over mogelijke steun van Turkse maatschappelijke organisaties aan
Tsjetsjeense rebellen
Beantwoording kamervragen over mogelijke steun van Turkse
maatschappelijke organisaties aan Tsjetsjeense rebellen
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie West- en Midden-Europa
Afdeling West-Europa
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
14 december 2004
Behandeld
Charlotte van Baak
Kenmerk
DWM/965/04
Telefoon
070-3486610
Blad
1/3
Fax
070-3486233
Bijlage(n)
1
charlotte-van.baak@minbuza.nl
Betreft
Beantwoording vragen van het lidVan Dijk (CDA) over mogelijke steun
van Turkse maatschappelijke organisaties aan Tsjetsjeense rebellen
Graag bied ik u hierbij, mede namens de Staatssecretaris voor Europese
Zaken, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het
lid Van Dijk (CDA) over mogelijke steun van Turkse maatschappelijke
organisaties aan Tsjetsjeense rebellen. Deze vragen werden ingezonden
op 22 november 2004 met kenmerk 2040503620.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. B.R. Bot
Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen
van het lid Van Dijk (CDA) over mogelijke steun van Turkse
maatschappelijke organisaties aan Tsjetsjeense rebellen.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht in het Nederlands Dagblad 1) dat
volgens de woordvoerder van de Russische antiterreureenheid in
Tsjetsjeniƫ Turkse maatschappelijke organisaties steun geven aan
Tsjetsjeense rebellen?
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Wat is uw oordeel indien de feiten, zoals verwoord door deze
woordvoerder, kloppen?
Vraag 3
Indien de feiten, zoals verwoord door deze woordvoerder kloppen, in
hoeverre verhoudt dit zich met de politieke criteria van Kopenhagen?
Vraag 4
Indien de feiten, zoals verwoord door deze woordvoerder kloppen, welke
consequenties heeft dat voor de beslissing over de start van de
toetredingsonderhandelingen in december 2004?
Antwoord
Het krantenartikel waar u naar verwijst geeft slechts zeer beperkte
informatie waarvan de onderbouwing niet achterhaald kan worden. Naast
de aantijgingen in deze brief zijn mij op dit moment geen bewijzen
bekend van steun van Turkse maatschappelijke organisaties aan
Tsjetsjeense rebellen. Een mening geven op basis van informatie over
wier waarheid ik slechts kan speculeren acht ik niet constructief en
zelfs schadelijk.
Vraag 5
Deelt u de mening dat de Turkse regering moet voorkomen dat Turkse
maatschappelijke organisaties steun verlenen aan terroristische
organisaties?
Antwoord
Ja.
Ministerie van Buitenlandse Zaken