55. Schriftelijke vragen van de raadsleden W. BLEIJIE en L. LIEVERSE (CDA) inzake aankoop pand Rooseveltstraat 4b (ingekomen 30 november 2004).
Op grond van artikel 43 van het Reglement van Orde van de gemeente Leiden wil de CDA-fractie u de volgende de vragen stellen in uw hoedanigheid van vertegenwoordiger van de gemeente Leiden in het bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Brandweer Hollands-Midden.
Op grond van artikel 5.5. van de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Brandweer Hollands-Midden worden de vragen van de CDA-fractie door de Burgemeester beantwoord, in zijn hoedanigheid als het door de gemeenteraad van Leiden aangewezen lid van het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Brandweer Hollands-Midden (ingezonden 13 december 2004).
1a. Onder wiens verantwoordelijkheid zijn de gesprekken gevoerd over de aankoop van het bovengenoemde pand in het voorjaar en in het najaar van 2004?
De eerste gesprekken over de aankoop zijn gevoerd door de afdeling Grondzaken van de gemeente Leiden, op verzoek van de Regionale Brandweer. De gesprekken die geleid hebben tot de definitieve aankoop zijn gevoerd door en onder verantwoordelijkheid van de Regionale Brandweer zelf.
1b. Wie hebben de onderhandelingen daadwerkelijk gevoerd?
Zie antwoord vraag 1a.
2. Waarom verleende de afdeling Grondzaken van de Gemeente Leiden in het voorjaar wel en in het najaar geen ondersteuning bij de aankoop van genoemd pand?
Ten tijde van de eerste gesprekken over de aankoop door de afdeling Grondzaken van de gemeente Leiden, op verzoek van de Regionale Brandweer, was het gehele complex nog eigendom van de gemeente Leiden. Ook bij de Gemeenschappelijke Meldkamer (GMK) zou het gebouw eigendom worden van de gemeente Leiden, die het vervolgens zou doorverhuren aan de Regionale Brandweer. Omdat een substantieel BTW-voordeel kon worden bereikt, is die situatie medio 2004 gewijzigd en is het GMK-pand verkocht aan de Regionale Brandweer. Nadien lag het ook meer voor de hand dat de Regionale Brandweer eigenaar zou worden van het aan te kopen aanpalend perceel Rooseveltstraat 4b. Overigens was het, gezien de voorgeschiedenis, ook minder logisch dat de afdeling Grondzaken van de gemeente Leiden andermaal zou optreden als verwerver.
3. In uw brief aan het Algemeen Bestuur van de Regionale Brandweer meldt u dat op 16 september respectievelijk 14 oktober j.l. is besloten tot de aankoop van genoemd pand. Waarom tekent dan de commandant de koopakte en niet het Dagelijks Bestuur? Is dit volgens bepaalde richtlijnen of was er sprake van machtiging?
In enkele vragen gebruikt u de "u-vorm". Ik ga ervan uit dat u hier bedoelt het Algemeen Bestuur en/of het Dagelijks Bestuur van de Regionale Brandweer.
Het Algemeen Bestuur heeft in zijn besluit van 14 oktober jl. (bepaald na schriftelijke stemming) ingestemd met de aanschaf van het pand aan de Rooseveltstraat en de directie van de Regionale Brandweer opdracht gegeven tot het starten van het koopproces. Op basis hiervan en het geldende mandatenschema heeft de Regionaal Commandant de koopakte ondertekend. De ondertekening van de transportakte, de definitieve aankoop, heeft de Regionaal Commandant gedaan op basis van een machtiging, afgegeven door de voorzitter.
4. Waarom werd besloten tot een "adempauze" op 11 november jl. voor het doen van onder andere feitenonderzoek? De feiten waren u toch bekend: vraagprijs E 600.000, bod E 400.000 en een derde partij E 590.000. De laatste verwerft het genoemde pand en biedt het vervolgens te koop aan aan de Brandweer voor E 750.000. Op welke andere feiten wordt dan gedoeld dan wel wordt naar gezocht?
De door u genoemde feiten waren juist niet bekend bij het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur. Het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur waren niet op de hoogte van deze voorgeschiedenis. Toen het Dagelijks Bestuur via mij op de hoogte is gesteld van de signalen die het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leiden hierover ontving, is meteen besloten tot een nader onderzoek en is de definitieve aankoop opgeschort.
5. Wat is de betekenis van de waardeverklaring van de makelaar op 20 oktober jl.? Heeft een dergelijk taxatierapport ook ten grondslag gelegen aan uw bod van E 400.000? En wat was de hoogte van deze taxatiewaarde?
De waardeverklaring van de taxateur op 20 oktober jl., in opdracht van de Regionale Brandweer, had tot doel de uiteindelijke aankoopprijs te onderbouwen. Hierbij is de waarde in het economisch verkeer getaxeerd op E 640.000,--. Omdat verwerving van het naastgelegen perceel, mede vanwege de extra parkeerplaatsen, leidt tot een waardevermeerdering van het pand van de Regionale Brandweer, wordt een koopprijs van E 736.000,-- acceptabel geacht.
Op basis van een taxatierapport heeft de afdeling Grondzaken van de gemeente Leiden aangegeven dat een bod van E 400.000,-- realistisch is. Deze taxatie, uitgevoerd door Basis Bedrijfshuisvesting op 1 februari 2002, bepaalde de waarde in het economisch verkeer op E 385.000,--. Beide taxatierapporten gaan uit van verschillende uitgangspunten. Het oudste taxatierapport houdt geen rekening met de waarde van het voorterrein (250 m2), gaat uit van een lagere m2-prijs en hanteert een lagere kapitalisatiefactor.
6. Wat was uiteindelijk in het voorjaar het verschil tussen uw bod en de uitonderhandelde vraagprijs op basis waarvan u hebt besloten niet tot koop over te gaan?
Zoals u reeds heeft kunnen opmaken uit de beantwoording van vraag 4, was het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur niet op de hoogte van deze voorgeschiedenis. Er is dan ook, anders dan u suggereert in uw vraag, geen sprake van een besluit van het Dagelijks Bestuur of het Algemeen Bestuur om niet tot koop over te gaan.
Tijdens de gesprekken in het voorjaar is door de afdeling Grondzaken van de gemeente Leiden, die deze gesprekken voerde op verzoek van de Regionale Brandweer, een laatste bod uitgebracht van E 400.000,--. De vraagprijs van de toenmalige eigenaar was E 600.000,--. Op basis hiervan zijn de onderhandelingen afgebroken door de toenmalige eigenaar.
Toen bekend werd dat er sprake zou zijn van een verkoop aan een andere partij, is alsnog een bod uitgebracht van E 500.000,--. Echter, toen had inmiddels al verkoop aan een derde plaatsgevonden.
7. U maakt melding in uw brief aan DB / AB dat het hier een aankoop van strategisch belang geldt. Waarom is dat destijds, in het voorjaar, niet verdisconteerd in het bod? De ruimte tussen vraagprijs en bod was bijzonder groot. Te meer daar ook de waarde in het economisch verkeer in het najaar aanzienlijk hoger wordt geschat dan uw bod en zelfs de vraagprijs van het voorjaar.
In de brief van het Dagelijks Bestuur aan het Algemeen Bestuur van de Regionale Brandweer d.d. 26 november jl., alsmede bij de beantwoording van vraag 5, is reeds ingegaan op de verschillende berekeningswijze van de taxaties. De waarde in het economisch verkeer wordt bij de waardebepaling van De Leeuw wel iets, maar niet veel hoger geschat dan de vraagprijs in het voorjaar.
Natuurlijk was er ook in het voorjaar sprake van een strategisch belang, door gebrekkige aansturing van het totale aankoopproces is dat echter onvoldoende meegenomen in de onderhandelingsstrategie. Maar er moet wel bedacht worden dat de urgentie om tot aankoop over te gaan met het verstrijken van de tijd steeds groter werd. Sinds het opstellen van de eerste taxatie in februari 2002 en de onderhandelingen in het afgelopen voorjaar, heeft de komst van de GMK en de Veiligheidsregio een eigen, positieve, dynamiek teweeggebracht in de samenwerking tussen de verschillende veiligheidspartners (Politie, Regionale Brandweer, GHOR en CPA). Dit heeft er onder andere toe geleid dat er meer mensen werkzaam zullen zijn in de GMK dan oorspronkelijk voorzien (200 in plaats van 150), hetgeen overigens een positief financieel effect heeft. Het is niet ondenkbaar dat op de locatie Rooseveltstraat in de toekomst nog meer functies worden geconcentreerd.
8. De fractie heeft nog een praktische vraag ter beperking van de kosten. Kunnen de parkeerplaatsen niet in het gebouw gerealiseerd worden in plaats van het gebouw te amoveren en dan op het vrijgekomen gedeelte parkeerplaatsen te realiseren (ons inziens een besparing van E 200.000).
Voor de korte termijn zou dit inderdaad mogelijk kunnen zijn. Bij eventuele verdere nieuwbouw zal sloop echter toch onvermijdbaar zijn. De sloop is mede hierdoor niet op zeer korte termijn voorzien.
9. In de brief aan de gemeenteraad, d.d. 26 november 2004, maakt u in de slotalinea melding van het feit, dat de Regionale Brandweer zowel ambtelijk als bestuurlijk is geadviseerd de koop niet door te laten gaan. Waarom is door het DB / AB van de Regionale Brandweer hieraan geen gevolg gegeven?
Het Dagelijks Bestuur van de Regionale Brandweer heeft pas nadat de voorlopige koopovereenkomst was getekend kennis genomen van het genoemde ambtelijke signaal. Dit ambtelijk signaal was wel reeds eerder bekend bij de Regionaal Commandant, maar hij heeft toen de afweging gemaakt, gezien het strategisch belang van de aankoop en het feit dat de besluitvorming hierover in het Dagelijks Bestuur al had plaatsgevonden, het reeds opgestarte aankoopproces voort te zetten. Ten aanzien van de vraag wat op basis van het zelf uitgevoerde onderzoek de beste route was, is het Dagelijks Bestuur tot een ander oordeel gekomen dan het College van Burgemeester en Wethouders van Leiden. Het Dagelijks Bestuur heeft uiteindelijk de omstandigheid dat bij het niet-door laten gaan van het transport tenminste E 74.000 zou moeten worden betaald, zonder dat het vraagstuk waarvoor de aankoop een oplossing moest bieden zou zijn opgelost en mede gezien de strategische betekenis, uiteindelijk besloten de koopdoor te zetten (zie ook de brief van het Dagelijks Bestuur aan het Algemeen Bestuur van de Regionale Brandweer d.d. 26 november jl.). Hoewel het punt niet expliciet in de overweging is betrokken moet ook nog worden bedacht dat een enkelvoudige keuze voor de boete ook niet zonder meer mogelijk was: de verkopende partij had ook nakoming kunnen vorderen.
10. Welke gevolgen heeft deze dure aankoop voor de tarievenstructuur van de Regionale Brandweer?
De kosten van de aankoop van het pand, de sloop en de terreinvoorzieningen worden gedeeld door de gebruikers van de GMK (Politie, Regionale Brandweer, GHOR en CPA.). Deze kosten kunnen worden opgevangen binnen de huidige GMK-exploitatie en leiden dus niet tot een verhoging van de eerder geraamde inwonerbijdrage.
Tot slot zouden wij het op prijs stellen om de notulen van de vergaderingen van 16 september, 14 oktober en 11 november te mogen inzien alsmede de notulen van de vergadering in het voorjaar waarin besloten is niet op de vraagprijs van E 600.000, dan wel de uitonderhandelde vraagprijs, in te gaan.
De notulen van de vergadering, betreffende het agendapunt 6. Aankoop loods Rooseveltstraat, van het Dagelijks Bestuur van 16 september jl. worden u gelijktijdig met deze beantwoording toegestuurd (bijlage 1). Aangezien het Algemeen Bestuur via een schriftelijke instemmingsronde (voor 14 oktober jl.) heeft ingestemd met de aankoop, bestaan hiervan geen notulen. Wel is er een overzicht van de stemmingen. Ook dit overzicht wordt u gelijktijdig met deze beantwoording toegestuurd (bijlage 2). De notulen van de vergadering van het Dagelijks Bestuur van 11 november jl. zijn vertrouwelijk en kunnen derhalve niet worden verstrekt.
---- --
Gemeente Leiden