, Put to the test, juni 2004, p. 7.
284 Volgens het rapport van UNCU/UN-OCHA, A report on internally displaced persons in
Somalia 2002, zijn veel ontheemden betrokken bij fysiek zwaar, eenvoudig en laag betaald
werk.
285 Maximaal SoSh 500 voor 20 liter. Wisselkoers op 16 september 2003: 1 EUR = SoSh
3360,46.
286 Een bioscoopkaartje kost SoSh 2.000. In de bioscoop worden voornamelijk `Bollywood'
films vertoond.
84
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Hulporganisaties als UNICEF en Africa-70 proberen de voorzieningen in de
kampen te verbeteren. Zo heeft UNICEF voor sanitaire voorzieningen gezorgd.
Groot probleem hierbij is echter dat zodra er voorzieningen worden aangebracht,
de landeigenaar deze feitelijk confisqueert door voor het gebruik ervan (relatief
veel) geld te vragen. Om deze reden gebruiken de bewoners zelfgemaakte, gratis
latrines binnen het kamp287 of doen ze hun behoefte buiten het kamp, in plaats van
gebruik te maken van de kwalitatief veel betere sanitaire voorzieningen die door
UNICEF werden geschonken.288
De NGO Africa-70 probeerde in het kamp Boqolka Bush het vuilnisprobleem289
aan te pakken door vuilniscontainers te plaatsen. Deze worden echter evenmin
gebruikt omdat hierin alleen vuilnis in zakken mag worden gedeponeerd.
Aangezien vuilniszakken geld kosten, wordt de vuilnis nog steeds illegaal op het
vlak buiten het kamp gelegen strand gedeponeerd.290 Ook in andere kampen vormt
vuilnis een belangrijk probleem. Om de verspreiding van ziekten tegen te gaan,
proberen hulporganisaties tenminste een keer per jaar de vuilnishopen te laten
verwijderen. Hulporganisaties in Puntland kampen echter met een groot gebrek
aan donorfondsen, waardoor zij niet in staat zijn de ontheemden voldoende
voorzieningen te bieden.
De kampbewoners ervaren de slechte behuizing en het gebrek aan betaalbare
sanitaire voorzieningen, veroorzaakt door de problemen met de landeigenaren, als
de grootste problemen.291 De ontheemden wonen in schamele, van afvalmateriaal
(hout, board en plastic) gebouwde hutten, die onvoldoende bescherming bieden
tegen het harde klimaat van Bosasso (droog, harde wind en het heetst van heel
Somalië, met `s zomers temperaturen oplopend tot 40 graden). Het klimaat leidt
tot gezondheidsproblemen, met name bij kinderen. Bovendien is er een aanzienlijk
risico op brand; door de harde wind kan een kookvuurtje gemakkelijk brand
veroorzaken. Landeigenaren, die maximale huuropbrengsten wensen, laten
287 Omdat een aantal latrines inmiddels vol is en de landeigenaar het niet toestaat nieuwe te
maken wegens het risico van grondwatervervuiling, doen de bewoners steeds vaker hun
behoefte buiten het kamp, hetgeen op weerstand stuit bij de autoriteiten en inwoners van
Bosasso.
288 Ook in de kampen waar geen huur wordt betaald, maar wel moet worden betaald voor
gebruik van de latrines, proberen de bewoners geld uit te sparen door hun behoefte te doen
op het onbebouwde terrein in de nabijheid van het kamp. Dit leidt echter geregeld tot
problemen met de eigenaren van die stukken land.
289 De vuilnishopen in of nabij de kampen vormen een bron van besmettelijke ziektes, met name
cholera. Bovendien leidt het dumpen van afval, net buiten het kamp door de bewoners tot
veel ongenoegen bij de autoriteiten en inwoners van Bosasso. In Bosasso zelf bestaat
namelijk een (redelijk) effectief vuilnisophaalsysteem.
290 Vuilniszakken kosten 500 SoSh per zak.
291 Ook tijdens de gesprekken die de onafhankelijke VN-expert voerde, werd de landkwestie het
belangrijkste probleem genoemd. UN Economic and Social Council, Commission on Human
Rights: Report of the independent expert, E/CN.4/2004/103, 30 november 2003, p. 15.
85
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
kampbewoners hun hutten dicht naast elkaar bouwen. Hierdoor kan brand zich
snel verspreiden door het kamp.292
Formeel is het ontheemden toegestaan zelf land te kopen in Bosasso. In de praktijk
zijn land- en huiseigenaren echter vrijwel nooit bereid aan ontheemden te
verkopen, omdat de inwoners van Bosasso het verblijf van de ontheemden als
tijdelijk beschouwen en dat zo wensen te houden. Volgens verschillende bronnen
zijn er wel een paar Bantu die een huis hebben gekocht. De meeste ontheemden
willen overigens geen land kopen293; ook zij zelf ervaren hun verblijf in Bosasso
als tijdelijk, totdat ze naar hun eigen woongebied, doorgaans in Zuid-Somalië,
kunnen terugkeren, waar het land veel vruchtbaarder is en het klimaat milder. Wel
hebben ontheemden behoefte aan een betere rechtspositie ten aanzien van de
landeigenaren waarvan zij hun land huren.294 Het betreft daarbij niet primair de
hoogte van de huren, doch het verbod voorzieningen in eigen beheer aan te leggen.
De veiligheid in de kampen wordt eveneens als probleem ervaren. Hierbij gaat het
om diefstal en in een enkel geval een geweldsdelict. Aangifte bij de politie leidt
wel tot onderzoek en gedurende bijvoorbeeld een week tot meer patrouilles, doch
in de meeste gevallen blijkt de politie niet in staat de dieven op te sporen. Volgens
de kampbewoners is dit echter niet het gevolg van discriminatie.
Alle gesprekspartners in Bosasso stellen dat (seksueel) misbruik van vrouwen daar
slechts zelden voorkomt (zie voor meer informatie hierover paragraaf 3.4.3).
De kampbewoners hebben zelf koranscholen opgericht, waar basisonderwijs wordt
gegeven. Volgens hen gaan de meeste kinderen naar school en is er geen tekort
aan schoolplaatsen. Ouders betalen een gering, betaalbaar bedrag aan schoolgeld.
Behalve een aantal vroedvrouwen is medische zorg in de kampen niet aanwezig.
De bewoners kunnen voor behandeling terecht bij het algemeen ziekenhuis in
Bosasso295 en in de door UNICEF opgerichte `Mother and Child Healthcare
Centers', die voor kinderen geheel gratis zijn en ook voor volwassenen bijna niets
kosten. Ontheemden hebben gelijke rechten op medische voorzieningen als de
permanente inwoners van Bosasso. Volgens kampbewoners worden zij in het
ziekenhuis niet gediscrimineerd. Volgens UNICEF krijgen ontheemden weliswaar
ongehinderd toegang tot de medische faciliteiten, doch maakt veel medisch
292 Jaarlijks worden tientallen, soms honderden onderkomens van ontheemden door brand
verwoest. Zie ook rapportage daarover in UN Economic and Social Council, Commission on
Human Rights: Report of the independent expert, E/CN.4/2003/115, 31 december 2002 en
E/CN.4/2004/103, 30 november 2003.
293 Verreweg de meeste ontheemden beschikken uiteraard ook helemaal niet over voldoende
geld om land te kunnen kopen.
294 De onzekerheid over huur en eigendom van land vormt voor het merendeel van de
ontheemden de grootste zorg, aldus UNCU/UN-OCHA in A report on internally displaced
persons in Somalia, 2002.
295 De kosten van medische behandeling in dit ziekenhuis worden door kampbewoners
betaalbaar geacht. Zo kost een operatie circa SoSh 10.000.
86
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
personeel het door hun houding duidelijk aan ontheemden dat zij niet gewenst
zijn, reden waarom de ontheemden wel naar de zorgcentra komen wanneer ze
ernstig ziek zijn, maar zelden langskomen voor minder ernstige
gezondheidsproblemen en periodieke controles.
Er bestaat onder de bewoners een grote mate van solidariteit; binnen een kamp
behoort iedereen dan ook tot dezelfde familie in brede zin. De sterkeren helpen de
zwakkeren, waardoor volgens de bewoners niemand honger lijdt. UNICEF wijst er
echter op dat 15% van de kinderen verschijnselen van ondervoeding vertoont.
Alleenstaande vrouwen met kinderen worden door andere bewoners beschermd.
Volgens alle ter plaatse geraadpleegde bronnen hebben zo goed als alle nieuwe
ontheemden die uit het zuiden komen familie of bekenden in Bosasso, bij wie zij
in eerste instantie gastvrij worden opgevangen, totdat zij met hulp van hun clan- of
groepsgenoten een eigen bestaan hebben kunnen opbouwen. Ontheemden die niet
over dergelijke contacten beschikken, hebben het een stuk moeilijker. Zij zullen
zich doorgaans voor hulp tot de moskee en/of clan- of groepsgenoten wenden.
Volgens hulporganisaties te Bosasso slagen alle ontheemden er tot nu toe in
uiteindelijk opgenomen te worden binnen een ontheemdenkamp. Overigens is het
aantal nieuwe ontheemden zeer gering; de meeste bewoners van de kampen wonen
daar al vele jaren. Wel zijn er veel ontheemden uit het zuiden die korte tijd296 in de
stad of in de kampen doorbrengen, op doorreis naar Jemen.
Galkayo
In Galkayo bevinden zich circa 2.400 ontheemden.297 De ontheemden wonen
verspreid door de stad, met een concentratie op de green line. Voorts is er nabij
het vliegveld (in het noorden) een ontheemdenkamp, waar met name Bantu en
Rahanweyn uit de buurt van Baidoa verblijven. De hutjes waarin de ontheemden
verblijven zijn even schamel als die in Bosasso. Ook in Galkayo is de relatie
tussen de ontheemden en de verhuurders van het land waarop hun onderkomens
gebouwd zijn, problematisch. Zo meldt Artsen zonder Grenzen dat de Majerteen
niet bereid waren aan een groep Bantu ontheemden meer land te verhuren dan
thans het geval is.298
De gezondheidszorg in Galkayo is dankzij Artsen zonder Grenzen van relatief
goede kwaliteit. Ontheemden hebben gelijke rechten op toegang tot het
ziekenhuis. Echter, als gevolg van discriminatie door met name de Majerteen,
296 Doorgaans een paar dagen tot enkele weken.
297 Cijfers van UN OCHA, mei 2004. Overigens werd voorjaar 2003 vanuit Kenia een groep
van 2.880 vluchtelingen door de UNHCR naar Galkayo in Puntland overgebracht (AFP
persbericht, 13 mei 2003). Naar verwachting bevindt een deel van deze vluchtelingen zich
thans in ontheemdennederzettingen. Een lokale hulpverlener schat het aantal ontheemden in
Galkayo op 15.000.
298 MSF Holland, The situation in Galkayo , mei 2004.
87
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
wordt in de praktijk de toegang tot gezondheidszorg tot op zekere hoogte
belemmerd.299
Ondanks de grotere risico's die ontheemden in Galkayo lopen, willen de meeste
van hen niet naar Bosasso verhuizen, onder andere omdat het leven in Bosasso
veel duurder is en het klimaat er veel zwaarder is.
Ontheemden in Somaliland
In Somaliland zullen naar verwachting van UNHCR eind 2004 alle Somalische
vluchtelingen die oorspronkelijk uit Somaliland afkomstig zijn, uit buurlanden als
Ethiopië en Djibouti zijn teruggekeerd. Deze terugkeer, die vanaf 1997 op gang is
gekomen, heeft rond de steden in Somaliland grote opvangproblemen veroorzaakt,
waardoor vele duizenden terugkeerders zich tijdelijk vestigden in spontane
nederzettingen. Na verloop van tijd werd de huisvesting van ontheemden door de
lokale autoriteiten en UNHCR meer gereguleerd, door terrein -doorgaans vlak
buiten de stad- aan te wijzen waar de ontheemden hun onderkomens mochten
bouwen. In de ontheemdennederzettingen in Somaliland zijn met hulp van
UNHCR, UNDP, gespecialiseerde VN-organisaties300 en lokale en internationale
NGO's in de loop der jaren basisvoorzieningen aangelegd op het gebied van
watervoorziening, basisgezondheidszorg en onderwijs. Daarnaast werd de
allerkwetsbaarsten onderdak geboden. Ook zijn er projecten om reïntegratie te
bevorderen, onder andere door opleidingen te verzorgen en micro-kredieten te
verschaffen voor startende ondernemers.301
Ook in Somaliland wonen de ontheemden in armzalige hutten, die ze zelf
gebouwd hebben van afvalmateriaal. Brand is ook hier een risico. De meeste
kampbewoners zijn vrouwen en kinderen, die voor hun inkomen voornamelijk van
bedelen afhankelijk zijn.302
In 2003 werd het aantal terugkeerders door de Somalilandse autoriteiten op meer
dan 600.000 geschat.303 Het betrof voor het merendeel terugkeerders uit Ethiopië
en Somaliërs die Djibouti waren uitgezet. In 2004 is het aantal terugkeerders een
stuk lager: in de periode tot medio augustus zijn 9.200 mensen teruggekeerd naar
299 Zo meldt MSF Holland dat Majerteen in de wachtkamer voordringen omdat ze het niet
acceptabel achten te moeten wachten op bijvoorbeeld een Bantu. MSF Holland, The situation
in Galkayo, mei 2004.
300 Onder andere UNICEF en de WHO.
301 Zo kreeg een groep vrouwen geld om een eerste hoeveelheid handelswaren te importeren
vanuit Dubai, waarna ze deze waren op de markt konden verkopen om met de opbrengsten
weer nieuwe verkoopwaar te kunnen aanschaffen. VTW Gesprekken met UNDP en lokale
NGO's, Somaliland, sept. 2003.
302 UN Economic and Social Council,Commission on Human Rights: Report of the independent
expert, E/CN.4/2004/103, 30 november 2003, p. 16.
303 UN Economic and Soacial Council, Commission on Hyman Rights: Report of the
independent expert, E/CN.4/2004/103, 30 november 2003, p. 15.
---
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Somaliland.304 Over het algemeen worden de terugkeerders door familie
opgevangen. Slechts een deel verblijft gedurende langere tijd in de
ontheemdennederzettingen. Volgens officiële VN-cijfers verblijven in Somaliland
nog slechts 5.800 ontheemden, waarvan ruim 4.000 in de hoofdstad Hargeisa.305
Niet duidelijk is welke definitie bij deze berekening is gehanteerd. In de stedelijke
krottenwijken, die even armzalig zijn als de officiële ontheemdennederzettingen,
zijn vele tienduizenden Somalilanders woonachtig, die het afgelopen decennium
vanuit het platteland naar de stad zijn getrokken, dan wel zijn teruggekeerd vanuit
bijvoorbeeld Ethiopië.
Nadat Zuid-Somalische aanhangers van Al-Ittihad moordaanslagen hadden
gepleegd op buitenlandse hulpverleners in Somaliland306, besloot de Somalilandse
regering (in oktober 2003) dat alle ontheemden die niet (oorspronkelijk) uit
Somaliland afkomstig waren, het land dienden te verlaten. Er is geen sprake van
gedwongen uitzettingen.307 Wel is het Zuid-Somalische ontheemden zeer duidelijk
te kennen gegeven dat ze niet langer welkom zijn. De meeste van hen zijn in het
afgelopen jaar naar Puntland of naar Jemen vertrokken.
In het algemeen kan worden gesteld dat ontheemden in de relatief veilige delen
van Somalië een marginale, geïsoleerde positie in de samenleving innemen. Zij
bevinden zich daardoor in een kwetsbare positie en zijn vaker dan gemiddeld het
slachtoffer van criminaliteit. De mate van kwetsbaarheid van ontheemden is
(uiteraard) mede afhankelijk van de hulpbronnen (geld, vaardigheden) waarover
zij beschikken. In het algemeen bevinden ontheemden zich echter in een
aanmerkelijk slechtere sociaal-economische positie dan de lokale bevolking. Van
vervolging door de lokale autoriteiten is geen sprake. Discriminatie door de lokale
bevolking komt voor, doch ernstige incidenten hebben zich voor zover bekend in
ieder geval in Somaliland en Bosasso niet voorgedaan. De bevolking staat echter
niet open voor daadwerkelijke integratie in hun gemeenschap van ontheemden die
geen enkele band met hun clan hebben.
4.3 Internationale migratie
Reismogelijkheden
Over land kunnen Somaliërs het land ongehinderd in en uit reizen. Dit is overigens
in lijn met een eeuwenoude nomadische traditie. De zuidgrens met Kenia is geheel
304 UN OCHA, Update Affected populations in the Horn of Africa Region, 15 september 2004.
305 Hargeisa 4.200; Burao 360; Yirowe 300; Berbera 360. UN OCHA Regional Support Office,
Affected populations in the Horn of Africa Region, 31 mei 2004.
306 Zie paragraaf 2.3 voor meer informatie hierover.
307 UN OCHA Regional Support Office, Affected populations in the Horn of Africa Region, 31
mei 2004; UN OCHA, Update Affected populations in the Horn of Africa Region, 15
september 2004.
89
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
open, dat wil zeggen zonder bewaking308. De 1600 kilometer lange grens met
Ethiopië in het westen is eveneens open. In het droge, slecht toegankelijke
grensgebied bestaat een aantal overgangen zoals bijvoorbeeld bij de plaatsen
Menelik, Tarara, Shilabo, Yeed, Ferfer, El Berde en Borama. Grenscontrole vindt
nauwelijks plaats. Veel (vracht)verkeer tussen beide landen vindt plaats buiten de
grensposten om309.
Vanuit de omliggende landen en vanuit de Verenigde Arabische Emiraten (VAE)
zijn een aantal bestemmingen in Somalië meerdere keren per week per vliegtuig te
bereiken.
Vanuit Dubai voeren Juba Airlines, African Express en Daallo Airlines, via
Djibouti dan wel via Berbera (Somaliland) of via Asmara, lijnvluchten uit naar
Hargeisa, Galkayo, Bosasso, Burao en Mogadishu (vliegveld K-50). Daallo
Airlines vliegt vanuit Nairobi regelmatig op de steden Mogadishu (vliegveld K-
50), Galkayo en Hargeisa.
Vanuit Addis Abeba vliegt Ethiopean Airlines dagelijks, behalve op dinsdag, op
Hargeisa310.
Vanwege de korte en in slechte staat verkerende landingsbanen van de vliegvelden
in Somalië worden de vluchten uitgevoerd met kleine vliegtuigen die maximaal 50
passagiers kunnen vervoeren. Naar verluidt geniet de reisroute via Nairobi,
vanwege de vluchtfrequentie en de bestemmingen in Somalië, de voorkeur van de
Somalische reizigers. Hargeisa is het drukste vliegveld binnen Somalië. Per maand
ontvangt het circa 8.000 passagiers en 350 ton vracht.
De Somali Civil Aviation Caretaker Authority is belast met het beheer van het
luchtruim en de vliegvelden in Somalië. Functionarissen van deze dienst zijn
slechts op vijf vliegvelden in het noorden van Somalië aanwezig, te weten in
Hargeisa, Berbera, Burao, Galkayo en Bosasso. Controle van documenten en
vracht op deze vliegvelden geschiedt door de lokale luchthavenstaf.311 Vaak
moeten de passagiers bij de inreis en uitreis vliegveldbelasting betalen. Bij inreis
dienen buitenlanders bovendien in bezit zijn van een visum. Voor de landing en
vluchtafhandeling dient de vliegtuigmaatschappij afzonderlijk te betalen.
308 UNDP, Somalia desk Nairobi, 9 december 2003. Volgens het Africa Research Bulletin
(uitgave mei 2003) zou Kenia in mei 2003 twee bataljons soldaten langs de grens met
Somalië hebben gestationeerd als maatregel in zijn strijd tegen het terrorisme.
309 UN Security Council, Report of the panel of experts on the situation of the arms embargo
against Somalia, 4 november 2003. Ook in het Report of the monitoring group on
violations of the arms embargo against Somalia van 11 augustus 2004 wordt gesproken
over `the porous borders and the heavy human traffic across this border'.
310 Volgens verzamelde dienstregelingen van desbetreffende luchtvaartmaatschappijen
311 Tijdens bezoek Buza-missie, eind juni 2004, werden op vliegveld Bosasso bij in- en uitreis de
paspoorten van de missieleden door vliegveldpersoneel gecontroleerd en afgestempeld. De
toegang to het vliegveld was bewaakt.
90
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
De overige vliegvelden in Somalië opereren op gezag van de lokale krijgsheren
die deze als privé-ondernemingen beheren. Zo is, vanwege de sluiting van de
internationale luchthaven van Mogadishu in 1995, de TNG uitgeweken naar het
voormalige militaire vliegveld Balidogle. Krijgsheer Mohammed Qanyare Afrah
beheert de Daynile landingsbaan bij Mogadishu (veel qat vluchten en tevens een
bestemming van VN vluchten) en krijgsheer Ahmed Duale beheert vliegveld K-50
(kilometerpaal 50) langs de weg naar Merka. Het vliegveld in Baidoa is in handen
van de RRA. Ook op deze vliegvelden moet voor de landing en afhandeling van
een vlucht een bedrag door de vliegtuigmaatschappijen worden betaald dat
varieert van USD 200 tot USD 300. Op geen van deze vliegvelden worden
passagiers naar hun reisdocumenten gevraagd.312
Bij toegang tot Somaliland via het vliegveld van Hargeisa vindt controle van
reisdocumenten plaats. Onbekend is of eveneens documentcontrole plaatsvindt bij
grensovergangen van Somaliland met Ethiopië en Djibouti.
Reisdocumenten
Door het wegvallen van een centrale overheid in 1991 is er geen internationaal
erkende instantie meer die Somalische paspoorten uitgeeft of de geldigheidsduur
ervan verlengt. Reisdocumenten die doorgaan voor Somalische paspoorten zijn in
Somalië en in de buurlanden op de markten te koop. Daarnaast geven enkele
Somalische missies in het buitenland reisdocumenten af. Daarvan zijn Genève,
Caïro, Rome, Dubai, Damascus, Djibouti, Sana'a, Jeddah en Koeweit als
afgifteplaatsen bekend. In Dar es Salaam bestaat een afgiftebureau van Somalische
reisdocumenten binnen de Italiaanse ambassade.
Het komt geregeld voor dat Somaliërs paspoorten weten te verwerven van de
buurlanden Kenia, Ethiopië, Jemen en Djibouti door zich uit te geven voor
staatsburgers van die landen. Dit is mogelijk omdat aldaar geen mechanismen313
aanwezig zijn om Somaliërs uit Somalië te onderscheiden van etnisch Somaliërs
die van oudsher in die landen wonen.
Officieel worden Somalische paspoorten internationaal niet erkend. Echter, bij
gebrek aan een alternatief reisdocument waarmee Somaliërs kunnen reizen,
worden deze reisdocumenten in de praktijk wel als reisdocument geaccepteerd
door de landen van de Europese Unie, de buurlanden van Somalië en de
Golfstaten.314
312 Informatie o.a. afkomstig van UN Security Council, Report of the panel of experts on
violations of the arms embargo against Somalia, 4 november 2003, S 2003/1035.
313 Met mechanismen wordt bedoeld: bijvoorbeeld betrouwbare bevolkingsregistratie of
herkenningstechnieken.
314 Dezerzijds is niet bekend welke andere landen Somalische paspoorten in de praktijk als
reisdocument accepteren.
91
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Het Somalische paspoort wordt officieel evenmin als bewijs van identiteit erkend.
De Nederlandse overheid accepteert het paspoort als reisdocument, doch niet als
bewijs van identiteit.
Omdat Somaliland internationaal niet wordt erkend, worden de paspoorten
afgegeven door de autoriteiten van dat land evenmin erkend en ook niet als
reisdocument geaccepteerd. De meeste Somalilanders reizen dan ook met een
Somalisch paspoort. President Riyale Kahin heeft aangegeven met deze praktijk in
te stemmen.315
In april 2004 besloten de Keniaanse autoriteiten uit veiligheidsoverwegingen
houders van Somalische paspoorten zonder visum niet meer op Keniaans
grondgebied toe te laten.316 Somaliërs die in de transithal op het vliegveld wachten
op een aansluitende vlucht, hebben geen visum nodig.
De autoriteiten van de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) maakten begin mei
2004 bekend dat ook zij met onmiddellijke ingang geen visa meer geven aan
houders van Somalische paspoorten. Somaliërs die in bezit zijn van een
verblijfsvergunning voor de VAE zijn hiervan uitgezonderd. 317 Ook op
vliegvelden binnen de VAE geldt dat Somalische paspoorthouders geen visum
nodig hebben zolang zij in transit verblijven.
Bestemmingslanden
Sinds 1995 is sprake van een gestage daling van het aantal Somalische
vluchtelingen in de regio, mede als gevolg van inspanningen van UNHCR om
vrijwillige terugkeer te faciliteren (zie paragraaf 4.4). In de buurlanden van
Somalië verblijven thans circa 400.000 door UNHCR als vluchteling
geregistreerde Somaliërs. Het totale aantal Somalische migranten in de buurlanden
is echter veel hoger. Zo bevindt zich in Kenia, waar alle vluchtelingen in principe
verplicht zijn in kampen in het onherbergzame noorden te blijven, een wijk in
Nairobi (Eastleigh) waar zo'n 100.000 Somaliërs wonen. Voor een groot deel
betreft het Somaliërs die illegaal in Kenia verblijven; voor een ander deel zijn het
etnisch Somalische Kenianen.
In Europa steeg het aantal asielaanvragen van Somaliërs in 2003 met ongeveer
15% ten opzichte van 2002 en kwam uit op 12.690 (waarvan in Nederland 451).
Met dit aantal stond Somalië in 2003 op de zesde plaats in de Europese top tien
315 BBC persbericht, 24 oktober 2003.
316 Wel werden visa afgegeven aan de Somalische deelnemers aan het vredesoverleg. Houder
van een Somalisch reisdocument moeten thans een visum schriftelijk aanvragen bij de
Keniaanse immigratiedienst. Indien de aanvraag wordt gehonoreerd ontvangt de aanvrager
een toestemmingsbrief die hij/zij na aankomst op de luchthaven van Nairobi aan de
immigratiedienst moet overhandigen. Het visum wordt niet in het Somalische reisdocument
geschreven.
317 BBC News, 10 mei 2004.
92
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
van herkomstlanden.318 In de eerste helft van 2004 was de instroom een kwart
lager dan het jaar daarvoor: 3.936 Somalische asielzoekers. Thans staat Somalië
als herkomstland op de 15e plaats.319
In Nederland werden door Somaliërs in 2004 gedurende de periode januari tot en
met oktober 637 asielaanvragen ingediend; 62% meer dan over dezelfde periode in
2003. Somalië bezet in Nederland reeds lange tijd de tweede plaats op de lijst van
herkomstlanden.320
Zoals gezegd, is nog steeds sprake van omvangrijke migratie vanuit met name
Zuid-Somalië naar welvarender landen. De Somalische migranten zijn voor het
merendeel jonge mannen, die in het buitenland (meestal de Golfstaten) werk
willen zoeken, om met hun verdiensten de in Somalië achtergebleven familieleden
bij te staan. Wanneer de gezinsleden meegaan naar de buurlanden, komt het
geregeld voor dat Somalische mannen hun vrouwen en kinderen achterlaten in de
vluchtelingenkampen in Kenia, Ethiopië en Jemen waar de behoeften aan voedsel,
water, onderwijs en gezondheidszorg gedekt zijn. De mannen trekken doorgaans
naar de steden, om daar werk te zoeken.321
De meest gebruikte mogelijkheid om Somalië te verlaten, is per boot naar Jemen,
meestal vanuit Bosasso. Naast officiële veerboten, varen er tal van boten van
mensensmokkelaars. De overtocht kost 10-50 US dollar en duurt circa 48 uur. Het
komt regelmatig voor dat mensensmokkelaars hun passagiers slecht behandelen.
Voorts komt het voor dat boten kapseizen doordat ze te zwaar beladen zijn of, in
geval de kustwacht nadert, dat passagiers overboord gegooid worden om
veroordeling wegens mensensmokkel te voorkomen. Maandelijks arriveren circa
10.000 Somaliërs in Jemen, terwijl het gemiddeld aantal Somalische reizigers van
Jemen naar Somalië veel lager is. Slechts 10-15% laat zich in Jemen als
vluchteling registreren. Slechts 3-5% (met name vrouwen en kinderen) reist door
naar het opvangkamp Al Kharaz (nabij Aden). 70-80% reist door naar de rijke
Golfstaten (50-60% naar Saudi-Arabië, de rest naar Oman en de VAE) om daar
werk te zoeken. Een paar procent vervolgt de reis (illegaal) naar Europa.
Jaarlijks gaan naar schatting zo'n 25.000 Somaliërs vanuit Europa met vakantie of
voor zakelijk bezoek naar Somalië.322 Voor zover kan worden nagegaan
318 IGC, European Asylumtrends 2003.
319 UNHCR, Asylum Levels and Trends in Industrialized Countries, 27 augustus 2004.
320 Nummer 1 is Irak; nummer 2 ( "nationaliteit onbekend" ) niet meegerekend. INDIAC,
Asylum Trends November 2004, 5 november 2004. INDIAC is een onderdeel van de IND.
321 De kampen worden om die reden voornamelijk door vrouwen, kinderen en bejaarden
bewoond. UN-OCHA, Affected populations in the Horn of Africa Region, 31 mei 2004.
322 In zomer 2000 kwamen naar schatting van de luchtvaartmaatschappijen 15.000 Somaliërs
met vakantie naar Somaliland. Zie UNDP, Human Development Report: Somalia 2001 .
Volgens de in Bosasso (in juni 2004) geraadpleegde bronnen doet dit fenomeen zich in
gelijke mate voor in Puntland en in mindere mate ook in de relatief onveilige gebieden. Het
93
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
beschikken de meeste van hen over zowel een Europees als een Somalisch
paspoort. Het komt veelvuldig voor dat ouders hun dochters tijdens de vakantie
laten besnijden (zie hierover paragraaf 3.4.3). Ook komt het volgens verschillende
bronnen vaak voor dat in westerse landen woonachtige ouders hun kinderen een
paar jaar bij familie in Somalië laten wonen, om goede moslims te worden en de
Somalische cultuur te leren kennen. Dit komt meer voor bij jongens dan bij
meisjes, en vooral in de leeftijdsgroep 8 tot 14 jaar. Ook als ouders problemen
ervaren met de opvoeding van hun kinderen, komt het geregeld voor dat zij hun
kinderen een paar jaar naar Somalië sturen. Deze verwesterde kinderen hebben het
vaak moeilijk; ze komen arrogant over op hun leeftijdgenoten, waardoor ze niet
geaccepteerd en dikwijls ook gepest worden.
Terugkeer
Somaliërs die terugkeren naar Somalië ondervinden geen hinder van de lokale
autoriteiten bij de inreis. In de relatief onveilige gebieden komt het voor dat
reizigers tijdens de rit van het vliegveld naar de stad worden opgewacht door
milities of criminelen, die al hun bezittingen stelen en hierbij soms zeer
gewelddadig te werk gaan. Ook lopen Somaliërs die vanuit het buitenland naar de
relatief onveilige gebieden zijn gereisd een verhoogde kans op kidnapping, omdat
de criminelen verwachten dat zij over (relatief) rijke familie in het buitenland
beschikken.323
Als gevolg van het decreet van oktober 2003 kunnen Somaliërs die niet over
banden met Somaliland beschikken, in principe geen verblijfsrecht krijgen in
Somaliland. In de rest van Somalië bestaan geen formele beperkingen ten aanzien
van vestiging.324
Voor georganiseerde (vrijwillige) terugkeer naar Somaliland en Puntland is de
instemming van de lokale autoriteiten nodig. UNHCR heeft in de afgelopen jaren
vele duizenden Somaliërs helpen terugkeren naar Somalië, vooral naar het
Noorden. De autoriteiten in Somaliland en Puntland wijzen hierbij echter op de
beperkte mogelijkheden om terugkeerders werk en voorzieningen te bieden.
De Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) faciliteert eveneens de
terugreis van Somaliërs die vrijwillig naar Somalië willen terugkeren.
In 2004 (tot en met 22 november) zijn vanuit Nederland 21 Somaliërs vrijwillig
teruggekeerd met de hulp van het IOM. Zes van hen wensten naar Mogadishu
terug te keren, één naar Luuq (zuidelijke provincie Gedo), dertien naar Hargeisa
totale aantal Somalische reizigers is derhalve waarschijnlijk meer dan het dubbele, maar zal
naar verwachting in ieder geval niet lager liggen dan 25.000.
323 Joint Danish, Finnish, Norwegian and British fact-finding mission to Nairobi, Kenya :
Human Rights and security in central and southern Somalia, januari 2004.
324 Volgens de grondwet van Puntland is het iedere Somaliër toegestaan in Puntland te wonen,
werken en reizen.
94
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
(Somaliland) en één naar Bosasso (Puntland)325. Een Somaliër was in het bezit van
een Somalisch reisdocument, de andere twintig maakten de terugreis met een EU-
staat.
4.4 (Landen van) eerste ontvangst
Het grootste deel van de Somalische vluchtelingen is gevlucht naar de buurlanden
Kenia, Ethiopië en Jemen en verblijft daar in UNHCR-kampen.
In Kenia verblijven zij in de kampen Kakuma (22.860) en in Dadaab (132.208).326
UNHCR zorgt voor basisvoorzieningen in deze kampen. In Dadaab wordt
basisonderwijs gegeven.327 De vluchtelingen bevinden zich in een sociaal-
economisch zeer slechte positie, hoewel hun situatie in het algemeen beter is dan
die van de etnisch Somalische Kenianen die in de buurt van de kampen
woonachtig zijn. Bovendien is er een groot veiligheidsprobleem. Verkrachting
komt veelvuldig voor, meestal door Somalische bandieten die de grens oversteken,
maar soms ook door Keniaanse politieagenten.328 De vluchtelingen mogen de
kampen in principe niet verlaten, behoudens speciale omstandigheden zoals in
geval van medische behandeling of om onderwijs te volgen. Veel Somaliërs laten
zich derhalve niet als vluchteling registreren, doch verblijven illegaal in met name
Nairobi en Mombasa. De registratie als vluchteling geschiedt door UNHCR op
prima facie-basis. Het is in de praktijk niet mogelijk een verblijfsvergunning (als
vluchteling) van de Keniaanse autoriteiten te krijgen, waardoor duurzame
integratie in Kenia niet tot de mogelijkheden behoort.329
Voor zover bekend heeft refoulement vanuit Kenia nooit plaatsgevonden, deels
ook vanwege praktische problemen, omdat het voor de Keniaanse autoriteiten
lastig is onderscheid te maken tussen Keniaanse en Somalische etnisch Somali.
In Ethiopië verblijven de Somalische vluchtelingen in de kampen Kebribeyah
(12.351) en Aisha (10.968). UNHCR zorgt voor basisvoorzieningen in deze
kampen. WFP heeft van tijd tot tijd, wanneer de donorfondsen tekort schoten, de
voedselrantsoenen moeten verminderen.330 De vluchtelingen bevinden zich in een
sociaal-economisch zeer slechte positie, hoewel hun situatie in het algemeen beter
is dan die van de Ethiopiërs zelf. De vluchtelingen mogen de kampen in principe
niet verlaten, behoudens speciale omstandigheden zoals in geval van medische
behandeling. Veel Somaliërs laten zich derhalve niet als vluchteling registreren,
325 Aantallen en bestemmingen volgens opgave IOM Nederland, 22 november 2004.
326 UN-OCHA, Affected populations in the Horn of Africa Region, 31 mei 2004.
327 UNHCR News Stories, 15 oktober 2004.
328 US Department of State, Somalia Country Reports on Human Rights Practices 2003, 25
februari 2004.
329 Zonder verblijfsvergunning is het vluchtelingen bijvoorbeeld niet toegestaan in Kenia te
werken. VTW rapportage HMA Addis en IGC.
330 UN-OCHA, Affected populations in the Horn of Africa Region, 31 mei 2004.
95
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
doch verblijven illegaal in met name Addis Abeba. De registratie als vluchteling
geschiedt door UNHCR op prima facie-basis. Het is in de praktijk niet mogelijk
een verblijfsvergunning (als vluchteling) van de Ethiopische autoriteiten te
krijgen, waardoor duurzame integratie in Ethiopië niet tot de mogelijkheden
behoort.331
Voor zover bekend heeft refoulement van Somaliërs vanuit Ethiopië nooit
plaatsgevonden, deels ook vanwege praktische problemen, omdat het voor de
autoriteiten lastig is onderscheid te maken tussen Ethiopische en Somalische
etnisch Somali.
In Jemen bevinden zich 46.606 Somalische vluchtelingen, waaronder 10.145 in
het kamp Al Kharaz nabij Aden.332 In Jemen worden Somaliërs door de
autoriteiten op prima facie basis als vluchteling erkend. Sinds 2001 registreerde
UNHCR in Jemen jaarlijks circa 12.500 nieuwe vluchtelingen uit Somalië. In de
periode vanaf september 2003 was de maandelijkse instroom zo'n 30% hoger dan
gemiddeld, waarschijnlijk als gevolg van de droogte en het Somalilandse decreet
dat alle "buitenlanders" het land dienden te verlaten.
UNHCR zorgt voor goede basisvoorzieningen in kamp Al Kharaz en in de steden
Aden (in de wijk Basateen, waar duizenden Somaliërs wonen) en Sana'a. Dankzij
UNHCR zijn de voorzieningen op het gebied van bijvoorbeeld gezondheidszorg
en onderwijs beter dan die van de meeste Jemenieten333. Somaliërs hebben meer
moeite om regulier werk te vinden dan de lokale bevolking, waardoor in dat
opzicht hun positie slechter is. De bevolking van Jemen stelt zich over het
algemeen gastvrij op tegenover de historisch-cultureel aan hen verwante
Somaliërs, ondanks de grote armoede en werkloosheid waar ook Jemenieten mee
te kampen hebben. Voor zover bekend heeft refoulement van Somaliërs vanuit
Jemen nooit plaatsgevonden.334
Voor meer informatie over de situatie van Somalische vluchtelingen in een aantal
landen van eerste ontvangst wordt verwezen naar het ambtsbericht `Somaliërs in
derde landen' van 28 februari 2002.
331 Zonder verblijfsvergunning is het vluchtelingen bijvoorbeeld niet toegestaan in Ethiopië te
werken.
332 Het werkelijke aantal bewoners van kamp Al Kharaz, dat op een paar uur rijden afstand ligt
van Aden, bedraagt circa 7.000, vrijwel allemaal vrouwen en kinderen. Veel vluchtelingen
(met name mannen) wonen in werkelijkheid in Aden, maar komen regelmatig langs in Al
Kharaz om hun familie op te zoeken en aanwezig te zijn bij distributie van
voedselrantsoenen.
333 Overigens mag de lokale, Jemenitische bevolking eveneens gebruik maken van de door
UNHCR aangelegde voorzieningen.
334 Volgens de Jemenitische wetgeving is uitzetting mogelijk in geval vluchtelingen een
bedreiging voor de nationale veiligheid vormen (o.a. personen die een misdaad hebben
begaan, verdacht worden van terrorisme of die met HIV/aids besmet zijn). In de praktijk is
voor zover bekend geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.
96
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
4.5 Beleid van andere Europese landen
Hieronder wordt het toelatings- en terugkeerbeleid ten aanzien van Somalische
asielzoekers van een aantal Europese landen beschreven. De gegevens over het
toelatings- en terugkeerbeleid van Somalische asielzoekers in deze Europese
landen zijn beperkt tot die van België, Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en
Zwitserland.335
België
De verzoeken van Somalische asielzoekers worden volgens de gangbare procedure
behandeld, dat wil zeggen elk verzoek wordt individueel op de asielvoorwaarden
getoetst. Er is geen sprake van subsidiaire bescherming van bepaalde categorieën
asielzoekers uit Somalië. Wel bestaat bijzondere aandacht voor de aanvragen van
leden van Somalische minderheidsgroepen, Somalische vrouwen en (in bepaalde
gevallen) Somalische journalisten.
Gedwongen terugkeer van afgewezen Somalische asielzoekers naar Somalië
(inclusief Somaliland en Puntland) vindt niet plaats.336 Wel worden Somalische
asielzoekers, die België via derde landen zijn binnen gekomen, na afwijzing naar
deze landen terug gebracht. In 2003 zijn bijvoorbeeld twee Somaliërs vanuit
België naar Kenia uitgezet nadat kon worden aangetoond dat zij uit dit land
afkomstig waren.
Denemarken
Denemarken maakt bij de behandeling van aanvragen van asielzoekers uit Somalië
geen onderscheid naar het gebied van afkomst in dat land. Op grond van een
nieuwe vreemdelingenwet die op 1 juli 2002 in werking is getreden, worden in het
toelatingsbeleid geen speciale categorieën vreemdelingen onderscheiden. Alle
asielverzoeken worden individueel behandeld.
Sinds 1 juli 2002 krijgen asielzoekers uit Centraal- en Zuid-Somalië niet meer
automatisch de vluchtelingenstatus. Asielverzoeken worden afgewezen indien de
aanvragers in hun woongebied bescherming kunnen verkrijgen.
Met de de facto regering van Somaliland heeft Denemarken in juli1997 een
terugname-overeenkomst gesloten. Eind 2003 is deze overeenkomst zonder
wijzigingen verlengd. Vrijwel alle asielzoekers afkomstig uit dit gebied worden
afgewezen en teruggestuurd. Uitzettingen naar Puntland en Centraal- en Zuid-
Somalië hebben nog niet plaatsgevonden. Hieraan ligt geen beleidsmatige reden
ten grondslag.
335 De gegevens over het toelatings- en terugkeerbeleid van België dateren van 2 augustus 2004,
van Denemarken van 6 oktober 2004, van het VK van 28 juli 2004 en van Zwitserland van 4
augustus 2004.
336 Redenen hiervan zijn de algemene toestand in Somalië en het ontbreken van technische
mogelijkheden voor terugkeer van afgewezen Somalische asielzoekers (rechtstreekse
vluchten).
97
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Verenigd Koninkrijk
Het Verenigd Koninkrijk maakt sinds oktober 2002 geen onderscheid meer in de
behandeling van aanvragen van asielzoekers uit Somalië. Somalische asielzoekers
kunnen zich per die datum evenmin kwalificeren voor subsidiaire bescherming
(exceptional leave to remain). Niettemin kan in individuele gevallen deze
bescherming alsnog worden gegeven indien terugkeer van deze personen naar het
land van herkomst in strijd zou zijn met art. 3 EVRM.
Bijzondere aandacht wordt geschonken aan asielaanvragen van leden van
minderheidsgroepen uit Somalië, met name die van de Bajuni, de Bravanese en de
Benadiri.
In augustus 2003 heeft het Verenigd Koninkrijk met de de facto regering van
Somaliland een terugnameovereenkomst afgesloten. Volgens opgave van de Britse
IND vindt terugkeer van afgewezen asielzoekers daadwerkelijk plaats, niet alleen
naar Somaliland, maar ook naar de rest van Somalië.337
Zwitserland
Zwitserland heeft geen speciaal beleid; aanvragen van asielzoekers uit Somalië
worden op individuele basis getoetst. Aanvragen van mannelijke meerderjarige
asielzoekers die ofwel in Somaliland of Puntland woonden, ofwel daar clanbanden
hebben, worden in het algemeen afgewezen. Somalische asielzoekers die
afkomstig zijn uit het overige gebieden komen in aanmerking voor een tijdelijke
verblijfstatus met uitzondering van degenen die een crimineel verleden hebben.
De asielaanvragen van Somalische vrouwen, die bij terugkeer te vrezen hebben
voor genitale verminking, hebben de bijzondere aandacht van de Zwitserse
autoriteiten. Uitzetting van afgewezen Somalische asielzoekers naar Somaliland
en Puntland wordt verantwoord geacht, doch wordt vanwege het ontbreken van
een terugnameovereenkomst met de betreffende Somalische autoriteiten niet
geëffectueerd. Terugkeer naar Somalië vindt alleen op vrijwillige basis plaats.
4.6 Activiteiten van internationale organisaties
In Somalië is een groot aantal NGO's, VN- en andere internationale organisaties
actief en vertegenwoordigd, met aanwezigheid van lokale zowel als - in mindere
mate - internationale staf. Vanwege de veiligheidssituatie worden de activiteiten
doorgaans evenwel beheerd vanuit Nairobi, Kenia. Het reizen in en naar Somalië,
met name door internationale staf, is omkleed met veiligheidsmaatregelen, waarbij
steeds wordt gedifferentieerd naar tijd en plaats. Lokale staf kan er over het
algemeen makkelijker opereren. Van het ICRC is alle internationale staf in
337 In een artikel in The Observer van 24 oktober 2004 wordt een brief van het Home Office
aangehaald waarin staat vemeld dat de Britse autoriteiten in de eerste zes maanden van 2004
ongeveer 100 afgewezen Somalische asielzoekers naar Somalië hebben teruggestuurd.
98
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Nairobi gestationeerd, terwijl in Somalië alleen lokale staf werkt. Indien mogelijk
worden wel bezoeken door internationale stafleden aan Somalië gebracht.
De internationale aanwezigheid in Somalië is met name gericht op humanitaire
hulp en rehabilitatiehulp. Om een indicatie te geven van de schaal van de
activiteiten: het voor 2004 door de VN aan de internationale gemeenschap
gevraagde bedrag voor hulp aan Somalië (het Consolidated Appeal) bedroeg
USD 119 miljoen. Van dit benodigde bedrag was medio augustus 2004 slechts
29,4% ingezameld.338
UNHCR ondersteunt programma's voor georganiseerde vrijwillige terugkeer van
groepen Somaliërs uit Ethiopië, Kenia, Djibouti, Jemen en Egypte naar
Somaliland en Puntland.
Positie UNHCR339
In zijn analyse van de veiligheidssituatie in Somalië maakt UNHCR een
onderscheid in een noordelijk stabiel en een zuidelijk instabiel deel van
Somalië.340 Instabiel betekent hier `zonder lokale besturen die de veiligheid van
burgers in voldoende mate kunnen garanderen'. Deze indeling is niet statisch maar
afhankelijk van ontwikkelingen. UNHCR bevordert actief de terugkeer van
Somaliërs afkomstig uit het noordelijke deel van Somalië, te weten Somaliland en
Puntland. `Afkomstig uit' moet worden gelezen als er eerder geruime tijd (meer
dan een jaar) hebben gewoond.
UNHCR vraagt altijd om toestemming van de lokale autoriteiten alvorens
vluchtelingen te repatriëren naar Somalië. UNHCR faciliteert alleen vrijwillige
terugkeer. De UNHCR-steun behelst dan alleen het vervoer, niet de materiële
steun die men normaliter ontvangt bij georganiseerde terugkeer.
Naast het terugkeerprogramma steunt UNHCR projecten in Noord-Somalië die
reïntegratie van terugkerende vluchtelingen en ontheemden bevorderen en de
opvangcapaciteit verhogen. Dergelijke projecten zijn er op gericht om de gehele
gemeenschap ten goede te komen en op die wijze de (migratie)situatie te helpen
stabiliseren. Ondanks deze inspanning van UNHCR en (inter)nationale NGO's
blijven de noden van terugkeerders hoog.
Naar het oordeel van UNHCR kunnen Somalische vluchtelingen die uit
Somaliland of Puntland afkomstig zijn, daar thans veilig terugkeren. Uitzondering
338 UN, Update affected Populations in the Horn of Africa Region, 15 september 2004.
339 UNHCR, UNHCR Position on the return of rejected asylum-seekers to Somalia, januari
2004.
340 Het noordelijk stabiel deel van Somalië omvat Somaliland en Puntland; de rest van Somalië
beschouwt UNHCR als instabiel.
---
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
vormen vluchtelingen die gegronde vrees hebben in hun herkomstgebied te
worden vervolgd.
UNHCR wijst grootschalige gedwongen terugkeer naar Somaliland en Puntland
af, omdat de absorptiecapaciteit van deze gebieden overbelast is. De sociaal-
economische situatie is slecht en de voorzieningen op het gebied van
gezondheidszorg en onderwijs zijn zeer gebrekkig. Terugkeerders zullen over het
algemeen in een slechtere sociaal-economische positie komen te verkeren dan de
lokale bevolking. Vrouwen en kinderen behoren in dit kader tot de meest
kwetsbare groepen. Tot slot brengt UNHCR onder de aandacht dat vrouwen,
kinderen en jongeren na langdurig verblijf in het buitenland, bij terugkeer in
Somalië in een kwetsbare positie kunnen komen te verkeren omdat hun gewoonten
en taalgebruik mogelijk veranderd zijn. Dit zou bij de lokale bevolking afwijzing
en mogelijk geweld op kunnen roepen. Om deze redenen dienen staten in ieder
individueel geval zorgvuldig te bekijken of asiel verleend dient te worden op
humanitaire gronden.
Met betrekking tot gedwongen terugkeer van afgewezen Somalische asielzoekers
is UNHCR van mening dat terugkeer alleen dan kan plaatsvinden indien
betrokkenen uit Somaliland of Puntland afkomstig zijn en daar clan- en/of
familiebanden hebben.
Ook moet naar de mening van de UNHCR de onvrijwillige terugkeer van
Somalische afgewezen asielzoekers die besmet zijn met het HIV-virus worden
vermeden, aangezien zijn in hun land gestigmatiseerd worden en worden verstoten
uit hun familie en de samenleving.
100
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
5 Samenvatting
De verdeeldheid en fragmentatie die Somalië sinds 1991 kenmerken, duurden in
de verslagperiode voort. Het politieke toneel in Somalië werd in hoge mate
beheerst door de ontwikkelingen bij het vredesproces in Mbagathi. Na wederom
veel vertraging, werd op basis van de nieuwe Somalische grondwet een
overgangsparlement aangesteld waarna de parlementsleden uit hun midden een
voorzitter kozen.
Somaliland bleef aan de weg timmeren om internationale erkenning te verkrijgen.
Het zichzelf uitgeroepen onafhankelijke land volhardde in een afzijdige houding
met betrekking tot het vredesproces in Mbagathi. In Puntland werd in afwachting
van het eindresultaat van het vredesproces het regeringsmandaat van president
Yusuf door het parlement, niet zonder protest, met zes maanden verlengd.
De VN, VS en EU bleven het vredesproces steunen, dat als laatste kans wordt
gezien om stabiliteit en ontwikkeling in Somalië tot stand te brengen.
De gewapende conflicten duurden in diverse delen van Zuid- en Centraal-Somalië
onverminderd voort. De conflicten waren deels van lokale aard, deels het gevolg
van verdeeldheid binnen clanfamilies, en deels van tegenstelling tussen pro- en
anti-TNG gezinde allianties. In Mogadishu vonden in de verslagperiode hevige
gevechten plaats tussen Hawiye/Abgal subclans. In Kismayo kwam het wederom
regelmatig tot een treffen tussen eenheden van de JVA en milities onder leiding
van Generaal Morgan. In de provincies Bay en Bakool werd Ibrahim Habsade de
leider van het RRA hetgeen tot gevechten leidde tussen zijn clan en die van zijn
tegenstrever Adan Madobe. Voorts vonden gewapende clanconflicten plaats in de
zuidelijke provincies Lower en Middle Juba, Gedo, Lower en Middle Shabelle en
in de centrale provincies Galgadud en Hiiran. Uit de berichtgeving kon geen
duidelijk verschil worden opgemaakt in de intensiteit en frequentie van de
conflicten die zich in Zuid- en Centraal-Somalië afspeelden. Om deze reden is er
in dit ambtsbericht voor gekozen al deze provincies te rekenen tot het `relatief
onveilige gebied'.
In het relatief veilige gebied kreeg Somaliland in deze verslagperiode opnieuw te
maken met een moordaanslag op buitenlandse hulpverleners. De daders, die
banden hadden met de islamitische beweging Al-Ittihad en afkomstig waren uit
Mogadishu, konden worden gearresteerd.
De overeenkomst van mei 2003 tussen president Yusuf en generaal Ade van de
PSC heeft een duurzame werking gehad op de stabiliteit van Puntland. De moord
op de burgemeester van Bosasso, als gevolg van interclan conflicten, en enkele
gewelddadige gebeurtenissen daarna zijn niet van ingrijpende invloed geweest op
de veiligheid in deze noordoostelijke regio.
101
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Het grote twistpunt tussen Somaliland en Puntland, te weten het gezag over de
provincies Sanaag en Sool, bleef bestaan. De spanning hierover tussen beide
opponenten heeft aan het einde van de verslagperiode geleid tot een confrontatie
tussen wederzijdse verkenningseenheden nabij Las Anod, de hoofdstad van de
provincie Sool.
Aan het eind van deze verslagperiode kunnen als relatief veilig gebied worden
beschouwd: Somaliland, Puntland, de provincie Mudug en de eilanden voor de
kust van Zuid-Somalië.
Clanbescherming is niet in alle gevallen noodzakelijk. Zeker in vergelijking tot
andere Afrikaanse landen (zoals Kenia) komt criminaliteit in de relatief veilige
gebieden weinig voor. In algemene zin kan gesteld worden dat achtergestelde
groepen zoals minderheden en ontheemden vaker dan gemiddeld slachtoffer van
criminaliteit worden, omdat het traditionele systeem van rechtshandhaving hen
minder bescherming geeft dan clanleden en wegens discriminatie bij de politie.
Bovendien krijgen zij aanmerkelijk minder vaak dan gemiddeld genoegdoening, in
de zin van schadeloosstelling en bestraffing van de dader.
Als gevolg van het wegvallen van de statelijke structuren in Somalië, zijn
transnationale criminaliteit en betrokkenheid bij terrorisme toegenomen.
De koopkracht van kwetsbare huishoudens zonder toegang tot buitenlandse valuta,
is de afgelopen jaren afgenomen. Het niveau van gezondheidszorg en onderwijs is
laag.
In het relatief veilige gebied en in Mogadishu bestaat een redelijke mate van
persvrijheid en vrijheid van meningsuiting. Echter, journalisten werden in
incidentele gevallen vastgehouden. In Puntland zijn politieke partijen nog altijd
niet toegestaan. Mensen die openlijk verklaren geen moslim te zijn, kunnen
worden lastig gevallen. Wat de bewegingsvrijheid betreft, geldt dat Somaliërs over
land Somalië ongehinderd in en uit kunnen reizen. Vanwege visabepalingen is het
reizen naar het buitenland aan beperking onderhevig. Binnen Somalië is de
bewegingsvrijheid niet ingeperkt door regelgeving, maar wel door de
veiligheidssituatie. De kwaliteit van de rechtsgang is in het beste geval
(Somaliland) zwak te noemen. Gevangenisomstandigheden zijn onveranderd
slecht. Mishandeling van gedetineerden komt voor, zowel op politiebureaus als in
gevangenissen. Er waren enkele politiek gemoveerde arrestaties. Ontvoering tegen
losgeld vond geregeld plaats in de relatief onveilige gebieden.
Mishandeling en verkrachting van vrouwen door militieleden in het zuiden van
Somalië komt regelmatig voor. In het relatief veilige gebied komt verkrachting
incidenteel voor. De positie van vrouwen en minderheden blijft een
ondergeschikte. In Somalië vindt, ondanks wettelijke verboden (ook in Somaliland
en Puntland) maar onder sterke invloed van de cultuur, op grote schaal
vrouwenbesnijdenis plaats. Van letterlijke dwang hierbij is geen sprake. Onder
102
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
invloed van voorlichtingscampagnes van diverse NGO's heeft de mildere vorm
van besnijdenis, de sunna, veld gewonnen. In de Somalische samenleving komt
kinderarbeid veel voor en wordt beschouwd als onderdeel van de opvoeding. In
Somalië is geen sprake van gedwongen recrutering van kindsoldaten bij de
verschillende clanmilities.
Vestiging in het relatief veilige deel van Somalië zonder dat men clanbanden heeft
met het desbetreffende gebied is mogelijk. Personen van een andere clan dan de in
dat gebied dominerende clan wordt doorgaans weinig in de weg gelegd. Dit is
echter niet het geval indien sprake is (geweest) van ernstige, gewapende conflicten
in het heden of recente verleden tussen de clan waartoe men behoort en de clan die
het beoogde vestigingsgebied domineert. De bevolking in dit gebied staat echter
niet open voor daadwerkelijke integratie van Somaliërs, die geen enkele band met
clans uit hun gemeenschap hebben. Duurzame integratie in het nieuwe
woongebied blijft daarom in belangrijke mate afhankelijk van clanbanden en het
daaruit voortkomende sociale vangnet. Somalische ontheemden die hier niet over
kunnen beschikken belanden vrijwel zeker in ontheemdenkampen. In de
Somalische samenleving is hun positie kwetsbaar, gemarginaliseerd en geïsoleerd.
Zij bevinden zich in een slechte sociaal-economische positie. Dit geldt ook ten
aanzien van leden van minderheden die zich in het veilige gebied hebben
gevestigd.
Somaliërs die terugkeren naar Somalië ondervinden geen problemen bij inreis van
de kant van de lokale autoriteiten. Als gevolg van het decreet van oktober 2003
kunnen Somaliërs die niet over banden met Somaliland beschikken, in principe
geen verblijfsrecht krijgen in Somaliland. In de rest van Somalië bestaan geen
formele beperkingen ten aanzien van vestiging, wel is de opnamecapaciteit van
terugkeerders gebrekkig.
UNHCR bevordert terugkeer van personen afkomstig uit de als veilig beschouwde
gebieden Somaliland en Puntland. Gedwongen terugkeer van afgewezen
Somalische asielzoekers naar Somaliland en Puntland kan naar de mening van
UNHCR alleen kleinschalig en op voorwaarde dat betrokkenen voor hun vertrek in
die gebieden hebben gewoond en aldaar sprake is van adequate opvang door clan
en/of familie.
103
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Bijlage I LANDKAART (ADMINISTRATIEF)
104
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Bijlage II LANDKAART (CLANS)
105
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Bijlage III LIJST VAN AFKORTINGEN
(met uitzondering van namen van facties, zie hiervoor Bijlage IV)
AI Amnesty International
AU Afrikaanse Unie
CIA Central Intelligence Agency
EIU Economic Intelligence Unit
EU Europese Unie
ICG International Crisis Group
ICRC International Committee of the Red Cross
IFLO Islamic Front for the Liberation of Oromia
IGAD Intergovernmental Authority on Development
ILO Immigration Liaison Office
IND Immigratie en Naturalisatiedienst
INDIAC IND Information and Analysis Centre
IOM Internationale Organisatie voor Migratie
MSF Médecins Sans Frontières (in Nederland AzG, Artsen zonder
Grenzen)
NGO Niet-gouvernementele organisatie
OLF Oromo Liberation Front
ONLF Ogaden National Liberation Front
SACB Somali Aid Coordination Body
UNCU United Nations Coordination Unit
UNDOS United Nations Development Office for Somalia
UNDP United Nations Development Programme
UNHCR United Nations High Commissioner for Refugees
UNICEF United Nations Children's Fund
UNIFEM United Nations Development Fund for Women
UNITAF Unified Task Force
UNOCHA United Nations Office for the Coordination of Humanitarian
Affairs
UNOSOM United Nations Operation in Somalia
UNPOS United Nations Political Office for Somalia
UNSC United Nations Security Council
USD United States Dollar
VAE Verenigde Arabische Emiraten
VN Verenigde Naties
VS Verenigde Staten (van Amerika)
WFP World Food Programme (VN voedselorganisatie)
WHO World Health Organization
106
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Bijlage IV LIJST VAN FACTIES
JVA Juba Valley Alliance
Coalitie tussen Habar Gedir/Ayr en
SNF/Marehan,
die een gedeelte van Lower Juba beheersen.
Gelieerd aan de TNG.
PSC Puntland Salvation Council
Beweging van tegenstanders van president
Yusuf, opgericht door Jama Ali Jama in
oktober 2001.
RRA Rahanweyn Resistance Army
Politiek-militaire groep gevormd door de
Rahanweyn in 1995.
Belangrijk deel van de SRRC.
SNA Somali National Alliance
Politieke factie van de Hawiye/Habar Gedir;
maakt deel uit van het USC; is verdeeld in een
factie onder leiding van Hussein Aidid en een
factie onder leiding van Osman "Ato". Maken
deel uit van SRRC.
SNC Somali National Council
groep van factieleiders die voorstander was
van een vredesconferentie in Somalië, o.l.v.
Mohamed Omar Habeb `Mohamed Dhere':
met o.a. Adan Madobe (RRA) en generaal
Mohamed Saeed `Morgan' (SRRC).
SNSC Somali National Salvation Council
Alliantie van krijgsheren o.l.v. Muse Sudi
Yalahow, ook wel `Balad Group' genoemd.
SNF Somali National Front
Factie van de Darod/Marehan in Gedo; wordt
geleid door generaal Omar Haji Masaleh.
Sinds april 1999 is een subfactie, bestaande uit
Marehan oorspronkelijk afkomstig uit.
107
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Galgadud, afgescheiden onder leiding van Ali
Nur (die werd gedood in april 1999) en
vervolgens door Ahmed Sheikh Burale.
SNM Somali National Movement
Beweging van de Issaq uit het noordwesten,
opgericht in 1980.
SPA Somali Peace Alliance
Politieke en militaire coalitie, gevormd op 16
augustus 1999 in Garowe, de hoofdstad van
Puntland; bestaande uit het RRA, het
SPM/Morgan, de SNF-subfactie van Ahmed
Sheikh Burale, de Somali Consultative
Conference van kolonel Omar Hashi Aden en
het leger van Puntland.
SPM Somali Patriotic Movement
Beweging die in 1989 werd opgericht door de
Darod/Ogadenclan en in 1990 tegen de troepen
van Barre (Darod/Marehan) vocht. In 1991
gesplitst in aantal facties waaronder een factie
onder leiding van de Darod/Majerteen generaal
Morgan (SPM/Morgan). Daar de andere
facties nauwelijks nog bestaan wordt met SPM
ook wel de factie Morgan aangeduid.
SRRC Somali Reconstructionand Recociliation
Council
Coalitie van tegenstanders van de TNG,
bestaande uit de RRA, SPM/Morgan, en
de Hawiye-krijgsheren Aidid, Ato en Musa
Sudi, opgericht in maart 2001.
BIREM Bimal Resistance Movement
Politieke beweging van de Bimal, onder
leiding van Abdullahi Sheikh Ismael. Maakt
deel uit van de SRRC.
TNA Transitional National Assembly.
Het tijdens de vredesconferentie van Arta
gekozen nationale parlement.
108
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
TNG Transitional National Government
De nationale overgangsregering die is
benoemd als uitvloeisel van de
vredesconferentie van Arta en de vorming van
de TNA (hierboven).
TFP Transitional Federal Parliament
275 zetels tellend overgangsparlement
Somalië, geinstalleerd tijdens het IGAD-
vredesproces op 22 augustus 2004 in
Mbagathi, Kenia.
USC United Somali Congress
Hawiye groep, gevormd in 1989, die in 1991
het bewind Barre in Mogadishu omverwierp.
Is sinds die tijd verdeeld geraakt in een aantal
subfacties, waaronder USC/SNA, USC/SSA en
USC/PM.
109
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Bijlage V LITERATUUR
Bij de totstandkoming van dit ambtsbericht is gebruik gemaakt van de volgende
openbare bronnen:
Administration of Somaliland with the support of UNDP and UNHCR, Plan of
Action for Repatriation, Rehabilitation and Reintegration, Hargeisa, juli 1999
Africa Watch, Somalia, government at war with its people, London, januari 1990
Ambroso, G. Somalis in the Horn of Africa (UNHCR, z.j.)
Amnesty International, afdeling Nederland, brief aan de minister voor
Vreemdelingenzaken en Integratie , 27 mei 2004
Amnesty International, Comments on the Action Plan for Somalia adopted by the
High Level Working Group on Asylum and Migration, Brussel, 1 december 1999
Artsen zonder Grenzen, brief aan de woordvoerders Asiel van de vaste
kamercommissie voor Justitie van de Tweede Kamer, 26 mei 2004
Bennett, Olivia, Jo Bexley en Kitty Warnock, Vrouwen in Oorlog, NOVIB, Den
Haag, 1995
British Home Office, Operational Guidance Note Somalia, version 6, mei 2004
Brons, Maria H., Somalia: from statelessness to statelessness?, Den Haag,
december 2000
Bryden, Matt: New Hope for Somalia? The Building Blocks Approach, maart
1999
Bryden, Matt: No quick fixes, coming to terms with terrorism, islam and
statelessness in Somalia, IGC juli 2003
Bryden, Matt: Reviving the Somali Peace Process: Perspectives and Prospects in
the Post-Arta Period (paper presented to the 8th congress of the Somali studies
international association, juli 2001
Cassanelli, L. Victims and Vulnerable Groups in Southern Somalia, Ottawa,
Canada, mei 1995
110
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
CIA, World Factbook, 2004
Danish Immigration Service/Swedish Immigration Board, Report on Nordic fact-
finding mission to Nairobi and the Middle Shabelle region of Somalia 21 February
- 6 March 1999, Copenhagen, 1999
Danish Immigration Service/Swedish Immigration Service, Report on the Nordic
fact-finding mission to the Gedo Region of Somalia, 15 to 30 October 1998,
Copenhagen, november, 1998
Diriye, Abdullahi Mohamed, Minorities of Somalia: Victims forgotten amid War
and Chaos, 1998, http://www.antro.uu.se/bh/nomadnet/diriye.html
Drysdale, John, Stoics without pillows: A way forward for the Somalilands
Gabiley, januari 2000
Economist Intelligence Unit, Country Report Somalia, maart 2003, december
2003, maart 2004
G-10, Status Report 2004
Gebreyesus, Emmanuel, Somalië in moeilijkheden, Utrecht, april 1993
Helander, B. The Somali Family, in: Conference Report I, Life and Peace
Institute, z.j., ca. 1993
Herbold Green, R. Khatt and the realities of Somalis: Historic, Social, Household,
Political & Economic, Review of African Political Economy No. 79:33-49, Jrg.
26, maart 1999
ICRC, Country Report Somalia, ICRC worldwide consultation on the rules of war,
Report by Greenberg Research, Inc., Geneva, oktober 1999
ICRC: the ICRC in Somalia, 5 maart 2002
Immigration and Nationality Directorate, UK Home Office: Country Assessment
Somalia, oktober 2000
IOM, Prepared return, Somalia needs assessment and opportunities, Den Haag,
maart 2003
Joint British and Danish fact-finding mission to Nairobi, Kenya and Baidoa and
Belet Weyne, Report on political, security and human rights developments in
111
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
southern and central Somalia, including South West State of Somalia and Puntland
State of Somalia, Copenhagen, juli 2002
Joint British, Danish and Dutch fact-finding mission, Report on minority groups in
Somalia, Copenhagen, december 2000
Joint Danish, Finnish, Norwegian and British fact-finding mission to Nairobi,
Kenya, Human rights and security in central and southern Somalia, Copenhagen,
maart 2004
Landmine Monitor, Report Somalia, 2003
Lewis, I.M. Peoples in the Horn of Africa, Londen, 1994
Lewis, I.M. Understanding Somalia, Londen, 1981, 1993
Lewis, I.M., Blood and Bone, the call of kinship in Somali Society, London, mei
1993
Luling, Virginia, Minority Groups in Traditional Somali Society, 1983
Medani, Khalid: Report on Internal Migration and Remittance Inflows in NW and
NE Somalia, Nairobi, 2000
Médecins Sans Frontières (MSF), The situation in Galkayo, mei 2004
Menkhaus, Kenneth, Somalia: a Situation Analysis and Trend Assessment,
augustus 2003
Menkhaus, Kenneth, Somalia: a Situation Analysis, november 2000
Menkhaus, Kenneth, State collapse and the threat of terrorism , Londen, maart
2004.
Menkhaus, Kennth, Warlords and Landlords, non-state actors and humanitarian
norms in Somalia, november 2001
Minority Rights Group International, Minority children of Somalia, in: War: The
Impact on Minority and Indigenous Children, 1997
Mohamoud, Abdullah A.,State collapse and post-conflict development in Africa,
the case of Somalia 1960-2001, Amsterdam 2002
112
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Perouse de Montclos, M.A.: Minorities and Discrimination, Exodus and
Reconstruction of Identities: the case of Somali refugees in Mombasa, 1997
Raad van de Europese Unie, Actieplan voor Somalië, Brussel, 1999
Samatar, Ahmed I., ed. The Somali Challenge, from catastrophe to renewal?,
London, 1994
Simons, Anna, Networks of dissolution, Somalia undone, Colorado, 1995
Somaliland Centre for Peace and Development/War-torn Societies Project (WSP),
DRAFT Rebuilding from the ruins: A Self-Portrait of Somaliland, Hargeisa,
oktober 1999
Tadesse, Medhane, Al-Ittihad, political islam and black economy in Somalia,
Addis Abeba, februari 2002
UN Interagency Returnee Settlement Area Assessment: Draft Informational
Report, Hargeisa, mei 2002
UN/ECOSOC, Situation of Human Rights in Somalia, Note by the Secretariat, 13
maart 2001
UN/ECOSOC, Situation of Human Rights in Somalia, Report of the Independent
Expert, Dr. Ghanim Alnajjar, 14 januari 2002, 13 december 2002 en 30 november
2003
UNCU, Discussion Paper: Talking Seriously about Somalia, 7 februari 2002
UNCU/UN-OCHA, A report on Internally displaced Persons in Somalia, 2002
UNCU/UN-OCHA, A Study on Minority Groups in Somalia, 2002
UNDOS, Assessment of the Judiciary System of Somaliland, Nairobi, november
1999
UNDOS, DRAFT for Review: The Puntland State of Somalia, Nairobi, juni 1999
UNDOS, Lower Shabelle Region, Study on Governance , Nairobi, november 1997
UNDOS, South Mudug and Galgadud, Draft Preliminary Assessment Report,
Nairobi, juli 1999
UNDOS, Studies on Governance: Awdal Region, Nairobi, december 1997
113
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
UNDP, Human Development Report Somalia 2001, Nairobi, 2001
UNDP, Rule of Law and Security Programme: Progress Report January , June
2003
UNDP/World Bank, Socio-Economic survey 2002, New York 2003
UNHCR, Global Report Somalia, 2000
UNHCR, Position on the return of rejected asylum-seekers to Somalia, Genève,
januari 2004
UNHCR, The impact of the current situation on repatriation to Somalia, Nairobi,
mei 2000
UNHCR Representation for Somalia, Somalia country of origin information in
reply to the query from lawyers with the Amsterdam Bar, augustus 2004
UNICEF Somalia, From perception to reality: a study on child protection in
Somalia, juli 2003
UNICEF, Childhood denied: Assessment of children in need of special protection
measures in Somalia, draft, januari 2000
UNICEF, Survey of Primary Schools in Somalia 2000/2001, vol. 1, september
2001
UNIFEM, Somalia between peace and war: Somali women on the eve of the 21st
century, Nairobi 1998
United Nations Security Council, Report of the monitoring group on violations of
the arms embargo against Somalia, 11 augustus 2004
United Nations Security Council, Report of the panel of experts on violations of
the arms embargo against Somalia, 4 november 2003
United Nations Security Council, Reports of the SG on the situation in Somalia,
10 juli 2003, 13 oktober 2003, 12 februari 2004, 9 juni 2004 en 8 okotber 2004
UN-OCHA, Affected populations in the Horn of the Africa Region, mei 2004
UN-OCHA, Consolidated Appeal 2002: Somalia, Nairobi, november 2001
114
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
UN-OCHA, Update affected populations in the Horn of Africa Region, september
2004
UNOHCHR, SCCP Rule of Law Component, UNDP Somalia Civil Protection
Programme, 2001
US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices for
2003, Washington, februari 2004
US Department of State, Somalia, International Religious Freedom Report 2004,
september 2004
Waal, A. de, Land tenure, the creation of famine and prospects for peace in
Somalia, paper presented at Uppsala forum, januari 1994
War Torn Societies Somali Programme, Rebuilding Somalia: issues and
possibilities for Puntland, Londen, 2001
War Torn Societies Somali Programme, Rebuilding Somalia: issues and
possibilities for Puntland, London, februari 2002
Warsame, Amina Mohamoud, Queens without crowns: Somaliland women's
changing roles and peace building, Uppsala, juni 2002
Wolfgang Heinrich, Building the peace, experiences of collaborative
peacebuilding in Somalia 1993-1996, Uppsala, november 1997
Persberichten afkomstig van :
AFP (Agence France de Presse)
AFROL (African News Agency)
ARADA (Algemeen Nederlands Presbureau, Reuters, Associated Press, Deutsche
Presse Agentur, Agence France de Presse)
BBC (British Broadcasting Corporation)
ECLO-Mog (dagelijkse samenvatting van Somalische kranten verzorgd door de
European Commission Liaison Office in Mogadishu)
IRIN (Integrated Regional Information Network)
Irish Times
Islam Online News Agencies
NRC Handelsblad
115
Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2004
Somaliland Times
Sub Sahara Information
The Observer
Time Europe
Volkskrant
116
---- --
Ministerie van Buitenlandse Zaken